Oplossen van een juridische casus Het oplossen van een juridische casus behoort tot de basisvaardigheden waarover een jurist moet beschikken. Het oplossen van een juridische casus kan je enkel leren door (veel) te oefenen. Als je aan een ervaren jurist vraagt hoe hij een juridisch probleem oplost, dat zal die dat meestal niet precies kunnen beschrijven, omdat het oplossen van een juridische casus na verloop van tijd ‘vanzelf’ gaat. Toch is het mogelijk om bij het oplossen van een juridische casus zeven stappen te onderscheiden. Meestal zullen deze stappen niet één voor één worden afgewerkt. Vaak zullen op grond van latere stappen eerdere stappen moeten worden herzien. Elk van deze zeven stappen zal hierna kort worden toegelicht. 1. Selecteren van de feiten Niet alle feiten die in de casus worden vermeld zijn relevant voor de oplossing ervan. Eerst en vooral moeten dan ook de feiten worden geselecteerd die voor de oplossing van de casus relevant zijn. U moet de feiten die relevant zijn selecteren. Welke feiten relevant zijn, hangt af van de rechtsregel(s) die voor de oplossing van de casus relevant zijn. Het selecteren van de relevante feiten (stap 1) gaat dus meestal hand in hand met het selecteren van de relevante rechtsregels (stap 3). Bevriend koppel van mijn ouders wil een zwemvijver. Wanneer hij klaar is vullen ze hem op met water, maar de zwemvijver blijkt te lekken. Dus die mensen willen daar niet voor betalen. Kunnen zij dat weigeren? à “bevriend met mijn ouders” is al irrelevant. 2. Kwalificeren van de feiten Eenmaal de relevante feiten geselecteerd zijn, moeten zij juridisch gekwalificeerd worden, d.w.z. in juridische termen worden vertaald. Deze juridische kwalificatie moet het selecteren van de voor de casus relevante rechtsregels (stap 3) gemakkelijker maken. In de casus van de zwemvijver: er werd een aannemingsovereenkomst gesloten. Die overeenkomst wordt niet goed uitgevoerd, dus er is sprake van een wanprestatie. Kan de opdrachtgever in dat geval de betaling weigeren? Na het kwalificeren zou je de rechtsvragen kunnen stellen, wat is nu het probleem? Yasmine Ghys 1 3. Selecteren van de rechtsregel(s) Na het selecteren en kwalificeren van de relevante feiten, moeten de rechtsregels worden geselecteerd die voor het oplossen van de casus relevant zijn. Deze rechtsregels zijn terug te vinden in de formele rechtsbronnen. Zoals gezien, zijn dit de wet, de rechtspraak, de rechtsleer, het gewoonterecht en de algemene rechtsbeginselen. 3.1. Meerdere juridische wetten Voor het oplossen van een juridische casus zijn meestal meerdere rechtsregels relevant. Zo kan een casus meer dan één juridische vraag oproepen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer bepaalde feiten zowel burgerrechtelijke als strafrechtelijke gevolgen hebben. Bv. wanneer een chauffeur door het rode licht rijdt en hierdoor een voetganger aanrijdt, rijst enerzijds de vraag hoe deze verkeersinbreuk strafrechtelijk moet worden beteugeld en anderzijds de vraag in welke mate de chauffeur aansprakelijk is voor de schade die de voetganger heeft geleden. 3.2. Meerdere rechtsregels zijn relevant voor de oplossing van juridische vraag Daarnaast kan het ook voorkomen dat voor de oplossing van eenzelfde juridische vraag, meerdere rechtsregels bruikbaar zijn. Deze rechtsregels kunnen al dan niet tot hetzelfde rechtsgevolg leiden. Indien geen voorrangsregel (3.2.3) van toepassing is, moet worden onderzocht in welke mate de rechtsgevolgen van de rechtsregels die kunnen worden ingeroepen, elkaar uitsluiten. 