Beste Mensen,

advertisement
maandblad Onder Ons nr 6 dd juni-juli 2005
Prof Dr Bart Vinck (UZ Gent):
“DE TOEKOMST LIGT MISSCHIEN WEL IN HAARCELGENERATIE.”
In het begin was er een snelle evolutie van hoorapparaten naar steeds kleinere toestelletjes met steeds
meer – al dan niet computergestuurde - mogelijkheden. Het lijkt erop dat de evolutie zich nu vooral verder
doorzet op het vlak van implantaten zoals de cochleaire (CI). Is de toekomst aan de “bionische” mens? De
mens die zich behelpt met ingeplante chips die via een computer kunnen worden aangestuurd om zo het
eventuele falen van natuurlijke mogelijkheden (zoals het gehoor) te kompenseren?
Hoe je het ook draait of keert, feit is dat de doorbraak van de CI zowel het produkt als de motor is van
nieuwe wetenschappelijke inzichten in het mechanisme van horen en verstaan. Vroeger – binnen de oude
visie – bekeek men het horen als een eenrichtingsgebeuren. Sedert 1978, het begin van de CI, hebben
we nieuwe inzichten verworven in de werking van het oor, en meer in het bijzonder van de haarcellen in
het slakkenhuis.
Twee- ipv éénrichtingsverkeer
Vroeger werd horen geïnterpreteerd als een proces dat ergens buiten bij een uitwendige geluidsbron
begint en dan in één centrale baan haar weg vindt naar de hersenen. Het geluid komt van buiten naar
binnen via het trommelvlies naar de gehoorbeentjes. Die gaan aan het trillen en vervolgens wordt het
binnenoor geprikkeld, meer bepaald de haarcellen waarover we veel nieuwe dingen aan de weet zijn
gekomen.
De hedendaagse visie stapt af van dat eenrichtingsverkeer. Geluid dringt in én uit het oor. Er is geluid dat
van buiten het oor binnendringt tot in de hersenbanen. Maar er is ook geluid dat vanuit het oor zijn weg
weer vindt naar buiten. In én uit het oor. Het oor produceert dus zelf ook geluid. Als je met een gevoelige
micro in het oor luistert, dan kan je daar geluid waarnemen dat afkomstig is van de haarcellen in het
slakkenhuis.
Die haarcellen zijn eigenlijk spiertjes die samentrekken als reaktie op trillingen. Alles bij elkaar hebben we
zo’n 10.500 spiertjes in elk oor zitten. Die spiertjes worden in beweging gebracht door geluid van buiten.
Elke frekwentie (aantal trillingen per seconden of Herz - toonhoogte) zorgt ervoor dat hiervoor specifieke
(groepen) spiertjes samentrekken. Vergelijk het met de toetsen van een pianoklavier: elke toon komt
overeen met de aanslag van één bepaalde toets of toetsenreeks.
Wat geluid met haarcellen doet, is inmiddels mooi in beeld gebracht aan de hand van de analyse van
muziekfragmenten. Rockmuziek werkt in op andere (groepen) spiertjes dan zachte luistermuziek. Iemand
met een goed gehoor hoort alle frekwenties en klanken en kan de luidheid en de duur van de klanken
goed onderscheiden. Iemand met een slecht gehoor heeft als het ware rijen kapotte haarcellen in zijn
slakkenhuis zitten en die trekken helemaal niet of minder goed samen. Wat maakt dat er in plaats van
scherpe en duidelijk aftekende klanken alleen maar een verwarrend geroezemoes wordt waargenomen.
Het heeft dus ook geen zin om het aantal decibels te versterken – lees: hard roepen. De verwarring neemt
dan wel in volume toe maar wordt er niet minder op.
Hoe meer het gehoorsprobleem in het binnenoor (de haarcellen dus) gesitueerd is, hoe groter het effekt
ervan op het spraakverstaan en hoe minder nut geluidsversterking heeft. De toestelletjes van
tegenwoordig doen dan wel wat meer dan alleen maar decibels versterken, maar het blijft vooral bij
versterken. Ze doen niks aan de kwaliteit van de haarcellen in het slakkenhuis.
Hoorapparaten kunnen helpen bij een verlies tot 70 à 80 decibel. Bij een hoger verlies, pakweg 80 à 90
decibel, is het nut ervan al erg twijfelachtig. Eens boven de 90 decibel ben je aangewezen op een
implantaat, of het nu een cochleair is of een in je hersenstam (want ook dat behoort reeds tot de
mogelijkheden).
1
maandblad Onder Ons nr 6 dd juni-juli 2005
Van analoog naar digitaal
We hebben een lange weg afgelegd vanaf de eerste analoge hoortoestellen – toeters als het ware – van
1953 tot de piepkleine digitale toestelletjes van 1990 en later. Is digitaal beter? Soms wel. Maar haarcellen
die defekt zijn, kunnen daarmee niet worden gekorrigeerd. Daarnaast blijft er het esthetisch aspekt. Zelfs
als je toestelletjes met diamanten zou versieren, wil niemand ze dragen als het niet echt moet.
Een overzicht van de verschillende types doorheen de geschiedenis brengt ons van het kasttoestel
(inmiddels verdwenen) over de achter-het-oor en de in-het-oor toestellen tot de CIC (toestelletjes die
volledig verdwijnen in de gehooringang). Maar de doelgroep is beperkt tot de mensen met
middenoorproblemen (geleidingsverlies). Terwijl de implantaten – met uitzondering van de
beengeleidingsimplantaten – zijn afgestemd op binnenoorproblemen.
Dit onderscheid tussen middenoor- en binnenoorverlies is belangrijk met het oog op het nut van
geluidsversterking. Harder roepen geeft niet alleen een versterking van het geluid (wat zou moeten helpen
bij geleidingsverlies) maar zorgt daarnaast ook voor een vervorming van het geluid en dus een
verminderde verstaanbaarheid. Hoorapparaten zijn eigenlijk niet meer of niet minder dan intelligente
versterkers: ze geven een goede oplossing voor het verluiden, maar verhogen hoedanook de vervorming
van het geluid.
Is er dan nog toekomst voor de hoorapparaten? Het antwoord daarop luidt ondubbelzinnig: ja. Immers,
meer dan 80 percent van de gehoorverliezen zijn niet corrigeerbaar door chirurgisch en/of medische
ingrepen. Waarom vinden deze mensen hun weg niet naar het gewone hoorapparaat? Dat komt voort uit
een ontevredenheid die – ondanks de lange weg die we hebben afgelegd – nog altijd te maken heeft met
hinder ovv piepen, vervorming, pijn in de gehoorgang… Daar is dus nog werk aan de winkel met het oog
op de verbetering van het gebruiksgemak…
De uiteindelijke toekomst ligt misschien wel in de haarcelregeneratie. Dat is een idee dat we hebben gaan
halen bij de vogels. Vogels hebben immers een gehoorsysteem dat intelligenter in elkaar zit dan dat van
mensen. Zij regenereren hun haarcellen (of een deel ervan) binnen de twee tot drie weken na de
beschadiging. Momenteel wordt er in Luik onderzoek berricht om dit – haarcelregeneratie – ook bij
mensen gedaan te krijgen. De labotesten zijn in dit verband alvast veelbelovend.
synthese van toespraak nav symposium 50 jaar Onder Ons – Antwerpen, 23/04/2005 - ldk
2
Download