Inhoudstafel Stap 1: Needs assessment ..................................................................................... 2 Taak 1.1: Het opstellen van een planningsgroep................................................................................. 2 Taak 1.2: Het uitvoeren van een needs assement ............................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................................................... 2 Algemene gezondheid ........................................................................................................................................ 2 Sterfte, prevalentie en incidentie van roken............................................................................................ 3 De impact van roken: ziekte- en sterftelast ............................................................................................. 3 Waarom roken mensen? ................................................................................................................................... 4 Risicofactor voor ziekten en aandoeningen ............................................................................................ 5 Verband tussen roken en gezondheid......................................................................................................... 6 Bibliografie ......................................................................................................... 12 Stap 1: Needs assessment Taak 1.1: Het opstellen van een planningsgroep Voor dit interventieplan zijn er verschillende belangengroepen, stakeholders. In een planningsgroep voegen we de vertegenwoordigers van deze verschillende stakeholders samen. Dit is belangrijk opdat de verschillende stakeholders samen tot een visie komen en een concrete uitwerking ervan. Op deze wijze is de kans het grootst dat de gestelde gezondheidsdoelen worden bereikt. (Steenhaut, 2013) Wij stellen de planningsgroep samen met de volgende stakeholders: De patiënten van het psychiatrisch dagziekenhuis. Het verplegend personeel van het psychiatrisch dagziekenhuis. De artsen, psychologen en psychiaters die werkzaam zijn in het psychiatrisch dagziekenhuis. De directie van het psychiatrisch dagziekenhuis. Deze planningsgroep stellen we binnen het kader van deze opdracht niet reëel op. Het is dus slechts een fictieve planningsgroep. Taak 1.2: Het uitvoeren van een needs assement Inleiding De interventie die we ontwikkelen is gericht op de patiënten van het psychiatrisch dagziekenhuis. Deze patiënten vormen de populatie van onze interventie. We zullen in deze stap dus de gezondheidstoestand evalueren van deze populatie. Het is weinig relevant om op zoek te gaan naar de belangrijkste gezondheidsproblemen binnen deze populatie aangezien in het kader van de opdracht al vastligt dat we een preventie zullen opstellen rondom het rookgedrag. Rookgedrag is echter wel te omschrijven als een veranderbaar gedrag dat veel voorkomt. Algemene gezondheid We proberen een beknopt beeld te schetsen van de algemene gezondheid van onze populatie. De levensverwachting van de Belgen heeft de kaap van de 80 jaar overschreden. In 2011 was de levensverwachting 80,4 jaar voor de totale Belgische bevolking. Vrouwen worden nog steeds gemiddeld het oudst. Hun levensverwachting in 2011 was 82,9 jaar. Voor mannen was dit toen 77,8 jaar. Vlamingen leven gemiddeld langer dan Walen. (Steenhaut, 2013) Volgens cijfers uit Nederland zou de levensverwachting van patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening echter gemiddeld dertien tot dertig jaar korter zijn dan die van de rest van de (Nederlandse) bevolking (Weinig aandacht voor lichamelijke gezondheid psychiatrische patiënten, 2013). In 2009 was de levensverwachting op 65-jarige leeftijd in België 21,1 jaar voor vrouwen en 17,5 jaar voor mannen. De gezonde levensverwachting van 65-jarige leeftijd 10,1 jaar voor vrouwen. Vrouwen brengen op 65-jarige leeftijd dus 10,1 jaar van