Oplossen van een juridische casus

advertisement
Oplossen van een juridische casus
Het oplossen van een juridische casus behoort tot de basisvaardigheden waarover
een jurist moet beschikken. Het oplossen van een juridische casus kan je enkel leren
door (veel) te oefenen. Als je aan een ervaren jurist vraagt hoe hij een juridisch
probleem oplost, dat zal die dat meestal niet precies kunnen beschrijven, omdat het
oplossen van een juridische casus na verloop van tijd ‘vanzelf’ gaat.
Toch is het mogelijk om bij het oplossen van een juridische casus zeven stappen te
onderscheiden.
Meestal zullen deze stappen niet één voor één worden afgewerkt. Vaak zullen op
grond van latere stappen eerdere stappen moeten worden herzien.
Elk van deze zeven stappen zal hierna kort worden toegelicht.
1. Selecteren van de feiten
Niet alle feiten die in de casus worden vermeld zijn relevant voor de oplossing ervan.
Eerst en vooral moeten dan ook de feiten worden geselecteerd die voor de
oplossing van de casus relevant zijn.
U moet de feiten die relevant zijn selecteren. Welke feiten relevant zijn, hangt af van
de rechtsregel(s) die voor de oplossing van de casus relevant zijn. Het selecteren van
de relevante feiten (stap 1) gaat dus meestal hand in hand met het selecteren van
de relevante rechtsregels (stap 3).
Bevriend koppel van mijn ouders wil een zwemvijver. Wanneer hij klaar is vullen ze
hem op met water, maar de zwemvijver blijkt te lekken. Dus die mensen willen daar
niet voor betalen. Kunnen zij dat weigeren?
à “bevriend met mijn ouders” is al irrelevant.
2. Kwalificeren van de feiten
Eenmaal de relevante feiten geselecteerd zijn, moeten zij juridisch gekwalificeerd
worden, d.w.z. in juridische termen worden vertaald. Deze juridische kwalificatie
moet het selecteren van de voor de casus relevante rechtsregels (stap 3)
gemakkelijker maken.
In de casus van de zwemvijver: er werd een aannemingsovereenkomst gesloten. Die
overeenkomst wordt niet goed uitgevoerd, dus er is sprake van een wanprestatie.
Kan de opdrachtgever in dat geval de betaling weigeren?
Na het kwalificeren zou je de rechtsvragen kunnen stellen, wat is nu het probleem?
Yasmine Ghys
1
3. Selecteren van de rechtsregel(s)
Na het selecteren en kwalificeren van de relevante feiten, moeten de rechtsregels
worden geselecteerd die voor het oplossen van de casus relevant zijn. Deze
rechtsregels zijn terug te vinden in de formele rechtsbronnen. Zoals gezien, zijn dit de
wet, de rechtspraak, de rechtsleer, het gewoonterecht en de algemene
rechtsbeginselen.
3.1. Meerdere juridische wetten
Voor het oplossen van een juridische casus zijn meestal meerdere rechtsregels
relevant.
Zo kan een casus meer dan één juridische vraag oproepen. Dit is bijvoorbeeld het
geval wanneer bepaalde feiten zowel burgerrechtelijke als strafrechtelijke gevolgen
hebben.
Bv. wanneer een chauffeur door het rode licht rijdt en
hierdoor een voetganger aanrijdt, rijst enerzijds de vraag
hoe deze verkeersinbreuk strafrechtelijk moet worden
beteugeld en anderzijds de vraag in welke mate de
chauffeur aansprakelijk is voor de schade die de
voetganger heeft geleden.
3.2. Meerdere rechtsregels zijn relevant voor de oplossing van juridische
vraag
Daarnaast kan het ook voorkomen dat voor de oplossing van eenzelfde juridische
vraag, meerdere rechtsregels bruikbaar zijn. Deze rechtsregels kunnen al dan niet tot
hetzelfde rechtsgevolg leiden.
Indien geen voorrangsregel (3.2.3) van toepassing is, moet worden onderzocht in
welke mate de rechtsgevolgen van de rechtsregels die kunnen worden ingeroepen,
elkaar uitsluiten.
