Woord vooraf - Howest DSpace

advertisement
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Woord vooraf
Voor u ligt het resultaat van mijn studieopdracht voor het behalen van het diploma professionele bachelor in de biomedische laboratoriumtechnologie – afstudeerrichting medische
laboratoriumtechnologie. Deze werd gevolgd in de Hogeschool West-Vlaanderen, departement Simon Stevin te Brugge.
Graag zou ik bij het beëindigen van mijn studies alle personen willen bedanken die mij
geholpen hebben om dit eindwerk te brengen tot wat het nu geworden is.
In het bijzonder dank aan mijn promotor Dr. W. Vandewal, die mij tijdens het schrijven van
het eindwerk heeft bijgestaan en aan mijn begeleidster Kaat Van Oostveldt, docent aan
de Hogeschool West-Vlaanderen – departement Simon Stevin, voor haar hulp.
Tevens een woordje van dank aan alle docenten die mij gedurende de ganse opleiding
bijgestaan hebben en in het bijzondere Dr. N.Kellner.
Ook zou ik alle collega’s laboranten van het AZ Sint-Lucas Brugge eventjes in de bloemetjes willen zetten voor de fijne sfeer waarin ik mocht werken. Voor hun raad waar nodig en
hun uitleg over de verschillende facetten van het laboratorium.
Tenslotte bedank ik mijn ouders voor de mogelijkheid die ze mij gegeven hebben om deze
studies te kunnen volmaken. En ook wil ik mijn broer en vrienden bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun gedurende deze drie jaar.
1
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Samenvatting
Cytomegalovirus (CMV) en Toxoplasmose-infecties zijn twee belangrijke oorzaken van
congenitale infecties. Deze infecties zijn meestal te wijten aan een primaire maternale
infectie. De gevolgen van de congenitale infectie worden in hoge mate bepaald door het
tijdstip waarop de maternale besmetting optrad. Er is een duidelijke toename van transmissie later in de zwangerschap. De gevolgen zijn echter het grootst tijdens het eerste
trimester. Ook is het zo dat bij een secundaire infectie het transmissierisico beduidend
lager ligt. Een snelle en accurate diagnose is dus van groot belang.
Het al dan niet aanwezig zijn van een CMV of Toxoplasmose-infectie wordt gecontroleerd
aan de hand van de bepaling van een antistoftiter in het bloed. Een positieve IgMbepaling is echter niet altijd indicatief voor een recente infectie. In sommige gevallen kan
vele maanden na de initiële infectie IgM nog aantoonbaar blijven. Bij twijfel kan er dan
beroep gedaan worden op de IgG-aviditeitstest.
De IgG-aviditeitstest is nog geen routinebepaling, maar wordt gebruikt als complementaire
test om de aanvang van infectie te bepalen. De aviditeit is een maat voor de sterkte
waarmee de IgG antistoffen aan het antigen binden: bij een recente infectie is deze bindingsaffiniteit beperkt (lage aviditeit), naarmate de infectie evolueert en de antistoffen verder matureren, zal deze bindingssterkte toenemen (hoge aviditeit).
Een enzym immunoassay IgG wordt met de normale routineprocedure gemeten met de
MiniVidas® van BioMérieux. Op hetzelfde moment doet men een tweede test, maar met
toevoeging van ureum dat de zwakke antigen-antilichaambindingen verbreekt. De verhouding van de twee resultaten geeft aan hoe sterk de binding van het IgG aan het antigen is. Een hogere aviditeit wordt teruggevonden bij een oudere infectie.
Bij alle Toxoplasmose- en CMV IgM positieve patiënten werd de aviditeit nagegaan met
de MiniVidas® om zo een betere bepaling te kunnen doen van het tijdstip van aanvang
van de infectie. Er werd telkens ook een controlegroep ingevoerd van patiënten die IgM
negatief maar wel IgG positief zijn. Hiervan werd onderzocht of we altijd een hoge aviditeit
bekomen. Dit was effectief altijd het geval. Bepaalde stalen werden voorheen opgezonden
2
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
naar het ULB Brussel of UZ Brussel ter confirmatie. Wij bekwamen nadien telkens een
aviditeit gelijklopend met de bevestiging van de confirmatie.
De Toxo IgG aviditeitstest van BioMérieux heeft een duidelijke meerwaarde om de aanvang van infectie te bepalen bij zwangere vrouwen en zal dus ook in de routine gebruikt
worden in het AZ Sint-Lucas Brugge.
Opmerkelijk bij de CMV IgG-aviditeitsbepaling is de grote groep patiënten die een intermediaire aviditeit vertoont. Bij een intermediaire aviditeit kan een recente infectie niet uitgesloten worden. Eventueel kan de cut-off waarde van 0,800 verlaagd worden zodat de
grote intermediaire groep (0,200-0,008) wat kleiner wordt. Maar dat heeft wel een klein
negatief effect op de specificiteit. Sommige gynaecologen hanteren reeds zelf een lagere
cut-off om het onderscheid te maken tussen een recente of oude infectie, hoewel hier
geen wetenschappelijk evidentie voor bestaat.
Het gebruik van de CMV Vidas-kit zou over een langere periode moeten geëvalueerd
worden om tot een algemeen besluit te kunnen komen. Bijhorend kan er ook nagegaan
worden hoe de baby’s van besmette moeders er aan toe zijn. Het is erg belangrijk om
meteen na de geboorte de besmette baby’s te herkennen zodat de kinderen snel en doeltreffend behandeld en opgevolgd kunnen worden. Aan de hand van deze verdere evaluatie zouden we kunnen proberen de cut-off waarde van de CMV-aviditeit naar beneden te
halen.
3
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Lijst met afkortingen en symbolen
µl
Microliter
CMV
Cytomegalovirus
DNA
Desoxyribonucleïnezuur
EIA
Enzym-immunoassay
ELFA
Enzyme Linked Fluorescent Immuno Assay
ELISA
Enzyme Linked Immuno Sorbent Assay.
Ig
Immunoglobuline
ISAGA
Immunosorbent agglutination assay
IU
Internationale Eenheid
ml
Milliliter
MLE-kaart
Master Lot Entry
NKO
Neus-keel-oor
nm
Nanometer
PCR
Polymerase Chain Reaction
RFV
Relative Fluorescence Value
RIA
Radio Immunologic Array
SPR
Solid Phase Receptacle
T
Toxoplasma
4
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Verklarende woordenlijst
In de baarmoeder bevindt zich rond het vruchtwater een
Amnioncellen
vruchtzak. Deze vruchtzak bestaat uit een dun vlies, het
amnion.
Anti-nucleaire antistoffen
Auto-antistoffen
Capside
Antistoffen gericht tegen onderdelen van de eigen celkern.
Antistoffen die zich richten tegen eigen lichaamscellen- of
stoffen
Eiwitmantel, is het omhulsel van een virus.
Elk capside bestaat uit subeenheden, de capsomeren. De
Capsomeren
rangschikking van de capsomeren bepaalt de vorm van
het virus
Cerebrospinaal vocht
Het vocht dat de hersenen en het ruggenmerg omgeeft
Cervicaal
Met betrekking tot de hals en de nek
Een inwendige ontsteking in het achterste gedeelte van
Chorioretinitis
het oog waarbij vooral het vaatvlies en het netvlies betrokken zijn
Congenitaal
Aangeboren
Convulsies
Oncontroleerbare samentrekkingen van de spieren.
Dysmaturiteit
Een te laag geboortegewicht in verhouding tot de zwangerschapsduur.
ELISA is een immunochemische reactie en alle immuno-
ELISA
chemische bepalingen zijn gebaseerd op hetzelfde principe, de specifieke binding tussen antigen en antistof
Encefalitis
Ontsteking van hersenweefsel
Epitoop
Een deel van een macromolecuul welke herkend kan
5
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
worden door antilichamen.
Hepatosplenomegalie
Combinatie van lever- en miltvergroting
Hydrocefalie
Abnormale hoeveelheid hersenvocht binnen de schedel
Icosahedraal
Twintigvlak
Immunocompetent
Bekwaam om een immune reactie te ontwikkelen
Het percentage van het aantal nieuwe gevallen van een
Incidentie
bepaalde ziekte in een gemeenschap gedurende een omschreven periode
Intracerebrale calcificaties
Kalkafzetting in de hersenen
Lymfadenopathieën
Aandoening van de lymfeklieren
Microcefalie
Abnormale kleinheid van de hersenschedel
Micro-ofthalmie
Aangeboren kleinheid van de oogbol
Myocarditis
Ontsteking van de hartspier.
Neonataal
Met betrekking tot de eerste weken na de geboorte
Optische atrofie
Aantasting van de achter de oogbol gelegen oogzenuw
Parasitose
Ziekte die door een parasiet wordt veroorzaakt
Petechieën
Kleine rode vlekjes op de huid
Prevalentie
Het aantal gevallen per duizend of per honderdduizend op
een specifiek moment in de bevolking
Protozoa
Eéncellig dierlijk organisme
Rash
Roodheid van de huid
Recrudescentie
Het opnieuw optreden van de ziekteverschijnselen
Seronegatief
Afwezigheid van antistoffen in het serum
Seroprevalentie
Aantal personen in een bevolking die positief zijn voor een
6
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
specifieke ziekte gebaseerd op serologie.
Sporulatie
Sporenvorming
Subklinisch
Nog niet waarneembaar
Suboccipitaal
Onder het achterhoofd
Een situatie waarin het effect van een samenwerking gro-
Synergetisch effect
ter is dan elk van de samenwerkende partijen afzonderlijk
zou kunnen bereiken.
Trombocytopenie
Te weinig bloedplaatjes in het bloed
Ventriculomegalie
Ophoping van vocht in hersenkamers
Virulentie
Het ziekteverwekkende vermogen van een microorganisme
7
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Lijst van tabellen en figuren
Figuur 2-1: Cyclus van de toxoplasmosebesmetting ......................................................... 14 Figuur 2-2: Pasgeborene met hydrocefalie veroorzaakt door congenitale toxoplasmose . 18 Figuur 2-3: Cyste in spierweefsel ...................................................................................... 19 Figuur 2-4: Antilichaam-kinetiek gedurende een toxoplasmose-infectie. .......................... 21 Figuur 2-5: Humaan Cytomegalovirus ............................................................................... 25 Figuur 2-6: Congenitale CMV infectie ................................................................................ 29 Figuur 2-7: Histologisch aantonen van CMV door 'owl-eyes-insluitingen' in longweefsel . 30 Figuur 3-1: Dual reagensstrip TXGA bestaande uit referentie- en teststrip ....................... 35 Figuur 3-2: Opbouw van een reagensstrip ........................................................................ 36 Figuur 3-3: MiniVIDAS® .................................................................................................... 37 Figuur 3-4: Reagensstrip en SPR ...................................................................................... 37 Figuur 3-5: ELFA-techniek ................................................................................................. 39 Figuur 3-6: Strip-compartiment ...................................................................................... 41
Figuur 3-7: SPR-blok ......................................................................................................... 41
Figuur 3-8: Strip waarbij welletje 4 moet vervangen worden door Urea-buffer .................. 42 Figuur 4-1: Samenvatting aviditeitsbepaling ...................................................................... 43 Figuur 4-2: Gegevens masterlot ........................................................................................ 45 Tabel 2-1: Epidemiologie van toxoplasmose in België ...................................................... 15 Tabel 2-2: Transmissie tijdens de zwangerschap.............................................................. 26 Tabel 4-1: Vidas Toxoplasmose IgG bepaling ................................................................... 44 Tabel 4-2: Vidas Toxoplasmose IgM bepaling................................................................... 44 8
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Tabel 4-3: Vidas Toxoplasmose Aviditeit........................................................................... 45 Tabel 4-4: Overzichtstabel resultaten Toxoplasmose-aviditeit .......................................... 46 Tabel 4-5: Resultaten Toxoplasmose-aviditeit groep A ..................................................... 46 Tabel 4-6: Stalen opgestuurd voor confirmatie .................................................................. 48 Tabel 4-7: Toxoplasmose-aviditeit - voorbeelden van opeenvolgende stalen ................... 49 Tabel 4-8: resultaten Toxoplasmose-aviditeit bij groep B .................................................. 49 Tabel 4-9: Vidas CMV IgG bepaling .................................................................................. 50 Tabel 4-10: Vidas CMV IgM bepaling ................................................................................ 51 Tabel 4-11: Vidas CMV aviditeit ........................................................................................ 51 Tabel 4-12: Overzichtstabel resultaten CMV-aviditeit........................................................ 52 Tabel 4-13: Resultaten CMV-aviditeit bij groep A .............................................................. 52 Tabel 4-14: Voorbeelden van resultaten patiënten gynaecologie...................................... 53 Tabel 4-15: Stalen opgestuurd voor confirmatie ................................................................ 53 Tabel 4-16: Voorbeelden van resultaten patiënten Nefrologie .......................................... 54 Tabel 4-17: Resultaten aviditeit groep B............................................................................ 55 9
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Inhoudsopgave
Woord vooraf
1
Samenvatting
2
Lijst met afkortingen en symbolen
4
Verklarende woordenlijst
5
Lijst van tabellen en figuren
8
Inhoudsopgave
10
1
Inleiding, situatieschets en probleemstelling
12
2
Literatuurstudie
13
2.1
Toxoplasma gondii
13
2.1.1
Levenscyclus
13
2.1.2
Epidemiologie
15
2.1.3
Transmissie
15
2.1.4
Klinisch verloop
16
2.1.5
Toxoplasmose en zwangerschap
17
2.1.6
Diagnose
19
2.1.7
Therapie
23
2.2
Cytomegalovirus
25
2.2.1
Virusclassificatie
25
2.2.2
Epidemiologie
26
2.2.3
Transmissie
27
2.2.4
Klinisch verloop
28
2.2.5
Cytomegalovirus en zwangerschap
28
2.2.6
Diagnose
30
2.2.7
Therapie
31
3
Materiaal en methode
33
3.1
Materiaal en reagentia
33
3.1.1
Materiaal
33
10
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
3.1.2
Reagentia Toxoplasmose
33
3.1.3
Reagentia Cytomegalovirus
35
3.2
Methoden
37
3.2.1
MiniVidas® van bioMérieux
37
3.2.2
Methoden Toxoplasmose
40
3.2.3
Methoden Cytomegalovirus
41
4
Resultaten
43
4.1
Toxoplasmose
43
4.2
Cytomegalovirus
50
5
Discussie
56
5.1
Toxoplasmose
56
5.2
Cytomegalovirus
58
6
Conclusie
61
6.1
Toxoplasmose
61
6.2
Cytomegalovirus
62
Literatuurlijst
64
Bijlagen
67
Bijlage 1 – patiëntengegevens Toxoplasmose-aviditeit
67
Bijlage 2 – patiëntengegevens Cytomegalovirus-aviditeit
70
Colofon
Voor akkoord verklaring
75
11
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
1
Inleiding, situatieschets en probleemstelling
Cytomegalovirus en Toxoplasmose-infecties zijn twee belangrijke oorzaken van congenitale infecties. Deze infecties zijn meestal te wijten aan een primaire maternale infectie. De
gevolgen van de congenitale infectie worden in hoge mate bepaald door het tijdstip waarop de maternale besmetting optrad. Er is een duidelijke toename van transmissie later in
de zwangerschap. De gevolgen zijn echter het grootst tijdens het eerste trimester. Ook is
het zo dat bij een secundaire infectie het transmissierisico beduidend lager ligt. Een snelle
en accurate diagnose is dus van groot belang.
Het al dan niet aanwezig zijn van een CMV of Toxoplasmose-infectie wordt gecontroleerd
aan de hand van de bepaling van een antistoftiter in het bloed. Een positieve IgMbepaling is echter niet altijd indicatief voor een recente infectie. In sommige gevallen kan
vele maanden na de initiële infectie IgM nog aantoonbaar blijven. Bij twijfel kan er dan
beroep gedaan worden op de IgG-aviditeitstest.
De IgG-aviditeittest is geen routinebepaling, maar wordt gebruikt als complementaire test
om de aanvang van infectie te bepalen. De aviditeit is de som van de totale sterkte van de
binding tussen het antigeen en het antilichaam. Dus bij binding van meerdere bindingsplaatsen van een antistofmolecuul aan meerdere identieke epitopen op het antigeen
spreekt men van aviditeit. Deze aviditeitstest is gebaseerd op het feit dat na primaire infectie het antilichaam respons rijpt van lage naar hoge aviditeit over een periode van enkele weken tot enkele maanden.