3.2.1. Regels leiden tot zelfde resultaat (rechtsgevolg) In de mate waarin deze rechtsgevolgen elkaar niet uitsluiten, kan in principe de gelijktijdige toepassing van de rechtsregels worden ingeroepen. Bv. de vernietiging van een overeenkomst kan – onder bepaalde voorwaarden – gepaard gaan met de toekenning van schadevergoeding. Bv. Een frituur was gebouwd zonder vergunning. De uitbater was strafrechtelijk veroordeeld om die frituur af te breken. Een paar dagen na de uitspraak verkoopt hij die frituur aan iemand anders. De koper komt te weten dat die frituur zonder vergunning werd gebouwd en dat de frituur moet worden afgebroken. Hij wil van die verkoop af. Hij wil de nietigverklaring van die overeenkomst Yasmine Ghys 2 vorderen. Op basis van bedrog en dwaling en art. 1382 BW. Men kan niet vorderen dat de overeenkomst 2x wordt vernietigd. In hoofdorde vordert men vernietiging door bedrog en in ondergeschikte orde op dwaling. Vernietiging kan gecombineerd worden met schadevergoeding, als je een fout bewezen hebt. 3.2.2. Regels leiden tot verschillend resultaat (rechtsgevolg) Wanneer de rechtsgevolgen van de rechtsregels die kunnen worden ingeroepen, onderling onverenigbaar zijn, is een gelijktijdige toepassing niet mogelijk. Bv. als de huurder de huur niet betaalt, kan de verhuurder niet tegelijk eisen dat de huurovereenkomst (verder) wordt uitgevoerd zoals afgesproken (door de gedwongen uitvoering van de huurovereenkomst te eisen) en dat de overeenkomst wordt beëindigd (door de ontbinding van de huurovereenkomst te eisen). In dat geval zal de verhuurder dus een keuze moeten maken. Deze keuze komt toe aan de verhuurder en moet in principe zowel door de huurder als door de rechter worden geëerbiedigd, tenzij sprake zou zijn van rechtsmisbruik (bv. indien de verhuurder zou kiezen voor de ontbinding, terwijl dit in de concrete omstandigheden kennelijk onredelijk zou zijn). Bv. De huurder betaalt zijn huur niet meer. Er is dus sprake van een wanprestatie. Wat kan de huurder vorderen? Uitvoering in natura of bij equivalent vorderen, restitutie als gevolg van de ontbinding. De verhuurder kan dus kiezen. Die rechtsregels hebben elke een ander resultaat. 3.2.3. Voorrangsregels Wanneer twee rechtsregels op hetzelfde geval van toepassing zijn, maar elk tot een ander rechtsgevolg leiden, moet steeds onderzocht worden of er geen regel van toepassing is die bepaalt aan welk van beide rechtsregels voorrang moet worden gegeven. In sommige gevallen geeft de wetgever zelf aan dat aan één van beide rechtsregels voorrang moet worden gegeven. Bv. artikel 1649quinquies BW, dat een hiërarchie vastlegt tussen de rechtsmiddelen waarover een koper-consument beschikt wanneer het gekochte goed niet in overeenstemming is met de overeenkomst. Ik koop een strijkijzer, het is gebrekkig à ontbinding, kosteloze vervanging of herstel. De wetgever bepaalt zelf een hiërarchie. Eerst kosteloze vervanging of herstel, dan pas ontbinding. De wetgever geeft aan op welke rechtsregels je je eerst moet beroepen. 3.2.3.1. Superioriteitsregel (lex superior derogat legi inferiori) Op grond van de superioriteitsregel gaat de hogere rechtsnorm boven de lagere rechtsnorm. Dit wordt weergegeven met het Latijnse adagium lex superior derogat legi inferiori. Hogere rechtsnorm > lagere rechtsnorm Yasmine Ghys 3 3.2.3.2. Specialiteitsregel (lex specialis derogat legi generali) Op grond van de specialiteitsregel gaat de bijzondere rechtsregel boven de algemene rechtsregel, of in het Latijn: lex specialis derogat legi generali. Bv. regels woninghuurwet hebben voorrang op de regels van het gemeen huurrecht. Bijzondere rechtsregel > algemene rechtsregel 3.2.3.3. Posterioriteitsregel (lex posterior derogat legi priori) Op grond van de posterioriteitsregel gaat de nieuwe regel voor op de oude regel. Dit wordt aangeduid met het Latijnse adagium lex posterior derogat legi priori. Wanneer de wetgever een nieuwe regeling invoert, ‘vergeet’ hij soms de oude regeling