DUITS - Lees-, luister-, kijkluister

advertisement
Duits
WORD
DUITS - Lees-, luister-, kijkluister- en decoderingsstrategieën
Dit artikel sluit direct aan bij de tekst Aandacht voor strategieën in het
vreemdetalenonderwijs dat in deze Didactische en Pedagogische Berichten
opgenomen werd onder de rubriek Moderne talen en dat het kader schetst
waartegenover je dit artikel moet plaatsen. We raden dan ook sterk aan eerst die
inleidende tekst te lezen.
Bij de rubrieken Frans en Engels vind je dan gelijkaardige artikels,
respectievelijk toegespitst op spreek-/gespeksvaardigheid en schrijfvaardigheid.
In dit artikel vertrekken we vanuit de OVUR-strategie: oriënteren, voorbereiden,
uitvoeren en reflecteren. We schrijven de tekst vanuit het perspectief van de
leerling. Het is immers de bedoeling hem te helpen bij het reflecteren over zijn
leerproces. De hier opgesomde vragen kan de leraar dan ook direct of indirect in
de opdrachten integreren. De gecursiveerde tekst is direct tot de leraar gericht.
1 Oriënteren
-
Wie is de spreker, schrijver?
Wie is zijn doelpubliek?
Wat is het doel van de lees- , luister en/of kijkluistertekst?
o Overtuigen? Dan zal je argumenten horen.
o Informeren? Dan zal je feiten en gegevens horen.
o Inlichtingen inwinnen? Dan zal je vooral vragen horen.
o …
Laat leerlingen ontdekken op welke taalkundige aspecten ze in die
gevallen moeten letten: vraagwoorden, tijdsaanduidingen, voegwoorden
... of andere signaalwoorden.
-
Wat is de bron? Wat mag je vanuit deze bron verwachten?
o Een tekst uit de Bildzeitung - Voilà – The Sun schept andere
verwachtingen dan een tekst uit de Frankfurter Allgemeine Zeitung Le Monde – The Guardian.
o Een nieuwsbericht beluister je anders dan een spelprogramma.
Situeer als leraar daarom altijd de tekst. Geef zeker de bron aan. Bewaar
ook zoveel mogelijk de authentieke lay-out. Geef in de mate van het
mogelijke ook het tijdstip van publicatie aan.
o Een tekst van voor de val van de Muur zul je allicht anders moeten
lezen dan een tekst van na de val van de Muur.
-
Welke illustraties ondersteunen de tekst? Wat mag je van daaruit
verwachten?
o Een grafiek of een diagram wijst erop dat gegevens een belangrijke
rol zullen spelen. Afhankelijk van het soort grafiek of diagram zal
het ook duidelijk zijn of gegevens met elkaar vergeleken zullen
worden, of er een evolutie uit afgeleid zal worden …
Hier passen vragen als:
Welche Informationen erwarten Sie von einem Text mit folgender
Abbildung? (Hier presenteer je een diagram of grafiek …) Machen Sie sich
zusammen mit Ihrem Nachbarn Notizen.
2 Voorbereiden
2.1 Voorkennis activeren
-
Wat weet je over het onderwerp?
o Hoe groter je kennis van land en volk en van de actualiteit, hoe
gemakkelijker een tekst toegankelijk wordt.
o Heb je de affiche, de uitnodiging waarin het onderwerp gesitueerd
wordt, goed gelezen?
-
Welke vragen mag je op basis van het doel verwachten?
o Wie belt om een tafel in een restaurant te reserveren mag o.a.
volgende vragen verwachten: Wanneer? Met hoeveel personen?
Menu of à la carte?
Laat leerlingen in Partnerarbeit of in een onderwijsleergesprek een
mindmap of een Assoziogramm ontwikkelen om die invalshoeken vast te
zetten. Op die manier kunnen zij gerichter luisteren en hypotheses
opstellen en toetsen.
-
Welke taalkundige bagage zal je hier dus moeten activeren?
