Samenvatting Pluriforme Samenleving 1. Cultuur en identiteit Met Cultuur bedoelen we alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfspreken beschouwen. Functies van cultuur • Het bepaalt een deel van je identiteit. • Het bepaalt je referentiekader • Het is gedragsregulerend, cultuur doet het gedrag van mens geordend verlopen. Rolgedrag Volgens Erving Goffman vervullen we allemaal een rol. Hoe je die rol uitvoert, de persentation of the self, wordt sterk beïnvloed door maatschappelijke verwachtingen. We veranderen van rol als de omgeving veranderd - van gezellig vader naar strenge baas - in dit verband spreekt Goffman van impression management. Dominante culturen en subculturen Iedereen leeft in verschillende subculturen - De rap cultuur, de de basketbal cultuur, de bank cultuur - maar er is een gezamenlijke cultuur die overheerst, De Dominante cultuur is het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving worden geaccepteerd. Als een groep eigen warden, normen en andere kenmerken ontwikkelt die afwijken van de dominante cultuur, spreken we van een subcultuur. We onderscheiden onder andere de jeugdculturen, bedrijfsculturen, religieuze en etnische subculturen. Een etnische subcultuur is een subcultuur van mensen die behoren tot dezelfde etnische groep. Mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen hebben een tegencultuur. Cultuuroverdracht • De belangrijkste kenmerken van een cultuur worden overgedragen via Socialisatie, het proces waarbij iemand, bewust of onbewust, de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd. Socialisatie vind vooral plaats via imitatie. • Socialisatie vindt plaats binnen verschillende socialiserende instituties. Dit zijn instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen waar binnen en waarlangs de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvind. Collectieve gedragspatronen zijn gewoonten als carnaval en kerst. • Het socialisatieproces vind plaats d.m.v. sociale controle, de manier waarop mensen andere stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Als dat gebeurt via geschreven wetten en regels heet dat formele, bij ongeschreven regels spreek je van informele. • Sociale controle vindt plaats d.m.v. Positieve en negatieve sancties. Enculturatie: je krijgt vanaf je geboorte de cultuur er met de paplepel ingegoten. Acculturatie: Het aanleren van kenmerken van een cultuur waar je oorspronkelijk niet bij hoort. We spreken van Internalisatie als je bepaalde aspecten van de cultuur of de samenleving waar je bij hoort, zo eigen hebt gemaakt, dat je je automatisch gaat gedragen zoals de groep dat van je verwacht. Identificatie en identiteit Groepsidentificatie: je gaat je verwant voelen met de dominante cultuur of de cultuur van kleinere groepen. Dit heeft tot gevolg dat onze persoonlijkheid en identiteit voor een deel bestaat uit sociale elementen. Wie we zijn is dus deels aangeboren (driftigheid) en deels aangeleerd (beleefdheid). In de Nederlandse cultuur wordt erg de nadruk gelegd op individuele ontplooiing, onze cultuur is dus individualistisch. Landen waar het collectief belang voorop staat, zoals Afrikaanse laden waar zorg dragen voor je ouders en gastvrijheid erg belangrijk zijn, noemen we Collectivistisch. Samenvatting Pluriforme Samenleving 2. Culturele veranderingen Tot 1960 was Nederland gesloten en verzuild. • Er was weinig sociale mobiliteit. Het was moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder. • De samenleving was sterk gezinsgericht. Alleen staanden werden met medelijden of argwaan bekeken. Binnen de gezien was een strikte taakverdeling. Mannen verdienden de kost, vrouwen deden het huishouden. Tot 1956 waren gehuwde vrouwen Handelingsonbekwaam: Ze mochten zonder toestemming van hun man of vader geen overeenkomst sluiten, zoals het openen van een bankrekening of het kopen van een huis. Individuele wensen waren ondergeschikt aan het collectief belang. • Er waren strikte hiërarchische verhoudingen tussen mensen. Verschillen in rang en stand werden algemeen geaccepteerd. • Nederland was een verzuild land, waarin het maatschappelijk leven bepaald werd door geloofsen