af te schaffen of aan te passen. In de mate waarin de nieuwe en oude regeling tot een verschillend rechtsgevolg leiden, moet aan de nieuwe regeling voorrang worden gegeven. Nieuwe regel > oude regel 3.2.3.4. Andere regelconflicten Quid als verschillende rechtsregels aan een partij rechten toekennen, maar de toepassing van deze rechtsregels onderling onverenigbaar is? Er moet gekozen worden. In principe zal dan de eiser kunnen kiezen op welke rechtsregel hij zich beroept. Hij zal moeten kiezen, want beide zijn onderling onverenigbaar. De vrijheid is niet oneindig. Hoe kan zijn keuze beperkt worden? Door rechtsmisbruik te verbieden. 3.3. Hoofdregel - uitzonderingsregel Ten slotte is het mogelijk dat een rechtsregel die op het eerste gezicht van toepassing lijkt, bij nader toezien toch niet kan worden toegepast omdat op die rechtsregel een uitzondering wordt geformuleerd door een andere rechtsregel, die op de casus van toepassing is. Een dergelijke uitzonderingsregel is overigens niet steeds in dezelfde wet als de hoofdregel terug te vinden. Bv. Het toebrengen van slagen en verwondingen is een misdrijf en is dus in principe strafbaar (hoofdregel). Tenzij: de slagen en verwondingen werden toegebracht uit wettige verdediging: in dat geval wordt het misdrijf gerechtvaardigd (uitzonderingsregel). 4. Analyseren van de rechtsregel(s) Eenmaal de jurist een of meer rechtsregels heeft geselecteerd, zal hij deze rechtsregel(s) nader analyseren. Zoals gezien, hebben de meeste rechtsregels een voorwaardelijke structuur. Dit wil zeggen dat zij bepalen dat wanneer aan één of meer voorwaarden is voldaan, een bepaald rechtsgevolg intreedt. De soorten Yasmine Ghys 4 voorwaarden (voldoende, noodzakelijke of voldoende en noodzakelijke voorwaarden) en de wijze waarop meerdere voorwaarden zich ten opzichte van elkaar verhouden (cumulatieve of alternatieve voorwaarden), kwamen reeds eerder aan bod. Het vaststellen van de voorwaarden en het rechtsgevolg van een rechtsregel is niet steeds eenvoudig. Door rechtspraak en rechtsleer over een bepaalde rechtsregel te raadplegen, kan inzicht worden verkregen in de voorwaarden en het rechtsgevolg van die rechtsregel. In rechterlijke uitspraken die toepassing maken van een bepaalde rechtsregel, worden de toepassingsvoorwaarden van die rechtsregel namelijk vaak één voor één afgetoetst. Daarnaast bevat rechtsleer over een bepaalde rechtsregel doorgaans een systematische bespreking van de toepassingsvoorwaarden en het rechtsgevolg ervan. 5. Interpreteren van de rechtsregel(s) Het komt vaak voor dat niet duidelijk is welke betekenis aan (de verschillende bestanddelen) van een rechtsregel toekomt. In dat geval is interpretatie vereist. Ook hier kan het gebruik van rechtspraak en rechtsleer nuttig zijn. Rechtspraak en rechtsleer kunnen immers aanduiden hoe een bepaalde rechtsregel moet worden geïnterpreteerd. Bv. (over de uitlegging van het begrip “fout” in de zin van artikel 1382 BW): volgens de rechtspraak (en rechtsleer) begaat een persoon een fout in de zin van artikel 1382 BW wanneer hij een specifieke gedragsnorm schendt of wanneer hij een inbreuk pleegt op de algemene zorgvuldigheidsnorm. Daarnaast kan voor de interpretatie van rechtsregels ook een beroep worden gedaan op de verschillende interpretatiemethoden, die reeds eerder aan bod kwamen. 6. Toepassen van de rechtsregel(s) op de feiten Eenmaal de jurist de rechtsregels heeft geselecteerd die op de casus van toepassing zijn en hij geanalyseerd heeft wat de voorwaarde(n) en het rechtsgevolg zijn van deze rechtsregels, zal hij nagaan of aan die voorwaarden in het concrete geval zal voldaan (1) en of het rechtsgevolg al dan niet intreedt (2). 