Laat leerlingen apart of in Partnerarbeit noteren welke Redemittel ze
mogen verwachten eigen aan het onderwerp.
o
Er zijn typische Redemittel
 voor een telefoongesprek, voor een koopgesprek, voor
een vraag om inlichtingen …
 voor het bespreken van een grafiek, een diagram, een
vergelijking …
Bekijk in een onderwijsleergesprek samen met de leerling eens welke
grammaticale vormen of aspecten typisch zullen zijn voor de betreffende
lees- of luistertekst.
o Bij de voorstelling van een recept kunnen imperatiefvormen de
structuur van de tekst misschien duidelijk maken.
o Bij een vergelijking zal je oog moeten hebben voor comparatieven
en superlatieven.
2.2 Bouw leeshypoteses op
Wat zegt de titel?
Wat zeggen de tussentitels?
Wat zeggen de afbeeldingen?
Lees de inhoudstafel.
Lees inleiding en slot van de
tekst.
Bekijk de structuur van de tekst
- Sommige teksten hebben
vaste structuren: bv.
advertenties, recepten
Zijn er begeleidende vragen,
neem ze dan eerst door.
Bouw luister/kijkluisterhypotheses op
Wat zegt de titel?
Wat zegt het ondersteunend
beeldmateriaal?
foto’s, videobeelden, ppt –dia’s
Beluister de eventuele structuur.
Beluister goed het introductiegedeelte.
Heb oog voor de structuur van de
tekst
Sommige situaties hebben
(semi)vaste structuren :
telefoongesprek, reservatie …
Zijn er begeleidende vragen, neem ze
dan eerst door.
Is er een begeleidende hand-out,
blader die dan even door.
Welche Struktur erwarten Sie z.B. bei der Vorstellung eines Produktes,
welche Fragen bei der Buchung eines Hotelzimmers, welche Themenbereiche
bei einer Betriebspräsentation …?
En dan kan je een mindmap presenteren die de leerling moet aanvullen:
Name, Firmensitz, Standorte, Gründung, Produkte, Umsatz, Beschäftigte …
Name
Absatzmärkte
Rechtsform
Umsatz
Betriebspräsentation
Zahl der Mitarbeiter
Firmensitz
5/07/2009 - v1
Standort
Niederlassungen
Tochterunternehmen
Produkte oder Dienstleistungen
Gründung
Stellenangebote, Todesanzeigen, Anfragen, Angebote … haben einen deutlich
wiedererkennbaren Aufbau. Stellen Sie die Struktur zuerst mal schematisch
dar. Lesen/Hören Sie dann den Text und schreiben Sie die Informationen in
die Struktur.
2.3 Neem de juiste lees- en of luisterhouding aan
-
Wees geconcentreerd.
Panikeer niet als je iets niet of niet alles begrijpt.
o Je hoeft ook niet altijd alles te begrijpen om een betoog te kunnen
volgen. Misschien is de informatie die je miste helemaal geen
belemmering om de rest te volgen.
o Typisch voor gesproken tekst is dat de spreker zichzelf af en toe
herhaalt, in dezelfde of in andere bewoordingen. Misschien komt
dezelfde informatie in een andere vorm nog terug.
Leer leerlingen oog te hebben voor wat wij in vakliteratuur redundantie
noemen. Laat hen bijvoorbeeld in een tekst markeren welke woorden als
een echo in de tekst terugkeren. Dergelijke oefeningen maken deel uit van
het leerproces.
-
Luister naar zinnen/alinea’s in plaats van vast te hangen aan woorden. Je
moet niet elk woord kennen om een zin of een alinea te begrijpen
o Lees /beluister elke zin tot op het einde. Denk in het Duits o.a. aan
de Satzklammer. Soms moet je woorden uit het begin van de zin
combineren met het laatste woord in de zin.
o Soms volstaat het als je weet of een woord een positieve of een
negatieve connotatie heeft, tot welk thematisch veld of Oberbegriff
het behoort (bv. groente, fruit, drank …).
Durf als leraar ook specifiek naar dit soort antwoorden te vragen. Daarmee
focus je op het proces. Hier past een opdracht als:
o Ich hatte mein Versprechen zum zweiten Mal nicht eingehalten. Sie
fühlte sich im Stich gelassen und war ganz sauer auf mich.