levensovertuigingen. Het grootste deel van je leven speelde zich af binnen je eigen zuil. Na 1960: ingrijpende veranderingen • De jaren zestig staan bekend als de sociale revolutie. In 10 jaar veranderde de cultuur volledig. • Doordat de lonen stegen en de welvaart toenam werd Nederland een consumptiemaatschappij, Een samenleving waarin het bedrijfsleven zich sterk richt op het produceren van aantrekkelijke luxe goederen. • Door de welvaart kwam er sociale mobiliteit, daardoor kon iedereen naar goed scholen • Door het hogere opleidingsniveau nam de mondigheid toe, gezag werd niet meer als vanzelfsprekend ervaart. • De individuele ontplooiing kreeg op veel gebieden meer kans. Het gezin vormde niet langer ‘de hoeksteen van de samenleving’. Men kon nu ook makkelijker scheidden want de sociale voorzieningen verbeterden. Je kreeg nu een uitkering als je geen werk had en was dus niet meer financieel afhankelijk van je man. • Doordat vrouwen een hoger opleidingsniveau kregen en vaker een eigeninkomen hadden, maakte ze dat zelfbewuster. Er ontstonden feministische actiegroepen die streden voor de rechten van de vrouw -> baas in eigen buik. Ook de positie van homo’s en andere minderheidsgroepen verbeterde. Door de komst van de tv zag men dat mensen van de andere zuil helemaal nog niet zo ‘slecht en fout’ waren. Men groeide naar elkaar toe -> ontzuiling. Ook nam de ontkerkelijking toe en kranten en sportverenigingen maakten zich los van de kerk. Dit noemen secularisatie. Doordat de sociale voorzieningen verbeterden hoefden jongeren niet langer voor hun ouders te zorgen. Ze kregen meer te besteden en gingen naar de biscoop, waar ze Bill Haley zagen rock-’nrollen. Zo ontstond de eerste jongeren cultuur: jongens met vetkuiven en meisjes in wijde jurken met petticoats. Later kwamen de hippies, de provo’s en de krakers die zich openlijk verzetten tegen de gevestigde orde. Huidige jongeren culturen zijn meer gebaseerd op kleding en muziekstijlen. De eigen groep van de jongeren bood een soort geborgenheid die door eerdere generaties thuis in het gezin werd gevonden. De psychologie noemt dit peersgroups, een groep mensen in de zelfde leeftijdscategorie met overeenkomstige belangstelling en leefstijl. Diversificatie media aanbod Tot de jaren zestig regelde de overheid via de omroepwet de zendtijd op radio en televisie en had Nederland maar één Nederlandse tv-zender en drie radiostations. Elke zuil had een eigen omroep. Door de komst van de commerciële zenders werd deze structuur opengebroken. Globalisering Er ontstond globalisering. Vooral de komst van internet droeg daar aan bij. Daarnaast was er sprake van globalisering op de arbeidsmarkt, wat begon met de komst van gastarbeiders. Alle genoemde veranderingen leidden tot culturele globalisering. De nationale dominante culturen zijn verbreed, maar zijn ook in betekenis afgenomen. Samenvatting Pluriforme Samenleving 3. Nederland immigratieland Pushfactoren zijn factoren om je land te verlaten. Pullfactoren zijn de reden om naar een land te komen. Allochtoon ben je waneer jijzelf, of tenminste één van je ouders in het buitenland bent geboren. Autochtoon ben je wanner jijzelf in Nederland bent geboren en als je o(groot)ouders ook hier zijn geboren en opgegroeid. Arbeidsmigranten kun je onderscheiden in groepen: • Mensen uit nieuwe, minder welvarende lidstaten van de EY, zoals oostblok landen. Ze doen vaak werk dat veel Nederlanders niet willen doen. Bedrijven hebben ze graag in dienst omdat ze willen werken voor lage lonen. • Hoogopgeleide mensen uit landen als Duitsland, e VS, Japan, China, Zuid-Korea en India, die veel kennis meebrengen waar in Nederland grote behoefte aan is, bijvoorbeeld in de ICT en de techniek. Deze Kennismigranten werken vaak bij grote multinationale bedrijven. • Werkzoekenden uit arme gebieden buiten de EU. ‘Fort Europa’ houdt de grenzen voor hen dicht. Rijksgenoten Dit zijn mensen uit de kolonies, zij mochten hier vroeger soms voor langere tijd wonen en werken. Nederlands-Indië en Suriname zin zelfstandig geworden, alleen de Antillen horen nog bij ons. • Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949, emigreerden vele