6.1. Voorwaardentoetsing De voorwaardentoetsing houdt in dat de jurist zal nagaan aan welke voorwaarden van de geselecteerde rechtsregel(s) in de concrete feitensituatie is voldaan. Hierbij kan de jurist geconfronteerd worden met het probleem dat bepaalde feitelijke gegevens ontbreken om de voorwaardentoetsing te kunnen uitvoeren. In dat geval zal hij deze gegevens moeten opvragen dan wel hypotheses moeten maken. Yasmine Ghys 5 In de praktijk is het niet steeds eenvoudig om te bepalen of de voorwaarden van een bepaalde rechtsregel in een concrete situatie vervuld zijn. In dat geval kan het nuttig zijn om te onderzoeken of er rechtspraak is die de rechtsregel in bepaalde gevallen (niet) toepast. Als een nieuwe casus in cruciale opzichten lijkt op een casus die eerder beslist is, dan kan dit een argument zijn om de nieuwe casus op dezelfde manier te beslissen (en aldus een rechtsregel al dan niet toe te passen). Men kan dan immers een analogieredenering toepassen. Het is ook mogelijk dat tussen twee casussen niet alleen overeenkomsten bestaan, maar dat het zelfs zo is dat er in de nieuwe casus nog meer redenen zijn om deze op dezelfde manier te beslechten als de oude casus (en aldus een rechtsregel al dan niet toe te passen). In dat geval kan men a fortiori redeneren. Wanneer er tussen twee casussen wezenlijke verschillen bestaan, is er geen reden om de nieuwe casus op dezelfde manier als de oude te beslechten. In dat geval kan het verschil zelfs een argument vormen om in de nieuwe casus juist anders te beslissen. Dit vormt dan een a contrario-redenering. 6.2. Afleiden van het rechtsgevolg Eenmaal de voorwaarden zijn getoetst, kan worden vastgesteld of het rechtsgevolg al dan niet intreedt. Soms is het niet nodig om alle voorwaarden van de rechtsregel te toetsen om te weten of het rechtsgevolg al dan niet intreedt. 6.2.1. Cumulatieve rechtsgevolgen Indien de rechtsregel het rechtsgevolg laat afhangen van cumulatieve voorwaarden, treedt het rechtsgevolg slechts in als aan alle voorwaarden is voldaan. Het rechtsgevolg treedt niet in als aan minstens één voorwaarde niet is voldaan. Indien je bij het toetsen van cumulatieve voorwaarden vaststelt dat aan één van de voorwaarden niet is voldaan, kan je immers besluiten dat het rechtsgevolg niet intreedt, zonder dat het nog nodig is om de andere voorwaarden van de rechtsregel te toetsen. Toch kan het verder toetsen van de andere voorwaarden nog nuttig zijn: indien hierbij zou blijken dat ook een andere voorwaarde niet is vervuld, kan dit je besluit dat het rechtsgevolg niet intreedt, namelijk versterken. 6.2.2. Alternatieve rechtsgevolgen Indien de rechtsregel het rechtsgevolg laat afhangen van alternatieve voorwaarden, treedt het rechtsgevolg in zodra aan één van de voorwaarden is voldaan. Het rechtsgevolg treedt niet in als aan geen van de voorwaarden is voldaan. Indien je bij het toetsten van alternatieve voorwaarden vaststelt dat één van de voorwaarden is vervuld, kan je besluiten dat het rechtsgevolg intreedt, zonder dat het nog noodzakelijk is om de andere alternatieve voorwaarden te toetsen. Toch Yasmine Ghys 6 kan ook een verdere toetsing van de andere alternatieve voorwaarden nuttig zijn: indien zou blijken dat ook een andere alternatieve voorwaarde is vervuld, kan dit je besluit dat het rechtsgevolg moet intreden, alleen maar versterken. 7. Uitwerken van de casusoplossing in een betoog Eenmaal de casus is opgelost, kan een antwoord worden gegeven op de juridische vraag (of vragen) waartoe de casus aanleiding gaf. Van een jurist wordt verwacht dat hij dit antwoord met argumenten onderbouwt. Hij dient de casusoplossing m.a.w. in een juridisch betoog uit te werken. In een betoog wordt een standpunt (stellingname) verdedigd en met argumenten onderbouwd. Hierna zal vooreerst kort worden toegelicht in welke mate een argument dwingt tot het aanvaarden van het standpunt dat erop gebaseerd is (1) en welke argumentatiestructuren in een betoog kunnen worden gebruikt (2). Vervolgens zullen enkele basisprincipes over de opbouw (3) en formulering (4) van een juridisch betoog worden besproken. Ten slotte gaat aandacht naar het opnemen van verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer in een juridisch betoog (5). 