Pluriforme samenleving Cultuur In Nederland zijn er talloze culturen, die samen een pluriforme samenleving vormen. Een pluriforme samenleving is een samenleving waarin mensen met verschillende normen, waarden, gewoonten en leefstijlen leven. Wat is een cultuur en hoe worden ze overgedragen? Mensen die veel en langdurig met elkaar optrekken ontwikkelen een gezamenlijke cultuur. Met cultuur bedoelen we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen. Cultuur heeft een aantal functies, ten eerste gedragsregulerend. Het gedrag van mensen loopt geordend, iedereen weet wat hij wel en niet kan doen. Daarnaast is de groep met wie je omgaat is een bron van sociale identiteit. Je weet wie je bent en hoe je je naar andere mensen presenteert. Ten slotte zorgt cultuur voor een gemeenschappelijk referentiekader. Dit houd in dat mensen dezelfde normen en waarden hebben waardoor gedachten en gevoelens uitwisselen makkelijker gaat. De belangrijkste kenmerken van cultuur worden steeds aan nieuwe leden overgedragen. Dit heet socialisatie, het proces waarbij iemand de waarden en normen van een groep krijgt aangeleerd. Het resultaat is aanpassing van de individu aan de omgeving. Het vind vooral bij kinderen plaats omdat ze gedrag imiteren. Ze willen gedrag nadoen van mensen waarmee ze zich verbonden voelen. Dat heet identificatie. Er zijn verschillende plaatsen waar dit kan plaatsvinden, bijvoorbeeld in een gezin, school, werk, vriendenkring, geloofsrichtingen, maatschappelijke groeperingen, overheid en media. Sociale controle is de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Deze zijn formeel, als ze geschreven zijn, zoals een arbeidscontract. Beleefdheidsregels en ongeschreven regels zijn informele sociale controle. Als je de cultuur al vanaf kinds af aan mee krijgt, spreek je van enculturatie. Het tegenovergestelde, het aanleren van kenmerken van een cultuur waar je niet oorspronkelijk toe behoort heet acculturatie. We spreken van internalisatie als je bepaalde aspecten van de cultuur of samenleving waar je bij hoort, je zo eigen hebt gemaakt, dat je je automatisch zo gaat gedragen als de groep dat van je verwacht. Cultuur, datgene wat is aangeleerd, staat tegenover datgene wat aangeboren is. Dat heet het nature-nurturedebat. We gaan er tegenwoordig vanuit dat het een combinatie van deze twee is. Er zijn verschillende soorten cultuur: - Dominante cultuur, geheel van waarden, normen en kenmerken door de meeste mensen binnen een samenleving wordt geaccepteerd. Subcultuur; waarden, normen en andere cultuurkenmerken die op bepaalde onderdelen afwijken van de dominante cultuur. Tegencultuur. Een subcultuur hoeft niet perse tegenstrijdig te zijn met een dominante cultuur, een tegencultuur is dat wel. Sociale cohesie Wat verbind mensen met elkaar in een samenleving en waarom is het belangrijk dat er bindingen bestaan? Iedereen is een individu, maar ook onderdeel van een groep. Elk land heeft zijn eigen cultuurpatronen die het gedrag en emoties bepalen. Mensen worden beïnvloed door hun omgeving, die beïnvloeding komt omdat we sociale wezens zijn. Je hebt andere mensen nodig voor voedsel en kleding, maar ook om dingen te ondernemen. Dit heet sociale cohesie. Dit wordt gevormd door de bindingen die we met elkaar hebben en het wij-gevoel dat hieruit kan ontstaan. Als we spreken over sociale cohesie onderscheiden we vier soorten bindingen: - Affectieve bindingen, degene met wie je vriendschappelijk omgaat, Economische bindingen, winkel waar je kleren koopt, Cognitieve bindingen, de tennisleraar, Politieke bindingen, de politiek beïnvloed ons leven. Affectieve bindingen Mensen hebben elkaar nodig voor vriendschappen, steun en liefde. Maar ook het gevoel dat je bij een sportclub of je stad hoort is een affectieve binding. Een collectieve ervaring is een ervaring die mensen (voor een korte tijd) met elkaar verbind. Economische binding We zijn afhankelijk van anderen in onze behoeftes zoals kleding, voedsel maar ook met het bedrijf waar we werken. Globalisering is dat mensen wereldwijd door betere vervoers- en communicatiemogelijkheden