Nederlandse Indiërs naar Nederland. Zij en hun nakomelingen zijn tegenwoordig als geïntegreerd in de Nederlandse samenleving. • Tijdens en na de onafhankelijk kreeg de Surinaamse bevolking de keuze in Suriname te blijven, of de Nederlandse identiteit aan te nemen. Velen kozen ervoor om naar Nederland te komen omdat de toekomst van Suriname onzeker was. • Vanaf de jaren zestig daalde de werkgelegenheid bij de olieraffinaderijen op de Antillen sterk waardoor veel Antillianen werkloos werden. In Nederland was toen juist grote behoefte naar arbeidskrachten en Antillianen konden zich toen zonder problemen vestigen in Nederland. Toen onze economie in de jaren zeventig stagneerde nam de immigratie af. Wel kwamen nog veel Antillianen om te studeren. Door een groeiende toestromen van kansarme jongeren stelt Nederland sinds 2000 grenzen aan de immigratie van de Antillen. Om te worden toegelaten moeten zijn nu een visum hebben. Gezinsvorming en gezinshereniging De grootste groep mensen die van buiten de EU naar Nederland komt zijn gezinsvormers en gezinsherenigers. • Bij gezinshereniging gaat het om mensen die legaal in Nederland verblijven en hun gezinsleden laten overkomen. • Bij gezinsvorming gaat het om een Nederlander of iemand met een verblijfsvergunning die met een buitenlander trouwt en een gezin sticht. Om de toestroom van gezinsvormers te beperken heeft Nederland enkele voorwaarden opgesteld. Zo moeten beide partners 21 jaar of ouder zijn, moet de nieuwkomer het basisexamen inburgering afleggen en geldt het minimumloon als inkomenseis. Bovendien moet het huwelijk geldig zijn in Nederland. Kinderen worden alleen toegelaten als ze bij aanvraag jonger zijn dan achttien jaar. Vluchtelingen Vluchtelingen zijn mensen die hun land onder druk verlaten. Volgens het internationaal verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen uit 1951 krijgen mensen de status van vluchteling als zij vervolgd worden vanwege hun geloof, politieke overtuiging of seksuele geaardheid, of als zij op de vlucht moeten wegens oorlogsgeweld. Samenvatting Pluriforme Samenleving 4. Culturele diversiteit Cultuurverschillen Nederlands is van een homogene verzuilde samenleving veranderd in een cultureel heterogene samenleving. Hierdoor is het aantal cultuurverschillen gegroeid. • Emancipatie. De opvatting op dit punt hangen samen met de verhouding tussen masculiniteit en femininiteit. De meeste Zuid-Europese en niet-westerse culturen zijn meer masculien ingesteld met een vaste taak verdeling tussen de seksen: ‘de man werkt en de vrouw verzorgt’. In meer feminiene culturen zoals Noord- en West-Europa, is de belangrijkste waarde de kwaliteit van het leven voor alle individuen, ongeacht sekse. • Bestuur en gezag. Een van de vanzelfsprekendheden van onze samenleving is de rationele manier waarop de overheid het land bestuurt. In niet westerse landen heb je het traditionele en charismatische gezag, dat gekenmerkt wordt door vriendendiensten en voorkeursbehandelingen. • Huwelijk en seks. In veel islamitische en hindoeïstische families is het huwelijk een middel om families met elkaar te verbinden. Vanwege de familie-eer is seks voor het huwelijk verboden. Ouders bemoeien zich vaak actief bij de partner keuze. Bij jonge allochtonen van de tweede generatie leidt dit cultuurelement soms to dilemma’s: aan de kant zijn er de verwachtingen van thuis, andere kant zijn er de verleidingen van de moderne samenleving. • Opvoeding. Nederlanders hebben een democratische manier van opvoeden, kinderen ‘onderhandelen’ met hun ouders en als ze iets niet willen, hoeft het vaak niet. Slaan en andere lijfstraffen horen niet bij onze vrije manier van opvoeden. In sommige culturen is dat echter wel een onderdeel van de opvoeding. Culturele conflicten Als het Nederlands elftal speelt, dan hebben ‘we’ verloren of gewonnen. Waar een ‘wij’ groep is, bestaat ook een ‘zij’ groep. ‘Zij’ zijn de out-group, de ‘wij’ groep is de in-group. Wij-zijdenken en versterking van de groepsidentiteit kan leiden tot conflicten als verschillende groepen worden vertaalt tin vijand beelden, je spreekt dan van polarisatie. Dergelijke polarisatie kan voorkomen