7.1. Dwingendheid argumentatie De sterkte van een betoog hangt in belangrijke mate af van de mate waarin de argumenten het verdedigde standpunt daadwerkelijk ondersteunen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen deductieve en niet-deductieve argumentatie. Bij een deductieve argumentatie dwingt het argument tot het aanvaarden van het standpunt. Het standpunt volgt m.a.w. noodzakelijkerwijze uit het argument. Bij niet- deductieve argumentatie volgt het standpunt niet noodzakelijkerwijze uit het argument, maar maakt het argument het standpunt wel meer aanvaardbaar. 7.2. Argumentatiestructuur Een standpunt kan worden ondersteund met een enkelvoudige of complexe argumentatie. 7.2.1. Enkelvoudige argumentatie Wanneer het standpunt wordt ondersteund door één argument, is sprake van een enkelvoudige argumentatie. Bv. Amanda Noxx, Amerikaanse studente die in Italië was gaan studeren. Haar kotgenote werd vermoord teruggevonden. Ze werd veroordeeld maar nu is zij vrijgesproken à De verdachte moet worden vrijgelaten (standpunt), want er is geen enkel bewijs tegen haar. (argument) Yasmine Ghys 7 7.2.2. Complexe argumentatie In geval van complexe argumentatie worden meerdere argumenten voor het standpunt aangevoerd. In dat geval rijst de vraag hoe deze argumenten zich ten opzichte van elkaar verhouden. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie. 7.2.2.1. Meervoudige argumentatie Bij meervoudige argumentatie worden meerdere onafhankelijkere argumenten aangevoerd die los van elkaar het standpunt ondersteunen. Elk argument is in dat geval voldoende om het standpunt te ondersteunen. Men spreekt van onafhankelijke argumenten. Bv. de overeenkomst moet worden vernietigd (standpunt) want er is sprake van bedrog (argument 1) en van dwaling (argument 2) Om een standpunt dat op meervoudige argumentatie is gesteund, te weerleggen, moeten alle argumenten van de meervoudige argumentatie worden weerlegd. Een meervoudige argumentatie kan dus enkel met succes worden bestreden door een nevenschikkende (zie hieronder) tegenaanval. 7.2.2.2. Nevenschikkende argumentatie Bij nevenschikkende argumentatie zijn de verschillende argumenten ieder afzonderlijk niet voldoende om het standpunt te ondersteunen, maar samen zijn zij dit wel. In dat geval spreekt men van afhankelijke argumenten. Om een standpunt dat op nevenschikkende argumentatie is gesteund, te weerleggen, volstaat het dat één argument van de nevenschikkende argumentatie wordt weerlegd. Uiteraard kunnen ook meerdere argumenten van de nevenschikkende argumentatie worden weerlegd. Om een nevenschikkende argumentatie te bestrijden, volstaat dus een enkelvoudige tegenaanval, maar kan ook een meervoudige tegenaanval worden ingezet. 7.2.2.3. Onderschikkende argumentatie Er is sprake van onderschikkende argumentatie wanneer de hoofdargumentatie nader wordt ondersteund met nieuwe argumentatie. Yasmine Ghys 8 Bv. De overeenkomst is vernietigbaar (standpunt) want de toestemming van een van de partijen was ongeldig (argument 1) omdat haar toestemming werd verkregen door bedrog (argument 2). 7.3. Opbouw betoog De structuur van een eenvoudig (schriftelijk) juridisch betoog bestaat meestal uit een aantal vaste onderdelen. Het begint met een inleiding en eindigt met een afsluiting (slot). In het midden wordt de juridische argumentatie naar voor gebracht. 