Geschiedenisles

advertisement
Geschiedenisles:
1. Je gaat het met de kinderen hebben over een bepaalde periode uit de
tijdsbalk (in dit geval was dat de Grieken en Romeinen).
2. Je gaat met de kinderen vragen bedenken over die periode.
3. Als je een aantal vragen hebt, vraag je aan de kinderen of er nog dingen zijn
die ze er zelf graag van willen weten (extra vragen).
4. Vervolgens zoeken de kinderen zelf in boeken en op internet naar antwoorden
en plaatjes die met de leervragen te maken hebben. Dat kan evt. ook het
huiswerk voor de kinderen zijn.
5. Daarna laat je de kinderen het gemaakte huiswerk inleveren en controleer je
klassikaal of er de juiste antwoorden in staan.
6. Vervolgens word het gezochte werk en de gemaakte vragen van de kinderen
verwerkt in een soort ‘werkstuk’.
7. Dat word dan netjes uitgetypt.
8. Als laatste krijgt ieder kind zijn/haar eigen werkstukje mee naar huis.
9. Hieronder een voorbeeld van bovenstaande stappen. Misschien dat je het zelf
ook nog wel kunt gebruiken als achtergrondinformatie voor de kinderen bij een
geschiedenisles. Of om de kinderen extra informatie uit te delen na een
geschiedenisles. Kortom een tal van mogelijkheden. Eventueel zou je er nog
een soort quiz aan kunnen koppelen.
10. De eventuele quiz die je zou kunnen doen, is de vragen die er gesteld zijn om
het werkstuk te maken nog een keer stellen. De werkstukken blijven dicht en
de kinderen kunnen nu zelf antwoord geven, omdat ze het zelf hebben
opgezocht. Om het nog leuker te maken kun je punten geven per vraag. Het
kind met de meeste punten heeft gewonnen.
Geschiedenis: De Romeinen en de Grieken.
Hoofdvragen:
LES 1:
-
Wie waren ze? En waar woonden ze?
-
Hoe woonden ze?
-
Waar woonden ze?
LES 2:

Wat aten ze en hoe aten ze?

Hoe werkten ze, en waar?

Hoe zagen ze eruit?
LES 3:
+ Wat bouwden ze?
+ Gingen ze naar school?
+ Welke goden hadden ze?
Extra:
-
Wie waren hun vijanden?
Hoe maakten ze dingen?
Welke wapens hadden ze?
Wat deden ze in hun vrije tijd?
Hoe zag hun geld eruit?
Grieken
Romeinen
Dit werkstuk is van:
1. Wie woonden er?
Grieken:
De Grieken woonden in Griekenland. Griekenland bestond toen uit allerlei
staatjes. De Grieken waren sterk op zee en daardoor gingen ze ook op andere
plaatsen wonen. Het kaartje hieronder geeft aan waar de Grieken zich nog meer
vestigden. Deze gebieden zijn door de Grieken “ingepikt”. We noemen die
gebieden “kolonies”.
Het oranje stuk in het plaatje hierboven is Grieks gebied.
Romeinen:
De Romeinen woonden in het Romeinse Rijk. Het begon met de stad Rome in
Italië. Toen waren er maar een paar honderd inwoners en het eindigde met 60
miljoen inwoners. Dit volkje kwam uit Italië, met als hoofdstad Rome. Het
Romeinse Rijk zou in de geschiedenis het grootste Rijk worden in Europa. De
Romeinen hadden bijna heel Europa veroverd! Ook Nederland werd veroverd
door de Romeinen. Maar niet heel Nederland. De Romeinen hadden de rivier de
Rijn als grens genomen. Dat betekende dus dat het Zuiden van Nederland bezet
was.
Het oranje stuk in het plaatje hierboven is het Romeinse Rijk.
Eerst woonden er de Grieken vanuit Griekenland en daarna de Romeinen vanuit
Italië. Bij de Grieken en de Romeinen woonden:
Rijke mensen:
De rijke mensen droegen de modernste
kleding, zodat iedereen kon zien dat ze rijk
waren.
Slaven:
De slaven moesten hard werken en waren heel arm. Ze droegen dan ook oude
doeken als kleding of ze droegen bijna geen kleding. Zoals je op de plaatjes
hierboven kunt zien.
Goden:
Zowel de Grieken als Romeinen hadden heel veel goden. Voor al deze goden
bouwden ze tempels. Vandaar dat er zoveel tempels zijn.
Griekse goden:
Romeinse goden:
Romeinse soldaten:
Soldaten:
Griekse soldaten:
2. Waar wonen ze?
Landen die ze hebben veroverd:
Grieken: gebieden rond de Middelandse Zee, Griekenland, een stukje van Afrika
en een stukje van Azië.