bij religieuze-sekten, etnische groepen en zelfs tussen landen. Als een groep bewust wordt zwart gemaakt om het wij-zijdenken te versterken, spreken we van Demoniseren. Op het niveau van een samenleving kan dit leidden tot intergratie problemen. Conflictstrategieën Over de manier waarop Nederland het beste kan omgaan met culturele tegenstellingen heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) enkele jaren geleden het rapport “Waarden, normen en de last van het gedrag” gepubliceerd. De teneur van het advies was: regering, bemoei je er niet mee. Pas als gedrag in strijd is met de normen van de rechtsstaat, moet de overheid ingrijpen. De WRR onderscheidt drie mogelijke strategieën die de overheid kan gebruiken bij cultuurconflicten: 1. Dulden: het accepteren van afwijkend gedrag. Voorwaarde is dat de mensen elkaar in hun waarde laten en er geen wetten worden overtreden. 2. Confronteren of beslechten: de personen wijzen met hun last of onvrede die ze veroorzaken, met het doel dat mensen zich aanpassen. Bij deze strategie moet het gaan om gedrag dat mogelijk strafbaar is. 3. Verbieden en handhaven: Het bestraffen van afwijkend gedrag wordt noodzakelijk als het rechten van anderen aantast en wettelijk strafbaar is. Samenvatting Pluriforme Samenleving 5. Vormen van samenleven Verschillende modellen De manier waarop overheid en mensen omgaan met de culturele diversiteit in een pluriforme samenleving, kent de volgende mogelijkheden: Segregatie, Het opdelen van een samenleving in gescheiden delen. De verschillende culturen leven volledig naast elkaar. Vaak wordt dit veroorzaakt doordat één cultuur de politieke en/of economische macht bezit, anderen groepen buitensluit en ze geen gelijke kansen biedt. Dit kan vrijwillig en onvrijwillig gebeuren. Assimilatie, Hierbij past een bevolkingsgroep zich zo volledig aan, dat de oorspronkelijke cultuur grotendeels verdwijnt. Dit kan vrijwillig en onvrijwillig gebeuren. Zo kan iemand ervoor kiezen om zich zoveel mogelijk aan te passen zodat diegene maximale kans heeft op de arbeidsmarkt. Intergratie, vindt plaats als iemand zich aanpast aan de cultuur waar hij in terechtkomt, maar tegelijkertijd gedeeltelijk zijn eigen gewoonten, normen en waarden kan behouden. Een persoon uit een ander land is in Nederland geïntegreerd als: • Sprake is van een gelijke juridische positie • Er een gelijkwaardige deelname op sociaal-economisch terrein is • De kennis van de Nederlandse taal voldoende is • De gangbare waarden, normen en gedragspatronen worden gerespecteerd. Melting pot, culturen van etnische groepen versmelten met de dominante cultuur, zodat er in feite een nieuwe cultuur ontstaat. Salad bowl, er is sprake van wederzijdse beïnvloeding van culturen maar cultuurgroepen behouden hun eigen typische kenmerken. Intergratie in Nederland Nederland heeft van de drie opties nadrukkelijk gekozen voor het integratiemodel. Dit liep echter niet zo soepel als gedacht. De immigranten die vanaf de jaren zestig naar Nederland kwamen, verschilden in sociaal en cultureel opzicht sterk van de Westerse samenlevingen. Zelf waren zij afkomstig uit een veel minder gemoderniseerde, agrarisch-ambachtelijke en nietseculiere samenleving, en ze kwamen terecht in een gemoderniseerde en geïndustrialiseerde, stedelijke en seculiere omgeving. Daarnaast is Nederland individualistisch ingericht, terwijl de meeste niet-westerse landen collectivistisch ingericht zijn met een sterkere familie structuur waarin een ‘schaamtecultuur’ heerst. Een tweede reden voor de moeizame intergratie is dat een groot deel van de nieuwkomers, inclusief de tweede generatie, in sociaal-economisch opzicht achterbleef. Dit kwam door: • De groter wordende werkloosheid, de fabrieken sloten hier en openden in lage lonen landen • De taalachterstand • De woonsituatie, ze gingen allemaal bij elkaar wonen -> je kreeg witte en zwarte wijken. • Discriminatie. Lange tijd heeft de politiek hier ongewild aan bijgedragen. Jaren lang had de overheid het beleid ‘intergratie met behoud van cultuur en identiteit’ daardoor werden er geen eisen gesteld en was er geen verplichte inburgering. Dit kwam vooral door de