7.3.1. Inleiding De inleiding zet de feiten uiteen en formuleert de juridische vraag (of vragen) die in de casus aan de orde is (of zijn). De inleiding hoeft niet alle feiten te hernemen, maar enkel die feiten die relevant zijn voor de oplossing van de casus, zoals de feiten die aan de orde komen bij de toetsing van de rechtsregel aan de feiten. Van belang is dat de lezer in de inleiding een goed beeld krijgt van de casus, zonder overstelpt te worden met overtollige informatie. 7.3.2. Midden Het midden bevat de juridische argumentatie. Bij een betoog over een juridische casus komen hier de analyse en interpretatie van de relevante rechtsregel(s) aan bod, evenals de toetsing van de feiten van de casus aan deze rechtsregel(s). Hierbij is het niet de bedoeling om deze verschillende onderdelen volledig los van elkaar te behandelen, maar wel om deze als één geheel te presenteren. Bij een juridische casus zal het er vaak op aankomen te onderzoeken over welke vorderingsmogelijkheden een van de partijen uit de casus beschikt. Indien dit het geval is, moet u in het midden van uw betoog per vorderingsmogelijkheid vermelden: 1. 2. 3. 4. welke vordering kan worden ingesteld; op welke rechtsgrond de vordering gebaseerd is; tegen wie de vordering kan worden ingesteld; welke de toepassingsvoorwaarden zijn, hoe deze geïnterpreteerd moeten worden (enkel voor zover relevant voor het oplossen van de casus) en of deze toepassingsvoorwaarden in het voorliggende geval vervuld zijn; 5. tot welke rechtsgevolg de vordering leidt. Waar nuttig of nodig voegt u verwijzingen naar wetgeving, rechtspraak en rechtsleer toe. Zorg dat het 1 mooi geheel is, stappen niet apart vermelden! Vermeld ook steeds alle voorwaarden, ook al lijken sommige te logisch. Yasmine Ghys 9 7.3.3. Slot Het slot geeft het antwoord op de rechtsvraag die in de inleiding werd gesteld, zoals dit volgt uit de argumentatie die in het midden werd uiteengezet. Het antwoord is niet persee zwart/wit, ja of nee, soms hangt het er van af. Soms zal je het antwoord moeten nuanceren. 7.4. Formulering betoog Een goed juridisch betoog leer je enkel schrijven door veel te oefenen. Zonder volledigheid te willen nastreven, volgen hierna enkele praktische aanbevelingen: 1. De formulering van een juridisch betoog moet zakelijk en formeel zijn. Informeel taalgebruik hoort niet thuis in een juridisch betoog. 2. Je betoog moet neutraal en objectief zijn. Geen pamfletstijl. Verder is het ook weinig professioneel om argumenten kracht bij te zetten door het gebruik van uitroeptekens, hoofdletters of door woorden te onderstrepen of in vet te zetten. 3. In een juridisch betoog moet steeds de correcte juridische terminologie worden gehanteerd. Besteed hier voldoende aandacht aan. Onnauwkeurig juridisch taalgebruik komt weinig professioneel over. 4. Schrijf nooit iets wat je zelf niet begrijpt en schrijf ook nooit iets over dat je zelf niet begrijpt. Dit valt meestal onmiddellijk op. 5. Een goed juridisch betoog moet toegankelijk zijn. Het moet begrijpelijk zijn voor de lezer. Probeer lange, ingewikkelde zinnen te vermijden en zorg ervoor dat de formulering niet dubbelzinnig is. 6. Een juridisch betoog is taalkundig correct. Streef ernaar om geen taal- en spellingsfouten te maken. Lees uw tekst steeds na. Let ook op met automatische spellingscontrole van uw tekst. 7. Een goed juridisch betoog heeft een heldere structuur: de structuur moet de lezer op een logische manier door de tekst leiden. Om de verbanden tussen verschillende zinsdelen, zinnen en alinea’s meer zichtbaar te maken kan je gebruik maken van signaalwoorden en -formuleringen. Hierna volgt een overzicht van enkele signaalwoorden en -formuleringen: Verband Chronologisch verband Opsomming Yasmine Ghys Signaalwoorden- en formuleringen voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later ten eerste, ten tweede, op de eerste plaats, op de tweede plaats, en, ook, bovendien, verder, eveneens, vervolgens, voorts, ten slotte, daarnaast, daarbij komt nog dat, zowel ... als, enerzijds ... anderzijds, niet alleen ... 