Een hoge aviditeit in het eerste trimester van de zwangerschap wijst op een niet-recente
infectie. Het vinden van een lage aviditeit bij een IgM-positieve zwangere vrouw kan de
diagnose van een recente CMV besmetting verbeteren en een betere voorspellende
waarde met betrekking tot foetale besmetting hebben.
De doelstelling van deze thesis is het verbeteren van de CMV en Toxoplasmosescreening bij zwangeren dit met behulp van de aviditeitstest. Deze test werd uitgevoerd in
het AZ Sint-Lucas Brugge, afdeling bacteriologie onder leiding van Dr. Vandewal. Bij alle
toxoplasmose en CMV-IgM positieve patiënten werd de aviditeit nagegaan om zo een
betere bepaling te kunnen doen van het tijdstip van aanvang van de infectie. Bij een positieve evaluatie zal deze test in de routine gebruikt worden.
12
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
2
Literatuurstudie
2.1
Toxoplasma gondii
Toxoplasmose is een infectieziekte die veroorzaakt wordt door de parasiet Toxoplasma
gondii. Deze parasiet komt wereldwijd voor, vooral in warme en vochtige gebieden is de
prevalentie hoog. Één derde van de wereldpopulatie is geïnfecteerd door deze parasiet.
Het is een obligaat intracellulair levende protozoa die de meeste warmbloedige diersoorten infecteert, alsook de mens. (10,15,22,27)
2.1.1
Levenscyclus
De ontwikkelingscyclus van T. gondii kent verschillende stadia: tijdens het eerste stadium
komen ze voor als beweeglijke tachyzoïeten (trofozoïeten). Deze kunnen zich zeer snel
vermenigvuldigen en vernietigen geïnfecteerde cellen tijdens een acute infectie. Tachyzoïeten zijn dus obligaat intracellulair, maar er bestaat geen voorkeur voor een celtype of
een orgaansysteem. Tijdens het tweede stadium vindt men ze terug onder de vorm van
bradyzoïeten, deze bevinden zich in de weefselcysten. Deze bradyzoïeten worden gekenmerkt door een zeer trage delingssnelheid en vindt men in het lichaam tijdens de rustfase van de parasitose. De cysten kunnen jarenlang overleven en zijn infectieus voor wie
ze consumeert. Als derde stadium zijn er de sporozoïeten, die zich in de oöcysten bevinden. Oöcysten zijn omkapselde vormen van T.gondii die bijzonder resistent zijn aan zeer
uiteenlopende omgevingsomstandigheden. Dit garandeert een lange overleving van de
parasiet buiten de gastheer. (15,22,31,32)
Katachtige zijn de enige gekende eindgastheren waar de seksuele stadia van T.gondii
kan waargenomen worden. Dat wil zeggen dat enkel in deze dieren een volledige levenscyclus kan doorlopen worden met vorming van tachyzoïeten, weefselcysten met bradyzoïeten en oöcysten.
De mens, diverse zoogdieren en vogels functioneren als tussengastheer. Een tussengastheer is drager van de parasiet maar er kunnen geen oöcysten aangemaakt worden.
Er kunnen wel weefselcysten met bradyzoïeten ontstaan. (15,22)
13
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
De parasiet kan afwisselend overgaan van een geslachtelijke voortplanting in de eindgastheer naar een ongeslachtelijke voortplanting in de tussengastheer. (27)
Bij de kat kan zowel een geslachtelijke als een niet-geslachtelijke cyclus optreden. De
geslachtelijke cyclus bij de kat begint door orale besmetting met infectieuze oöcysten die
onder andere voorkomen in gecontamineerd water of door inname van weefselcysten uit
een tussengastheer (bv muis). (19)
In de dunne darm van de katachtige gebeurt eerst de ongeslachtelijke cyclus, gevolgd
door de seksuele reproductie van de parasiet waarbij oöcysten gevormd worden, die ze
dan uitscheiden via hun faeces. Het duurt 1 tot 5 dagen na de excretie vooraleer de nietinfectieuze oöcyst sporuleert en besmettelijk wordt voor zowel de tussengastheer als voor
de eindgastheer. (22,27)
Ongeslachtelijke vermenigvuldiging kan optreden bij zowel de kat als bij een tussengastheer, zoals de mens. Na orale besmetting penetreren oöcysten of uit weefselcysten vrijkomende bradyzoïeten doorheen de darmwand. Er vormen zich halvemaanvormige tachyzoïeten (7-9mm), die zich snel vermenigvuldigen in allerlei soorten kernhoudende cellen. Hierbij vindt ook hematogene verspreiding plaats. De cyclus van de toxoplasmosebesmetting vindt men terug op figuur 2-1. (19)
Figuur 2-1: Cyclus van de toxoplasmosebesmetting (2)
14
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
2.1.2
Epidemiologie
De seroprevalentie van T.gondii bedraagt ongeveer 50% in België (tabel 2-1). In de Scandinavische landen, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Canada bedraagt de seroprevalentie slechts 10 tot 15%. Mogelijke redenen voor deze lagere prevalentie zijn andere
culinaire gewoonten. De frequentie van maternale seroconversie bedraagt 6 tot 8 per
1.000 zwangerschappen. Het globale risico van foetale T.gondii-transmissie bedraagt 2030%. Dit neemt sterk toe bij stijgende zwangerschapsleeftijd. Een acute maternale
T.gondii-primo-infectie gedurende de eerste 5 weken na de bevruchting geeft zeer zelden
aanleiding tot aangeboren toxoplasmose (<1%). De transmissie bedraagt 60% tijdens het
derde trimester, waardoor de kans op foetale besmetting zeer groot is. De incidentie van
congenitale toxoplasmose bedraagt in België 5 tot 10 per 10.000 geboorten. (29)
Tabel 2-1: Epidemiologie van toxoplasmose in België (29)
Seroprevalentie voor Toxoplasma gondii
± 50%
Frequentie van maternale seroconversie
6 tot 8 per 1.000 zwangerschappen
<1%
Foetale T.gondii-transmissierisico
10-15%
>60%
Eerste 5 weken
Incidentie congenitale toxoplasmose
2.1.3
Trimester 1
Trimester 3
5-10 per 10.000 geboorten
Transmissie
De transmissie van de parasiet naar de mens kan op verschillende manieren plaatsvinden. Het eten van ongewassen groenten en fruit of onvoldoende gebakken vlees (hoofdzakelijk niet-diepgevroren schapenvlees) dat oöcysten of weefselcysten bevat, is de belangrijkste T.gondii-infectiebron. Contact met aarde besmet door oöcysten, die door geïnfecteerde katten met faeces uitgescheiden worden, vormt de tweede belangrijkste bron.
Rechtstreeks contact met katten is daarentegen niet erg voor wat betreft het overbrengen
van de infectie. (15,22,29)
Katten scheiden bij een T.gondii-primo-infectie tot 106 oöcysten per dag uit gedurende
hoogstens twee weken. De grootste hoeveelheid oöcysten worden uitgescheiden door
jonge katten die hun primaire infectie doormaken. Deze oöcysten, die besmettelijk worden
15
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
24uur na excretie, kunnen tot 1 jaar overleven in het “extern milieu” (aarde, oppervlaktewater). Besmette groenten en fruit zijn dus het echte ‘reservoir’ voor een potentiële
T.gondii-infectie, naast de consumptie van genoemd rauw vlees. (19,29)
Uiteraard kan er ook transplacentale transmissie (verticale transmissie) plaatsvinden. Dit
kan leiden tot congenitale toxoplasmosis bij de foetus. Ook kan de overdracht gebeuren
door orgaantransplantatie of bloedtransfusie. (22,32)
2.1.4
Klinisch verloop
De twee belangrijkste transmissieroutes van Toxoplasma gondii bij mensen is dus oraal
en congenitaal. Bij inname van infectieuze (gesporuleerde) oöcysten komen de sporozoïeten in de darm vrij, penetreren doorheen de warmwand en prolifereren intracellulair. De
sporozoieten vormen zich dan om naar tachyzoïeten.
Bij inname van vlees dat weefselcysten bevat, zullen de bradyzoiëten in het darmlumen
zich ook omvormen tot tachyzoïeten die een acute infectie veroorzaken zoals bij de inname van besmette oöcysten. Het immuunsysteem van de gastheer zorgt ervoor dat tachyzoïeten zich dan transformeren in bradyzoiëten en weefselcysten. Deze cysten komen het
meest voor in skeletspieren, myocard en de hersenen. Recrudescentie kan voorkomen
wanneer de gastheer immunogesuppreseerd is en de weefselcyste barst zodat de parasieten vrijgegeven worden.
Bij congenitale transmissie gaan tachyzoïeten vanuit de maternale bloedcirculatie (acute
infectie) transplacentair over naar de foetus. De kans op transmissie naar het kind is groter tijdens het laatste trimester van de zwangerschap, maar transmissie tijdens het eerste
trimester brengt grotere consequenties met zich mee. Een spontane abortus, een doodgeboorte of een premature geboorte kan het gevolg zijn. (3,22,32)
Toxoplasmose kan in vier groepen worden gecategoriseerd:
verworven in de immunocompetente patiënt;
verworven of gereactiveerd in de immunodeficiënte patiënt;
congenitaal;
oculair.
16
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
Een verworven toxoplasmose-infectie in immunocompetente individuen is over het algemeen een niet-symptomatische besmetting. Eventuele tekenen van infectie zijn weinig
specifiek en sterk uiteen lopend: moeheid, lusteloosheid, eventueel wat koorts. Bij een
minderheid van de patiënten (10 tot 20%) leidt een infectie tot lymfadenitis, vooral cervicaal en suboccipitaal. Er zijn vergrote lymfeklieren aanwezig, evenals spierpijn, lever- en
miltvergroting. (15,22,27,32)
Toxoplasmose bij immunodeficiënte patiënten kan toe te schrijven zijn aan een onlangs
verworven of gereactiveerde latente besmetting. Nadat de immuniteit van de gastheer op
gang gekomen is, worden de parasieten in een rustfase gedwongen, de weefselcysten.
Als de weefselcysten ontstaan, spreekt men van de chronische of latente fase van de
infectie. Een latent aanwezige infectie kan worden gereactiveerd als het immuunsysteem
van de gastheer een immuunsuppressie ondergaat (aidspatiënten of na een langdurige
therapie met corticosteroïden). Er kan dan een ernstig ziektebeeld ontstaan zoals encefalitis, pneumonie, myocarditis of hepatitis. Bij aidspatiënten grijpt de infectie vaak aan op
het centrale zenuwstelsel met meestal een fatale afloop. Ook aantasting van de hersenen
(hersenabcessen) ziet men vooral bij aidspatiënten. Regelmatig worden bij transplantpatiënten ook ernstige infecties gediagnosticeerd. (22,27,32)
Congenitale toxoplasmose vloeit voort uit een acute primaire besmetting die door de
moeder tijdens zwangerschap wordt verworven. De incidentie en de ernst van congenitale
toxoplasmose variëren met het trimester waarin de besmetting werd verworven. Omdat de
behandeling van de moeder de ernst van de symptomen van de zuigeling kan reduceren,
is snelle en accurate diagnose uiterst belangrijk
Oculaire toxoplasmose, een belangrijke oorzaak van chorioretinitis, kan het resultaat zijn
van congenitale of zelden door een verworven besmetting. Congenitaal geïnfecteerde
patiënten zijn vaak asymptomatisch tot het tweede of derde decennium van het leven.
Wanneer er zich letsels in het oog ontwikkelen is dit vermoedelijk te wijten aan het barsten van de cyste en vrijstellen van tachyzoïeten en bradyzoïeten. (3,22)
2.1.5
Toxoplasmose en zwangerschap
Bij vrouwen die seropositief zijn voor de zwangerschap is er zelden transplacentaire overdracht van de parasiet naar de foetus. Bij primo-infectie van de moeder tijdens de zwan17
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
gerschap vindt tot 30% van de gevallen verticale transmissie van moeder op kind plaats.
Wanneer parasieten het kind in de foetale periode bereiken, zal er in veel ontwikkelde
orgaansystemen schade worden aangebracht. De infectie tast niet specifiek één orgaan
aan, maar zorgt voor een veralgemeend weefselverval waarbij vooral de neurologische en
oogafwijkingen klinisch op de voorgrond komen te staan. Klassiek wordt het beeld van
congenitale toxoplasmose toegeschreven met de trias: hydrocefalie, intracerebrale calcificaties en chorioretinitis. Deze verschijnselen vormen slechts het topje van de ijsberg.
(10,15,29,31)
De frequentie en de pathogeniciteit van de foetale infectie is afhankelijk van verscheidene
factoren namelijk tijdstip van aanvang van maternale infectie, virulentie van de parasiet,
hoeveelheid parasiet en de kwaliteit van het immuunrespons van de moeder. (10)
De gevolgen van de congenitale infectie worden dus in hoge mate bepaald door het tijdstip waarop de infectie optrad. Vroegfoetale infecties (= 1ste trimester) leiden, gezien de
kwetsbaarheid van de ontwikkelende orgaansystemen, veelal tot ernstige afwijkingen.
Vaak zal een infectie in dit stadium van de zwangerschap leiden tot een abortus. Bij de
geboorte uiten de afwijkingen zich als restverschijnselen van ontsteking (intracraniële calcificaties en hydrocefalie) door belemmering van liquorcirculatie ten gevolge van littekenweefsel, convulsies en ontwikkelingsstoornissen (microcefalie, micro-ofthalmie en blindheid) (15)
Figuur 2-2: Pasgeborene met hydrocefalie veroorzaakt door congenitale toxoplasmose (14)
Laatfoetale infecties (=laatste trimester) leiden tot pre-en/of dysmaturiteit. Er kan een veralgemeend infectieus beeld zijn met koorts of onstabiele temperatuur, uitslag, trombocyt18
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
openie, anemie, icterus en/of hepatosplenomegalie. Zeer frequent is de congenitale infectie echter bij de geboorte nog subklinisch. (15,27)
Klinische verschijnselen kunnen later optreden bij een opleving van de latente congenitale
infectie. Alsnog wordt dan ernstige schade veroorzaakt, voornamelijk in het oog door chorioretinitis. Ten gevolge van steeds verdere beschadiging van het netvlies treedt een
voortschrijdend gezichtsverlies op. Algemeen wordt aangenomen dat een toxoplasmotische chorioretinitis meestal berust op een congenitale infectie; een postnataal verworven
oculaire toxoplasmose is zeldzaam. (15)
2.1.6
Diagnose
Het stellen van de diagnose op basis van de klinische symptomen is niet mogelijk, daar
deze meestal niet voorkomen of zeer aspecifiek zijn. Alleen de diagnose van oculaire
toxoplasmose kan op basis van de klinische symptomen gesteld worden. Laboratoriumdiagnostiek is daarom noodzakelijk. T.gondii organismen worden maar zeer zelden gedetecteerd in patiënten die een toxoplasmose-infectie doormaken. Toch kan men de parasiet aantonen met histologische technieken of met een kweek. Daarnaast kan men een
antigendetectie uitvoeren, maar deze is meestal weinig gevoelig. PCR van cerebrospinaal
vocht of amnion-vocht is ook een mogelijkheid. (20,27,30)
Figuur 2-3: Cyste in spierweefsel (11)
Er wordt vooral gebruik gemaakt van serologische detectie waarbij men Toxoplasmaspecifieke antilichamen opspoort. Het al dan niet aanwezig zijn van een toxoplasmoseinfectie wordt gecontroleerd aan de hand van de bepaling van een antistoftiter in het
bloed. Als eerste aantoonbare antistof vindt men vaak immunoglobuline M, die verschijnt
tijdens de acute infectie en dat stijgt over een verloop van 1 à 2 weken. Afhankelijk van de
19
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
methode kan IgM van enkele weken tot meer dan 1 jaar na de acute infectie aantoonbaar
blijven. Vals-positieve IgM antistoffen komen voor enerzijds door specifieke, maar natuurlijke antistoffen (ontstaan zonder contact met de parasiet) en anderzijds door autoantistoffen zoals de reumafactor en anti-nucleaire antistoffen. De reumafactor is frequent
genoeg zodat de meeste labo’s hiermee rekening houden. Vals negatieve antistoffen zijn
bij acute toxoplasmose op volwassen leeftijd uitzonderlijk. (15,22,30)
Immunoglobuline M wordt gevolgd door IgA's en IgG’s. De IgA-antistoffen verdwijnen
sneller dan de IgM's. Bij IgG-antistoffen gebeurt de titerstijging veel trager dan bij de IgM
en neemt zeker 3 tot 6 weken in beslag.