steeds nauwer met elkaar in verband staan en ook sterker van elkaar afhankelijk zijn. Dit kan een negatief effect hebben op de sociale cohesie binnen een land; typische nationalistische bedrijven (Phillips, KLM) zijn gefuseerd met grote buitenlandse bedrijven. Cognitieve bindingen Voor het verwerven van kennis ben je van anderen afhankelijk van anderen, en met die mensen heb je dus een cognitieve binding. Hierbij zijn 2 aspecten van belang: - Gemeenschappelijke historische kennis Iedereen moet toegang hebben tot kennis Politieke bindingen Mensen zijn van elkaar afhankelijk omdat ze gewoon niet alles zelf kunnen regelen. De politiek is ervoor om te zorgen dat sommige dingen collectief zijn. (brandweer, politie etc.) De samenhang in onze maatschappij is altijd in beweging, en als een samenleving pluriform is, is het moeilijk die samenhang te bereiken. Voor de tweede wereldoorlog was het aantal culturen laag. Een paar kenmerken van de tijd vóór 1940 zijn: - - Kleine sociale mobiliteit; moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder. De samenleving was gezinsgericht. Een gezin was de norm en er waren bijna geen mensen die alleen leefden. Tot 1956 waren getrouwde vrouwen niet handelingsbekwaam; ze mochten niet zelfstandig een overeenkomst sluiten zonder toestemming van hun man. Er was weinig ruimte voor individuele ontwikkeling. Hiërarchische verhouding; de samenleving was opgebouwd uit rangen en klassen. Dit werd grotendeels veroorzaakt door gebrek aan sociale voorzieningen. Sterke verzuiling, het maatschappelijk leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuiging. Katholieken waren lid van een katholieke vakbond en hun kinderen gingen naar een katholieke school. Verzuiling betekende dat elke zuil op zichzelf en je mocht niet met een andere zuil in aanraking komen. Ook in de jaren 50 bleven de bovenstaande eigenschappen aanwezig, alleen was er een grotere homogeniteit en er was een groot nationalistisch bewustzijn. In de jaren 60 veranderde dit en kwam er meer diversiteit. Veranderingen in de Nederlandse samenleving Na de tweede wereldoorlog kwam er een grote technologische ontwikkeling en in de jaren zestig was er een grote economische groei. In aansluiting hierop werd de verzorgingsstaat opgebouwd. Dit zorgde ervoor dat de Nederlandse samenleving er heel anders uitging zien. Wat zijn de belangrijkste maatschappelijke processen die zich na 1965 in Nederland hebben voltrokken? Na de tweede wereldoorlog kwam er grote sociale mobiliteit want het volgen van opleidingen werd belangrijker. Mensen konden zichzelf individueel ontwikkelen. Mensen wilden niet meer gezien worden als onderdeel van een gezin, maar als persoon. Het aantal samenlevingsvormen nam ook toe. In de jaren 60 en 70 ontstonden allerlei actiegroepen voor vrouwen, waarvan Dolle Mina één van de bekendste was. Ze voerden acties voor de rechten van de vrouw, en deze waren succesvol. Abortus werd uit het wetboek van strafrecht gehaald. Er kwam een eerlijke verhouding tussen werkzaamheden van de man en de vrouw. Niet alleen vrouwen werden zelfbewuster, ook andere groepen zoals homo’s. Ook hun acties waren succesvol, in 2001 werd homohuwelijk toegestaan, alleen zijn ze nog niet door alle groepen in de maatschappij geaccepteerd. Door de stijgende welvaart kwam er een grotere mondigheid. Het gezag van autoriteiten nam af. De vrijheid-blijheidmentaliteit nam af en werd vervangen door onverschilligheid en afzijdigheid. Op de publieke ruimten (de straat) neemt het aantal zinloos gewelddelicten toe. Er kwam ontkerkelijking en ontzuiling in Nederland. Ontzuiling is dat moslims niet alleen meer naar moslimse bakkers gaan. Dit ging gepaard met Secularisatie, scholen en verenigingen maakten zich los van de kerk. Er kwamen een aantal andere groepen, waar spiritualiteit een grote rol kreeg, en in de jaren 60 waren er hippies. Toenemende immigratie Iemand is een allochtoon wanneer hij minstens één ouder heeft die in het buitenland is geboren of getogen. Een autochtoon is iemand waarvan zijn ouders en grootouders hier zijn geboren. Er zijn veel