10 Tegenstelling Oorzaak-gevolg Reden/ verklaring/ argument Doel/middel Toelichting/ voorbeeld/ illustratie Voorwaarde Vergelijking Conclusie Samenvatting maar ook maar, echter, hoewel, toch, daarentegen, tenzij, integendeel, niettegenstaande, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, niettemin, ondanks door, doordat, daardoor, waardoor, zodat, te wijten aan, te danken aan, als gevolg van, het gevolg hiervan is, wegens, zodoende, vandaar, hierdoor, dit leidt tot want, omdat, daarom, daardoor, immers, namelijk, aangezien, de reden hiervoor is, dit valt als volgt te verklaren, een argument hiervoor is, dit is gebaseerd op om te, daarmee, waarmee, opdat, door middel van, met de bedoeling om, met als doel, teneinde hierbij valt te denken aan, bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan, een voorbeeld ter verduidelijking, zoals, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij, hiervan is sprake bij als, indien, mits, op voorwaarde dat, tenzij, behalve wanneer, gesteld dat, wanneer, alleen maar, in geval van, in het geval dat net als, zoals, op dezelfde manier, evenals, eveneens, zo ook, dit stemt overeen met, dit is ook het geval, hetzelfde / dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke, vergelijk, een analoog geval dus, dan ook, zodoende, aldus, hieruit volgt, concluderend, hieruit kan worden afgeleid, op grond hiervan, om deze reden(en), slotsom, de conclusie is, de conclusie moet zijn dat samengevat, samenvattend, kortom, kortweg, alles bij elkaar genomen, al met al 7.5. Juridische verwijzingen In juridische en rechtswetenschappelijke teksten gebeurt de verwijzing naar wetgeving, rechtspraak en rechtsleer volgens vaste regels. Regels juridische verwijzingen: zie V&A-gids. Die V&A-gids is enkel van toepassing op Nederlandstalige publicaties die op de Belgische markt worden uitgebracht, voor Franstalige publicaties gelden andere regels. Doel verwijzing: 1. De lezer in staat stellen om de bron waarnaar wordt verwezen, vlot terug te vinden. 2. Verwijzingen maken ook controle mogelijk. Ze laten de lezer toe om te controleren of wat u schrijft, of dat ook effectief klopt. Wees selectief in het opnemen van verwijzingen. Een arrest van het Hof van Cassatie heeft meer gezag dan het vonnis van een vrederechter. Regel: zowel formele bron zal worden vermeld, als de vindplaats, die zal ook moeten worden vermeld. Yasmine Ghys 11 Meerdere verwijzingen Het kan ook voorkomen dat u meerdere verwijzingen opneemt. In getypte teksten wordt meestal gebruikt met voetnoten. Het komt ook soms voor dat verwijzingen in de tekst tussen haakjes worden geplaatst. Op de test mag je dit tussen haken zetten. Het kan zijn dat in 1 dezelfde voetnoot naar verschillende bronnen verwijst kan worden. Hoe moet dit dan? 1. Wetgeving, rechtspraak, rechtsleer 2. Wetgeving: hiërarchisch ordenen 3. Rechtspraak: hiërarchisch ordenen, als je verwijst naar rechtspraak van 1 rechtbank/hof, dan moet je deze chronologisch ordenen. (oud-nieuw of nieuw-oud maakt niet uit, maar je moet consequent zijn in 1 tekst) 4. Rechtsleer: alfabetisch ordenen Op de test werk je met voetnoten, en niet met een bibliografie. 7.5.1. Wetgeving 1. 2. 3. 4. 