De aanwezigheid van specifieke antistoffen IgG wijst op een doorgemaakte infectie. Deze
antistoffen blijven echter levenslang aanwezig zodat ze geen informatie geven over wanneer de infectie is doorgemaakt. Bij een groot deel van de klinisch gezonde volwassenen
zijn deze antistoffen aantoonbaar. (27)
Bij een pasgeborene heeft het aantonen van IgG geen betekenis omdat deze antistoffen
de placentabarrière kunnen passeren en ze dus afkomstig kunnen zijn van de moeder die
al eerder een infectie met Toxoplasma heeft doorgemaakt. Pas als er aan het eind van
het eerste levensjaar geen antistoffen meer aangetoond kunnen worden, kan een congenitale infectie definitief uitgesloten worden. IgM kan de placentabarrière echter niet passeren en wijst daarom wel op een congenitale infectie. (27)
Het verschijnen van antistoffen bij een eerder seronegatief individu wijst erop dat de infectie in de tussenliggende periode is opgelopen. De aanwezigheid van specifieke IgMantistoffen kan de diagnose van een recente infectie steunen. Vele serologische methoden zijn beschikbaar, zoals de klassieke test van Sabin-Feldman, immunofluoriscentie en
enzym-immunoassays. Benadrukt moet worden dat IgM-bepalingen niet geschikt zijn voor
screening op recente infecties aangezien IgM zeer frequent vele maanden na de initiële
infectie nog aantoonbaar zijn. (1,15)
20
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
Figuur 2-4: Antilichaam-kinetiek gedurende een toxoplasmose-infectie. (10)
X-as: tijd; Y-as: antilichaamtiters
Er kunnen verschillende technieken gebruikt worden om antilichamen op te sporen. Hieronder volgt een opsomming van de verschillende bepalingen.
IgG bepalingen
SABIN - FELMAN DYE TEST
Het serum van de patiënt wordt geïncubeerd met levende Toxoplasma gondii parasieten,
complement en een kleurstof methyleenblauw.
Door de aanwezigheid van antilichamen lyseert de celwand van de toxoplasma, waardoor
de kleurstof niet opgenomen kan worden. Met deze test kunnen reeds vroeg tijdens de
infectie IgG antistoffen gedetecteerd worden, dit zelfs na ongeveer 1 tot 2 weken. De piek
wordt bereikt na 6 tot 8 weken. (1,30)
INDIRECTE HEMAGGLUTINATIE
Het serum van de patiënt wordt geïncubeerd met erytrocyten en toxoplasma-antigenen. In
aanwezigheid van antilichamen agglutineren de rode bloedcellen. De techniek is eenvoudig en goedkoop maar gevoelig voor de wisselende kwaliteit van de erytrocyten. (1,30)
21
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
AGGLUTINATIETEST
Directe agglutinatie: het serum wordt voorbehandeld met mercapto-ethanol en wordt
daarna geïncubeerd met toxoplasma-tachyzoïeten.
Latexagglutinatie: Het patiëntenserum wordt geïncubeerd met latexpartikels gecoat met
toxoplasma-antigenen. (1,30)
INDIRECTE FLUORESCENTIETEST
Het serum wordt op draagglaasjes met gefixeerde tachyzoïeten gebracht, waarna er fluoresceïne-geconjugeerd antihumaan IgG wordt aan toegevoegd en het geheel onder de
microscoop wordt afgelezen. Indirecte fluorescentie is echter zeer arbeidsintensief. (1,30)
ENZYM-IMMUNOASSAY
Het antigen wordt op een matrix gecoat. Het serum wordt hiermee geïncubeerd en een
enzymgeconjugeerd anti-humaan antilichaam wordt toegevoegd. Deze methode is geschikt voor automatisering. (1,30)
IgM bepalingen
INDIRECTE FLUORESCENTIETEST
Bij een indirecte fluorescentiebepaling wordt gebruik gemaakt van anti-humaan IgM geconjugeerd met fluoresceïne. De test geeft 5 tot 7 dagen na infectie een positief signaal,
maar daalt echter zeer snel en wordt in regel negatief na 6 à 9 maanden. Dit is de minst
gevoelige test voor de bepaling van IgM. (1,30)
ENZYM-IMMUNOASSAY (EIA)
Er bestaan indirecte Enzym Immuno Assays (EIA’s) en immunocapture EIA’s. Beide technieken kunnen vroeg tijdens de infectie antistoffen detecteren, zelfs na jaren kunnen er
antistoffen gedetecteerd worden. De indirecte methode heeft echter wel een gevoelig hogere incidentie op zowel vals positieve als vals negatieve resultaten. Hier kunnen de andere IgM moleculen, die in het serum aanwezig zijn, de meting beïnvloeden. (1,30)
22
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
IMMUNOSORBENT AGGLUTINATIE ISAGA
IgM immunosorbent Agglutinatie (ISAGA) bestaat uit een combinatie van een capture IgM
stap met een directe agglutinatie en is gevoeliger dan de voorgaande technieken. De detectie blijft echter langer positief na infectie. Hierdoor is het moeilijker om de infectie te
dateren. (1,30)
IgA bepaling
De IgA-bepaling is geen routine analyse. IgA wordt gebruikt voor een datering van een
eventuele recente infectie tijdens de zwangerschap, of voor de detectie van een congenitale infectie. Deze bepaling laat toe later dan IgM een detectie uit te voeren, maar deze
detectie wordt ook sneller negatief. Zelden wordt er een positieve IgA teruggevonden in
afwezigheid van IgM. (1,30)
IgG aviditietsmeting
IgG-aviditeit is eveneens geen routinebepaling. Het meten van de IgG aviditeitsindex
wordt gebruikt als complementaire test om de aanvang van infectie te bepalen. Deze test
is gebaseerd op het feit dat na primaire infectie, het antilichaam respons matureert van
lage naar hoge aviditeit over een periode van enkele weken tot enkele maanden. Een EIA
IgG wordt met de normale routineprocedure gemeten. Op hetzelfde moment doet men
een tweede test, maar met toevoeging van een proteïne denaturerend reagens, zoals
ureum, dat de zwakke antigen-antilichaambindingen verbreekt. De verhouding van de
twee resultaten geeft aan hoe sterk de binding van het IgG aan het antigen is. Een hogere
aviditeit wordt teruggevonden bij een oudere infectie.
Interpretatie van de aviditeit: een hoge aviditeit (de waarde is afhankelijk van kit tot kit)
sluit een infectie in de voorbije 4 maanden uit. Een lage aviditeit kan wijzen op een recente infectie. (20)
2.1.7
Therapie
In het algemeen behandelen de artsen T.gondii infectie in vier omstandigheden:
•
zwangere vrouwen met acute besmetting, om foetale besmetting te verhinderen;
•
congenitaal geïnfecteerde zuigelingen;
23
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
•
immunogecompromitteerde personen, gewoonlijk met reïnfectie;
•
acute en recurrerende oculaire toxoplasmose.
De momenteel geadviseerde therapie werkt hoofdzakelijk tegen de actieve tachyzoïete
vorm van T.gondii maar roeien geen omkapselde organismen (bradyzoïeten) uit. De voorkeurstherapie is de combinatie van pyrimethamine en sulfadiazine, hierbij treedt een synergistisch effect op. Pyrimethamine is teratogeen en mag dus niet bij zwangere vrouwen
gebruikt worden. Bij infectie tijdens de zwangerschap moet men zo spoedig mogelijk een
therapie starten. Bij zwangere vrouwen kan een therapie met spiramycine ingesteld worden om de kans op een congenitale infectie te verminderen. Het vertraagt de transmissie
van tachyzoïeten door de placenta. Daar spiramycine de placentabarrière niet kan passeren is het niet werkzaam tegen tachyzoïeten die deze barrière inmiddels gepasseerd zijn.
Een kind met risico op congenitale transmissie wordt ook best na de geboorte gevolgd.
Wanneer de prenatale diagnose positief is, start men na de geboorte een therapie bij het
kind. Het eerste jaar moet het kind van nabij gevolgd worden. (22,26,27,32)
24
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
2.2
Cytomegalovirus
Het Cytomegalovirus (CMV) is wereldwijd verspreid en besmet mensen van alle leeftijden,
zonder seizoengebonden patronen van transmissie. De seroprevalentie van CMV is het
hoogst onder lagere sociaal-economische groepen in dichtbevolkte levensomstandigheden. (23)
2.2.1
Virusclassificatie
Het Cytomegalovirus, ook gekend als het humaan herpesvirus 5 (HHV-5), behoort tot de
familie Herpesviridae, waaronder ook het herpes simples virus type 1 (HHV-1) en 2 (HHV2), varicella-zoster virus (HHV-3); Epstein-Barr virus (HHV-4) en de humane herpesvirussen 6,7 en 8 zich bevinden. CMV is geclassificeerd in de subfamilie Betaherpesviridae
met Cytomegalovirussen van andere dierlijke species. De classificatie is gebaseerd op
tropisme voor speekselklieren, langzame groei in celcultuur en strikte speciespecificiteit.
De naam CMV is afgeleid van de zichtbare vergroting van de cellen (cyto= cel; mega=
groot) die geïnfecteerd zijn door het virus. Het cytomegalovirus kan zich wel enkel in fibroblasten en macrofagen vermenigvuldigen. Tijdens de latente fase bevindt het virus
zich in monocyten, beenmerg en nierweefsel.
Het Cytomegalovirus is een dubbelstrengig DNA-virus met een diameter van 120 tot
200nm en bestaat uit een icosahedraal capside met 162 capsomeren, een amorfe matrix
en een omringend fosfolipidenrijk envelop. Het virus wordt geïnactiveerd bij een temperatuur van 56°C maar is zeer stabiel in urine van 4°C. (17,23)
Figuur 2-5: Humaan Cytomegalovirus (13)
25
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
2.2.2
Epidemiologie
Het Cytomegalovirus is de meest frequente verwekker van congenitale infecties. Een primaire maternale CMV-infectie verloopt meestal asymptomatisch maar geeft aanleiding tot
een congenitale infectie in gemiddeld 30% van de gevallen. Bij een recurrente infectie
(reactivatie of reïnfectie) bedraagt het risico van congenitale infectie amper 0,15 tot 1%.
Er is een duidelijk verband tussen de antilichaamtiters en de socio-economische status. In
de Verenigde Staten heeft ongeveer 80% van de volwassen vrouwen uit lage sociale milieus CMV-antilichamen, terwijl dit percentage 40 tot 60% bedraagt bij sociaal begunstigde
personen. Onafhankelijk van het ras zijn vrouwen op jongere leeftijd meer geïnfecteerd
dan mannen. Op 65 jaar is bijna iedereen, onafhankelijk van ras, geslacht of socioeconomische status, seropositief voor CMV. In Europa is gemiddeld 45% van de vrouwen
seropositief bij het begin van de zwangerschap. Bij de overige 55% moet men preventieve
maatregelingen treffen tijdens de zwangerschap. (17,23)
Het risico van seroconversie tijdens de zwangerschap bedraagt 1 tot 2% en stijgt met het
aantal zwangerschappen. Zwangere vrouwen lopen een groter risico van seroconversie
indien zij tewerkgesteld zijn in kinderdagverblijven omdat kinderen het virus via de urine
verspreiden gedurende een lange periode. Daarbij is verspreiding via besmet speelgoed
ook mogelijk. (17,25)
Er is een duidelijke toename van transmissie later in de zwangerschap. De transmissie
tijdens het eerste trimester bedraagt 36.0%, in tweede trimester 44.9% en in het derde
trimester 77.6% (tabel 2-2). De gevolgen zijn het grootst tijdens het eerste trimester. (26)
Tabel 2-2: Transmissie tijdens de zwangerschap (26)
Trimester
% transmissie
Trimster 1
36,0%
Trimster 2
44,9%
Trimster 3
77,6%
26
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
5 tot 18% van de besmette zuigelingen zijn symptomatisch bij de geboorte. In deze categorie bedraagt de mortaliteit bijna 30% en ongeveer 80 tot 90% van de overlevenden
heeft ernstige (neurologische) aandoeningen.
Het merendeel van de baby’s vertonen daarentegen geen symptomen bij de geboorte. Bij
10 tot 15% van deze laatste ontstaan later wel gezichts- en gehoorproblemen. In het geval van een reactiverende infectie tijdens de zwangerschap of bij een neonatale besmetting opgedaan tijdens de geboorte of via borstvoeding, zijn de risico’s van ernstige aantasting van de baby zeer beperkt. Sinds de invoering van het Rubella vaccin is CMV de belangrijkste oorzaak van congenitale doofheid en mentale achterstand. (17)
2.2.3
Transmissie
Het CMV-virus wordt bij geïnfecteerde personen aangetroffen in lichaamsvochten zoals
speeksel, bloed, cervixsecreties, sperma en urine. Naast de gekende horizontale transmissie door respiratoire secreties, seksueel contact en urine, bestaat ook de kans op
overdracht door bloedtransfusie en weefseltransplantatie. Het virus kan weken, maanden,
of zelfs jaren na een primaire besmetting worden afgescheiden.
De meest voorkomende bron van primaire CMV-infectie bij een jonge vrouw in haar reproductieve periode is de intrafamiliale verspreiding van het virus door een jong kind. Kinderen worden meestal besmet in de vroege kleuterjaren. Dit weerspiegelt zich in de prevalentie van CMV-infectie in kinderdagverblijven die 22 tot 57% bedraagt.
CMV kan eveneens verticaal worden overgebracht. Deze besmettingen zijn geclassificeerd volgens tijdstip van de besmetting: verworven vóór geboorte (congenitaal), tijdens
bevalling (perinatale), of later in het leven door voorbeeld het drinken van moedermelk
(postnataal). (17,23)
Een intra-uteriene besmetting grijpt plaats door transplacentaire overdracht. Een opmerkelijk verschil met andere organismen die congenitale infecties veroorzaken, is het blijvend bestaan van de kans op infectie bij de foetus, zelfs als de moeder specifieke antilichamen heeft. Transplacentale besmetting van de foetus kan dus na primaire of recurrente infectie van een zwangere vrouw, maar het risico van CMV transmissie is hoger bij een
primaire maternale infectie. (17)
27
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
2.2.4
Klinisch verloop
CMV-infecties komen frequent voor en verlopen meestal asymptomatisch bij immunocompetente kinderen en volwassenen. Bij een minderheid verloopt de infectie toch symptomatisch. Het klinisch beeld van een symptomatische CMV-infectie bij de immunocompetente volwassene lijkt zeer sterk op dat van een klassieke Epstein-Barr-virusmononucleosis met koorts, extreme vermoeidheid, spierpijn, milde faryngitis, hoesten,
nausea, diarree en hoofdpijn. Dit kan meerdere dagen tot weken aanslepen. Cervicale en
veralgemeende lymfadenopathieën komen bijna altijd voor. Zelden is er sprake van hepatomegalie, splenomegalie of rash. Suggestief voor een CMV-infectie zijn mild gestegen
levertesten, lymfopenie of lymfocytose met een groot percentage aan atypische lymfocyten en trombocytopenie. (17,18,23)
CMV-infecties zijn bij immunogecompromitteerde patiënten (na orgaantransplantatie, oncologische patiënten, AIDS-patiënten) een belangrijke oorzaak van morbiditeit en/of mortaliteit. De infectie kan te wijten zijn aan een reactivering van een latent virus of door een
primaire infectie bekomen door onder andere een bloedtransfusie of door orgaantransplantatie. Ook hier is het risico en de ernst het grootst bij primaire infecties. Kennis van de
immuunstatus van deze patiënten kan bij de behandeling (bv. keuze van orgaandonoren,
transfusiebeleid) dus van groot belang zijn. (33)
Bij het onderdrukken van de primaire infectie spelen waarschijnlijk zowel specifieke cytotoxische T-lymfocyten als neutraliserende antistoffen een rol. De humorale en cellulaire
respons leiden waarschijnlijk tot gedeeltelijke immuniteit tegen andere humane CMVstammen. In de latente fase kan CMV-DNA worden aangetoond in monocyten en hemopoëtische stamcellen. (19,33)
De beste preventie is vaccinatie, maar de vaccins voor CMV zijn nog in het stadium van
onderzoek en bijgevolg niet commercieel beschikbaar.