linkse partijen die door het principe van cultuurrelativisme (geen cultuur is beter dan de ander) dachten. In de jaren tachtig en negentig ging de overheid de werkloosheid, taalachterstand aanpakken en de achterstandswijken opknappen, dit deden ze om autochtonen terug te laten keren en de woonsituatie te verbeteren. Sinds er steeds meer populistische partijen wijzen op de verschillen van allochtonen en autochtonen, wordt het cultuurverschil de grootste oorzaak van de achterstand van ethische minderheden. Deze verschuiving in het integratiedebat noem je de culturalisering van het de debat. Als je de mate van integratie juist wil meten moet je ook kijken naar de sociaaleconomische en politieke integratie. Hierin zie je dat er steeds meer allochtonen op sociaal gebied doorbreken en een allochtone middelklasse vormen. Samenvatting Pluriforme Samenleving 6. Sociale cohesie Sociale cohesie is de mate waarin mensen binding met elkaar hebben en het gevoel bij elkaar te horen dat hieruit kan ontstaan. Bindingen Mensen zijn op verschillende manieren van elkaar afhankelijk, dit onderscheiden we in vier bindingen: • Affectieve bindingen, familie en vrienden • Economische bindingen, de winkel waar jij je eten koopt • Cognitieve bindingen, leraren • Politieke bindingen, politie, minister, burgemeester. Deze vier lopen vaak in elkaar over. Deze bindingen staan vaak centraal in het leven en de maatschappij. Hoe meer bindingen, hoe meer sociale cohesie er is. Affectieve bindingen Mensen hebben behoefte aan vriendschap, steun en relaties. Ook het gevoel ergens bij te horen komt voort uit die affectieve behoefte. Zelfs een popconcert zorgt voor een collectieve ervaring die mensen met elkaar verbindt. Behalve tot positieve gevoelens kunnen affectieve bindingen ook zorgen voor negatieve gevoelens, zoals polarisatie en het wij-zijdenken. Economische bindingen Omdat we afhankelijk zijn van anderen in onze behoefte aan voedsel, kleding, onderdak etc. Gaan we veel economische bindingen aan. Een basiskenmerk van onze samenleving is dat er een sterk doorgevoerde mate van arbeidsdeling bestaat. We produceren vrijwel niet voor eigen gebruik. We produceren goederen voor geld waar we weer spul voor kunnen kopen. We weten nauwelijks door wie en waarom ze worden gekocht. Hierdoor maken we deel uit van een economisch netwerk dat zich over de hele wereld uitstrekt. Deze economische globalisering heeft nadelige gevolgen voor de sociale cohesie. We hebben immers nauwelijks nog producten die uit één land komen. Cognitieve bindingen Mensen ontwikkelen kennis en dragen die aan elkaar over. We zijn dus afhankelijk van degene met wie cognitieve bindingen hebben, ze leren ons over de wetenschap maar ook over religies en culturen. Er belangrijk voor cognitieve bindingen zijn de uitgebreide communicatienetwerken. Sommigen hebben geen toegang tot internet of vinden het te moeilijk. Dat heeft nadelig gevolgen voor de sociale cohesie omdat er dan een tweedeling ontstaat. Daarnaast wordt de sociale cohesie versterk als er een zekere mate van historische kennis binnen de groep aanwezig is. Veel aspecten van de Nederlandse samenleving zijn alleen goed te begrijpen als je weet waar ze uit ontstaan zijn. Om die reden heeft een regeringscommissie een ‘canon van de Nederlandse geschiedenis’ opgesteld van vijftig elementen die iedereen zou moeten kennen. Politieke bindingen Ten slotte zijn we afhankelijk van anderen omdat we simpelweg niet alles zelf kunnen regelen. Daarom is de overheid verantwoordelijk voor collectieve voorzieningen zoals het onderwijs, de brandweer, de aanleg van een snelweg en de AOW. Deze politieke bindingen leiden tot gezamenlijke afspraken die voor iedereen gelden. Deze regels beschouwen we als een sociaal contract, een soort stilzwijgende overeenstemming van de bevolking dat we ons houden aan de regels die door de politici worden vastgesteld. Voor sociale cohesie is het van belang dat men betrokken is bij maatschappelijke vraagstukken en gaan stemmen als er verkiezingen zijn. Samenvatting Pluriforme Samenleving 7. Internationale vergelijking Samenlevingen verschillen in de manier waarop landen omgaan met pluriformiteit. Volgens rechtsfilosoof Paul Cliteur zijn er ruwweg vier modellen: 1. Het religieuze model: er is een staatsgodsdienst die andere religies uitsluit. 