soorten allochtonen in Nederland. Welke groepen zijn hierheen gekomen en wanneer mogen zij zich hier vestigen? AL eeuwenlang zijn er mensen uit andere landen in Nederland komen wonen. De redenen om je land te verlaten zijn pushfactoren en redenen om naar een land te komen zijn pullfactoren. De opname van vreemdelingen leverde lange tijd geen problemen op omdat Nederland een handelsnatie was, en daarom veel ervaring had met andere culturen. De meeste nieuwkomers kwamen uit Europa. Vanaf 1950 komen veel immigranten uit de vroegere koloniën van Nederland naar Nederland. Na de onafhankelijkheid van Indonesië (1949) kwam er veel Nederlandse Indiërs naar Nederland. Hetzelfde geld voor Molukkers. Surinamers kwamen al naar Nederland toen Suriname nog een kolonie was. De Antillen zijn nog steeds een kolonie van Nederland. In de jaren 60 was er een grote ontwikkeling in Nederland. Er kwam een tekort aan arbeiders in Nederland voor het zware en vuile werk. Nederlandse bedrijven gingen daarom mensen werven, eerst in Italië en Griekenland en later in Marokko en Turkije. Eerst dacht iedereen dat deze mensen hier tijdelijk zouden zijn, deze arbeiders werden daarom ook gastarbeiders genoemd. Alle regelingen voor hen waren gebaseerd op een tijdelijk verblijf (gezin bleef in het ander land, ze leerden de taal niet etc.). In de jaren 80 steeg het aantal asielzoekers in Nederland, vooral vanwege burgeroorlogen in het voormalige Joegoslavië. Soms waren zij op de vlucht voor geweld, soms werden zij in hun eigen land vervolgd vanwege hun geloof of seksuele geaardheid. Mensen die aan deze omstandigheden voldoen heten asielzoekers. Als hij op basis van de regels van de VN als vluchteling wordt erkend, moet ieder VN-land hem hulp aanbieden. In de EU is afgesproken dat het land waar de vluchteling het eerst aankomt, hem moet helpen. Sinds 2000 zijn de regels voor vluchtelingen strenger geworden. Er kwamen veel economische vluchtelingen, zij vluchten vanwege armoede in hun eigen land. In 2001 kwam de nieuwe vreemdelingenwet 2000. Deze strengere wet bepaalde dat een vluchteling een verblijfsvergunning krijgt als hij aan een aantal voorwaarden voldoet: - Hij moet geldige identiteitspapieren bij zich hebben Hij moet aannemelijk maken dat hij bij uitzet risico loopt in zijn eigen land Hij kan om humanitaire redenen niet worden teruggestuurd Er kwam ook een verkorte procedure waarbij in 48 uur duidelijk wordt of de asielzoeker een geloofwaardig verhaal heeft. De procedure ging als volgt: - - Om vast stellen of iemand recht heeft op een vluchtelingstatus moet hij zich melden bij een aanmeldingscentrum (AC). In het AC wordt beoordeeld of het vluchtverhaal gegrond lijkt en of hij wordt toegelaten tot de asielprocedure. Als hij wordt toegelaten gaat hij naar een asielzoekerscentrum (AZC) Mensen van wie de aanvraag wordt afgewezen worden opgevangen in een uitzetcentrum. Andere redenen om te migreren zijn: - Gezinshereniging (familie komt naar man toe) Gezinsvorming (een partner laten overkomen om te trouwen) Hier zaten ook nadelen aan verbonden. Men twijfelde of er sprake was van vrije partnerkeuze. Veel van de overgekomen partners spreken de Nederlandse taal niet. Daarom moeten ze in Nederland ook nog een inburgeringexamen afleggen. Botsende culturen en grondrechten Hoe kunnen culturen tegenover elkaar komen te staan en grondrechten met elkaar botsen? Met meer etnische minderheden in een land is de kans op tegenstellingen groter. Verschillen kunnen optreden op het gebied van man-vrouw-verhouding, opvoeding en onderwijs en de houding ten opzichte van homo’s. Sommige orthodoxe moslims en christenen zijn ervan overtuigd dat god de man boven de vrouw zijn gesteld en dat homoseksualiteit een zonde is. In de islam wordt ervan uitgegaan dat vrouwen minder kunnen erven dan mannen, tevens zijn er gezinnen waarin dochters worden uitgehuwelijkt. Deze ideeën waren er vroeger ook in Nederland, maar de emancipatiebeweging heeft lang gestreden voor gelijke rechten voor vrouwen en homo’s . Dit vormt nu één van de uitgangspunten van onze samenleving. Ouders mogen in