© NEVI pag.: 1 van 4 code: INP-CON-kre-015-bl.doc versie 1 Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid komen veel voor bij kleine ondernemingen, waarin meestal relatief weinig personen werkzaam zijn in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De ondernemingsvormen zijn eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma (VoF) en commanditaire vennootschap. praktijkinformatie Aankomende wetten ter zake ‘Rechtsvormen’ De Wet Personenvennootschappen is wederom uitgesteld. Sinds midden 2007 is bekend dat de vennootschap onder firma (VoF), de commanditaire vennootschap (CV) en de maatschap in hun huidige vorm vervallen. In de Wet Personenvennootschappen komen hiervoor in de plaats: • De niet-openbare vennootschap. • De openbare vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (de OV). • De openbare vennootschap met rechtspersoonlijkheid (OVR). Eerder werd verwacht dat de wet al op 1 januari 2008 in werking zou treden. Echter, op het moment van schrijven (juli 2009) is nog steeds niet bekend wanneer de wet wordt ingevoerd. Het wetsvoorstel ligt nog steeds bij de Eerste Kamer. Ondernemers die thans of binnenkort een rechtsvorm kiezen of wijzigen, hebben dan ook voorlopig nog steeds te maken met de bestaande regels. Eenmanszaak Van een eenmanszaak is sprake wanneer een onderneming door één natuurlijk persoon wordt gedreven, geheel voor eigen rekening en risico. Deze persoon is met zijn gehele vermogen (dus met al zijn schulden, aanspraken en bezittingen) aansprakelijk voor de nakoming van de door of namens hem aangegane verbintenissen. Een eenmanszaak kan wel meer personen in dienst hebben. Dat verandert de rechtsvorm niet. Deze medewerkers zijn in dienst van diegene die de eenmanszaak drijft. Werknemers die in dienst zijn van degene die de zaak drijft, kunnen de ondernemer in beginsel via een uitdrukkelijke of stilzwijgende volmacht vertegenwoordigen. Ze mogen een onderneming niet vertegenwoordigen als ze daartoe geen stilzwijgende of uitdrukkelijke toestemming hebben gekregen. Een werknemer - en dus ook een inkoper - doet er goed aan te informeren naar zijn bevoegdheden en naar de omvang daarvan. Voor welke transacties heeft hij bevoegdheid? Maatschap De maatschap is als bijzondere overeenkomst geregeld in Boek 7A van het BW: artt. 1655 t/m 1684. Kenmerkend is dat hier sprake is van een samenwerkingsverband van twee of meer personen. De wettelijke regeling gaat vooral in op de interne verhoudingen van de deelnemers in de maatschap. © NEVI pag.: 2 van 4 code: INP-CON-kre-015-bl.doc versie 1 Art 7A:1655 BW bepaalt dat een maatschap een overeenkomst is waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets met elkaar in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstane voordeel met elkaar te delen. De definitie bevat vier elementen: • Overeenkomst. De maatschapsovereenkomst is vormvrij en wordt vooral gebruikt wanneer sprake is van vrije beroepsuitoefening, bijvoorbeeld bij een advocaten- of tandartsenpraktijk. Er moet vanzelfsprekend wilsovereenstemming zijn over de onderlinge verhoudingen en de wijze waarop de deelnemers in de maatschap moeten functioneren. Het persoonsgebonden karakter van de maatschap in het kader van de beroepsuitoefening komt hier tot uiting. Het gaat vaak om de persoonlijke kwaliteiten van de deelnemers. • Samenwerking (gemeenschap). De maatschapsovereenkomst verplicht de contractspartijen samen te werken op basis van gelijkheid. Er mag dus geen sprake zijn van hiërarchische verhoudingen. Uiteraard is het wel mogelijk om tot een bepaalde taakverdeling te komen en om een verdeling te maken van de bevoegdheden van de deelnemers om rechtshandelingen aan te gaan. • Inbreng. De inbreng van de maten kan bestaan uit geld, goederen, genot van goederen en arbeid (art. 7A:1662 BW). • Verdeling van het voordeel. Voordeel is een ruim begrip. Het omvat ook de beperking van verliezen. De afspraak dat slechts één deelnemer in de maatschap alle voordelen krijgt, is nietig. De maten mogen wel afspreken dat een of enkele maten alle verliezen dragen (art. 7A:1672 BW). Voor de ondernemingsvorm maatschap is het verder van belang dat het voordeel ten eigen nutte moet worden behaald en niet voor ideële doelen. Een bijzonder aspect van de maatschap is, dat deze geen afgescheiden vermogen heeft. De afzonderlijke vermogens van de maten bepalen de verhaalspositie. In beginsel vertegenwoordigt de maat alleen zichzelf en dus niet de maatschap. Als beherend vennoot kan hij de maatschap vertegenwoordigen als dit in de overeenkomst is neergelegd of als hij een schriftelijke machtiging daartoe heeft ontvangen (artt. 7A:1674 e.v. BW). Daarnaast is er een aantal situaties waarbij de overige maten ook gebonden zijn aan een handeling van een maat, ook al heeft de laatste geen uitdrukkelijke volmacht tot vertegenwoordiging gekregen. Hierbij gaat het om de volgende situaties: • Bekrachtiging. De handelende maat heeft namens de maatschap gehandeld, zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid. De overige maten hebben deze handeling achteraf bekrachtigd, hetzij uitdrukkelijk of door een daad. Een voorbeeld van dit laatste is het in gebruik nemen van