2.2.5
Cytomegalovirus en zwangerschap
Het risico van ernstige gevolgen is het grootst als de primaire maternale infectie plaatsgrijpt in de eerste zwangerschapshelft (vóór 20 weken). Meestal is er sprake van een
transplacentaire overdracht van besmette maternale leukocyten naar de foetale circulatie
via de navelstrengvaten. Een ander mechanisme van overdracht wordt bepaald door de
28
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
mogelijkheid van het virus om de placenta te besmetten en op die manier ook de amnioncellen. Geïnfecteerde amnioncellen worden door de foetus ingeslikt en veroorzaken langs
deze weg een besmetting. In de foetus grijpt vermenigvuldiging van het virus plaats, vooral in de nieren, wat de mogelijkheid van massieve verspreiding via de urine van kinderen
verklaart.
Ongeveer 10% van de baby’s met een congenitale CMV-infectie vertoont een „congenitaal CMV-syndroom” met afwijkingen bij de geboorte. Als klinische en biochemische afwijkingen beschrijft men intra-uteriene groeiretardatie, convulsies, microcefalie, ventriculomegalie, intracraniale calcificaties, chorioretinitis, microftalmie, optische atrofie, hepatosplenomegalie, gestegen leverenzymen, icterus, myocarditis, pneumonitis, petechieën of
purpura en trombocytopenie. Petechieën, icterus en hepatosplenomegalie behoren tot de
meest voorkomende symptomen. De belangrijkste problemen op lange termijn zijn neurosensorieel gehoorverlies, psychomotorische retardatie, chorioretinitis, optische atrofie,
convulsies, taal- en leerproblemen. Vaak worden deze pas duidelijk in de eerste twee
levensjaren. Na een symptomatische congenitale CMV-infectie is de kans op een normale
neuromotorische evolutie zeer klein (ongeveer 10%). (16,17)
Figuur 2-6: Congenitale CMV infectie (12)
De baby’s die besmet worden met het cytomegalovirus na een recurrente maternale infectie, zijn meestal asymptomatisch bij de geboorte. Zij kennen een normale ontwikkeling
niettegenstaande 90% onder hen het virus nog verspreidt via de urine gedurende meerdere maanden tot jaren. Eveneens vertoont 10% van deze kinderen gehoorverlies op latere
leeftijd. (16)
29
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
Als de pasgeborene perinataal geïnfecteerd wordt door cervicale secreten tijdens de bevalling of via borstvoeding, verloopt de besmetting meestal mild door de passief overgedragen maternale antilichamen. Pneumonitis is het meest voorkomende symptoom van
een perinatale CMV-infectie. De mortaliteit bedraagt hier 10%.
Omdat bij het merendeel van de zwangeren de primaire CMV-infectie asymptomatisch
verloopt, worden congenitale infecties meestal vermoed op grond van foetale echografische bevindingen. Zowel bij de symptomatische als de asymptomatische pasgeborene
worden op lange termijn vooral neurosensoriële doofheid en psychomotorische retardatie
gevreesd als gevolg van de congenitale infectie. Bij de ernstig aangetaste kinderen bedraagt de mortaliteitscijfers tot 30%. (17)
2.2.6
Diagnose
Bij zwangere vrouwen met een actieve CMV-infectie kan men het virus kweken uit urine,
speeksel, cervicovaginale secreties, amnionvocht, bloed en moedermelk. Deze veralgemeende excretie kan meerdere maanden aanhouden.
Men kan het virus ook histopathologisch aantonen waarbij CMV-insluitsels kunnen worden herkend uit biopsie-materiaal door de typische ‘uil’s ogen verschijning (figuur 2-7).
Figuur 2-7: Histologisch aantonen van CMV door 'owl-eyes-insluitingen' in longweefsel (34)
Uiteraard kan er ook serologisch een CMV-infectie aangetoond worden. Het al dan niet
aanwezig zijn van een CMV-infectie wordt gecontroleerd aan de hand van de bepaling
van een antistoftiter in het bloed. Net zoals bij Toxoplasmose kan interferentie voorkomen
door de reumafactor, bijgevolg moet deze dus eerst geëlimineerd worden. (23)
30
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
Tijdens de acute fase van de infectie kan men immunoglobuline M detecteren in het serum. Afhankelijk van de methode kan IgM van enkele weken tot meer dan 1 jaar na de
acute infectie aantoonbaar blijven. Een verscheidenheid aan testen met hoge gevoeligheid en specificiteit zijn beschikbaar voor de opsporing van CMV-IgM antilichamen, zoals
sandwich-elisa, immuno-capture ELISA of via RIAs. (23)
De aanwezigheid van specifieke antistoffen IgG wijst op een doorgemaakte infectie. Deze
antistoffen blijven echter levenslang aanwezig zodat ze geen informatie geven over wanneer de infectie is doorgemaakt. Bij een groot deel van de klinisch gezonde volwassenen
zijn deze antistoffen aantoonbaar. Verschillende methoden worden gebruikt voor het opsporen van CMV IgG zoals indirecte fluorescentietest, latex agglutinatie, ELISA en RIAS.
Benadrukt moet worden dat IgM-bepaling net zoals bij toxoplasmose, niet geschikt is voor
screening op recente infecties aangezien IgM zeer frequent vele maanden na de initiële
infectie nog aantoonbaar zijn. Bij twijfel kan men de IgG-aviditeit bepalen. Een hoge aviditeit in het eerste trimester van de zwangerschap (meer dan 80%) wijst op een niet-recente
infectie (meer dan 12 weken oud) Het vinden van een lage aviditeit bij een CMV-IgMpositieve zwangere vrouw kan de diagnose van een recente CMV besmetting verbeteren
en een betere voorspellende waarde met betrekking tot foetale besmetting hebben.
De diagnose van een intra-uteriene CMV-infectie kan gesteld worden door isolatie van het
virus uit het amnionvocht en identificatie van het CMV-DNA door PCR-technieken. Een
intra-uteriene CMV-infectie is bijna zeker uitgesloten indien de resultaten van het onderzoek van amnionvocht en foetaal bloed negatief zijn op CMV en er geen abnormale echografische bevindingen werden vastgesteld. (17,33)
De diagnose van een congenitale CMV-infectie wordt bij de geboorte gesteld aan de hand
van virusisolatie uit urine (na de eerste levensdag en binnen de eerste twee à drie levensweken), eventueel samen met het vinden van een specifiek anti-CMV-IgM of -IgA.
2.2.7
Therapie
Ganciclovir (Cymevene®) wordt gebruikt bij kinderen met een symptomatische congenitale CMV-infectie met vermoede of bewezen aantasting van het centrale zenuwstelsel.
Hiermee verbeteren of verdwijnen de vaststelde klinische symptomen en de afwijkende
31
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurstudie
laboratoriumresultaten naast een duidelijke daling of zelfs afwezigheid van virusuitscheiding. Ganciclovir remt het viraal DNA-polymerase af en dringt goed door in het centrale
zenuwweefsel.
Uit de meest recente studies blijkt dat het toxisch effect van ganciclovir minder uitgesproken is dan oorspronkelijk gedacht werd. Bij een langdurige behandeling (één jaar of mogelijk langer) zou het nuttig zijn om over een veilig en effectief middel te kunnen beschikken.
Er zijn evenwel geen algemene richtlijnen over de behandeling van asymptomatische kinderen met een congenitale CMV-infectie. Wel is de follow-up van de pasgeborene van
groot belang. Opvolgen van de pasgeborene bestaat uit een klinisch onderzoek, een neurologisch, een NKO- en een oogonderzoek. Gehooronderzoek moet zeker op 6 en 12
maanden na de geboorte worden herhaald. (17)
32
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
3
Materiaal en methode
3.1
Materiaal en reagentia
3.1.1
Materiaal
8
Pipet Rainin
10741415 A 10-100µl
8
Pipet Rainin
Techn: TVL
S/n: A0897558L
N.V Mettler-Toledo SA
20-200µl
8
MiniVidas® van bioMérieux
Serienummer: V12I3161
3.1.2
8
Reagentia Toxoplasmose
Vidas® Toxo IgG Avidity (TXGA)
LOT 826122301 REF 30222
STR 090907-0
SPR 827413101
2009-09-07
BioMérieux® SA - 69280 Marcy l’étoile- France
8
TXGA High avidity control (1 x 2ml; vloeibaar) – C1 – LOT 826133901
Humaan serum die anti-toxoplasma IgG bevat + eiwit-stabilisator + 1 g/L natriumazide.
8
TXGA Low avidity control (1 x 2ml; vloeibaar) – C2 – LOT 826149401
Humaan serum die anti-toxoplasma IgG bevat + eiwit-stabilisator + 0,9 g/L natriumazide.
8
Sample
Diluent
(1
x
13ml;
vloeibaar)
–
R1
-
LOT
826141501
Humaan serum die eiwit-stabilisator + 1 g/L natriumazide bevat.
33
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
8
TXGA Reagensstrip (referentiestrip)
Cupje
1
2
3
4-5-7-8
6
9
Reagentia
Cupje voor het staal (100µl)
Serum verdunning: TRIS buffer (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische
stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Pre-was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische stabilisatoren
+ 0,9g/L natriumazide (600µL)
Conjugaat: humaan anti-IgG antilichamen (muis) gelabeld met alkalisch
fosfatase + 0,9g/L natriumazide (400µL)
Serum verdunning: TRIS buffer (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische
stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (400µL)
Afleescuvet met substraat: 4-methyl-umbelliferyl-fosfaat (0,6mmol/L) +
10
diëthanolamine (DEA) (0,62mol/L of 6,6% pH 9,2) + 1g/L natriumazide
(300µL)
8
TXGA Reagensstrip (teststrip)
Cupje
1
2
3
4-5
7–8
6
9
Reagentia
Cupje voor het staal (100µl)
Serum verdunning: TRIS buffer (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische
stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Pre-was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + dissociatie-reagents + eiwit en
chemische stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische stabilisatoren
+ 0,9g/L natriumazide (600µL)
Conjugaat: humaan anti-IgG antilichamen (muis) gelabeld met alkalisch
fosfatase + 0,9g/L natriumazide (400µL)
Serum verdunning: TRIS buffer (50mmol/L, pH 7,4) + eiwit en chemische
stabilisatoren + 0,9g/L natriumazide (400µL)
Afleescuvet met substraat: 4-methyl-umbelliferyl-fosfaat (0,6mmol/L) +
10
diëthanolamine (DEA) (0,62mol/L of 6,6% pH 9,2) + 1g/L natriumazide
(300µL)
34
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
Figuur 3-1: Dual reagensstrip TXGA bestaande uit referentie- en teststrip (21)
3.1.3
8
Reagentia Cytomegalovirus
Vidas® CMV IgG
LOT 826121701 REF 30203
2009-08-18
BioMérieux® SA - 69280 Marcy l’étoile- France
8
Vidas® CMV IgG Avidity
LOT 827638201
STR 090915-0
SPR 827643201
2009-09-15
8
High avidity control (1 x 1,5ml, vloeibaar) – CH – LOT 826138101
Humaan serum die anti-CMV IgG bevat (index ≥ 0,70) + 1 g/L natriumazide.
8
Low
avidity
control
(1
x
1,5ml,
vloeibaar)
–
CL–
LOT
826143201
Humaan serum die anti-CMV IgG bevat (index ≥ 0,30) + 1 g/L natriumazide.
8
Urea
buffer
(4
x
5ml,
vloeibaar)
–
R1
–
LOT
826130701
TRIS (50 mmol/L) pH 7,4 + 6mol/L urea + 0,9 g/L natriumazide
8
CMVG Reagenstrip (referentiestrip)
Cupje
1
2
3
4-5
7–8
6
Reagentia
Cupje voor het staal (100µl)
Serum verdunning: fosfaatbuffer (10mmol/L, pH 7,2) + tween + eiwit en
chemische stabilisatoren + 1g/L natriumazide (300µL)
Pre-was oplossing: fosfaat (10mmol/L, pH 7,2) + tween + eiwit en chemische
stabilisatoren + 1g/L natriumazide (600µL)
Was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Conjugaat: monoclonaal anti-humaan IgG antilichamen (muis) gelabeld met
35
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
alkalisch fosfatase + 1g/L natriumazide (400µL)
9
10
8
Leeg cupje
Afleescuvet met substraat: 4-methyl-umbelliferyl-fosfaat (0,6mmol/L) + diëthanolamine (DEA) (0,62mol/L of 6,6% pH 9,2) + 1g/L natriumazide (300µL)
CMVG Reagensstrip (teststrip)
Cupje
1
2
3
4
5–7–8
6
9
10
Reagentia
Cupje voor het staal (100µl)
Serum verdunning: fosfaatbuffer (10mmol/L, pH 7,2) + tween + eiwit en
chemische stabilisatoren + 1g/L natriumazide (300µL)
Pre-was oplossing: fosfaat (10mmol/L, pH 7,2) + tween + eiwit en chemische stabilisatoren + 1g/L natriumazide (600µL)
Urea
buffer
(4
x
5ml;
vloeibaar)
–
R1
TRIS (50 mmol/L) pH 7,4 + 6mol/L urea + 0,9 g/L natriumazide
Was buffer: TRIS (50mmol/L, pH 7,4) + 0,9g/L natriumazide (600µL)
Conjugaat: monoclonaal anit-humaan IgG antilichamen (muis) gelabeld met
alkalisch fosfatase + 1g/L natriumazide (400µL)
Leeg cupje
Afleescuvet met substraat: 4-methyl-umbelliferyl-fosfaat (0,6mmol/L) + diëthanolamine (DEA) (0,62mol/L of 6,6% pH 9,2) + 1g/L natriumazide (300µL)
Figuur 3-2: Opbouw van een reagensstrip (21)
36
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
3.2
Methoden
3.2.1
MiniVidas® van bioMérieux
De miniVIDAS® (Vitek Immuno Diagnostic Assay System)
is een eenvoudig te bedienen en onderhoudsvriendelijk
analysetoestel. Er kunnen verschillende immunologische
analyses uitgevoerd worden zoals onder andere serologie,
immuniteitschemie (vruchtbaarheid, tumortracers, schildklier en dosering van geneesmiddelen) en detectie van
antigenen. De benodigde reagentia voor de analyses zijn
Figuur 3-3: MiniVIDAS® (21)
voorverpakt per strip.
Elke kit bevat strips voor 30 tot 60 testen met een gelijk aantal SPR’s (Solid Phase Receptacle). Voor een aviditeitstest, zowel van Toxoplasmose als Cytomegalovirus, zijn er
twee reagensstrips en twee SPR’s nodig per staal of controle.
Er zijn twee compartimenten waarin telkens zes reagensstrips geladen kunnen worden. Er
kunnen dus maximaal 12 testen simultaan uitgevoerd worden. Bepaalde testen kunnen in
dezelfde run uitgevoerd worden.
SPR en reagensstrip
De SPR doet tijdens de hele analyse dienst als vaste fase. Bij de bepaling van Toxoplasmose- en CMV-aviditeit is de SPR gecoat aan de binnenzijde met Toxoplasma-of CMV
antigenen. De SPR wordt gebruikt als pipetpunt en doorboort de folie van de reagensstrip
waardoor het monster wordt opgezogen. Door gebruik te
maken van een SPR wordt contaminatie tussen twee
stalen vermeden. De SPR maakt alle verdunningen en
pipetteert alles voor één patiënt en dus voor één test.
Figuur 3-4: Reagensstrip en SPR (21)
37
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
Elke miniVIDAS® reagensstrip bestaat uit tien cupjes en is gelabeld met een gekleurde
stip en een assay-code. De gekleurde stip komt overeen met een markering op de bijhorende SPR. De strip bevat alle benodigde reagentia zoals wasvloeistof, buffer, conjugaat
en substraat. De fluorescentiemeting gebeurt in het laatste cupje (afleescuvet) van de
strip.
Principe
De miniVIDAS® maakt gebruik van een 2 staps enzym-immunoassay, namelijk de ELFAtest (Enzyme Linked Fluorescent Immuno Assay). Alle stappen worden automatisch uitgevoerd door het toestel. In de eerste stap wordt het staal door de SPR naar het eerste
reagenscupje gebracht waar het verdund wordt. Indien er zich specifieke antilichamen
bevinden in het staal zullen zij een complex vormen met de antigenen die gecoat zijn binnenin de SPR. De antigeen-antistof binding is een zeer specifieke reactie. Een antistof zal
enkel op zijn complementair antigeen binden om een complex te vormen. Het staal wordt
weer opgezogen door de SPR en zo telkens naar een volgend cupje gebracht. Voor elke
staal zijn er dus twee reagensstrip nodig, 1 referentiestrip en 1 teststrip. Bij de referentiestrip wordt tijdens de wasfase ongebonden componenten, zoals niet-specifieke antilichamen, verwijderd. Deze kunnen eventueel storend werken tijdens de bepaling. Bij de teststrip wordt daarna ook een proteïne denaturerend reagens, zoals ureum, toegevoegd.
