Het oor - docent a. Wat is geluid In de beschrijving maakt de leerling duidelijk dat geluid bestaat uit golven, of trilling van deeltjes als b.v. lucht. Die trilling heeft een frequentie en een sterkte of amplitude. De frequentie bepaalt de toonhoogte; hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon. De amplitude bepaalt de hardheid van het geluid; hoe groter de amplitude, hoe harder het geluid. In een grafiek is dit zichtbaar te maken met een golf met verschillende amplitude en frequentie. e. Bouw van het oor Oor - invulschema Plaats in het oor buitenoor onderdeel oorschelp gehoorgang Oorsmeerkliertjes trommelvlies middenoor Hamer Aambeeld stijgbeugel Ovale venster Ronde venster binnenoor Slakkenhuis - voorhofstrap - trommelholtetrap - vliezig slakkenhuis functie “Antenne” voor geluid, helpt bij bepalen van richting Geleidt geluid naar trommelvlies Oorsmeer houdt trommelvlies soepel Vangt geluidstrilling op en gaat zelf trillen Geven trilling van trommelvlies door naar het ovale venster Vlies dat vloeistof in de voorhofstrap in trilling brengt Einde van de trommelholtetrap Bestaat uit: Kanaal met vloeistof dat langs het vliezig slakkenhuis stroomt idem Vlies met zintuigcellen met trilharen die bij trilling impulsen afgeven aan de gehoorzenuw (evenwichtszintuig) f. Richting horen De proef maakt duidelijk dat met twee oren de richting van het geluid bepaald kan worden. Met één oor lukt dat slecht. De richting kan alleen in horizontale richting goed worden bepaald. g. Uilen Uilen hebben een goed ontwikkeld gehoor. Dit wordt verklaard doordat ze vier oren hebben die in paren boven elkaar liggen. Daarmee kan zowel in het horizontale als het verticale vlak de richting van het geluid bepaald worden. Het gezicht van de uil bestaat uit twee “kommen” rond de ogen die als een antenne het geluid richting de gehoorgangen leiden en versterken. Verder kan de uil zowel de oorpluimen als de kop soepel draaien waarmee de richting van het geluid nog beter bepaald kan worden.