3.2.1. Regels leiden tot zelfde resultaat (rechtsgevolg)
In de mate waarin deze rechtsgevolgen elkaar niet uitsluiten, kan in principe de
gelijktijdige toepassing van de rechtsregels worden ingeroepen.
Bv. de vernietiging van een overeenkomst kan – onder bepaalde voorwaarden –
gepaard gaan met de toekenning van schadevergoeding.
Bv. Een frituur was gebouwd zonder vergunning. De
uitbater was strafrechtelijk veroordeeld om die frituur af te
breken. Een paar dagen na de uitspraak verkoopt hij die
frituur aan iemand anders. De koper komt te weten dat
die frituur zonder vergunning werd gebouwd en dat de
frituur moet worden afgebroken. Hij wil van die verkoop
af. Hij wil de nietigverklaring van die overeenkomst
Yasmine Ghys
2
vorderen. Op basis van bedrog en dwaling en art. 1382 BW. Men kan niet vorderen
dat de overeenkomst 2x wordt vernietigd. In hoofdorde vordert men vernietiging
door bedrog en in ondergeschikte orde op dwaling. Vernietiging kan gecombineerd
worden met schadevergoeding, als je een fout bewezen hebt.
3.2.2. Regels leiden tot verschillend resultaat (rechtsgevolg)
Wanneer de rechtsgevolgen van de rechtsregels die kunnen worden ingeroepen,
onderling onverenigbaar zijn, is een gelijktijdige toepassing niet mogelijk.
Bv. als de huurder de huur niet betaalt, kan de verhuurder
niet tegelijk eisen dat de huurovereenkomst (verder) wordt
uitgevoerd zoals afgesproken (door de gedwongen
uitvoering van de huurovereenkomst te eisen) en dat de
overeenkomst wordt beëindigd (door de ontbinding van de
huurovereenkomst te eisen). In dat geval zal de verhuurder
dus een keuze moeten maken. Deze keuze komt toe aan de verhuurder en moet in
principe zowel door de huurder als door de rechter worden geëerbiedigd, tenzij
sprake zou zijn van rechtsmisbruik (bv. indien de verhuurder zou kiezen voor de
ontbinding, terwijl dit in de concrete omstandigheden kennelijk onredelijk zou zijn).
Bv. De huurder betaalt zijn huur niet meer. Er is dus sprake van een wanprestatie. Wat
kan de huurder vorderen? Uitvoering in natura of bij equivalent vorderen, restitutie
als gevolg van de ontbinding. De verhuurder kan dus kiezen. Die rechtsregels
hebben elke een ander resultaat.
3.2.3. Voorrangsregels
Wanneer twee rechtsregels op hetzelfde geval van toepassing zijn, maar elk tot een
ander rechtsgevolg leiden, moet steeds onderzocht worden of er geen regel van
toepassing is die bepaalt aan welk van beide rechtsregels voorrang moet worden
gegeven.
In sommige gevallen geeft de wetgever zelf aan dat aan één van beide
rechtsregels voorrang moet worden gegeven.
Bv. artikel 1649quinquies BW, dat een hiërarchie vastlegt tussen de rechtsmiddelen
waarover een koper-consument beschikt wanneer het gekochte goed niet in
overeenstemming is met de overeenkomst.
Ik koop een strijkijzer, het is gebrekkig à ontbinding, kosteloze vervanging of herstel.
De wetgever bepaalt zelf een hiërarchie. Eerst kosteloze vervanging of herstel, dan
pas ontbinding. De wetgever geeft aan op welke rechtsregels je je eerst moet
beroepen.
3.2.3.1. Superioriteitsregel (lex superior derogat legi inferiori)
Op grond van de superioriteitsregel gaat de hogere rechtsnorm boven de lagere
rechtsnorm. Dit wordt weergegeven met het Latijnse adagium lex superior derogat
legi inferiori.