een pand door de andere maten, waarvoor maat X onbevoegd een overeenkomst voor de huur daarvan heeft gesloten. • Toerekenbare schijn. De handelende maat heeft namens de maatschap gehandeld, zonder vertegenwoordigingsbevoegdheid, maar de overige maten hebben de schijn gewekt dat de handelende maat vertegenwoordigingsbevoegd was. Bijvoorbeeld: maat X zal de transactie afwikkelen. • Baat. De onbevoegd handelende maat heeft namens de maatschap gehandeld en de transactie blijkt per saldo voor de maatschap voordelig te zijn geweest. De aansprakelijkheid van maten in een maatschap hangt sterk samen met de vraag hoe een maat zich presenteert of heeft gepresenteerd. Handelt de maat namens de maatschap of niet? Bij twijfel zal men daarnaar moeten informeren. De handelende maat bindt in beginsel alleen zichzelf. Hij is dus tegenover de wederpartij tot nakoming verplicht; de andere maten zijn niet aansprakelijk. Bij vertegenwoordiging van de maatschap is elk van de maten voor gelijke delen aansprakelijk tegenover de wederpartij. © NEVI pag.: 3 van 4 code: INP-CON-kre-015-bl.doc versie 1 Vennootschap onder firma (VoF) De vennootschap onder firma is geregeld in het Wetboek van Koophandel. Uit de wettelijke omschrijving van de VoF blijkt dat deze een bijzondere vorm is van de maatschap, namelijk een maatschap specifiek gericht op bedrijfsuitoefening onder een gemeenschappelijke naam. Ook rechtspersonen kunnen vennoot in een VoF zijn. Een vennootschap onder firma kent een afgescheiden vermogen, dit in tegenstelling tot een maatschap. Art. 17 WvK bepaalt dat elke vennoot in beginsel bevoegd is de VoF te vertegenwoordigen. De situatie is hier dus duidelijk anders dan bij de maatschap. Het handelen van de vennoot ten name van de VoF verbindt de VoF aan derden en derden aan de VoF. Voor alle vennoten geldt dat de vertegenwoordigingsmacht wordt beperkt door de doelomschrijving van de VoF. In de overeenkomst waarmee de vennootschap onder firma wordt aangegaan, moet het doel zijn omschreven. Daarnaast is het mogelijk de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de individuele vennoten te beperken of uit te sluiten. Deze beperking of uitsluiting kan alleen tegenover derden worden ingeroepen als de beperking of uitsluiting is opgenomen in de akte (de vennootschapsovereenkomst tussen de betrokken partijen) en deze met die beperking is ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel. Als de beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid niet is ingeschreven, worden alle vennoten geacht de vennootschap te mogen vertegenwoordigen. Evenals bij de maatschap kan een VoF bij overschrijding van de vertegenwoordigingsbevoegdheid gebonden zijn ten gevolge van bekrachtiging, toerekenbare schijn of baat voor de vennootschap. Op grond van art. 18 WvK geldt de volgende aansprakelijkheidsregeling voor vennoten in een VoF: • De VoF is aansprakelijk met zijn afgescheiden vermogen. Elk van de vennoten is (naast de VoF) hoofdelijk aansprakelijk (dus voor het geheel) voor de verbintenissen van de vennootschap. • Deze aansprakelijkheid geldt voor verbintenissen uit de wet en voor verbintenissen uit overeenkomsten. Een voorbeeld van een verbintenis uit de wet is de verplichting tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad (art. 6:162 BW). Deze aansprakelijkheidsregeling kan niet door interne afspraken van de vennoten terzijde worden gesteld. Ook heeft de omvang van de vertegenwoordigingsmacht van de vennoten hierop geen invloed. Verhaal door derden is dus mogelijk op het vermogen van ieder der vennoten en op het vennootschappelijk vermogen (kort gezegd: er zijn zo veel vermogens in een VoF als er vennoten zijn + één). Commanditaire vennootschap De commanditaire vennootschap is een bijzondere vorm van de vennootschap onder firma. Art. 19 WvK omschrijft de commanditaire vennootschap (CV) als de vennootschap bij wijze van geldschieting, die wordt aangegaan tussen een of meer hoofdelijk aansprakelijke vennoten (beherende vennoten) en een of meer commanditaire vennoten (ook wel stille vennoten genoemd) als geldschieters. Het bijzondere van de commanditaire vennootschap is dat de commanditaire vennoten hun risico beperken tot het bedrag van hun inbreng als geldschieter. © NEVI pag.: 4 van 4 code: INP-CON-kre-015-bl.doc versie 1 Tussen de beherende vennoten bestaat een VoF. De beherende vennoten kunnen de CV vertegenwoordigen; hiervoor gelden dezelfde regels zoals zijn besproken bij de VoF. De commanditaire vennoot mag voor de CV geen rechtshandelingen verrichten. Indien de commanditaire vennoot zich hier niet aan houdt, is de sanctie dat hij hoofdelijk aansprakelijk wordt. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid geldt dan niet alleen tegenover derden met wie hij heeft gehandeld, maar tegenover alle schuldeisers van de vennootschap (art. 21 WvK). De beherende vennoten zijn hoofdelijk (= voor het geheel) aansprakelijk voor de verbintenissen van de CV. De commanditaire vennoot is tegenover derden niet aansprakelijk voor verbintenissen van de vennootschap, zolang hij zich tenminste als commandiet blijft gedragen, dat wil zeggen: geen beheersdaden verricht en volledig passief blijft.