hun resterende levensverwachting door zonder beperkingen (48%), 6,9 jaar met matige beperkingen (33%) en 2,3 jaar met ernstige beperkingen (13%). Mannen brengen op 65-jarige leeftijd 10,5 jaar van hun resterende levensverwachting door zonder beperkingen (60%), 4,7 jaar met matige beperkingen (27%) en 2,3 jaar met ernstige beperkingen (13%). Hoewel de levensverwachting bij mannen kleiner is dan bij vrouwen, is het aantal jaren in (zeer) goede ervaren gezondheid en het aantal jaren zonder beperkingen zeer gelijkaardig. De jaren zonder chronische ziekten is lichtjes hoger bij vrouwen. In vergelijking met mannen brengen vrouwen een groter deel van hun leven door in slechte gezondheid en hebben ze langer te kampen met zware gezondheidsproblemen. (EHLEIS, 2012) Sterfte, prevalentie en incidentie van roken Rokers leven minder lang dan niet-rokers, gemiddeld 6 tot 10 jaar, afhankelijk van het aantal gerookte sigaretten. Elke gerookte sigaret verkort het leven van een roker met 10 minuten. Hoe langer men rookt en hoe vroeger men begonnen is, hoe groter het risico van ziektes en overlijden. Bij rokers die 1 à 4 sigaretten per dag roken ziet men na 25 jaar reeds 50% meer sterfte dan bij niet-rokers. (Waarom stoppen met roken?, 2012) We kunnen dus stellen dat de levensverwachting van onze populatie door twee verschillende redenen lager zijn dan die van de gezonde populatie. De eerste reden van deze verkorting is dat een deel van deze populatie een al dan niet ernstige psychiatrische aandoening heeft. De tweede reden is het rookgedrag. De levensverwachting geeft enkel informatie over de lengte van leven. Daarom gaan we nu ook nog wat verder in op de kwaliteit van leven. De meest voorkomende gevolgen van roken die op het vlak van gezondheid en kwaliteit van leven worden vastgesteld zijn hart- en vaatziekten, longziekten waaronder onder andere longkanker, mondziekten en oogaandoeningen. (Wat doet roken met uw lichaam?, 2011) Hiernaast zijn er nog een heel aantal andere mogelijke gevolgen op rookgedrag. In België sterven jaarlijks ongeveer 20.000 mensen aan de gevolgen van roken, en nog eens 2.000 aan de gevolgen van passief roken. Uit meer concrete cijfers van de inwoners van het Vlaams Gewest blijkt dat er in 2010 bij mannen 6.758 sterfgevallen of 26% van de sterfte door ziekten (exclusief levercirrose) bij 35plussers kan worden toegeschreven aan het roken. Bij vrouwen gaat het om 1.978 sterfgevallen of 7% die kunnen toegeschreven worden aan het roken. (Sterfte door roken (tabaksgerelateerde sterfte), 2012) De impact van roken: ziekte- en sterftelast Als men met roken stopt voor de leeftijd van 35 jaar werkt men bijna alle gevolgen van roken op de gezondheid weg. Een rookstop op de leeftijd van 60, 50, 40 of 30 verlengt de levensverwachting gemiddeld met respectievelijk 3, 6, 9 of 10 jaar. (Waarom stoppen met roken?, 2012) Volgens het rapport ‘Tobacco in the European Union’ verloren rokers die stierven tussen 35 en 69 jaar maar liefst 22 jaren van hun leven. Rokers die stierven op de leeftijd van 70 jaar verloren nog steeds 8 jaar van hun leven door te tabaksgebruik. Gemiddeld zouden rokers 14 jaar eerder sterven dan nietrokers. (European Commission, 2004) In Nederland zorgt roken in vergelijking tot andere risicofactoren voor het grootste verlies aan levensjaren. Dit komt vooral doordat roken is geassocieerd met onder andere coronaire hartziekten en (long)kanker, ziekten waaraan veel mensen vroegtijdig overlijden. (Hoeymans & Baal, 2010) Het verlies aan gezonde levensjaren is volgens deze studie 4,1 jaar. Het verlies aan gezonde levensjaren bedraagt 4,6 jaar. Dit zijn Nederlandse cijfers. Ook de kosten ten gevolgen van roken zijn niet te onderschatten. De gezondheidskosten en de arbeidsongeschiktheid die rechtstreeks te wijten zijn aan roken zijn zeer hoog. Die directe kosten worden jaarlijks op ruim 1 miljard euro geschat, of 446 euro per rokende Belg per jaar. (Gevolgen van roken) Volgens