Het woord ‘sauer’ heeft in deze context een positieve – negatieve –
neutrale betekenis.
2.5 Kies de juiste lees- of luisterstrategie
-
Vraagt de tekst een globaal (oriënterend),
(gedetailleerd) of kritisch lezen en luisteren?
selectief,
intensief
o Oriënterend en of globaal: snel en selectief beluisteren met de
bedoeling een eerste indruk te hebben en de hoofdzaken uit de
tekst te halen
Hier passen vragen als:
Worum geht es im Text?
Welche Zusammenfassungen gehören zum Text?
Welche Überschrift passt zum Hörtext?
Maar ook:
Uit een rij gesprekken gewoon horen of iemand voor of tegen een
bepaalde mening is, zonder juist te weten waarom. Sie hören 5
Menschen zum Thema Umweltschutz. Wer ist für, wer ist dagegen?
o Selectief: gericht welbepaalde informatie uit een tekst halen, bv. bij
weerbericht, bij verkeersberichten.
Hier passen opdrachten als:
De leerlingen krijgen de profielbeschrijving van een reiziger. Zij
horen x-aantal Durchsagen. Zij moeten enkel die info verzamelen
die op hun profiel van toepassing is.
o Intensief: bv. bij recepten.
o Kritisch: bedoeling is een eigen oordeel te vormen in dialoog met
de tekst, bv. bij mening.
3 Uitvoeren. Afhankelijk van het soort lezen en/of luisteren:
3.1 Vorm je een globaal beeld van de tekst
-
Lees de eventuele internationalismen en transparante woorden samen.
Focus op de zelfstandige naamwoorden (woorden met een hoofdletter).
Gibt es Internationalismen? Gibt es Wörter die Ähnlichkeiten mit Wörtern aus
dem Englischen, Französischen, Niederländischen aufweisen? Markiere die
Wörter im Text. Wenn Sie diese Wörter nun miteinander kombinieren, können
Sie vielleicht leichter das Thema dieses Textes entdecken. Worum könnte es
sich handeln?
Niemand die er nog aan twijfelt dat een tekst met Klassik – Rock – Sänger –
Lied over muziek zal gaan.
3.2 Ontsluit de tekst met vraagwoorden
-
Wer? was? wo? wie? wann? warum? woher? wohin?
3.3 Scan de tekst
-
Op namen (van personen, plaatsen …)
Op getallen, data, tijdstippen …
3.4 Heb aandacht voor signaal- en structuurwoorden
-
Welke woorden roepen automatisch andere op? Zuerst … dann / einerseits
… andererseits …
Welke woorden wijzen erop dat er bijkomende informatie komt:
o weil, denn, da : geven een verklaring, een reden, een oorzaak
o damit: geeft een doel aan
o wenn: duidt op een voorwaarde
o außerdem: geeft een aanvulling
Belangrijk is dat je als leraar die zaken ook eens expliciteert en ze visueel
duidelijk maakt.
Oefeningen waarbij leerlingen gericht zinnen moeten vervolledigen kunnen
een zinvolle stap zijn in het leerproces, zowel voor de lees- als de
luistervaardigheid. Hier oefenen ze het voorspellend lezen en luisteren. De
waarde van dergelijke oefeningen is sterk afhankelijk van de graad van
voorspellend karakter van bepaalde woorden.
3.5 Heb aandacht voor collocaties
Wie regelmatig zijn woorden in woordvelden leert of extra aandacht heeft
voor Kollokationen is vaardiger in het voorspellend lezen/luisteren. De
woorden roepen immers elkaar op.
o Een woord als überweisen roept woorden als Geld, Betrag … op.
o Unterschreiben combineer je meestal met Brief, Formular, Vertrag …
o reden krijgt vaak een aanvulling met von + D
Ook gerichte oefeningen op collocaties binnen een thematisch veld hebben
hun plaats binnen het leerproces van de receptieve vaardigheden.
3.6 Heb aandacht voor signaaltekens
Bij een leestekst:
- nummering;
- cursivering;
- onderstreping;
- vetgedrukt …
Bij een luister- /kijkluister-tekst:
- nummering;
- intonatie;
- gebarentaal …
3.7 Heb aandacht voor leestekens en/of intonatie
Heb bij het lezen aandacht voor
leestekens.