Nederland zelf bepalen naar welke school ze hun kinderen sturen. Naast openbaar onderwijs is er ook bijzonder onderwijs. Dit zijn scholen met een godsdienstige identiteit. Er is ook bijzonder onderwijs gebaseerd op onderwijskundige uitgangspunten, zoals montessorischolen en vrije scholen. Als zo’n school aan een aantal voorwaarden voldoet, krijgt hij financiering van de overheid. De overheid verplicht scholen een bijdrage te leveren aan de burgerschapsvorming en integratie van leerlingen op Nederlandse scholen. Deze eisen zijn voor alle scholen. Met wij-zijdenken wordt er bedoeld dat er twee groepen tegenover elkaar komen te staan. Gewelddadige gebeurtenissen kunnen zorgen voor een negatief beeld van de islam. De radicalisering die onder een kleine groep moslimsjongeren plaatsvindt, verloopt vaak via de computer. Jongeren zoeken hun informatie op het internet, waarbij ze allerlei extreme ideeën tegenkomen. Tegenover radicaliserende moslimjongeren staat een eveneens actieve groep rechts-extremistische jongeren. De overheid probeert radicalisering tegen te gaan op scholen maar ook in de moskee. Omdat sommige imams uit het buitenland komen en de taal niet goed kennen zijn er stappen gezet om een imamopleiding op te zetten in Nederland. Dit is mislukt. Sommige moslims voelen zich afgewezen door Nederlanders omdat zij zich moeten verantwoorden voor extremistisch gedrag van een kleine groep die zich op de islam beroept. Sommige conflicten in verschillen tussen de normen en waarden zijn op te lossen door de wet, zoals recht op onderwijs en de daaraan gekoppelde leerplicht. Hierdoor kunnen ouders hun kinderen niet thuis houden. Toch is niet altijd duidelijk waar de grenzen van persoonlijke vrijheid liggen. Dat komt omdat er grondrechten met elkaar botsen, namelijk de volgende drie: - Verbod op discriminatie (artikel 1 van de grondwet) Vrijheid van godsdienst (artikel 6 van de grondwet) Vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de grondwet) De grondwet stelt grenzen aan vrijheid van godsdienst en meningsuiting door de toevoeging: ”behoudens een ieders verantwoordelijkheid jegens de wet”. De vrijheid van godsdienst wordt bewaakt door een overheid die seculier is, dat wil zeggen niet religieus. Staat en kerk zijn in Nederland gescheiden. In Nederland zijn er mensen die vinden dat vrijheid van meningsuiting boven alles gaat, en dat het verbod op discriminatie moet worden afgeschaft omdat het de vrijheid van meningsuiting belemmert. In tegenstelling tot de sociale grondrechten zijn de klassieke grondrechten altijd afdwingbaar. Internationale vergelijking: kerk en staat Samenlevingen verschillen in de manier waarop ze met pluriformiteit omgaan. Er zijn vier modellen: - Er is een staatsgodsdienst die andere religies uitsluit. Er wordt geen enkele godsdienst toegestaan Religies worden toegestaan, maar staat en kerk zijn sterk gescheiden Religies worden toegestaan en ondersteund door de overheid Het religieuze model De staat legt één bepaalde religie dwingend op. Religieuze leiders hebben veel macht in het land, en god is de hoogste macht. Er is sprake van een goddelijk bevelstheorie. Een heilig boek wordt gebruikt voor de wetgeving. In europa is dit in de 4e door Constantijn de grote afgeschaft. Buiten Europa is Iran een goed voorbeeld van een land met een religieus model. Het atheïstische model Het atheïsme is een stroming die het bestaan van een god ontkent. Dit is veel in communistische landen geweest. Ze zagen god als drugs. Dit model komen we tegen in Noord-Korea en China. Het religieus neutrale model Een staat die religieus neutraal is, heef de scheiding van kerk en staat als ideaal. Voorbeelden zijn Frankrijk, de Verenigde Staten en Turkije. In deze landen zijn er bijvoorbeeld wetten die het dragen van hoofddoekjes verbied. Dit is een voorbeeld van uiterlijke neutraliteit. Het pluriforme model Een land met het pluriforme model is een land dat godsdienst actief stimuleert en ondersteunt. Alle geloven hebben recht op subsidie, en verzuilde scholen en omroepen krijgen ook subsidie. Nederland is een pluriform model.