buitenlandse studies worden de kosten als gevolg van het roken geschat op 12 à 15 % van de totale ziekteverzekeringskosten, of omgerekend 3,5 à 4,35 miljard euro in 2012. (De impact van het roken op de volksgezondheid) Waarom roken mensen? Vroeger wisten mensen niet dat roken ongezond was en iedereen werd door middel van reclame geadviseerd om te gaan roken. Roken werd in verband gebracht met gezondheid, stoerheid, klasse, schoonheid, gezelligheid… (Roken: heel slecht voor de gezondheid, 2009) Tegenwoordig is roken niet meer populair. Er zijn een rookverboden in openbare gelegenheden gekomen en reclame maken voor sigaretten is uit den boze. Daarnaast zijn er vele middelen op de markt gebracht die mensen zouden moeten helpen met stoppen met roken. Ook bestaan er al een hele reeks aan campagnes en interventies om mensen te sensibiliseren om te stoppen met roken. De nieuwe wetgeving stelt dat tabaksproducten in de toekomst enkel en alleen naar tabak mogen smaken. Trendy smaaktoevoegingen worden verboden, net zoals andere additieven die niet noodzakelijk zijn voor de productie van tabak, zoals extra vitamines. Ook kleine pakjes kunnen niet meer. In een pakje moeten er in de toekomst minstens 20 sigaretten zitten, in pakjes roltabak minstens 40 gram tabak. Ook de gezondheidswaarschuwingen op de pakjes zullen méér ruimte in beslag nemen, namelijk 75 procent van de oppervlakte van de voor- én achterzijde. Misleidende eigenschappen, zoals extra slanke sigaretten of omschrijvingen zoals ‘organisch’ of ‘natuurlijk’ worden verboden. Pakjes mogen er ook niet meer uitzien als verpakkingen van lipstick of parfum. Het weggeven van gratis stalen, op party’s of via het internet, wordt eveneens verboden. Het nieuwe voorstel van regelgeving vat voorgerolde sigaretten, snuiftabak en roltabak. Het Europees parlement voegt daar wellicht nog waterpijptabak aan toe. Cigarillo’s, sigaren en pijptabak worden niet gevat door de regels in verband met additieven en verpakking. (Brempt, 2013) E-sigaretten daarentegen worden dan wel weer opgenomen, hoewel sommigen argumenteerden dat het géén tabaksproducten zijn. Er zit namelijk geen tabak in een e-sigaret, enkel tabakssmaak (of trendy vruchtensmaakjes), nicotine en een stof die rook ‘nabootst’. De Commissie wilde verhinderen dat e-sigaretten overal opduiken en mensen opzadelen met een nieuwsoortige verslaving en werd daarin gevolgd door het parlement. Het parlement wil e-sigaretten in de toekomst behandelen als een medicijn, zoals nicotinepatches. (Brempt, 2013) Allereerst, wordt roken direct in verband gebracht met “cool” zijn, alsof het een statussymbool is. Hoe meer het verboden wordt, des te aantrekkelijker het wordt, vooral voor tieners. Een andere reden waarom tieners roken is door pure druk. Voor sommigen is het weigeren om te roken een direct verband met een geek of nerd. Geaccepteerd worden in een populaire groep is het grootste doel van veel tieners. Als je wat ouder wordt, wordt de druk om een professionele carrière te beginnen groter en uitdagender. Om van de stress af te komen, is roken de makkelijkste oplossing. Veel rokers claimen dat roken hun helpt met denken. Ze zeggen dat roken hun helpt met hun concentratie zodat ze deadlines kunnen halen en projecten en rapporten op tijd voltooien. Anderen vinden dat roken en het drinken van koffie goed samen gaan. Het hebben van een kop koffie is niet compleet zonder een sigaret. Er zijn ook rokers die zich schuldig voelen en proberen te stoppen met deze gewoonte. Echter om van dit gevoel af te komen, roken ze weer een sigaret. Ook gebruiken ze het roken als beloning voor een goede prestatie op school of op hun werk. Als ze hun doelen halen, verdienden ze het om te roken. (Waarom roken mensen?) In het recente verleden is het roken onder vrouwen snel toegenomen. Roken werd vooral gewoon onder vrouwen die waren geboren na circa 1930, terwijl het onder vrouwen uit eerdere generaties veel minder gebruikelijk