Hogere rechtsnorm > lagere rechtsnorm
Yasmine Ghys
3
3.2.3.2. Specialiteitsregel (lex specialis derogat legi generali)
Op grond van de specialiteitsregel gaat de bijzondere rechtsregel boven de
algemene rechtsregel, of in het Latijn: lex specialis derogat legi generali.
Bv. regels woninghuurwet hebben voorrang op de regels van het gemeen
huurrecht.
Bijzondere rechtsregel > algemene rechtsregel
3.2.3.3. Posterioriteitsregel (lex posterior derogat legi priori)
Op grond van de posterioriteitsregel gaat de nieuwe regel voor op de oude regel.
Dit wordt aangeduid met het Latijnse adagium lex posterior derogat legi priori.
Wanneer de wetgever een nieuwe regeling invoert, ‘vergeet’ hij soms de oude
regeling af te schaffen of aan te passen. In de mate waarin de nieuwe en oude
regeling tot een verschillend rechtsgevolg leiden, moet aan de nieuwe regeling
voorrang worden gegeven.
Nieuwe regel > oude regel
3.2.3.4. Andere regelconflicten
Quid als verschillende rechtsregels aan een partij rechten toekennen, maar de
toepassing van deze rechtsregels onderling onverenigbaar is?
Er moet gekozen worden. In principe zal dan de eiser kunnen kiezen op welke
rechtsregel hij zich beroept. Hij zal moeten kiezen, want beide zijn onderling
onverenigbaar. De vrijheid is niet oneindig. Hoe kan zijn keuze beperkt worden? Door
rechtsmisbruik te verbieden.
3.3. Hoofdregel - uitzonderingsregel
Ten slotte is het mogelijk dat een rechtsregel die op het eerste gezicht van
toepassing lijkt, bij nader toezien toch niet kan worden toegepast omdat op die
rechtsregel een uitzondering wordt geformuleerd door een andere rechtsregel, die
op de casus van toepassing is. Een dergelijke uitzonderingsregel is overigens niet
steeds in dezelfde wet als de hoofdregel terug te vinden.
Bv. Het toebrengen van slagen en verwondingen is een misdrijf en is
dus in principe strafbaar (hoofdregel).
Tenzij: de slagen en verwondingen werden toegebracht uit wettige
verdediging: in dat geval wordt het misdrijf gerechtvaardigd
(uitzonderingsregel).
4. Analyseren van de rechtsregel(s)
Eenmaal de jurist een of meer rechtsregels heeft geselecteerd, zal hij deze
rechtsregel(s) nader analyseren. Zoals gezien, hebben de meeste rechtsregels een
voorwaardelijke structuur. Dit wil zeggen dat zij bepalen dat wanneer aan één of
meer voorwaarden is voldaan, een bepaald rechtsgevolg intreedt. De soorten
Yasmine Ghys
4
voorwaarden (voldoende, noodzakelijke of voldoende en noodzakelijke
voorwaarden) en de wijze waarop meerdere voorwaarden zich ten opzichte van
elkaar verhouden (cumulatieve of alternatieve voorwaarden), kwamen reeds eerder
aan bod.
Het vaststellen van de voorwaarden en het rechtsgevolg van een rechtsregel is niet
steeds eenvoudig. Door rechtspraak en rechtsleer over een bepaalde rechtsregel te
raadplegen, kan inzicht worden verkregen in de voorwaarden en het rechtsgevolg
van die rechtsregel. In rechterlijke uitspraken die toepassing maken van een
bepaalde rechtsregel, worden de toepassingsvoorwaarden van die rechtsregel
namelijk vaak één voor één afgetoetst. Daarnaast bevat rechtsleer over een
bepaalde rechtsregel doorgaans een systematische bespreking van de
toepassingsvoorwaarden en het rechtsgevolg ervan.
5. Interpreteren van de rechtsregel(s)
Het komt vaak voor dat niet duidelijk is welke betekenis aan (de verschillende
bestanddelen) van een rechtsregel toekomt. In dat geval is interpretatie vereist. Ook
hier kan het gebruik van rechtspraak en rechtsleer nuttig zijn. Rechtspraak en
rechtsleer kunnen immers aanduiden hoe een bepaalde rechtsregel moet worden
geïnterpreteerd.