Hiermee worden de zwakke antigen-antilichaambindingen verbroken. Een sterke binding
ondervindt geen of slecht weinig effect door dit reagens.
Daarna wordt het antilichaam-antigeen complex in contact gebracht, zowel in de referentie als in de teststrip, met de anti-IgG monoklonale antilichamen die gelabeld zijn met een
enzym, namelijk alkalische fosfatase. Door aan deze binding een enzymreactie te koppelen kan er een fluorescentiemeting gebeuren.
Daarna volgt de eigenlijke bepaling. Hierbij wordt eerst de inhoud van de SPR in contact
gebracht met het substraat, 4-methyl-umbelliferylfosfaat. Dit substraat zal door het enzym
alkalisch fosfatase gehydrolyseerd worden. Hierbij ontstaat het fluorescerend product 4methyl-umbelliferon. De fluorescentie die verkregen wordt bij 450 nm wordt gemeten in
het laatste cupje (afleescuvet) van de strip. De intensiteit van de fluorescentie is rechtevenredig met de verhouding aan specifieke antilichamen in het staal. De miniVIDAS® zal
de gemeten intensiteit van de fluorescentie onmiddellijk linken aan een bepaalde concen38
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
tratie aan antilichamen omdat hij in zijn geheugen een kalibratiecurve heeft opgeslagen
waarop de fluorescentie-intensiteit uitgezet wordt in functie van de concentratie antlichamen.
Bij elke test wordt automatisch een achtergrondmeting uitgevoerd (blanco controle). De
lamp staat onder permanente controle en elke afwijking in lichtintensiteit wordt automatisch gecompenseerd.
De verhouding tussen de RFV (Relative Fluorescence Value) van de referentiestrip en de
teststrip geeft aan hoe sterk de binding van het IgG aan het antigen is. Een hogere aviditeit wordt teruggevonden bij een oudere infectie. Deze test is gebaseerd op het feit dat na
primaire infectie, het antilichaam respons rijpt van lage naar hoge aviditeit over een periode van enkele weken tot enkele maanden.
Figuur 3-5: ELFA-techniek
39
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
3.2.2
Methode Toxoplasmose
1. Bij het gebruik van een nieuwe kit moet de MLE-kaart (Master Lot Entry) worden
ingelezen. Dit gebeurt als volgt: breng de MLE-kaart in de plastic houder (met de
pijl naar voren toe wijzend) en plaats de houder in een lege sectie. Vervolgens
moet je in het calibratiemenu de MLE-kaart laten inlezen.
Het Masterlot moet slechts één keer per lot ingelezen worden. Hierop zijn alle gegevens over de kit te vinden zoals kalibratiecurves en titers van de bijgeleverde
controlesera. Na het inlezen van de MLE-kaart is het aangeraden om de twee controles te testen (C1 en C2). Per controle is 1 dual strip en twee SPR’s nodig.
2. De verzamelde serumstalen laten ontdooien indien nodig (niet meer terug invriezen). De stalen kunnen dan nog 5 dagen op 2-8°C bewaard worden.
3. De nodige reagentia moet gedurende dertig minuten op kamertemperatuur komen
(Sample diluent 1x13ml liquid - R1)
4. Eén dual reagensstrip en twee SPR’s (per staal of controle) moeten ook voor gebruik dertig minuten op kamertemperatuur komen.
5. Na dertig minuten wordt er een verdunning gemaakt met de Sample diluent (R1).
De titer van Toxoplasmose IgG moet teruggebracht worden op 15 IU/ml. De verdunningsfactor (d) wordt als volgt berekend:
6. Nadat de reagensstrips en SPR’s dertig minuten op kamertemperatuur werden
gebracht, kunnen deze in het toestel geplaatst worden.
40
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
Figuur 3-6: Strip-compartiment (21)
Figuur 3-7: SPR-blok (21)
7. De controles en/of stalen worden gevortexed vooraleer het in de reagensstrip
wordt gebracht.
8. Er wordt 100µl van het verdund staal (of controle) in elk welletje van de dual strip
gepipetteerd
9. Wanneer alle stalen geladen en geïdentificeerd zijn, wordt het segment gesloten
en het toestel gestart.
10. De assay duurt veertig minuten
3.2.3
Methode Cytomegalovirus
1. Bij het gebruik van een nieuwe kit moet de MLE-kaart worden ingelezen. Na het
inlezen van de MLE-kaart is het aangeraden om twee controles te testen (CH en
CL). Per controle zijn twee CMV-IgG-strips en twee SPR’s nodig.
2. De verzamelde serumstalen laten ontdooien indien nodig (niet meer terug invriezen). De stalen kunnen dan nog 5 dagen op 2-8°C bewaard worden.
3. De nodige reagentia moet gedurende dertig minuten op kamertemperatuur komen
(Sample diluent 1x13ml liquid - R1)
4. Twee CMV-IgG reagensstrip en twee SPR’s (per staal) moeten voor gebruik dertig
minuten op kamertemperatuur komen. De eerste strip is de referentiestrip en de
tweede is een teststrip. In deze laatste wordt de wash-buffer in welletje 4 van de
41
Evaulatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Materiaal en methode
reagensstrip vervangen door urea buffer (R1) van de VIDAS IgG Avidity kit. Het
welletje wordt voorzichtig doorgeprikt met een pipetpunt en de Wash buffer wordt
vervangen door 600µl Urea Buffer (R1).
Figuur 3-8: Strip waarbij welletje 4 moet vervangen worden door Urea-buffer (21)
5. Nadat de reagensstrips en SPR’s dertig minuten op kamertemperatuur werden
gebracht, kunnen deze in het toestel geplaatst worden
6. De controles en/of stalen worden gevortexed vooraleer het in de strip wordt gebracht
7. Er wordt 100µl van het verdund staal (of controle) in elk welletje van de twee strips
gepipetteerd
8. Wanneer alle stalen geladen en geïdentificeerd zijn, wordt het segment gesloten
en het toestel gestart.
9. De assay duurt 40 minuten
42
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
4
Resultaten
4.1
Toxoplasmose
De beperkte onderzochte populatie bestond uit 11 patiënten waaronder 8 zwangere vrouwen, 2 niet-zwangere vrouwen en 1 man die allemaal Toxo IgG en IgM positief zijn (groep
A). Van sommige patiënten zijn er meerdere opeenvolgende serumstalen. Er is ook een
controlegroep ingevoerd. Deze groep bestaat uit 10 patiënten die IgM negatief maar wel
IgG positief zijn (groep B). De aviditeit van deze stalen werd bepaald ter controle. Deze
moet normaal hoog zijn. De 25 serumstalen werden bijgehouden vanaf oktober 2008 tot
en met eind mei 2009. Samenvatting zie figuur 4-1.
Figuur 4-1: Samenvatting aviditeitsbepaling
Vidas Toxo IgG
Het serum van alle patiënten werd eerst getest op de miniVIDAS® met de gewone Toxoplasmose IgG kit. Bij de IgG-test wordt een titer van <4 IU/ml als negatief beschouwd, 4 ≤
titer < 8 IU/ml intermediair en >8 IU/ml is positief (tabel 4-1). Zo kon men al een onder43
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
scheid maken tussen de patiënten die IgG positief zijn en de patiënten die IgG negatief
zijn. Met deze laatste groep werd niet verder gewerkt.
Alle 25 stalen zijn IgG positief wat wijst op een doorgemaakte infectie en hebben dus een
titer die hoger is dan 8 IU/ml.
Tabel 4-1: Vidas Toxoplasmose IgG bepaling (7)
Antilichaamtiter
Interpretatie
< 4 IU/ml
Negatief
4 ≤ titer < 8 IU/ml
Intermediair
>8 IU/ml
Positief
Om een Toxoplasmose-aviditeit te kunnen bepalen, is de exacte IgG-titer nodig om de
correcte verdunning te maken. De titer moet herleid worden naar 15 IU/ml. Daardoor moeten stalen die een IgG-titer bekomen >300 IU/ml verdund en opnieuw getest worden op
de MiniVidas®.
Vidas Toxo IgM
Alle onderzochte patiënten die IgG positief waren, werden ook getest met de Toxo IgM kit.
Een IgM-test is negatief bij een titer < 0,55 IU/ml, intermediair bij 0,55 ≤ titer < 0,65 IU/ml
en positief bij een titer van > 0,65 IU/ml (tabel 4-2). 11 patiënten verkregen een positieve
IgM titer (>0,65IU/ml). Deze kan wijzen op een recente infectie. Zij vormden groep A (IgG
en IgM positief). 10 patiënten verkregen een negatieve IgM titer (<0,55IU/ml), zij werden
groep B, de controlegroep (IgG positief, IgM negatief). Samenvatting zie figuur 4-1.
Tabel 4-2: Vidas Toxoplasmose IgM bepaling (9)
Antilichaamtiter
Interpretatie
< 0,55 IU/ml
Negatief
0,55 ≤ titer < 0,65 IU/ml
Intermediair
>0,65 IU/ml
Positief
44
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Controles aviditeit
Bij het gebruik van een nieuwe miniVIDAS®-kit moet de MLE-kaart worden ingelezen (zie
materiaal en methode). Het Masterlot moet slechts één keer per lot ingelezen worden.
Hierop zijn veel nuttige gegevens over de kit (figuur 4-2) en over de controlewaarden (hoge en lage aviditeitscontrole) te vinden. De controle dient als voorbereiding op de analyse
van de onbekende resultaten.
Mini VIDAS REPORT
MASTER LOT ENTERED AT:
13:41:39 23Mar09
Na het inlezen van de MLE-kaart werden de twee
aviditeitscontroles getest die bij de kit werden gele-
Assay: TXGA
verd. C1= hoge aviditeit en C2= lage aviditeit. Er
Strip Lot: 091023-0
werd op verscheidene tijdstippen controles uitge-
Control 1 Test Value Range:
voerd zowel van de lage als hoge aviditeit en deze
0,440 – 0,620
Control 2 Test Value Range:
lagen altijd binnen de toegestane grenzen.
Control 1 Test Value Range: 0,440 – 0,620.
<= 0,180
Control 1 Reference RFV Range:
Control 2 Test Value Range: <= 0,180.
818 --1773
Figuur 4-2: Gegevens masterlot
Toxo IgG-aviditeit
Na het uitvoeren van de controles (C1 en C2) en na het berekenen van de juiste verdunning, kunnen de patiëntenstalen op het toestel gestoken worden.
De onderzochte populatie bestaat dus uit 11 patiënten die IgG en IgM positief zijn (groep
A). Van bijna alle stalen van groep A werd de aviditeit twee maal bepaald. Groep B is de
controlegroep met patiënten die enkel IgG positief zijn. Overzichtstabel zie tabel 4-4..
Tabel 4-3: Vidas Toxoplasmose Aviditeit (8)
Aviditeit
Interpretatie
Index < 0,200
Lage IgG aviditeit
0,200 ≤ index < 0,300
Intermediaire aviditeit
Index ≥ 0,300
Hoge IgG aviditeit
45
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Tabel 4-4: Overzichtstabel resultaten Toxoplasmose-aviditeit
Patiënten
Groep
IgG
IgM
Aviditeitscontrole
IgG aviditeit
11 patiënten:
positief
positief
C1=hoge aviditeit
11patiënten – (15 stalen):
(8 zwangere ♀; 2 niet-
>8IU/ml
>0,65IU/ml
C2=lage aviditeit
4 stalen met lage aviditeit
zwangere ♀; 1 ♂)
3 stalen met intermediaire aviditeit
A
8 stalen met hoge aviditeit
Groep
B
10 patiënten:
positief
negatief
C1=hoge aviditeit
10 patiënten – (10 stalen):
(Controle groep)
>8IU/ml
<0,55IU/ml
C2=lage aviditeit
10 stalen met hoge aviditeit
Aviditeitsbepaling van groep A: patiënten die IgG positief en IgM positief zijn
Van de elf patiënten die IgG en IgM positief waren verkregen we volgende aviditeit:
Tabel 4-5: Resultaten Toxoplasmose-aviditeit groep A
Lage IgG-aviditeit
4 stalen
Intermediaire aviditeit
3 stalen
Hoge aviditeit
8 stalen
= totaal van 15 stalen (11 patiënten)
Er zijn patiënten die meerdere serumstalen hebben met enige tijd tussen, dus in totaal zijn
er 15 serumstalen van 11 patiënten. Daar de resultaten afhankelijk zijn van patiënt tot
patiënt, wordt er wat meer in detail gekeken hoe de resultaten zijn per patiënt. Er werd
een onderverdeling gemaakt naargelang de aviditeit (laag-intermediair-hoog). Ook worden
de patiënten die opeenvolgende stalen hebben en patiënten waarvan het serum opgestuurd werd ter confirmatie, apart besproken. Alle patiënten kunnen teruggevonden worden in bijlage 1 - patiëntengegevens Toxoplasmose-aviditeit.
46
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Hierbij een detail bespreking:
3 patiënten (4 stalen) hebben een lage aviditeit (titer <0,200)
- 1 zwangere patiënt met een recente infectie (bijlage 1-patiënt D).
Patiënt onderging twee bloedafnames met 1 maand tussen. Dus van deze patiënt zijn er twee serumstalen.
De patiënt werd behandeld met Rovamycine.
Er werd ook een PCR uitgevoerd op een vruchtwaterpunctie en op de placenta. Beiden waren negatief.
- 1 patiënt die op het moment van staalname pas zwanger was (± 5 weken). (bijlage 1-patiënt F).
Er is nog geen voorgaande screening gebeurd op Toxoplasmose waardoor
men over geen controlestaal beschikt.
- 1 zwangere patiënt met seroconversie van al 6 maanden ervoor. (bijlage 1patiënt B).
Bloedstaal werd pas afgenomen na de bevalling.
Toch nog lage aviditeit waargenomen ondanks de eerdere seroconversie.
De patiënt werd behandeld met Rovamycine.
Er werd een PCR uitgevoerd op de placenta. Deze was negatief.
1 patiënt vertoont een intermediaire aviditeit (0,200 ≤ titer < 0,300)
- 3 stalen van 1 zwangere patiënt (bijlage 1-patiënt C).
Deze patiënt onderging 3 bloednames met telkens enige tijd tussen, er zijn dus
drie serumstalen van deze patiënt. Zeer lichte evolutie in aviditeit ondanks periode van 4 maand die tussen de bloedafnames plaatsvond (tabel 4-7: patiënt
C).
47
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
6 patiënten vertonen een hoge aviditeit (titer >0,300)
- 6 stalen met hoge aviditeit.
De aviditeit heeft een toegevoegde waarde bij deze 6 patiënten. Zeker bij drie
zwangere patiënten is ze zeer bruikbaar. Een recente infectie kan dus bijna
met zekerheid uitgesloten worden.
Sommige serumstalen werden opgestuurd voor confirmatie
3 stalen werden opgestuurd naar het UZ Brussel voor confirmatie, omdat het tijdstip
van infectie niet duidelijk was (tabel 4-6).
Tabel 4-6: Stalen opgestuurd voor confirmatie
IgG
IgM
confirmatie
Besluit voor aviditeitsbepaling
aviditeit
Patiënt
C
93
2,32
Confirmatie AZ VUB: laag
positieve IgM met Vidas en
ELISA. Hoge IgG titer. Niet
suggestief voor recente infectie. Te controleren na 3 weken.
Patiënt
J
120
1,39
Confirmatie UZ Brussel: IgM
ELISA 2.57 (index)
immuniteit, niet suggestief voor
recente infectie
HIGH 0,370
HIGH 0,399
2,73
Confirmatie UZ Brussel: IgM
ELISA 5,42 (positief); IgM IF
zwak positief. Serologisch
patroon suggestief voor een
relatief recente infectie. Gezien
de hoge waarde in IgG die
gevonden worden op een termijn van 12 weken is een infectie in de zwangerschap
weinig waarschijnlijk, maar niet
helemaal uitgesloten.
IgM resttiter van oude infectie.
HIGH 0,484
Patiënt
Y
>300
Niet suggestief voor recente
infectie
INTERMED
0,260
INTERMED
0,228
Sommige patiënten hebben opeenvolgende stalen
Van sommige patiënten zijn er opeenvolgende stalen met enige tijd tussen. Dit om
te contoleren of de aviditeit stijgt (tabel 4-7).