was. Als gevolg hiervan is het roken, en later ook longkankersterfte, sterk gebonden aan generaties. Anno 2005 manifesteert dit generatieverschil zich als een hogere sterfte onder de zeventigjarigen (geboren rond 1935) dan onder de tachtigjarigen (geboren rond 1925). (Brug, Assema, & Lechner, 2012) We kunnen vermoeden dat zich er in België een gelijkaardige tendens heeft voorgedaan. Risicofactor voor ziekten en aandoeningen Uit de voorgaande bevindingen kunnen we stellen dat roken een gedrag is dat van invloed is op onze gezondheid. Dit wordt ook door een heel aantal studies bevestigd, onder andere ook door Doll et. al (2005). Roken heeft dus schadelijke gevolgen voor de gezondheid. Roken hangt wel degelijk samen met verschillende persoonsgebonden factoren, zoals de houding ten opzichte van roken, opvattingen en persoonlijkheid (zie tabel 1). Ook zijn verschillende aspecten van het roken, zoals het beginnen met roken, het aantal sigaretten dat wordt gerookt en het (kunnen) stoppen met roken geassocieerd met erfelijkheid. In lijn met bevindingen voor andere verslavingen zoals alcohol en drugs, blijkt uit tweelingonderzoek dat wel of niet roken voor ongeveer 50% erfelijk bepaald is (Pieterse & Willemsen, 2005). Hierbij speelt verslaving aan nicotine een hoofdrol. Bij deze verslaving zijn vooral het nicotine metabolisme en de signaaloverdracht in de hersenen van belang. (Wat zijn de oorzaken van roken?, 2011) Tabel 1: Factoren die samenhangen met de kans op (gaan) roken (Pieterse & Willemsen, 2005) Factoren die kans op (gaan) roken verkleinen Omgevingsgebonden factoren Niet-roken van ouders (vooral moeder) Anti-roken houding bij ouders (onafhankelijk van hun rookgedrag) Opvoeding: controlerend (vooral jongens) en tegelijk steunend (vooral meisjes) Betrokkenheid bij school en goede schoolprestaties Factoren die kans op (gaan) roken vergroten Omgevingsgebonden factoren Rookgedrag van broer/zus, (beste) vrienden en leeftijdsgenoten Makkelijke verkrijgbaarheid van tabak Tabaksreclame (vergroot sociale acceptatie van roken) Pro-rokenattitude en groepsnorm, soms gekoppeld aan subcultuur als gabber/hiphop Persoonsgebonden factoren Persoonsgebonden factoren Actief sportleven en gezond eetpatroon Riskant, rebellerend en deviant gedrag Anti-roken houding Genetisch bepaalde gevoeligheid voor de verslavende werking van nicotine Korte termijn negatieve verwachtingen Depressieve gevoelens (vieze smaak en geur, duur, slecht voor conditie) Gezondheidsopvattingen (slecht voor Stress (bijv. door slechte hart en longen, etc.) schoolprestaties) Vaardigheid om sociale druk tot roken Laag gevoel van eigenwaarde te weerstaan en de copingstijl Subjectieve norm (personen, die voor Niet-beredeneerde processen iemand belangrijk zijn, vinden dat hij (gewoontevorming, conditionering) niet moet roken) bestendigen beginnend rookgedrag Gevoeligheid voor invloed van leeftijdsgenoten Slechte prestaties op school of werk Angst Neiging tot het nemen van risico's Verband tussen roken en gezondheid Statistische onderzoeken wijzen uit dat roken (direct en indirect) verantwoordelijk is voor een groot aantal sterfgevallen, en de kans op vele ziekten vergroot. (Roken (tabak), 2013) In sigarettenrook zitten naast nicotine meer dan vierduizend chemische stoffen, minstens zestig van die stoffen hebben kankerverwekkende eigenschappen. Deze stoffen kunnen lichaamscellen aanzetten tot ongecontroleerd delen waardoor een tumor of gezwel ontstaat. (De relatie tussen roken en het ontstaan van kanker., 2011) Nicotine is één van de stoffen die bekend staat als verantwoordelijke stof voor het verslavingseffect. Daarnaast is ondertussen over de werking van nicotine bekend dat ze het vrijkomen van het hormoon insuline blokkeert. Hierdoor wordt glucose minder snel opgenomen omdat insuline immers zorgt voor de opname van glucose in de cellen. Omdat de hersenen hierop volgend 'zien' dat er nog voldoende glucose aanwezig is in het bloed, treedt