Bv. (over de uitlegging van het begrip “fout” in de zin van artikel 1382 BW): volgens
de rechtspraak (en rechtsleer) begaat een persoon een fout in de zin van artikel
1382 BW wanneer hij een specifieke gedragsnorm schendt of wanneer hij een
inbreuk pleegt op de algemene zorgvuldigheidsnorm.
Daarnaast kan voor de interpretatie van rechtsregels ook een beroep worden
gedaan op de verschillende interpretatiemethoden, die reeds eerder aan bod
kwamen.
6. Toepassen van de rechtsregel(s) op de feiten
Eenmaal de jurist de rechtsregels heeft geselecteerd die op de casus van toepassing
zijn en hij geanalyseerd heeft wat de voorwaarde(n) en het rechtsgevolg zijn van
deze rechtsregels, zal hij nagaan of aan die voorwaarden in het concrete geval zal
voldaan (1) en of het rechtsgevolg al dan niet intreedt (2).
6.1. Voorwaardentoetsing
De voorwaardentoetsing houdt in dat de jurist zal nagaan aan welke voorwaarden
van de geselecteerde rechtsregel(s) in de concrete feitensituatie is voldaan.
Hierbij kan de jurist geconfronteerd worden met het probleem dat bepaalde
feitelijke gegevens ontbreken om de voorwaardentoetsing te kunnen uitvoeren. In
dat geval zal hij deze gegevens moeten opvragen dan wel hypotheses moeten
maken.
Yasmine Ghys
5
In de praktijk is het niet steeds eenvoudig om te bepalen of de voorwaarden van
een bepaalde rechtsregel in een concrete situatie vervuld zijn. In dat geval kan het
nuttig zijn om te onderzoeken of er rechtspraak is die de rechtsregel in bepaalde
gevallen (niet) toepast.
Als een nieuwe casus in cruciale opzichten lijkt op een casus die eerder beslist is, dan
kan dit een argument zijn om de nieuwe casus op dezelfde manier te beslissen (en
aldus een rechtsregel al dan niet toe te passen). Men kan dan immers een
analogieredenering toepassen.
Het is ook mogelijk dat tussen twee casussen niet alleen overeenkomsten bestaan,
maar dat het zelfs zo is dat er in de nieuwe casus nog meer redenen zijn om deze op
dezelfde manier te beslechten als de oude casus (en aldus een rechtsregel al dan
niet toe te passen). In dat geval kan men a fortiori redeneren.
Wanneer er tussen twee casussen wezenlijke verschillen bestaan, is er geen reden
om de nieuwe casus op dezelfde manier als de oude te beslechten. In dat geval
kan het verschil zelfs een argument vormen om in de nieuwe casus juist anders te
beslissen. Dit vormt dan een a contrario-redenering.
6.2. Afleiden van het rechtsgevolg
Eenmaal de voorwaarden zijn getoetst, kan worden vastgesteld of het rechtsgevolg
al dan niet intreedt.
Soms is het niet nodig om alle voorwaarden van de rechtsregel te toetsen om te
weten of het rechtsgevolg al dan niet intreedt.
6.2.1. Cumulatieve rechtsgevolgen
Indien de rechtsregel het rechtsgevolg laat afhangen van cumulatieve
voorwaarden, treedt het rechtsgevolg slechts in als aan alle voorwaarden is
voldaan. Het rechtsgevolg treedt niet in als aan minstens één voorwaarde niet is
voldaan.
Indien je bij het toetsen van cumulatieve voorwaarden vaststelt dat aan één van de
voorwaarden niet is voldaan, kan je immers besluiten dat het rechtsgevolg niet
intreedt, zonder dat het nog nodig is om de andere voorwaarden van de
rechtsregel te toetsen. Toch kan het verder toetsen van de andere voorwaarden
nog nuttig zijn: indien hierbij zou blijken dat ook een andere voorwaarde niet is
vervuld, kan dit je besluit dat het rechtsgevolg niet intreedt, namelijk versterken.