48
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Tabel 4-7: Toxoplasmose-aviditeit - voorbeelden van opeenvolgende stalen
datum
staalname
03/10/08
IgG
IgM
93
2,32
aviditeit
INTERMED 0,260
INTERMED 0,228
Patiënt C
zwanger
31/10/08
98
2,05
INTERMED 0,257
INTERMED 0,244
31/01/09
66
1,71
INTERMED 0,270
INTERMED 0,286
Patiënt D
zwanger
Patiënt H
zwanger
LOW 0,085
25/11/08
150
23/12/08
189
20/01/09
103
0,86
HIGH 0,397
21/03/09
109
1,05
HIGH 0,410
1,42
1,40
LOW 0,107
LOW 0,070
LOW 0,080
Aviditeitsbepaling van Groep B (controlegroep): patiënten die IgG positief maar IgM
negatief zijn
Hier werd de aviditeit telkens maar één maal bepaald per patiënt. Er werd altijd een hoge
aviditeit gevonden. Dit is terug te vinden in tabel 4-8.
Tabel 4-8: resultaten Toxoplasmose-aviditeit bij groep B
Lage IgG-aviditeit
0 stalen
Intermediaire aviditeit
0 stalen
Hoge aviditeit
10 stalen (100%)
= totaal van 10 stalen
49
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
4.2
Cytomegalovirus
De onderzochte populatie bestond uit 34 patiënten waaronder 5 mannen, 24 zwangere
vrouwen en 5 niet-zwangere vrouwen die CMV IgG en IgM positief zijn (groep A). Van
sommige patiënten zijn er meerdere opeenvolgende serumstalen. Er is ook hier een controlegroep ingevoerd. Deze groep bestaat uit 10 patiënten die CMV-IgM negatief maar wel
IgG positief zijn (groep B). De aviditeit van deze stalen werd bepaald ter controle. Deze
moet normaal hoog zijn. De 55 serumstalen werden bijgehouden vanaf oktober 2008 tot
en met eind mei 2009. Samenvatting zie figuur 4-1.
Vidas CMV IgG
Het serum van alle patiënten werd eerst getest op de miniVIDAS® met de gewone CMV
IgG kit. Bij de IgG-test wordt een titer van <4 IU/ml als negatief beschouwd, 4≤titer<6
IU/ml intermediair en ≥6 IU/ml is positief (tabel 4-9). Zo kon men al een onderscheid maken tussen de patiënten die IgG positief zijn en de patiënten die IgG negatief zijn. Met
deze laatste groep werd ook hier niet verder gewerkt. Alle 52 stalen zijn IgG positief wat
wijst op een doorgemaakte Cytomegalovirus-infectie en hebben dus een titer die hoger is
dan 6 IU/ml.
Tabel 4-9: Vidas CMV IgG bepaling (4)
Antilichaamtiter
Interpretatie
< 4 IU/ml
Negatief
4 ≤ titer < 6 IU/ml
Intermediair
≥6 IU/ml
Positief
Vidas CMV IgM
Alle onderzochte patiënten die IgG positief waren, werden ook getest met de CMV IgM kit.
Een IgM-test is negatief bij een titer <0,70 IU/ml, 0,70≤titer<0,90 IU/ml intermediair, en
positief bij een titer van ≥0,90 IU/ml (tabel 4-10). 34 patiënten verkregen een positieve IgM
titer (≥0,90IU/ml). Deze kan wijzen op een recente infectie. Zij vormden groep A (IgG en
50
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
IgM positief). 10 patiënten verkregen een negatieve IgM titer (<0,70IU/ml), zij vormden
groep B, de controlegroep (IgG positief, IgM negatief). Samenvatting zie figuur 4-1.
Tabel 4-10: Vidas CMV IgM bepaling (6)
Antilichaamtiter
Interpretatie
< 0,70 IU/ml
Negatief
0,70 ≤ titer < 0,90 IU/ml
Intermediair
≥0,90 IU/ml
Positief
Controles aviditeit
Er werd op verscheidene tijdstippen controles uitgevoerd zowel van de lage als hoge aviditeit. Dit om de stabiliteit van de test na te gaan. De bekomen waarden bevonden zich
altijd tussen de toegestane grenzen. High avidity control= index ≥ 0,70. Low-avidity control= index ≤ 30.
CMV IgG-aviditeit
Na het uitvoeren van de controles (CL en CH) kunnen de patiëntenstalen in het toestel
geplaatst worden. De onderzochte populatie bestaat dus uit 34 patiënten die IgG en IgM
positief zijn (groep A). Groep B is de controlegroep met patiënten die enkel IgG positief
zijn. Figuur 4-1. Bij alle stalen werd de aviditeit bepaald. Een index < 0,200 wijst op een
lage aviditeit, tussen de 0,200 en 0,800 op een intermediaire aviditeit en >0,800 op een
hoge aviditeit (tabel 4-11). Overzichtstabel zie tabel 4-12.
Tabel 4-11: Vidas CMV aviditeit (5)
Aviditeit
Interpretatie
Index < 0,200
Lage IgG aviditeit
0,200 ≤ index < 0,800
Intermediaire aviditeit
Index ≥ 0,800
Hoge IgG aviditeit
51
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Tabel 4-122: Overzichtstabel resultaten CMV-aviditeit
Patiënten
Groep
IgG
IgM
Aviditeitscontrole
IgG aviditeit
34 patiënten:
positief
positief
CH=hoge aviditeit
34 patiënten – (45 stalen):
(24 zwangere ♀; 5
>6IU/ml
≥0,90IU/ml
CL=lage aviditeit
1 staal met lage aviditeit
niet-zwangere ♀; 5 ♂)
30 stalen met intermediaire avidi-
A
teit
14 stalen met hoge aviditeit
Groep
B
10 patiënten:
positief
negatief
CH=hoge aviditeit
10 patiënten – (10stalen)
(Controle groep)
>6IU/ml
<0,70IU/ml
CL=lage aviditeit
10 stalen met hoge aviditeit
Aviditeitsbepaling van groep A: patiënten die IgG en IgM positief zijn
Van de 34 patiënten die IgG en IgM positief waren verkregen we volgende aviditeit:
Tabel 4-13: Resultaten CMV-aviditeit bij groep A
Lage aviditeit
1 Staal (2,2%)
Intermediaire aviditeit
30 stalen (66,7%)
Hoge aviditeit
14 stalen (31,1%)
Er zijn patiënten die meerdere serumstalen hebben met enige tijd tussen, dus in totaal zijn
er 45 serumstalen van 34 patiënten. In deze groep werd ook een onderscheid gemaakt
tussen de patiënten van Gynaecologie en patiënten van Nefrologie.
Daar de resultaten bij CMV ook afhankelijk zijn van patiënt tot patiënt, wordt er wat meer
in detail gekeken hoe de resultaten zijn per patiënt. Er werd een onderverdeling gemaakt
tussen patiënten van Gynaecologie en patiënten van Nefrologie. Ook worden de patiënten
waarvan het serum opgestuurd werd naar het ULB Erasmus ter confirmatie apart besproken. Dit betreft een 8-tal patiënten. Alle patiënten kunnen teruggevonden worden in bijlage 2 - patiëntengegevens Cytomegalovirus-aviditeit.
52
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Patiënten Gynaecologie
De aviditeit werd bepaald bij patiënten die zwanger zijn en IgM en IgG positief zijn. Dit om
na te gaan wanneer de infectie plaatsvond. Ook kan men zien in tabel 4-14 dat er van
sommige patiënten meerdere serumstalen zijn met enige tijd tussen.
Tabel 4-14: Voorbeelden van resultaten patiënten gynaecologie
Datum staal
IgG
IgM
IgG aviditeit
Patiënt 24
27/02/09
18
1,52
INTERMED 0,621
Zwanger
20/03/09
23
1,34
INTERMED 0,591
Patiënt 6
23/01/09
39
1,46
INTERMED 0,763
Zwanger
02/04/09
48
1,33
HIGH 0,802
Patiënt 16
11/02/09
21
1,01
HIGH 0,813
Zwanger
11/03/09
19
1,01
INTERMED 0,762
Sommige stalen (8 patienten) werden zoals reeds vermeld opgezonden naar het ULB
Erasmus ter confirmatie (tabel 4-15).
Tabel 4-15: Stalen opgestuurd voor confirmatie
Datum
staal
IgG
IgM
Confirmatie
Besluit voor de
aviditeitsbepaling
aviditeit
20/10/08
36
0,91
vroeger viraal
contact. Latente
infectie mogelijk.
0,497
INTERMED
23/10/08
71
0,96
confirmatie ULB Erasmus: aanwezigheid van IgM in
lage concentratie met 2 technieken Vidas en immunocapture ELISA). matige IgG. IgM resttiter van
infectie van verschillende weken of maanden. Te
weinig staal voor IgG aviditeit, zodat een infectie
tijdens zwangerschap niet kan uitgesloten worden.
confirmatie ULB: aanwezigheid van IgM juist boven
detectielimiet met 2 technieken: immuno-capture
ELISA en Vidas.Matige IgG. IgG aviditeit 0.976
(drempel: 0.8). Infectie van minstens 3 maand oud.
vroeger viraal
contact. Latente
infectie mogelijk.
0,773
INTERMED
14/01/09
53
0,78
confirmatie ULB: CMV IgM EIA 0.673 (zwak positief)
0,842 HIGH
21/10/08
43
1,07
Confirmatie ULB: IgM aanwezig op detectielimiet met
immunocapture ELISA en zwak positief met Vidas.
Infectie van meerdere weken tot maanden oud. Zo
nodig te controleren na 2-3 weken.
vroeger viraal
contact. Latente
infectie mogelijk.
Recente infectie?
Patiënt
5
Patiënt
10
Patiënt
13
Patiënt
18
0,713
INTERMED
53
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
10/12/08
55
0,95
26/09/08
43
1,06
24/02/09
133
1,93
18/03/09
22
2,15
Patiënt
19
Patiënt
21
Patiënt
23
Patiënt
28
confirmatie ULB Erasmus: IgM aantoonbaar met
vidas techniek, doch niet met immunocapture ELISA.
Matige IgG concentratie met hoge aviditeit. Infectie
van minimum 3 maanden oud.
confirmatie ULB: IgM twijfelachtig met vidas methode
en negatief met immunocapture ELISA. IgG negatief.Discordant met door ons bekomen resultaten .
Graag controle
confirmatie: zwakke IgM met ELISA. Hoge aviditeit
van IgG (>0.8)
confirmatie ULB Erasmus IgM immunocapture
ELISA 0,842 (nl<0,554). Zwakke IgM aanwezig, kan
wijzen op infectie van meerdere weken tot maanden
oud.
Recente infectie?
0,842 HIGH
vroeger viraal
contact. Latente
infectie mogelijk.
0,629
INTERMED
Ig M resttiter van
oude infectie of
aspecifieke IgM
;oude infectie:
aviditeit hoog,
Ig M resttiter van
oude infectie of
aspecifieke IgM
0,864 HIGH
0,2196
INTERMED
Patiënten Nefrologie
Een aantal van de onderzochte patiënten zijn transplantatiepatiënten. Ook bij deze patiënten werd een aviditeit bepaald. Van de meeste patiënten hebben we ook meerdere serumstalen. Er werd hierop telkens een aviditeitsbepaling gedaan (tabel 4-16). Dit om na te
gaan of de aviditeit stijgt na enige tijd.
Tabel 4-16: Voorbeelden van resultaten patiënten Nefrologie
Datum staal
IgG
IgM
Aviditeit
05/09/07
28
1,45
-
09/02/09
38
1,29
INTERMED 0,788
05/07/05
49
1,05
-
10/02/09
89
1,44
HIGH 0,955
13/02/06
37
1,27
-
12/01/09
54
1,06
HIGH 0,886
09/02/09
63
1,22
HIGH 0,849
11/02/08
<4
1,42
-
11/12/08
11
0,92
INTERMED 0,221
Patiënt 2
Patiënt 4
Patiënt 15
Patiënt 22
54
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Resultaten
Aviditeitsbepaling van groep B (controlegroep): patiënten die IgG positief en IgM
negatief zijn
Er werd altijd een hoge aviditeit gevonden (tabel 4-17).
Tabel 4-17: Resultaten aviditeit groep B
Lage IgG-aviditeit
0 stalen
Intermediaire aviditeit
0 stalen
Hoge aviditeit
10 stalen (100%)
= totaal van 10 stalen
55
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Discussie
5
Discussie
5.1
Toxoplasmose
Vidas Toxo IgG & IgM
Een lage IgG titer en een negatieve IgM bij een zwangere vrouw in de eerste 4 maanden,
wijst vooral op een besmetting voorafgaand op de zwangerschap. Een positief IgM testresultaat in één enkele serumsteekproef kan wijzen op een onlangs verworven infectie, op
een infectie al lang geleden verworven of op een vals positief resultaat. De aviditeitstest
helpt een recente van een verre besmetting te onderscheiden. 7 van de 11 onderzochte
patiënten vertoonde een hoge aviditeit wat wijst op een infectie die reeds langer dan 4
maand geleden verworven is. 3 patiënten vertoonde een lage aviditeit wat wijst op een
recente infectie.
Controles aviditeit
Er werden geregeld controles uitgevoerd op de MiniVidas®. Dit om de correctheid van de
uitgevoerde testen te garanderen. De waarden van de uitgevoerde controles bevinden
zich altijd tussen de toegestane grenzen.
Toxo-IgG aviditeit
Groep A: IgG positief en IgM positief
Studies van de IgG-aviditeit kinetiek bij zwangere vrouwen die een seroconversie doormaken tijdens de zwangerschap, hebben aangetoond dat vrouwen met hoge aviditeit geïnfecteerd zijn met Toxoplasma gondii voor minstens 3 tot 5 maanden. De tijd van omzetting van lage naar hoge aviditeit varieert met de gebruikte methode. Aangezien lage aviditeit antilichamen voor een lange periode kan voorkomen, wijst hun aanwezigheid niet
noodzakelijk op een onlangs verworven besmetting.
Bij 3 patiënten verkregen we een lage aviditeit. 1 zwangere patiënt onderging twee bloednames met 1 maand tussen. Er was reeds sprake van seroconversie ongeveer 4 maand
eerder. De positieve IgM en lage aviditeit deed vermoeden dat het om een recente infectie
zou gaan met kans op transmissie naar de foetus. Deze patient werd dan ook behandeld
56
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Discussie
met Rovamycine. Er werd ook een PCR uitgevoerd op een vruchtwaterpunctie en op de
placenta. Beiden waren negatief.
De andere zwangere patiënt was op moment van staalname pas ± 5 weken zwanger. De
lage aviditeit kan wijzen op een recente infectie. Maar het is weinig waarschijnlijk dat de
aanvang van de infectie zou plaatsgevonden hebben tijdens de zwangerschap. Een andere zwangere patiënt verkreeg ook een lage aviditeit maar er was al sprake van seroconversie 6 maand eerder. De oorzaak van de lage aviditeit is niet te verklaren.
Het vinden van een hoge aviditeit heeft zeker een toegevoegde waarde bij 6 patiënten.
Vooral bij de drie zwangere patiënten is ze zeer bruikbaar. Een recente infectie kan dus
met zekerheid uitgesloten worden zodat een transmissie naar de foetus niet heeft plaatsgevonden tijdens de zwangerschap.
Van de 11 onderzochte patiënten werden 3 serumstalen opgestuurd ter confirmatie naar
het UZ Brussel omdat het tijdstip van optreden van de infectie onduidelijk was. Twee stalen werden bevonden als “niet suggestief voor een recente infectie” daar zij een laag positieve IgM en een hoge IgG titer terugvonden. Bij het ene staal werd er in het AZ SintLucas Brugge inderdaad een hoge aviditeit met de miniVIDAS®-kit gevonden, maar het
andere staal bekwam een intermediaire aviditeit van 0,260. Dit is toch een hoge intermediaire waarde, waardoor men toch aanneemt dat het hoogstwaarschijnlijk om een nietrecente infectie zou gaan. Het derde opgestuurde staal vertoont een serologisch patroon
suggestief voor een relatief recente infectie. Maar gezien de hoge IgG titer die gevonden
werd op een termijn van 12 weken is een infectie in de zwangerschap weinig waarschijnlijk, maar niet helemaal uitgesloten. Er werd een hoge aviditeit bekomen wat het vermoeden van een niet-recente infectie toch wat meer ondersteunt.
De overige stalen werden niet opgestuurd ter confirmatie maar de aviditeitsresultaten bevestigen toch de eerdere bevindingen die gemaakt werden.