Romeinen: Rome en Italië, België, Duitsland, Frankrijk (Europa), Zuid-Nederland
en landen rond de Middelandse zee.
Zie de plattegrond van vraag 1 voor de veroverde gebieden.
Ze woonden in deze landen in steden en op het platteland.
Soorten huizen:
Grieken:
Romeinen:
Villa’s en landhuizen (rijke mensen)
Grieken:
Romeinen:
Kleine huizen en flats.
Er waren ook boeren die in boerderijen woonden. De soldaten woonden in
tenten. De rijkere mensen hadden eigen slaven in huis. De slaven kregen een
andere naam en ze werkten soms met 20 slaven in een huis.
De goden hadden ook ieder een eigen huis. Voor iedere god werd een eigen
tempel gebouwd.
Dit zijn afbeeldingen van: een tempel, een insula (flat), een openbaar toilet, en het
atrium(hal van een rijk romeins huis), Romeins pantheon, een Grieks pantheon en
een aquaduct.
Romeins Pantheon
Grieks Pantheon
Insula
Openbaar toilet
Atrium
Aquaduct
3. Wat aten ze?
De Grieken aten o.a.: brood, groenten, druiven, olijven, vis, bonen, vlees,
stampot, kaas, erwten, kool, prei en sla.
De Romeinen aten o.a. : bessen, pauwentongetjes, gekookte schaapkop, gevulde
girafnekken. De Romeinen hadden grote eetpartijen liggend aan een tafel.
Beide aten o.a.: kwartels met aspergesaus, rauwe groenten, eieren, gevulde mus,
vers gedroogd fruit, wortels en worstjes.
Hieronder een voorbeeld van een eetpartij:
Romeins eten (maar ze aten nog veel
meer):
Romeins restaurant:
Grieks eten (maar ze aten nog veel meer):
4. Hoe zagen ze eruit?
Ze droegen jurken. De jurken waren lappen van wol. Ze droegen linnen hemden
en een tuniek.
Mannen en vrouwen droegen make-up. Ze droegen een giertan (touw).
Ze droegen schoenen en sandalen.
Ook hadden ze heel veel sieraden en ze hadden donker haar.
De sieraden:
De jurken (toga’s):
De schoenen:
5. Hoe werkten ze?
De Grieken werkten als jager, boer, gingen naar scholen, waren kunstenaars,
gingen naar de markt. De slaven gingen bouwen.
De mannen werkten buiten en deden de boodschappen.
De vrouwen zorgden voor de kinderen.
Hieronder een plaatje van slaven aan het werk in de mijnen.
De Romeinen werkten in het leger, in de bouw (de Romeinen waren vooral hele
goede bouwers) of ze werkten als boer.
De Grieken en de Romeinen werkten allebei in de handel. O.a. glashandel,
handel in stoffen, graan en hout.
Vrouwen die voor de kinderen zorgen en met
andere vrouwen bij elkaar kwamen om te
weven.
De meeste Grieken gingen bij
zonsondergang naar bed.
Vrouwen hadden vaak lang haar. Slavinnen
niet. Voor het trouwen droegen de vrouwen
hun haren lang en na het trouwen staken ze
hun haren op.
1. Wie waren hun vijanden?
De vijanden van de Romeinen waren: de Germanen, Kelten (ook wel Galliërs
genoemd.), Bataven, Perzen, Grieken, Carthagers en Daciërs.
Germanen:
Kelten(Galliërs):
Bataven:
Perzen:
Grieken:
Daciërs:
De vijanden van de Grieken waren: Etrusken, Mamertinirovers en de Romeinen.
Etrusken:
Mamertinirovers:
Romeinen:
2. Hoe maakten ze dingen?
Romeinen:
Veel dingen werden van aardewerk gemaakt.
Voorwerpen werden van vuurstenen, stenen, takken en hout gemaakt.
De Romeinen waren fantastische bouwers en ingenieurs. Ze ontdekten dat je
bakstenen sterk kon maken door ze in hete ovens te bakken, en ze bedachten
meetinstrumenten die architecten nu nog steeds gebruiken. Ze ontdekten ook hoe
je bogen kon bouwen en hoge, gewelfde daken kon maken. Veel Romeinse
gebouwen en wegen bestaan nog steeds. De Romeinen legden meer dan 85.000
km kaarsrechte weg aan om
overal in het rijk te kunnen
komen.
De wegen werden gemaakt
van lagen zand, stenen, grind
en grote, platte stenen
bovenop. De wegen liepen aan
de zijkant af zodat het
regenwater weg kon stromen.
De Romeinen hadden zelfs
al verwarming. De huizen
van rijke Romeinen waren
verwarmd. In de kelder
stookten de slaven een groot
houtvuur. In de vloeren
zaten gaten waar de warme
lucht door naar boven kon.