6.2.2. Alternatieve rechtsgevolgen
Indien de rechtsregel het rechtsgevolg laat afhangen van alternatieve
voorwaarden, treedt het rechtsgevolg in zodra aan één van de voorwaarden is
voldaan. Het rechtsgevolg treedt niet in als aan geen van de voorwaarden is
voldaan.
Indien je bij het toetsten van alternatieve voorwaarden vaststelt dat één van de
voorwaarden is vervuld, kan je besluiten dat het rechtsgevolg intreedt, zonder dat
het nog noodzakelijk is om de andere alternatieve voorwaarden te toetsen. Toch
Yasmine Ghys
6
kan ook een verdere toetsing van de andere alternatieve voorwaarden nuttig zijn:
indien zou blijken dat ook een andere alternatieve voorwaarde is vervuld, kan dit je
besluit dat het rechtsgevolg moet intreden, alleen maar versterken.
7. Uitwerken van de casusoplossing in een betoog
Eenmaal de casus is opgelost, kan een antwoord worden gegeven op de juridische
vraag (of vragen) waartoe de casus aanleiding gaf. Van een jurist wordt verwacht
dat hij dit antwoord met argumenten onderbouwt. Hij dient de casusoplossing
m.a.w. in een juridisch betoog uit te werken.
In een betoog wordt een standpunt (stellingname) verdedigd en met argumenten
onderbouwd. Hierna zal vooreerst kort worden toegelicht in welke mate een
argument dwingt tot het aanvaarden van het standpunt dat erop gebaseerd is (1)
en welke argumentatiestructuren in een betoog kunnen worden gebruikt (2).
Vervolgens zullen enkele basisprincipes over de opbouw (3) en formulering (4) van
een juridisch betoog worden besproken. Ten slotte gaat aandacht naar het
opnemen van verwijzingen naar rechtspraak en rechtsleer in een juridisch betoog
(5).
7.1. Dwingendheid argumentatie
De sterkte van een betoog hangt in belangrijke mate af van de mate waarin de
argumenten het verdedigde standpunt daadwerkelijk ondersteunen. Hierbij kan een
onderscheid worden gemaakt tussen deductieve en niet-deductieve argumentatie.
Bij een deductieve argumentatie dwingt het argument tot het aanvaarden van het
standpunt. Het standpunt volgt m.a.w. noodzakelijkerwijze uit het argument.
Bij niet- deductieve argumentatie volgt het standpunt niet noodzakelijkerwijze uit het
argument, maar maakt het argument het standpunt wel meer aanvaardbaar.
7.2. Argumentatiestructuur
Een standpunt kan worden ondersteund met een enkelvoudige of complexe
argumentatie.
7.2.1. Enkelvoudige argumentatie
Wanneer het standpunt wordt ondersteund door één argument, is sprake van een
enkelvoudige argumentatie.
Bv. Amanda Noxx, Amerikaanse studente die in Italië was gaan
studeren. Haar kotgenote werd vermoord teruggevonden. Ze werd
veroordeeld maar nu is zij vrijgesproken à De verdachte moet
worden vrijgelaten (standpunt), want er is geen enkel bewijs tegen
haar. (argument)
Yasmine Ghys
7
7.2.2. Complexe argumentatie
In geval van complexe argumentatie worden meerdere argumenten voor het
standpunt aangevoerd. In dat geval rijst de vraag hoe deze argumenten zich ten
opzichte van elkaar verhouden. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt
tussen meervoudige, nevenschikkende en onderschikkende argumentatie.
7.2.2.1. Meervoudige argumentatie
Bij meervoudige argumentatie worden meerdere onafhankelijkere argumenten
aangevoerd die los van elkaar het standpunt ondersteunen. Elk argument is in dat
geval voldoende om het standpunt te ondersteunen. Men spreekt van
onafhankelijke argumenten.