er ook minder snel eetlust op. Om deze reden zijn er soms mensen die graag gaan roken om gemakkelijker slank te kunnen blijven. Bovendien is het zo, dat mensen die stoppen met roken vaak last hebben van gewichtstoename, omdat ze de hoeveelheid eetlust die een niet-roker heeft, niet meer gewend zijn. (Nicotine, 2013) Er lijkt dus een biologische plausibiliteit te bestaan voor de relatie tussen roken en gezondheid. Dit verband wordt bovendien wijdverspreid op internet en in vele artikels en boeken bevestigd. We kunnen er dus van uit gaan dat het verband tussen het roken en de gezondheid consistent is. Het voorkomen van ongezond gedrag Van een aantal ongezonde gedragingen, waaronder roken, stijgt de prevalentie in de adolescentie. Dit is de periode van het leven dat mensen onder andere beginnen met roken. Er is in deze levensfase dus een hoge incidentie van ongezond gedrag. De hoogste prevalenties van ongezond gedrag komen veelal voor bij volwassenen, bij ouderen van ongeveer 65 jaar wordt dan vaak weer een daling gevonden van de prevalentie. Zo rookt ongeveer 27% van de volwassenen Nederlanders van 18-54 jaar, en daalt de prevalentie van roken naar minder dan 15% onder mensen boven de 65 jaar. (Brug, Assema, & Lechner, 2012) Er zijn meer mannelijke rokers in België (28%) dan vrouwelijke (21%). Ze zijn ook vaker dagelijks roker (24%) dan vrouwen (18%). Er zijn ook meer mannelijke zware rokers (10%) dan vrouwelijke (6%). Mannen beginnen ook op jongere leeftijd op regelmatige basis te roken dan vrouwen: ze beginnen er gemiddeld ongeveer 10 maanden vroeger aan. (Cijfers) Rookgedrag wordt sterk bepaald door iemands sociaaleconomische status en achtergrond. Het hangt sterk samen met een maatschappelijk kwetsbare positie, in verschillende gradaties, en met verslaving op jonge leeftijd. De meeste rokers beginnen als adolescent en raken verslaafd voor ze volwassen zijn. Al op jonge leeftijd wordt duidelijk dat roken op volwassen leeftijd ‘hoort’ bij een lage(re) status. Roken komt dus vaker voor in de laagste opleidingsniveaus. Zowel het percentage rokers, het percentage dagelijkse rokers als het percentage zware rokers is hoger in de laagste opleidingsniveaus dan bij personen met een hogere opleiding. Laaggeschoolden beginnen op jongere leeftijd te roken (gemiddeld 10 maanden vroeger), roken gemiddeld 2 tot 3 sigaretten per dag meer en zijn vaker afhankelijk van tabak dan hooggeschoolden. (Wie rookt?) Over etnische verschillen en geografische verschillen specifiek voor België heb ik nog geen informatie gevonden. Determinanten van rookgedrag Monden (2002) onderzoekt in een studie of beginnen of stoppen met roken beïnvloed wordt door de opleiding, de ouders en de partners. Ze stelde volgende 8 hypotheses waarvan er zes weerhouden konden worden: 1. Lager opgeleide mensen een grotere kans hebben om te beginnen met roken dan hoger opgeleide mensen. 2. Mensen met hoger opgeleide ouders hebben minder kans om met roken te beginnen dan mensen met laagopgeleide ouders (niet bevestigde hypothese). 3. Mensen met ouders die roken hebben een grotere kans om met roken te beginnen dan mensen wier ouders niet roken. 4. Hoger opgeleide mensen hebben een grotere kans om te stoppen met roken dan mensen met een lagere opleiding. 5. Mensen met een partner hebben meer kans om te stoppen met roken dan alleenstaanden. 6. Mensen met een hoger opgeleide partner hebben een grotere kans om te stoppen met roken dan mensen met een lager opgeleide partner (niet bevestigde hypothese) 7. Mensen met een partner die rookt hebben een kleinere kans om te stoppen met roken dan mensen wier partner niet rookt. 