Hier zijn stenen gebruikt. De
stenen worden verwarmd en
houden de ruimte warm.
De Romeinen maakten ook al cement. Ze mengden vulkanische as, kalk en
water. Ook toen moest je snel werken, omdat het cement anders hard werd.
De Romeinen bouwden bruggen die ze aquaducten
noemden en waarmee ze drinkwater naar de
steden lieten stromen. Om al dat water te kunnen
dragen, werden de bruggen ondersteund door rijen
sterke bogen.
Een aquaduct werd zo hoog gebouwd, omdat
vijanden minder makkelijk water konden stelen of
het water minder makkelijk konden vergiftigen.
Grieken:
De Grieken waren hele goede bouwers van
tempels. Voor iedere god was er een tempel.
Daarom waren er ook zoveel tempels te vinden.
Er werden ook heel veel badhuizen
gebouwd.
Ook theaters waren bij de Grieken heel
erg populair.
3. Welke wapens hadden ze?
Romeinen:
De Romeinen hadden als wapens: een knuppel, schild, speer,
bijl, mes, zwaard, helm (ter bescherming), dolk, pijl en boog,
zwepen, kanonnen, katapulten, een harnas en
beenbeschermers (ook ter bescherming), een drietand en een
scimitar.
De Romeinen hadden ballistische projectielen. Ze vuurden
grote keien of bundels brandende stokken af met een machine
die ballista heette. Het was net een grote katapult.
De Romeinen rukten vaak op als een soort
gewapende schildpad. Ze gebruikten hun schild om
zich te beschermen tegen de tegenstanders.
Gewonde soldaten plakten spinnenwebben op hun
wonden. Door de plakkerige draden groeide de huid
beter dicht. Ze legden ook wel kruiden op de
wonden om de bacteriën te doden..
Grieken:
De bewapening van Oud Griekenland
bestond uit zwaarden, pijlen, speren,
assen en pantser. Wapens werden
meestal gemaakt van brons. Elk mens in
de stad moest vechten en betalen voor
zijn eigen wapens en pantser.
4. Wat deden ze in hun vrije tijd?
Romeinen:
De Romeinen kenden veel verschillende bezigheden om zich te vermaken. Ze
konden thuis eenvoudige spelletjes doen of gaan kijken naar grote openbare
spelen met duizenden toeschouwers. Radio en televisie waren nog niet
uitgevonden, zodat iedereen echt zelf moest gaan kijken.
Romeinse kinderen hadden schommels, wipplanken, vliegers, hoepels en
poppenhuizen om mee te spelen. Tali (bikkelspel) werd ook door volwassenen
graag gespeeld. Het was een soort dobbelspel.
De twee populairste spelen waren
wagenrennen en gladiatorgevechten. Wagenrennen was het populairst. Soms
waren er 24 races op een dag. Een gladiatorgevecht werd gehouden in een arena
dat daar speciaal voor gemaakt was. Aan het eind van een gladiatorgevecht gaf
de keizer vaak een teken met de duim omhoog of omlaag. Dit betekende dat de
verliezer mocht blijven leven of dat hij moest sterven.
Grieken:
De Grieken vermaakten zich met de badhuizen en met theatervoorstellingen. Er
waren zelfs al pantomime spelers.
5. Hoe zag hun geld eruit?
De Romeinen gebruikten Romeinse munten. Romeinse munten werden geslagen
van brons of zilver. De eerste munten hadden niet eens een vaste waarde. De
Romeinen hadden ook een eigen winkelcentrum. Het Forum van Trajanus was
een winkelcentrum met vijf verdiepingen in het centrum van Rome. Er waren
kantoren, honderdvijftig winkels en een open ruimte voor de marktkraampjes. De
mensen kwamen elke ochtend naar het Forum om inkopen te doen en wat te
kletsen met familie en vrienden.
De as is een munteenheid en een bronzen of koperen munt die in het Romeinse
Rijk werd gebruikt en tijdens de Romeinse Republiek en de eerste eeuw van het
Romeinse keizerrijk.
Dit waren de munten van de Romeinen:
De Grieken gebruikten ook munten, maar dan met de afbeeldingen van hun
Griekse goden erop. Hieronder staat een foto van een munt met de afbeelding
van Apollo erop.
En Athene..
6. Welke goden hadden ze?
De Romeinen hadden andere goden dan de Grieken.
De Romeinse goden zijn: Jupiter, Mars, Neptunus, Juno, Venus, Diana, Yode, Vesto,
Lares, Mitras, Penates, Mercurius, Minerva en Bacchus.
De Griekse goden zijn : Gaia, Dionysus, Aphrodite, Apollo, Ares, Artemis, Athena,
Hades, Helios, Hephaistos, Hera, Hermes, Hestia, Nike, Poseidon en Zeus.
Zeus :
Jupiter :
Download