Bv. de overeenkomst moet worden vernietigd (standpunt) want er is sprake van
bedrog (argument 1) en van dwaling (argument 2)
Om een standpunt dat op meervoudige argumentatie is gesteund, te weerleggen,
moeten alle argumenten van de meervoudige argumentatie worden weerlegd. Een
meervoudige argumentatie kan dus enkel met succes worden bestreden door een
nevenschikkende (zie hieronder) tegenaanval.
7.2.2.2. Nevenschikkende argumentatie
Bij nevenschikkende argumentatie zijn de verschillende argumenten ieder
afzonderlijk niet voldoende om het standpunt te ondersteunen, maar samen zijn zij
dit wel. In dat geval spreekt men van afhankelijke argumenten.
Om een standpunt dat op nevenschikkende argumentatie is gesteund, te
weerleggen, volstaat het dat één argument van de nevenschikkende argumentatie
wordt weerlegd. Uiteraard kunnen ook meerdere argumenten van de
nevenschikkende argumentatie worden weerlegd. Om een nevenschikkende
argumentatie te bestrijden, volstaat dus een enkelvoudige tegenaanval, maar kan
ook een meervoudige tegenaanval worden ingezet.
7.2.2.3. Onderschikkende argumentatie
Er is sprake van onderschikkende argumentatie wanneer de hoofdargumentatie
nader wordt ondersteund met nieuwe argumentatie.
Yasmine Ghys
8
Bv. De overeenkomst is vernietigbaar (standpunt) want de toestemming van een
van de partijen was ongeldig (argument 1) omdat haar toestemming werd
verkregen door bedrog (argument 2).
7.3. Opbouw betoog
De structuur van een eenvoudig (schriftelijk) juridisch betoog bestaat meestal uit een
aantal vaste onderdelen. Het begint met een inleiding en eindigt met een afsluiting
(slot). In het midden wordt de juridische argumentatie naar voor gebracht.
7.3.1. Inleiding
De inleiding zet de feiten uiteen en formuleert de juridische vraag (of vragen) die in
de casus aan de orde is (of zijn). De inleiding hoeft niet alle feiten te hernemen,
maar enkel die feiten die relevant zijn voor de oplossing van de casus, zoals de feiten
die aan de orde komen bij de toetsing van de rechtsregel aan de feiten. Van
belang is dat de lezer in de inleiding een goed beeld krijgt van de casus, zonder
overstelpt te worden met overtollige informatie.
7.3.2. Midden
Het midden bevat de juridische argumentatie. Bij een betoog over een juridische
casus komen hier de analyse en interpretatie van de relevante rechtsregel(s) aan
bod, evenals de toetsing van de feiten van de casus aan deze rechtsregel(s). Hierbij
is het niet de bedoeling om deze verschillende onderdelen volledig los van elkaar te
behandelen, maar wel om deze als één geheel te presenteren.
Bij een juridische casus zal het er vaak op aankomen te onderzoeken over welke
vorderingsmogelijkheden een van de partijen uit de casus beschikt. Indien dit het
geval is, moet u in het midden van uw betoog per vorderingsmogelijkheid
vermelden:
1.
2.
3.
4.
welke vordering kan worden ingesteld;
op welke rechtsgrond de vordering gebaseerd is;
tegen wie de vordering kan worden ingesteld;
welke de toepassingsvoorwaarden zijn, hoe deze geïnterpreteerd moeten
worden (enkel voor zover relevant voor het oplossen van de casus) en of
deze toepassingsvoorwaarden in het voorliggende geval vervuld zijn;
5. tot welke rechtsgevolg de vordering leidt.
Waar nuttig of nodig voegt u verwijzingen naar wetgeving, rechtspraak en rechtsleer
toe. Zorg dat het 1 mooi geheel is, stappen niet apart vermelden! Vermeld ook
steeds alle voorwaarden, ook al lijken sommige te logisch.
Yasmine Ghys
9
7.3.3. Slot
Het slot geeft het antwoord op de rechtsvraag die in de inleiding werd gesteld, zoals
dit volgt uit de argumentatie die in het midden werd uiteengezet. Het antwoord is
niet persee zwart/wit, ja of nee, soms hangt het er van af. Soms zal je het antwoord
moeten nuanceren.