8. Mensen met een partner die gestopt is met roken hebben een grotere kans om te stoppen met roken dan mensen wier partner nooit gerookt heeft. (Monden, 2002) Verder zijn er in Tabel 1 een heel aantal determinanten omtrent roken terug te vinden. Dit lijkt mij nog niet volledig en genoeg overzichtelijk. In kaart brengen van de doelgroep De prevalentie van roken bij psychiatrische patiënten is twee tot driemaal hoger dan in de algemene populatie. Binnen psychiatrische instellingen en diensten wordt het aantal rokers gemiddeld op 70% geschat! Voor neurotische stoornissen vinden we een prevalentie van 40% en tot 80% bij de psychotische stoornissen. Dit betekent dat er meer tabaksgerelateerde aandoeningen voorkomen bij deze patiënten en dat er een hogere mortaliteit ten gevolge van roken geobserveerd wordt. Eveneens bestaat er een grotere blootstelling aan omgevingsrook binnen de psychiatrische instellingen en diensten; dit zowel voor personeel als voor patiënten. Bovendien weten we uit de literatuur dat patiënten die roken, meer psychiatrische symptomen vertonen dan patiënten die niet roken. Er bestaat eveneens een belangrijke interactie tussen psychofarmaca en roken waarbij rokers vaak een hogere dosis nodig hebben dan niet-rokers. Rookbeleid in psychiatrische instellingen en diensten is vaak gebaseerd op mythen die vertellen dat patiënten niet willen en kunnen stoppen met roken; dat hun problematiek verergert na rookstop en dat de implementatie van een optimaal rookvrije beleid onmogelijk is binnen psychiatrische instellingen en diensten. Nicotineafhankelijkheid wordt er vaak stiefmoederlijk behandeld. Dit is onterecht, want psychiatrische patiënten zijn wel gemotiveerd om te stoppen met roken. De rookstopratio ligt er weliswaar lager dan in de algemene populatie. Desalniettemin slaagt 1/3 erin om effectief te stoppen. Psychiatrische symptomen hoeven daarbij niet noodzakelijk toe te nemen. Ervaringen op het werkveld tonen aan dat een rookvrij beleid wel degelijk mogelijk is binnen psychiatrie! (Probleemstelling) Etniciteit De incidentie van longkanker is onder vrijwel alle niet-westerse groepen laag, maar zij neemt geleidelijk toe. Etniciteit hangt sterk samen met SEP; mensen van allochtone afkomst hebben veel vaker een lagere opleiding, beroepspositie en inkomen. Het is daarom belangrijk op te merken dat voor veel aandoeningen de situatie onder allochtone groepen niet veel verschilt van die onder autochtone Belgen met vergelijkbare SEP. (Brug, J., van Assema, P., Lechner, L., 2012) Geografische verschillen Vaak worden de grootste verschillen gevonden tussen buurten binnen dezelfde stad. Deze verschillen kunnen in de regel worden teruggevoerd op het verschil in sociaaleconomische kenmerken van de bewoners. (rijke versus kansarme buurten) (Brug, J., van Assema, P., Lechner, L., 2012) Doelgroep in kaart brengen De prevalentie van roken bij psychiatrische patiënten is twee tot driemaal hoger dan in de algemene populatie. Binnen psychiatrische instellingen en diensten wordt het aantal rokers gemiddeld op 70% geschat! Voor neurotische stoornissen vinden we een prevalentie van 40% en tot 80% bij de psychotische stoornissen. Dit betekent dat er meer tabaksgerelateerde aandoeningen voorkomen bij deze patiënten en dat er een hogere mortaliteit ten gevolge van roken geobserveerd wordt. Eveneens bestaat er een grotere blootstelling aan omgevingsrook binnen de psychiatrische instellingen en diensten; dit zowel voor personeel als voor patiënten. Bovendien weten we uit de literatuur dat patiënten die roken, meer psychiatrische symptomen vertonen dan patiënten die niet roken. Er bestaat eveneens een belangrijke interactie tussen psychofarmaca en roken waarbij rokers vaak een hogere dosis nodig hebben dan niet-rokers. (VRGT) Taak 1.3 kijk wat er mogelijk is in de doelgroep Rookbeleid in psychiatrische instellingen en diensten is vaak gebaseerd op mythen die vertellen dat patiënten niet willen en kunnen stoppen met roken; dat hun problematiek verergert na rookstop en dat de implementatie van een optimaal rookvrije beleid onmogelijk is binnen psychiatrische instellingen en diensten. Nicotineafhankelijkheid wordt er vaak stiefmoederlijk behandeld. Dit is onterecht, want psychiatrische patiënten zijn wel gemotiveerd om te stoppen met roken. De rookstopratio ligt er weliswaar lager dan in de algemene populatie. Desalniettemin slaagt 1/3 erin om effectief te stoppen. Psychiatrische symptomen hoeven daarbij niet noodzakelijk toe te nemen. Ervaringen op het werkveld tonen aan dat een rookvrij beleid wel degelijk mogelijk is binnen psychiatrie! (VRGT) Taak 1.4 formuleer doelen betreffende gezondheid en kwaliteit van leven Doelen kunnen best SMART geformuleerd worden. Bibliografie Waarom stoppen met roken? (2012, 05 30). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Gezondheid.be: http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=11354 Waarom roken mensen? (sd). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Roken en gezondheid: http://www.rokenengezondheid.com/waarom-roken-mensen/ Wat zijn de oorzaken van roken? (2011, 07 12). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Nationaal Kompas Volksgezondheid: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/roken/w at-zijn-de-mogelijke-oorzaken-van-roken/ Wat doet roken met uw lichaam? (2011, 01 23). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Mens en Gezondheid: http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/verslaving/66885wat-doet-roken-met-uw-lichaam.html Weinig aandacht voor lichamelijke gezondheid psychiatrische patiënten. (2013, 10 18). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Nationale Zorggids: http://www.nationalezorggids.nl/ggz/nieuws/18046-weinig-aandacht-voorlichamelijke-gezondheid-psychiatrischepatienten.html?utm_source=twitterfeed&utm_medium=twitter Brug, J., Assema, P. v., & Lechner, L. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Assen: Van Gorcum. Brempt, K. V. (2013, 10 04). Nieuwe europese tabakswetgeving richt zich voornamelijk op jongeren. Opgeroepen op 10 31, 2013, van Kathleen Van Brempt: http://kathleenvanbrempt.be/home/in_de_kijker/nieuwe_europese_tabakswetg eving_richt_zich_voornamelijk_op_jongeren European Commission. (2004). Tobacco or Health in the European Union. Luxembourg: European Communities. EHLEIS. (2012). Gezonde levensverwachting in BelgiË. Brussel: EHEMU Nationaal Rapport. De impact van het roken op de volksgezondheid. (sd). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Stichting tegen Kanker: http://www.kanker.be/de-impact-van-het-rokenop-de-volksgezondheid De relatie tussen roken en het ontstaan van kanker. (2011, 10 24). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Mens en gezondheid: http://mens-engezondheid.infonu.nl/aandoeningen/85413-de-relatie-tussen-roken-en-hetontstaan-van-kanker.html#roken-en-de-schadelijkheid-voor-de-gezondheid Doll, R., Peto, R., Boreham, J., & Sutherland, I. Mortality from cancer in relation tot smoking: 50 years observations on British doctors. British journal of Cancer , 92, 426-429. Gevolgen van roken. (sd). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Vlaamse Liga tegen Kanker: http://www.tegenkanker.be/content/gevolgen#economie Hoeymans, N., & Baal, P. v. (2010, 03 22). Ziektelast in DALY's: Wat is de bijdrage van risicofactoren? Volksgezondheid Toekomst Herkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid . Pieterse, M., & Willemsen, M. (2005). Ontstaan en voorkomen van rookgedrag bij jongeren. In K. e. al. Utrecht: Lemmens. Steenhaut, S. (2013). Interventieontwikkeling voor de klinische sector. Kortrijk: Campus Kortrijk. Sterfte door roken (tabaksgerelateerde sterfte). (2012, 10 04). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid: http://www.zorg-engezondheid.be/Cijfers/Sterftecijfers/Algemene-sterftecijfers/Sterfte-doorroken-(tabaksgerelateerde-sterfte)/ Roken (tabak). (2013, 11 19). Opgeroepen op 11 24, 2013, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Roken_(tabak) Roken: heel slecht voor de gezondheid. (2009, 06 19). Opgeroepen op 10 31, 2013, van Mens en gezondheid: http://mens-engezondheid.infonu.nl/verslaving/37120-roken-heel-slecht-voor-degezondheid.html