Een dubbele punt wijst erop dat er
nadere uitleg volgt.
Heb bij het luisteren aandacht voor
intonatie en voor lichaamstaal.
3.8 Koppel de tekst aan mogelijke afbeeldingen
Een handleiding begrijp je beter met het apparaat of een tekening/foto van
het apparaat bij de hand.
Zeker in technische richtingen kan het interessant zijn om vakteksten aan te
reiken. In dat geval voeg je er ten minste de bijhorende afbeeldingen aan toe.
In het ideale geval laat je hen met het apparaat bij de hand de tekst lezen of
bijvoorbeeld een ‘Audio- of Videoanleitung’ beluisteren of bekijken.
3.9 Probeer woorden die echt betekenisdragend zijn, te decoderen
Ga eerst na of je het woord wel nodig hebt om de zin, de alinea te begrijpen.
Soms moet je het woord helemaal niet kennen, soms volstaat het als je weet
of het woord een positieve of een negatieve connotatie heeft, of bij welk
hoofdbegrip het hoort.
-
Heb aandacht voor internationalismen en transparantie. Vergelijk met
gekende talen.
o der Garten – Garden .
-
-
Samengestelde woorden lees je van rechts naar links:
o een Tischtennisspieler is in de eerste plaats een speler.
Deel niet gekende woorden op in herkenbare delen:
o fehler-los
un-freund-lich
Lees het woord hardop. Hou rekening met de uitspraakregels van het
Duits.
o Rotwein wordt dan rode wijn in plaats van rot wijn.
Medeklinkers zijn de meest betekenisdragende elementen van een woord.
Klinkers kunnen vaak gemakkelijk uitgewisseld worden. Probeer even de
klinkers door andere te vervangen.
o Hilfe  hulp
gewünscht  gewenst
werden  worden
Daag als leraar de leerlingen uit probleemoplossend te denken in plaats van
zelf direct de betekenis van woorden aan te reiken. Wees ook heel kritisch in
het
aangeven
van
Verstehenshilfen.
Enkel
wat
niet
via
een
decoderingsstrategie of op basis van de context achterhaald kan worden,
mag worden geduid.
3.10 Maak gebruik van de historische klankverschuivingen
-
Zet de stappen van de Germaanse klankverschuiving in de omgekeerde
volgorde terug

f (pf) – s(z) – ch
p – t
– k
Dorf  dorp
Zeichen teken
Pfeffer  peper
-
Heb aandacht voor gelijkaardige verschuivingen
b  v/f
leben  leven
sieben  zeven
Rabe  raaf
beben  beven
td
Tag  dag
Vater  Vader
al ou
alt oud
kalt koud
Wald woud
Salz zout
3.11 Gericht lezen en/of luisteren op basis van gerichte vragen
Vragen in het Duits:
-
Markeer eerst de kernwoorden in de vragen;
Probeer je waar mogelijk de
situatie voor te stellen;
Activeer
je
kennis/vorm
hypotheses;
Gebruik de strategie van het
selectief lezen/luisteren.
Vragen in het Nederlands:
-
Markeer eerst de kernwoorden
in de vragen;
Activeer de bijhorende Duitse
woordvelden;
Activeer
je
kennis/
vorm
hypotheses;
Gebruik de strategie van het
selectief lezen en luisteren.
Beam of projecteer eens een tekst waarin de signaal- en structuurwoorden in
kleur zijn gezet, zodat de leerling kan zien hoe bepaalde woorden als een echo
doorheen de tekst terugkeren.
4 Reflectie
Naast het leren toepassen van de eerder vermelde strategische vaardigheden als
het luisterdoel enz. bepalen, is het reflecteren op het gebruik van de eigen kijken luisterstrategieën en op de resultaten even belangrijk.
Dat reflecteren kan door de leerlingen door middel van gerichte opdrachten te
doen nadenken over het eindresultaat, de aanpak, de gevolgde strategieën.