Tijdens de evaluatie van de Vidas Toxo-aviditeitskit zijn er toch onregelmatigheden waargenomen. Zoals reeds besproken verkreeg een patiënt een lage aviditeit hoewel seroconversie al 6 maanden eerder optrad. Van een andere patiënt werden er meerdere serumstalen afgenomen met enige tijd tussen. Aanvankelijk zou men vermoeden dat de aviditeit
zou stijgen daar er toch 4 maanden tussen de eerste en de laatste afname zijn, maar dit
57
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Discussie
gebeurt niet zoals verwacht (tabel 4-7: patiënt C). Dit fenomeen is ook waarneembaar bij
patiënt D (tabel 4-7: patiënt D). De tweede bloedafname is 1 maand na de eerste bepaling
gebeurd en men stelde vast dat de aviditeit bij de tweede bloedafname lager is dan bij de
eerste.
Groep B: Controlegroep - IgG positief en IgM negatief
Bij alle IgG positieve en IgM negatieve stalen werd een aviditeit gevonden >0,300. Dit
wijst op een hoge aviditeit. Dit is normaal gezien de aviditeit van specifieke IgG antilichamen aanvankelijk laag is en daarna stijgt tijdens het verloop van enkele weken of maanden. Volgens het serologisch patroon (IgG positief & IgM negatief) is er geen sprake van
een recente infectie, dus de aanvang van besmetting is van enige tijd geleden.
5.2
Cytomegalovirus
Vidas CMV IgG en IgM
Net zoals bij Toxoplasmose wijst een lage IgG titer en een negatieve IgM bij een zwangere vrouw in de eerste 3 maanden vooral op een besmetting voorafgaand op de zwangerschap. Een positief IgM testresultaat in één enkele serumsteekproef kan wijzen op een
onlangs verworven infectie, op een infectie al lang geleden verworden of op een vals positief resultaat. De aviditeitstest helpt een recente en verre besmetting te onderscheiden.
Controles aviditeit
Er werden geregeld controles uitgevoerd op de MiniVidas®. Dit om de correctheid van de
uitgevoerde testen te garanderen. De waarden van de uitgevoerde controles bevinden
zich altijd tussen de toegestane grenzen.
Vidas CMV IgG-aviditeit
Er werden eerder studies uitgevoerd om te kwaliteit van de Vidas CMV Aviditeitkit na te
gaan. Er werd geconcludeerd dat de cut-off van deze methode 0,800 bedraagt. Bij deze
waarde is de specificiteit 100% en de gevoeligheid 82%. Men heeft ondervonden dat niet
alle oude infecties een aviditeit bekomen groter dan 0,800. De aviditeit van een oude
infectie bevond zich tussen de 0,500 en 0,800. Wanneer de cut-off verlaagd zou worden
naar 0,700 zou de gevoeligheid 96,9% bedragen. Door de treshold te verlagen zou de te
58
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Discussie
grote grijze zone (0,200-0,800) wat afnemen. Maar dat heeft wel een klein negatief effect
op de specificiteit.
Groep A: IgG en IgM positief
Patiënten van Gynaecologie
Primaire infectie tijdens de eerste periode van de zwangerschap is het meest kritisch voor
de foetus. Accurate meting van de CMV-IgG aviditeit kan helpen de aanvang van de
infectie te bepalen.
Van de 34 onderzochte patiënten werden 8 serumstalen opgestuurd ter confirmatie naar
het ULB Erasmus (tabel 4-14). Sommige stalen waren volgens het ULB infecties van minstens verschillende weken tot maanden oud. Wij verkregen voor deze stalen een hoge
intermediaire aviditeit. Andere stalen waren volgens de confirmatie “niet suggestief voor
recente infectie, infectie meer dan 3 maand oud”. Dit klopt volgens onze aviditeitsbepaling
die ook gebeurd is op deze stalen. Er werd duidelijk een hoge aviditeit bekomen.
Toch zijn er ook bij de CMV-aviditeitstest een paar discordanties waar te nemen. Patiënt
24 (tabel 4-13) vertoont bij de eerste staalname het beeld van een recente infectie. Dit
werd gecontroleerd door een tweede staalname enige tijd later. Men neemt waar dat de
IgG stijgt en IgM daalt, dit wijst op een herstellende infectie. Opmerkelijk is dat de aviditeit
daalt waar deze eigenlijk zou moeten stijgen. Dit is ook zo op te merken bij patiënt 16 (tabel 4-13).
Bij patiënt 6 (tabel 4-13) daarentegen ziet men wel een normaal serologisch beeld. Er
werden ook twee staalnames uitgevoerd en het is waarneembaar dat de IgG stijgt, IgM
daalt en dat de aviditeit stijgt.
Patiënten van Nefrologie
Vaak voorkomend bij deze patiënten is het persisterend aanwezig zijn van immunoglobuline M. Deze kan zelfs jaren aantoonbaar zijn. (tabel 4-15). Zelfs bij een nieuwe staalname
enige tijd later, blijft de IgM titer hoog. Studies hebben aangetoond dat maturatie van de
CMV- antilichamen bij transplantatiepatiënten vertraagd is na een primaire infectie. Dit
blijkt volgens onze bekomen aviditeitswaarden te kloppen aangezien de aviditeit van deze
onderzochte patiënten niet echt stijgt bij een tweede staalname. Bij patient 4 (tabel 4-15)
59
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Discussie
is de aviditeit redelijk laag (0,221IU/ml) wat de mogelijkheid van een recente infectie vergroot. Toch is dit in strijd met de seroconversie die al optrad 10 maanden eerder. De verstoring van het serologisch beeld kan ook te wijten zijn aan de inname van anti-humorale
middelen.
Groep B: IgG positief en IgM negatief
Bij alle IgG positieve en IgM negatieve stalen werd een aviditeit gevonden >0,800. Dit
wijst op een hoge aviditeit. Net zoals bij Toxoplasmose-aviditeit groep B.
60
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Conclusie
6
Conclusie
6.1
Toxoplasmose
Aangeboren Toxoplasmosis is veelal het gevolg van een maternale infectie verworven
tijdens de zwangerschap. Daarom is het van belang om te bepalen wanneer de besmetting is opgelopen. Bij infectie tijdens de zwangerschap moet men zo spoedig mogelijk een
therapie starten, dit om de passage van de tachyzoiëten te vermijden of te beperken. Bij
zwangere vrouwen wordt een therapie met spiramycine ingesteld om de kans op een
congenitale infectie te verminderen.
In Europese studies heeft men geconstateerd dat het voorkomen van Toxoplasma hoogaviditeit Immunoglobuline G (IgG) wijst op een infectie die 4 maanden geleden is opgetreden. In het AZ Sint-Lucas werd er onderzocht of het bepalen van de IgG aviditeit met een
Vidas-Kit van BioMérieux (Vidas Toxo-IgG Avidity-kit) een meerwaarde kon bieden om
een recente infectie uit te sluiten. Er werden 11 patiënten die Toxo IgG & IgM positief zijn
onderzocht. We hebben ook een controlegroep ingevoerd die IgG positief maar IgM negatief zijn. Van deze laatste groep verwachtte men dat de aviditeit hoog zou zijn, wat uit de
resultaten effectief ook zo bleek te zijn.
De aviditeit van de 11 onderzochte stalen kwam vrijwel altijd overeen met de confirmatie
van het UZ Brussel ofwel, indien de stalen niet opgestuurd werden, met de eerdere bevindingen die gemaakt werden. Van sommige patiënten waren er opeenvolgende stalen.
Daarvan werd ook de aviditeit bepaald om na te gaan of deze stijgt. Dit was niet altijd het
geval. Waarom dit niet gebeurt, kan niet verklaard worden.
De Toxo IgG aviditeitstest van BioMérieux heeft een duidelijke meerwaarde om de aanvang van infectie te bepalen bij zwangere vrouwen en zal dus ook in de routine gebruikt
worden in het AZ Sint-Lucas Brugge.
Een kind met risico op congenitale transmissie wordt wel best na de geboorte gevolgd.
Wanneer de prenatale diagnose positief is, start men na de geboorte een therapie bij het
kind. Het eerste jaar moet het kind van nabij gevolgd worden.
61
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Conclusie
6.2
Cytomegalovirus
Primaire infectie tijdens het eerste trimester van de zwangerschap is het meest kritisch
voor de foetus. Accurate meting van de CMV-IgG aviditeit kan helpen de aanvang van de
infectie te bepalen. Een hoge aviditeit (index > 0,800) bij een zwangere vrouw wijst erop
dat de aanvang van infectie langer dan drie maanden geleden plaatsvond. Als de aviditeit
lager is dan 0,200 wijst dit op een recente infectie van minder dan drie maanden geleden.
Dan kan er eventueel een vruchtwaterpunctie overwogen worden. Meestal gebeurt hierop
dan een kweek of een PCR-test. Bij congenitale infectie is de rol van echo's beperkt aangezien slechts 5% van de CMV-infecties zo gedetecteerd worden. Enkel de zwaarst geïnfecteerde baby’s vertonen duidelijk zichtbare abnormaliteiten en vaak slechts in het derde
trimester van de zwangerschap.
De aviditeit werd bepaald met de CMV-aviditeitstest van BioMérieux. De onderzochte populatie bestaat uit 34 patiënten die CMV IgG en IgM positief zijn. Er werd ook hier een
controlegroep ingevoerd. Deze groep bestaat uit 10 patiënten die CMV-IgM negatief maar
wel IgG positief zijn. De aviditeit van deze stalen werd bepaald ter controle. De aviditeit
was telkens hoog zoals verwacht.
Bepaalde stalen werden voorheen opgezonden naar het ULB Brussel voor confirmatie.
Wij bekwamen nadien telkens een aviditeit gelijklopend met de bevestiging van de confirmatie. Opmerkelijk bij de CMV IgG-aviditeitsbepaling is de grote groep die een intermediaire aviditeit vertoont. Bij een intermediaire aviditeit kan een recente infectie niet uitgesloten worden.
Er werden eerder studies uitgevoerd om te kwaliteit van de Vidas CMV Aviditeitkit na te
gaan. Er werd geconcludeerd dat de cut-off van deze methode 0,800 bedraagt. Eventueel
kan deze cut-off waarde verlaagd worden zodat de grote intermediaire groep (0,2000,008) wat kleiner wordt. Maar dat heeft wel een klein negatief effect op de specificiteit.
Sommige gynaecologen hanteren reeds zelf een lagere cut-off om het onderscheid te
maken tussen een recente of oude infectie, hoewel hier geen wetenschappelijk evidentie
voor bestaat.
Naast deze problematiek bij zwangeren moet er ook rekening gehouden worden met het
voorkomen van abnormale serologische waarden bij transplantatiepatiënten. Vaak voor62
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Conclusie
komend bij deze patiënten is het persisterend aanwezig zijn van immunoglobuline M.
Deze kan zelfs jaren aantoonbaar blijven. Studies hebben aangetoond dat maturatie van
de CMV-antilichamen bij transplantatiepatiënten vertraagd is na een primaire infectie. Dit
blijkt volgens onze bekomen aviditeitswaarden te kloppen aangezien de aviditeit van deze
onderzochte patiënten niet echt stijgt bij een tweede staalname. De verstoring van het
serologisch beeld kan ook te wijten zijn aan de inname van anti-humorale middelen.
Het gebruik van de CMV Vidas-kit zou over een langere periode moeten geëvalueerd
worden om tot een algemeen besluit te kunnen komen. Bijhorend kan er ook nagegaan
worden hoe de baby’s van besmette moeders er aan toe zijn. Het is erg belangrijk om
meteen na de geboorte de besmette baby’s te herkennen zodat de kinderen snel en doeltreffend behandeld en opgevolgd kunnen worden. Aan de hand van deze verdere evaluatie zouden we kunnen proberen de cut-off waarden van de CMV-aviditeit naar beneden te
halen.
63
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Literatuurlijst
1.
Beckman Coulter, Het belang om tijdens de zwangerschap toxoplasma-antilichamen
te bepalen.
2.
Belgian Cat Club [www] Foto toxoplasmosecyclus
URL: http://www.belcat.be/nl/kat/health/toxo.htm
Gezien 17 maart 2009
3.
Bhopale, G.M. (2002). Comparative Immunology, Microbiology & Infectious Diseases.
Pathogenesis of toxoplasmosis.
Plaats: Pergamon.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Bijsluiter Vidas® CMV IgG bepaling van BioMérieux
Bijsluiter Vidas® CMV IgG-aviditeit bepaling van BioMérieux
Bijsluiter Vidas® CMV IgM bepaling van BioMérieux
Bijsluiter Vidas® Toxo IgG bepaling van BioMérieux
Bijsluiter Vidas® Toxo IgG-aviditeit bepaling van BioMérieux
Bijsluiter Vidas® Toxo IgM bepaling van BioMérieux
BioMérieux, Serology and pregnancy. Diagnosis and monitoring of the main maternalfetal infection.
11.
Clinical Features [www], 2004, Foodsafety
URL:http://www.foodsafety.no/Skjerve/Platform_Toxoplasma_Risk_Assessment/clinic
a symptoms.htm
Gezien 20 maart 2009
12.
Cytomegalievirus [www].foto congenital CMV-infectie
URL:http://www.cmvinfectie.nl/nl/content/robin-zwangerschap.html
Gezien 4 april 2009
13.
Cytomegalovirus Reviewed [www].abbott Diagnostics.
URL:http://www.abbottdiagnostics.co.uk/About_Us/UK/Xchange_19/Cytomegalovirus_
Reviewed.cfm
Gezien 4 april 2009
64
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
14.
Dubey, J.P., Toxoplasma gondii [www].
URL:http://gsbs.utmb.edu/microbook/ch084.htm
Gezien 4 april 2009
15.
Flockman, I. : onderzoek bij toxoplasmose seronegatieve zwangeren naar de kennis
over de risicofactoren van een toxoplasmose-infectie en het gedrag om een toxoplasmose-infectie te voorkomen. Scriptie tot het behalen van de graad van Licentiaat in de
Medisch-Sociale Wetenschappen. Academiejaar 2004-2005. Universiteit Gent
16.
Foulon, W., Cytomegalovirusinfecties en zwangerschap [pdf], 2005, gunaikeia
URL: www.pharmaplanet.be/medisfeer/GUN105NL.pdf
Gezien 4 april 2009
17.
Goossens, L.e.a. (2003). Perinatale cytomegalovirusinfectie. Tijdschrift voor Geneeskunde, 10, 673-679
18.
Hanssens, M. Cytomegalovirus infectie in de zwangerschap , Vlaamse organisatie van
vroedvrouwen, 5
19.
Hoepelman I.M.(2002). Microbiologie en infectieziekten .
Plaats: Springer.
20.
Iqbal, J.(2007). Detection of acute Toxoplasma gondii infection in early pregnancy by
IgG avidity and PCR analysis, Journal of Medical Microbiology, 1495-1499
21.
22.
Minividas®- prodecures Manual- BioMérieux
Murray, P.R. e.a. (2007). Manuel of clinical microbiology 9th edition volume 2. Toxoplasma. Plaats: ASM Press
23.
Murray, P.R. e.a. (2007). Manuel of clinical microbiology 9th edition volume 2. Cytomegalovirus
Plaats: ASM Press
24.
Sickinger, E. e.a. (2008). Diagnostic Microbiology and infectious diseases. Performance characteristics of the new architect Toxo igG and Toxo IgG Aviditty assays.
Plaats: Elsevier.
65
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
25.
Storms, W. e.a., Medische literatuur en ethiek [pdf], , MCH.
URL www.mcharts.be/artsen/Documenten/Tijdingen/wtdec07.pdf
Gezien. 26 maart 2009
26.
27.
Temmerman, M., powerpoint: zwangerschap: wat willen we zien?
Valkenburgh, S.M., Protocol Toxplamose [www], 9 december 2005, VWA
URL: www.vwa.nl/cdlpub/servlet/CDLServlet?p_file_id=10437
Gezien 17 maart 2009
28.
Van Gool T (2007). Addendum bij serologische diagnostiek van toxoplasmose bij immuuncompetente patiënten en zwangeren. Tijdschrift voor infectieziekten, 2e jaargang, nr. 1
29.
Van Gool T, Gilis H, Haddad D (2006). Serologische diagnostiek van toxoplasmose bij
immuuncompetente patiënten en zwangeren. Tijdschrift voor infectieziekten, 1e jaargang, nr. 5, blz. 190-198
30.
Van Kerckhoven, J. : Toxoplasmose-screening bij zwangeren. Thesis tot het behalen
van Gegradueerde in de Medische Laboratoriumtechnologie. Academiejaar 20042005. Katholieke Hogeschool Kempen
31.