2. Het atheïstische model: er wordt geen enkele godsdienst toegestaan. 3. Het religieus neutrale model: religies worden toegestaan, maar kerk en staat zijn scherp gescheiden. 4. Het pluriforme model: religies worden toegestaan en zelfs actief ondersteund door de overheid. Iran: Het religieuze model Iran heeft een staatsgodsdienst (sjiisme). Religieuze minderheden mogen hun geloof vrij belijden mits ze geen moslims proberen te bekeren. De staat houdt zijn burgers goed in de gaten en de media staan onder scherpe controle en censuur van de overheid. Kinderen krijgen les in burgerschap en in patriottisme. Ze moeten regelmatig het volkslied zingen met de hand op het hard. Verder leren ze islamitische waarden. Op straat patrouilleert de zedenpolitie die mensen in de gaten houdt en controleert of zij geen aanstoot geven met betrekking tot hun kleding en hun gedrag. China: het atheïstische model Religies zijn officieel toegestaan, maar in de praktijk worden gelovigen regelmatig vervolgd. Sinds de economische liberalisatie heeft religie iets meer ruimte gekregen. Zo mogen christelijke kerken zich organiseren en internationale contacten onderhouden. Het collectief staat boven het individu. Om het patriottisme aan te wakkeren voert de overheid actief campagne onder jongeren. Er wordt door de overheid geschetst dat China het slachtoffer is van westerse gruwel daden, dit om het nationale bewustzijn te versterken. Minderheden worden vervolgd en onderdrukt. Confucianisme speelt een grote rol. De gedachte is dat de als de relaties tussen ouder-kind, man-vrouw, broer-zus en staat-onderdaan harmonieus zijn, de samenleving een harmonieus geheel is. Er heerste een sterke hiërarchie, je spreekt je meerdere niet tegen. De verenigde staten: het religieus neutrale model De VS kennen officieel scheiding van staat en kerk en hebben geen staatsgodsdienst. Toch deed het Hooggerechtshof in 1892 de uitspraak dar Amerika een christelijke natie is “omdat de principes van een democratisch bestuur onlosmakelijk verbonden zijn met het christendom”. Vandaar dat iedere politieke leider steevast eindigt met “God bless America”. De christelijke moraal werkt door in de algemene waarden en normen. Maar de godsdienst vrijheid gegarandeerd dat mensen ongehinderd iets anders mogen geloven. Wel hebben ze onderling weinig contact en is er nauwelijks sprake van brede intergratie. De Amerikanen hebben een ongekend hoog arbeidsethos. Dit harde werken is te begrijpen als je bedenkt dat de Amerikaanse samenleving niet erg zorgzaam is voor haar burgers. Je moet je eigen problemen oplossen. Amerikanen zijn echter over het algemeen behulpzame en vriendelijke mensen. Een opvallend kenmerk aan de cultuur is de vaderlandsliefde. Frankrijk: het religieus neutrale model Frankrijk heeft ook scheiding van staat en kerk en geen staatsgodsdienst. Maar ze gaat verder want de franse staat doet niets ten gunste van welke religie dan ook. Religie is een privé zaak en hoort niet thuis in het openbaar. Op scholen mogen dan ook geen religieuze symbolen worden gedragen, Religieuze en etnische verschillen horen namelijk niet thuis in het onderwijs. De fransen hebben veel zelfvertrouwen in de eigen cultuur en zijn erg chauvinistisch, ze spreken haast alleen Frans, minderheden moeten de Franse cultuur overnemen en eigen maken. Er heerst een strengere opvoedingsmoraal dan in Nederland: U zeggen, niet zeuren. Medezeggenschap op de werkvloer bestaan niet, maar toch staken de fransen het meest van heel Europa Nederland: het pluriforme model Staat en kerk zijn gescheiden, geen staatsgodsdienst. Het grote verschil is dat de overheid religies actief stimuleert en soms zelfs financieel ondersteunt in hun maatschappelijke activiteiten. Perfecte voorbeeld van een pluriforme staat: zowel verzuilde omroepen als scholen krijgen subsidie. Christelijke partijen overheersen maar de religie van de premier is geen punt. Elke levensbeschouwelijke groepering krijgt subsidie om zijn school op te richten. Nederland