Dat kan ook door oplossingsmodellen aan te reiken waarin de strategieën visueel
worden weergegeven.
1
1
Afbeelding ontleend aan: TestDaF-Training
5 Bibliografie
BUHLMANN, R. en FEARNS, A., Handbuch des Fachsprachenunterrichts, Narr Dr.
Gunther Verlag, 2000.
DAHLHAUS, B., Fertigkeit Hören. Fernstudieneinheit 5, Langenscheidt,
Berlin/München.
Eurolingua Deutsch. Lernerhandbuch, Cornelsen Verlag, Berlin, 1998.
Kommunikation
in
der
Wirtschaft,
Goethe-Institut/Cornelsen
Verlag,
München/Berlin 2009.
LODEWICK, K., TestDaF-Training. Folien, Fabouda-Verlag.
MATTES, W., Methoden für den Unterricht, Schöningh Verlag, Paderborn, 2007.
Müller, M. e.a, Profile Deutsch, Langenscheidt, Berlin/München, 2005.
WESTHOFF, G., Fertigkeit Lesen. Fernstudieneinheit 17, Langenscheidt,
Berlin/München.
SCHUH-FRIKE, U. E.A, Materialien für kompetenzorientierten Unterricht im
Sekundarbereich I, Niedersächsisches Kultusministerium, Hannover, 2008.
(http://www.nibis.de/nli1/gohrgs/materialien/englisch_sekI/kompetenzorientierter-eu.pdf)
WIND, S., Leseverstehen im Französischunterricht, Seminararbeit LudwigMaximilians-Universität, München, 2008
Chris
Decock
Een generisch model
Bijlage
Dit model kunnen leerlingen zelfstandig inzetten bij om het even welke lees- of
luisteropdracht. Dit kan hen helpen bij het uitbouwen van een portfolio.
Bevor Sie die Tonaufnahme hören/ den Text lesen, überlegen Sie:

Was wissen Sie über die Situation?

Warum hören Sie sich diese Aufnahme an? Warum lesen Sie diesen Text?
 Wollen Sie eine bestimmte Information haben? (z.B. das Wetter ...)
 Möchten Sie einen Überblick gewinnen? (z.B. Nachrichten anhören …)
 Möchten Sie genaue Notizen machen? (z.B. eine Nachricht weitergeben …)
 Welcher Hör-/Lesestil passt hier dann am besten?
 Das globale oder orientierende Hören/Lesen bildet den ersten Kontakt
mit dem Text. Der Leser kann sich hier einen Überblick über den
Textinhalt verschaffen, um festzustellen, ob der Text für ihn wichtige oder
interessante Informationen enthält. Es erlaubt, die Hauptaussage des
Textes zu verstehen.
 Das kursorische Hören/Lesen ist das überfliegende Hören/Lesen von
einzelnen Abschnitten des Textes um inhaltlich Wichtiges zu erfassen unter
Nichtbeachtung von Einzelheiten.
 Das selektive (selegierendes/ suchendes) Hören/Lesen dient dem Suchen
nach Einzelinformationen im Text, zum Beispiel anhand von W-Fragen.
 Das totale (detailliertes) Hören/Lesen dient dazu den Inhalt vollständig
(alle Informationen und Details im Text) aufzunehmen.


Was werden Sie hören/lesen?
 Wer spricht/schreibt?
 Wie viele Personen sprechen/schreiben?
 Worüber wird gesprochen/geschrieben?
 Welche Vermutungen können Sie anstellen?
Ein Beispiel: einen Tisch im Restaurant reservieren. Noch bevor Sie zum
Telefon greifen, können Sie voraussagen wonach gefragt werden soll:
- Wann? Um wie viel Uhr?
- Für wie viele Personen?
- Menü oder à la carte?
Welche Verstehenshilfen gibt es?
 Dazu
gehören
auch
Abschnitteinteilungen,
Überschriften,
Texthervorhebungen. Der Autor hat ja nicht umsonst den Text in Abschnitte
eingeteilt, Wörter fett oder kursiv gedruckt.
 Dazu gehören auch Mimik, Gestik, Intonation, Bild, PPT, Hand-outs …
Download