Vanhaesebrouck, P. e.a. (2003). Perinatale Toxoplasma gondii-infectie. Tijdschrift
voor Geneeskunde, 10, 663-671
32.
Verhaegen, J. Verbist L. en Pyckavet, M ,(2007-2008). Medische microbiologie voor
laboratoriumtechnologen deel 2.
Plaats: Acco
33.
Verhelst, K. (2007). Cytomegalievirus na niertransplantatie. Dialyse en Nefrologie Magazine, 4, 46-50
34.
Wiedbrauk, D., e.a., Virology Images [www]1997 American Society for Microbiology
URL: www.asm.org/Division/c/photo/cmv1.jpg
Gezien 4 april 2009
66
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
Bijlagen
Bijlage 1 – patiëntengegevens Toxoplasmose-aviditeit
patient
Geboortedatum
datum
staal
IgG
IgM
1
Patiënt A
11/11/81
23/09/08
>300
2
Patiënt B
8/07/77
13/11/08
3
Patiënt C
18/02/82
3/10/08
Confirmatie
Besluit voor aviditeits-bepaling
Aviditeit
Bijkomde informatie
1,31
IgM resttiter van vroegere infectie bij patient
met immuniteit
HIGH 0,369
Zwanger
41
1,86
IgM resttiter vroegere infectie met normale
immuniteit
LOW 0,166
LOW 0,161
Zwanger
93
Confirmatie AZ VUB: laag positieve IgM
met vidas en elisa. Hoge IgG titer. Niet
2,32
suggestief voor recente infectie. Te
controleren na 3 weken.
Niet suggestief voor recente infectie
INTERMED
0,260
INTERMED
0,228
Zwanger
4
Patiënt C
18/02/82
31/10/08
98
2,05
Immuniteit. Dalende IgM titer
5
Patiënt C
18/02/82
31/01/09
66
1,71
Immuniteit. Dalende IgM titer
6
Patiënt D
1/01/74
25/11/08
150
1,42
Recente infectie met seroconversie sinds
15/7/2008
INTERMED
0,257
INTERMED
0,244
INTERMED
0,270
INTERMED
0,286
LOW 0,085
LOW 0,107
Zwanger
Zwanger
Zwanger –bevallen eind januari
67
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
7
Patiënt D
1/01/74
23/12/08
189
1,40
Recente infectie met seroconversie sinds
15/7/2008
LOW 0,070
LOW 0,080
8
Patiënt E
6/11/79
24/12/08
>300
0,60
immuniteit. IgM resttiter an oude infectie of
aspecifieke IgM. Zelfde serologisch beeld als
op 23/8/08
HIGH 0,386
IVF- nog niet zwanger
9
Patiënt F
4/04/78
20/10/08
90
1,13
IgM resttiter van oude infectie met immuniteit
LOW 0,187
LOW 0,166
Zwanger
10 Patiënt G
27/04/84
3/02/09
120
1,39
immuniteit, niet suggestief voor recente infectie
HIGH 0,370
HIGH 0,399
11 Patiënt H
28/05/85
20/01/09
103
0,86
IgM resttiter van vroegere infectie. Te correleren met eventuele zwangerschapsduur.
HIGH 0,397
Confirmatie UZ Brussel: IgM Elisa 2.57
(index)
12 Patiënt H
28/05/85
21/03/09
109
1,05
Igm resttiter van vroegere infectie
HIGH 0,410
13 Patiënt I
12/02/78
16/01/09
263
0,58
immuniteit
HIGH 0375
14 Patiënt J
16/06/72
17/02/09
114
neg
immuniteit
HIGH 0,487
15 Patiënt K
26/05/87
17/02/09
53
neg
immuniteit
HIGH 0,614
16 Patiënt L
28/09/06
13/02/09
25
neg
immuniteit
HIGH 0,401
17 Patiënt M
24/10/63
12/02/09
103
neg
immuniteit, vroeger viraal contact
HIGH 0,385
18 Patiënt N
19 Patiënt O
20 Patiënt P
20/06/75
22/11/51
11/12/69
19/03/09
23/03/09
17/03/09
149
72
163
neg
neg
neg
immuniteit
immuniteit
immuniteit
HIGH 0,409
HIGH 0,430
HIGH 0,666
21 Patiënt Q
1/09/72
16/03/09
71
neg
immuniteit
HIGH 0,399
22 Patiënt R
24/10/63
13/03/09
135
neg
immuniteit
HIGH 0,370
23 Patiënt S
12/11/76
26/03/09
38
neg
immuniteit
HIGH 0,602
Nog niet zwanger
Zwanger
ste
1 trimester screening:
23/03/09
β-HCG:136,0 PAPP-A:0,529
Zwanger
ste
1 trimester screening:
16/01/09:
β-HCG:24,7 PAPP-A:0,493
68
Evaluatie van Vidas IgG aviditeitstesten voor
CMV en Toxoplasmose serologie
24 Patiënt T
25 Patiënt U
18/07/63
16/12/84
23/03/09
26/03/09
32
0,69
IgM resttiter van oude infectie
HIGH 0,604
>300
Confirmatie UZ Brussel: IgM ELISA
5,42 (positief); IgM IF zwak positief.
Serologisch patroon suggestief voor
een relatief recente infectie. Gezien de
2,73 hoge waarde in IgG die gevonden
worden op een termijn van 12 weken is
een infectie in de zwangerschap weinig
waarschijnlijk, maar niet helemaal
uitgesloten.
IgM resttiter van oude infectie.
HIGH 0,484
Zwanger
ste
1 trimester screening:
26/03/09
β-HCG:29,0 PAPP-A:1,02
69
Bijlage 2 – patiëntengegevens Cytomegalovirus-aviditeit
Naam
patient
Geboortedatum
Datum
staal
1
Patiënt 1
23/05/69
23/12/08
35
1,86
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,716 INTERMED
2
Patiënt 2
19/09/57
9/02/09
38
1,29
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,788 INTERMED
3
Patiënt 3
28/06/36
12/02/09 220 1,02
4
Patiënt 4
17/04/46
10/02/09
5
Patiënt 5
19/09/77
20/10/08
IgG IgM
Confirmatie
89
1,44
36
confirmatie ULB Erasmus: aanwezigheid van IgM in lage
concentratie met 2 technieken Vidas en immunocapture
elisa). matige IgG. IgM resttiter van infectie van verschil0,91
lende weken of maanden. Te weinig staal voor IgG aviditeit, zodat een infectie tijdens zwangerschap niet kan
uitgesloten worden.
Besluit voor aviditeitsbepaling
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
Aviditeit
Bijkomende informatie
0,904 HIGH
0,955 HIGH
ste
0,497 INTERMED
1 trimester screening: 20/10/08
β-HCG: 48,4 PAPP-A: 2,45
0,763 INTERMED
1 trimester screening: 20/10/08
23/01/09
β-HCG:16,7 PAPP-A:0,718
ste
6
Patiënt 6
6/02/76
23/01/09
39
1,46 geen resultaat confirmatie ontvangen,
7
Patiënt 40
6/02/76
2/04/09
48
133
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M
0,802 HIGH
Vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk. IgM in grijze zone.
Resttiter oude infectie? Eventueel
0,668 INTERMED
te correleren met zwangerschapsduur.
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk. IgM in grijze zone.
0,688 INTERMED
Geen wijziging tov status op
25/11/2008.
8
Patiënt 7
29/01/77
25/11/08
25
0,8
9
Patiënt 7
29/01/77
16/12/08
26
0,95
10
Patiënt 8
30/08/84
18/11/08
4
2,65
vroegtijdige acute infectie of aspecifieke IgM, Te controleren na 3tal
weken
0,101 LOW
11
Patiënt 8
30/08/84
24/03/09
37
1,7
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M
0,582 INTERMED
70
ste
12
Patiënt 9
13/07/73
15/11/08
18
0,76
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,730 INTERMED
1 trimester screening: 20/10/08
15/11/08
β-HCG:31,3 PAPPA:3,01
0,773 INTERMED
1 trimester screening: 20/10/08
23/10/08
β-HCG:19,1 PAPPA:0,884
13 Patiënt 10
25/08/78
23/10/08
71
confirmatie ULB: aanwezigheid van IgM juist boven detectielimiet met 2 technieken: immuno-capture elisa en
0,96
Vidas.Matige IgG. IgG aviditeit 0.976 (drempel: 0.8).
Infectie van minstens 3 maand oud.
14 Patiënt 11
11/08/74
18/10/08
36
1,07
evolutie van recente infectie
0,621 INTERMED
1,37
zwak positieve IgM met lage IgG
titer: serologie passend bij infectie
van verschillende weken oud
0,433 INTERMED
0,842 HIGH
15 Patiënt 12
2/04/81
11/02/09
42
ste
ste
16 Patiënt 13
8/02/81
14/01/09
53
0,78 confirmatie UCB: CMV IgM EIA 0.673 (zwak positief)
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
17 Patiënt 14
10/04/47
9/02/09
64
0,84
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,815 HIGH
18 Patiënt 15
13/07/52
9/02/09
63
1,22
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,849 HIGH
19 Patiënt 15
13/07/52
12/01/09
54
1,06
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,886 HIGH
20 Patiënt 16
6/09/72
11/02/09
21
1,01
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
0,813 HiGH
21 Patiënt 16
6/09/72
11/03/09
19
1,01
22 Patiënt 17
26/04/76
9/02/09
ste
2,18
Recente infectie?
0,713 INTERMED
geen significante wijziging sinds
21/10, geen argumenten voor
infectie tijdens zwangerschap,
0,7272
INTERMED
23 Patiënt 18
24/05/82
21/10/08
43
24 Patiënt 18
24/05/82
19/11/08
36
0,93
1 trimester screening: 20/10/08
28/01/2009
β-HCG:11,3 PAPPA: 2,78
0,762 INTERMED
vroegtijdige acute infectie of aspecifieke IgM
22
Confirmatie ULB: IgM aanwezig op detectielimiet met
immunocapture elisa en zwak pos met vidas. Infectie van
1,07
meerdere weken tot maanden oud. Zo nodig te controleren na 2-3 weken.
1 trimester screening: 20/10/08
14/01/2009
β-HCG:13,0 PAPPA: 2,10
0,257 INTERMED
ste
1 trimester screening: 20/10/08
19/11/2009
β-HCG:105,0 PAPPA: 2,95
71
25 Patiënt 19
20/06/71
10/12/08
55
confirmatie ULB Erasmus: IgM aantoonbaar met vidas
techniek, doch niet met immunocapture elisa. Matige IgG
0,95
concentratie met hoge aviditeit. Infectie van minimum 3
maanden oud.
26 Patiënt 20
30/04/76
21/10/08
63
0,86
27 Patiënt 21
24/06/83
26/09/08
43
1,06
28 Patiënt 21
24/06/83
4/11/08
35
0,72
29 Patiënt 22
22/04/56
11/12/08
11
0,92
30 Patiënt 23
19/09/80
24/02/09 133 1,93
confirmatie ULB: IgM twijfelachtig met vidas methode en
negatief met immunocapture elisa. IgG negatief.Discordant met door ons bekomen resultaten . Graag
controle
ste
Recente infectie?
0,842 HIGH
vroeger viraal contact, Latente
infectie mogelijk
0,776 INTERMED
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk
0,629 INTERMED
ste
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk. CMV_PCR Positief
confirmatie: zwakke IgM met ELISA. Hoge aviditeit van
IgG (>0.8)
1 trimester screening:
10/12/2009 β-HCG:29 PAPP-A:
1,35
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M ;oude infectie:
aviditeit hoog, IgM zwak positief
1 trimester screening:
26/09/2009
β-HCG:18,6 PAPPA: 1,85
0,666 INTERMED
0,221 INTERMED
ste
0,864 HIGH
1 trimester screening:
24/02/2009
β-HCG: 54,6 PAPPA: 2,82
0,621 INTERMED
1 trimester screening:
27/02/2009
β-HCG:28,9 PAPPA: 0,64
1 trimester screening:
20/03/2009 β-HCG:20,9 PAPP-A:
2,55
31 Patiënt 24
16/11/77
27/02/09
18
1,52
IgM zwak positief, infectie vermoedelijk enkele weken tot maanden
oud ; Ig M resttiter van oude infectie of aspecifieke Ig M
32 Patiënt 24
16/11/77
20/03/09
23
1,34
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
0,591 INTERMED
33 Patiënt 25
23/11/78
3/03/09
78
0,74
vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk.
0,836 HIGH
34 Patiënt 26
5/12/88
19/02/09
37
1,17
ste
ste
0,527 INTERMED
35 Patiënt 27
7/11/03
4/03/09
52
0,99
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
36 Patiënt 28
23/05/72
18/03/09
22
confirmatie ULB Erasmus IgM immunocapture ELISA
2,15 0,842 (nl<0,554). Zwakke IgM aanwezig, wijzen op infectie van meerdere weken tot maanden oud.
IgM resttiter van oude infectie of
aspecifieke IgM
37 Patient 28
23/05/72
08/04/09
29
2,21
0,349 INTERMED
38 Patiënt 29
26/10/02
19/03/09
30
neg
0,904 HIGH
0,718 INTERMED
0,2196
INTERMED
1 trimester screening:
18/03/2009 β-HCG:29,3 PAPP-A:
3,42
1ste trimesterscreening: 18/03/09
ste
72
39 Patiënt 30
6/09/88
18/03/09
72
neg
0,897 HIGH
40 Patiënt 31
30/03/76
18/03/09
98
neg
0,829 HIGH
41 Patiënt 32
42 Patiënt 33
6/03/81
24/08/99
16/03/09
19/03/09
91
19
neg
neg
0,909 HIGH
0,858 HIGH
43 Patiënt 34
5/10/66
19/03/09
14
neg
0,962 HIGH
44 Patiënt 35
15/05/81
17/03/09
17
neg
0,857 HIGH
45 Patiënt 36
46 Patiënt 37
47 Patiënt 38
13/09/19
11/02/39
22/11/58
18/03/09
20/03/09
19/03/09
75
78
55
neg
neg
neg
0,889 HIGH
0,943 HIGH
0,910 HIGH
48 Patiënt 39
19/04/84
27/03/09
58
1,23
49 Patiënt 39
19/04/84
7/05/09
57
1
50 Patiënt 41
1/01/84
16/04/09
33
1,29
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M
0,948 HIGH
51 Patiënt 42
29/12/69
10/04/09
54
1,35
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M
0,818 HIGH
0,285 INTERMED
zwanger
0,869 HIGH
22/04/2009
2,52
confirmatie ULB Erasmus IgM licht verhoogd met immunocapture Elisa en Vidas techniek
matige IgG concentratie. Vrij hoge
aviditeit. Infectie minstens 3 maand
oud.
ste
0,704 INTERMED
1 trimester screening: 27/03/2009
β-HCG:73,1 PAPP-A: 1,16
0,729 INTERMED
52 Patiënt 43
15/03/76
5/05/09
28
1,74
Vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk. Aviditeit is laag
intermediair: infectie van enkele
weken tot maanden oud. Te correleren met zwangerschapsduur.
53 Patiënt 44
17/08/78
22/04/09
73
0,79
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M
54 Patiënt 45
10/08/72
8/04/09
33
0,89
55 Patiënt 46
15/12/80
9/05/09
63
0,78
Vroeger viraal contact. Latente
infectie mogelijk
Ig M resttiter van oude infectie of
aspecifieke Ig M
β-HCG:19,1 PAPP-A:
0,779 INTERMED
0,837 HIGH
73
Colofon
Deze studie is tot stand gekomen met:
Laptop HP Pavilion dv9000
HP 710C printer
Gebruikte software:
Windows Vista
Microsoft Office Word 2007
Microsoft Office Excel 2007
Microsoft Office PowerPoint 2007
Microsoft Corporation, Paint
Windows Firefox
Tekstverwerking: Microsoft Office Word 2007
Kop 1: Arial 14
Kop 2: Arial 12
Kop 3: Arial 10
Standaard tekst: Arial 11
Bijschriften figuren en tabellen: Arial 10 vet
Datum en plaats voltooiing: Brugge 9 juni 2008
74
Voor akkoord verklaring
Dit eindwerk is een examen; eventuele fouten die worden vastgesteld tijdens de eindwerkverdediging of erna werden niet gecorrigeerd. Het gebruik als referentie in publicaties
is toegelaten na goedkeuring van de stagebegeleider, vermeld op de titelbladzijde.
Dr. Wouter Vandewal
stagementor
Kaat Van Oostveldt
stagebegeleider
75
Download