benadrukt de dominante cultuur minder dan de andere landen. Geen sprake van patriottisme. Ook dd gezagsverhoudingen betreft lijkt Nederland op geen van de andere landen. Inspraak is een vanzelfsprekend verschijnsel. Ten slotte is Nederland individualistisch maar toch erg zorgzaam voor haar burgers. Samenvatting Pluriforme Samenleving 8. De toekomst Sinds enkele tientallen jaren voert Nederland een restrictief toelatingsbeleid: Nederland laat in principe geen immigranten toe, behalve als ze aan enkele strenge voorwaarden voldoen of als hun komst voortkomt uit internationale verdragen en overeenkomsten. • Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 1948 je mag als land niet discrimineren en de rechten en vrijheden van mensen (ook van nieuwkomers) moeten worden nagekomen. • Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens 1950 Nederland moet inwoners de gelegenheid geven tot gezinshereniging en gezinsvorming. Hierbij mag de overheid wel aanvullende voorwaarden stellen. • VN-Vluchtelingenverdrag 1950 De basis voor het asielrecht. In dit verdrag wordt een vluchteling gedefinieerd als ‘iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke overtuiging of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep’. • Verdrag van Maastricht 1992 Binnen de Europese Unie geldt vrij verkeer van personen en goederen. De binnengrenzen van de lidstaten zijn dus open. 80% van de mensen die zich jaarlijks willen vestigen heeft door de bovengenoemde verdragen automatisch toegang tot Nederland, het gaat daarbij vooral om mensen uit EU-landen en om Nederlandse repatrianten. De overige migranten, gezinsvormers en -herenigers, expats en arbeidsmigranten van buiten de EU, studenten en asielzoekers, moet eerst een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) aanvragen. De IND neemt hierover, uit naam van de minister, een beslissing. Arbeiders krijgen alleen een MVV als ze door de werkgever hierheen worden gehaald én er een tekort is op de arbeidsmarkt. Student krijgen alleen een MVV als ze worden uitgenodigd door een universiteit. Er zijn verschillende visies op hoeverre culturen zich moeten aanpassen aan de cultuur: • Cultuurrelativisten: vinden dat alle (sub)culturen in beginsel gelijkwaardig zijn en dat de ene cultuur niet beter is dan de andere. • Cultuuruniversalisten: vinden dat bepaalde waarden, zoals de klassieke grondrechten, universele geldingskracht hebben. Een (sub)cultuur is in hun ogen beter, naarmate deze de universele waarden zorgvuldiger garandeert en beschermt • Cultuurpluralisten: zien culturele verscheidenheid niet als een belemmering voor een samenleving maar als een verrijking. Pluralisten gaan uit van een soort humaan minimum, de laagste drempel voor menselijke waardigheid die bij culturen aanwezig is. Deze basisrechten gaan minder ver dan de klassieke mensenrechten van de universalisten, maar bieden aan de andere kant meer dan het cultuurrelativisme de mogelijkheid bepaalde gedragingen af te keuren. De eerste twee zien cultuur als een statische, homogene eenheid die niet of heel langzaam veranderd. Zij hebben een essentialistisch cultuur begrip. Volgens pluralisten hebben culturen een dynamisch karakter. Ze veranderen voortdurend onder invloed van interne factoren (zoals ontzuiling) en externe factoren (zoals immigratie). Sommige cultuur elementen verliezen kracht en nieuwe elementen worden toegevoegd. Dit noemen we het constructivistische cultuurbegrip. Een moslima wordt gearresteerd en word opgesloten in een politiecel. Volgens de veiligheidsregels - de arrestant zou suïcidaal kunnen zijn - moet zij haar hoofddoek afdoen. Ze weiger dit omdat ze door mannelijke bewakers wordt bewaakt die haar niet zonder mogen zien. Unversalist: regel is regel, de hoofddoek gaat af. Cultuurrelativist: het belang van cultuur weegt zwaarder dan het risico, hoofddoek mag op blijven. Pluralist: kijkt eerst naar de kern van zijn taak: veiligheid bieden aan degenen die van hun vrijheid zijn beroofd en waarover de staat zorgvuldig moet waken. Hij zou de hoofddoek afnemen maar wel rekening houden met de cultuur van de arrestante. Hij zal een alternatief voor haar zoeken.