5. Artikel (afgekort: art.), paragraaf (§), lid,… Aard wetgevende norm (afgekort) (wet, KB?) Datum Volledig opschrift (Officiële vindplaats)(BS + datum publicatie) Dit moet in het cursief staan. Voor wetgeving die dateert van voor 1 januari 2003, vermeld je ook de blz. in het BS. Vanaf 1/1/2003 moet die blz. er niet meer bij want de elektronische publicatie is de enige wijze van publicatie. à De vindplaats moet er altijd bij, tenzij de wetgeving vaak gebruikt wordt. à Nooit verwijzen naar officieuze vindplaatsen van wetgeving: jura, vrgcodex,… Voorbeelden: - Art. 7 Wet 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, BS 27 september 2013 - Art. 1384, 3de lid BW - Art. 10 EVRM 7.5.2. Rechtspraak 1. Rechterlijke instantie (afgekort) Gaat het om een uniek rechtscollege? Dan moet de plaatsnaam niet worden vermeld. Bv. EHRM, er is er maar 1. Rechtbank van eerste aanleg is niet uniek, dus hier moet je de plaatsnaam wel vermelden. Als er gewoon een plaatsnaam staat, dan gaat het om het hof van beroep. 2. Datum 3. (Arrest- of zaaknummer) 4. (Naam partijen) 5. (Vindplaats) In tijdschriften (afkorting, jaargang, beginblz.), website (als het de website van het betrokken rechtscollege zelf is, dan hoef je deze er niet bij te vermelden. Als het rechtscollege meerdere arresten heeft gewezen op de Yasmine Ghys 12 datum, dan neem je het rolnummer ook op. Als het op een andere website gevonden is, dan vermeld je de URL van de website, bv. Juridat.) 6. Conclusie OM (in voorkomend geval) 7. Noot (in voorkomend geval) Namen van auteurs moeten altijd in hoofdletters! Voorbeelden: - Vred. Westerlo 23 januari 2012, Huur 2012, 146 - Brussel 3 juni 1996, AJT 1996-97, 328, noot B. WYLLEMAN - Cass. 9 maart 2000, RW 2000-01, 480, noot A. DE WILDE - GwH 13 januari 2011, nr. 6/2011 Voorbeelden: Rb. Corr. Kh. Cass. GwH RvS HvJ EHRM Burgerlijke rechtbank Correctionele rechtbank Rechtbank van koophandel Hof van Cassatie Grondwettelijk Hof Raad van State Hof van Justitie Europees Hof voor de Rechten van de Mens 7.5.3. Rechtsleer 7.5.3.1. Boek 1. 2. 3. 4. 5. 6. Auteur, allemaal in hoofdletters Titel boek, cursief Plaats uitgave Uitgever Jaartal Totaal aantal pagina’s / relevante pagina’s of randnummers Voorbeelden: - VAN GERVEN, W., Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 719 p. (bibliografie) - W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 215 (voetnoot) 7.5.3.2. Bijdrage in boek/verzamelwerk 1. Auteur 2. Titel bijdrage 3. Editor boek (voorafgegaan door “in” en gevolgd door (ed.)) Als het niet bekend is wie de editor is, schrijf je een “x” 4. Titel boek 5. Uitgever 6. Jaartal 7. Begin- en eindpagina / relevante pagina’s of randnummers Voorbeelden: - STIJNS, S., “De sanctionering van de wilsgebreken”, in VAN RANSBEECK, R. (ed.), Wilsgebreken, Brugge, die Keure, 2006, 131-168 (bibliografie) Yasmine Ghys 13 - S. STIJNS, “De sanctionering van de wilsgebreken”, in VAN RANSBEECK, R. (ed.), Wilsgebreken, Brugge, die Keure, 2006, 140 (voetnoot) 7.5.3.3. Bijdrage in tijdschrift 1) 2) 3) 4) 5) Auteur Titel, niet cursief maar tussen aanhalingstekens Tijdschrift (afgekort) Jaargang Begin- en eindpagina / relevante pagina’s of randnummers (voorafgegaan door beginpagina tussen haakjes) Voorbeelden: - DIRIX, E., “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-98, 481-496 (bibliografie) - E. DIRIX, , “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-98, (481) 490 (voetnoot) 7.5.3.4. Annotatie 1) Auteur 2) Titel tussen aanhalingstekens 3) Rechterlijke instantie + datum (voorafgegaan door “noot onder” en tussen haakjes) 4) Tijdschrift (afgekort) 5) Jaargang 6) Begin- en eindpagina / relevante pagina’s of randnummers (voorafgegaan door beginpagina tussen haakjes) Voorbeelden: - STORME, M.E., “De ingebrekestelling ad futurum en haar gevolgen” (noot onder Cass. 25 februari 1993), TBH 1994, 143-145 (bibliografie) - M.E. STORME, “De ingebrekestelling ad futurum en haar gevolgen” (noot onder Cass. 25 februari 1993), TBH 1994, (143) 144 (voetnoot) Yasmine Ghys 14