7.4. Formulering betoog
Een goed juridisch betoog leer je enkel schrijven door veel te oefenen.
Zonder volledigheid te willen nastreven, volgen hierna enkele praktische
aanbevelingen:
1. De formulering van een juridisch betoog moet zakelijk en formeel zijn.
Informeel taalgebruik hoort niet thuis in een juridisch betoog.
2. Je betoog moet neutraal en objectief zijn. Geen pamfletstijl. Verder is het ook
weinig professioneel om argumenten kracht bij te zetten door het gebruik van
uitroeptekens, hoofdletters of door woorden te onderstrepen of in vet te
zetten.
3. In een juridisch betoog moet steeds de correcte juridische terminologie
worden gehanteerd. Besteed hier voldoende aandacht aan. Onnauwkeurig
juridisch taalgebruik komt weinig professioneel over.
4. Schrijf nooit iets wat je zelf niet begrijpt en schrijf ook nooit iets over dat je zelf
niet begrijpt. Dit valt meestal onmiddellijk op.
5. Een goed juridisch betoog moet toegankelijk zijn. Het moet begrijpelijk zijn
voor de lezer. Probeer lange, ingewikkelde zinnen te vermijden en zorg ervoor
dat de formulering niet dubbelzinnig is.
6. Een juridisch betoog is taalkundig correct. Streef ernaar om geen taal- en
spellingsfouten te maken. Lees uw tekst steeds na. Let ook op met
automatische spellingscontrole van uw tekst.
7. Een goed juridisch betoog heeft een heldere structuur: de structuur moet de
lezer op een logische manier door de tekst leiden.
Om de verbanden tussen verschillende zinsdelen, zinnen en alinea’s meer zichtbaar
te maken kan je gebruik maken van signaalwoorden en -formuleringen.
Hierna volgt een overzicht van enkele signaalwoorden en -formuleringen:
Verband
Chronologisch verband
Opsomming
Yasmine Ghys
Signaalwoorden- en formuleringen
voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, later
ten eerste, ten tweede, op de eerste plaats, op de
tweede plaats, en, ook, bovendien, verder, eveneens,
vervolgens, voorts, ten slotte, daarnaast, daarbij komt
nog dat, zowel ... als, enerzijds ... anderzijds, niet alleen ...
10
Tegenstelling
Oorzaak-gevolg
Reden/ verklaring/
argument
Doel/middel
Toelichting/ voorbeeld/
illustratie
Voorwaarde
Vergelijking
Conclusie
Samenvatting
maar ook
maar, echter, hoewel, toch, daarentegen, tenzij,
integendeel, niettegenstaande, in tegenstelling tot, daar
staat tegenover dat, niettemin, ondanks
door, doordat, daardoor, waardoor, zodat, te wijten aan,
te danken aan, als gevolg van, het gevolg hiervan is,
wegens, zodoende, vandaar, hierdoor, dit leidt tot
want, omdat, daarom, daardoor, immers, namelijk,
aangezien, de reden hiervoor is, dit valt als volgt te
verklaren, een argument hiervoor is, dit is gebaseerd op
om te, daarmee, waarmee, opdat, door middel van, met
de bedoeling om, met als doel, teneinde
hierbij valt te denken aan, bijvoorbeeld, een voorbeeld
hiervan, een voorbeeld ter verduidelijking, zoals, zo, dat
komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij, hiervan is
sprake bij
als, indien, mits, op voorwaarde dat, tenzij, behalve
wanneer, gesteld dat, wanneer, alleen maar, in geval
van, in het geval dat
net als, zoals, op dezelfde manier, evenals, eveneens, zo
ook, dit stemt overeen met, dit is ook het geval, hetzelfde
/ dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met,
soortgelijke, vergelijk, een analoog geval
dus, dan ook, zodoende, aldus, hieruit volgt,
concluderend, hieruit kan worden afgeleid, op grond
hiervan, om deze reden(en), slotsom, de conclusie is, de
conclusie moet zijn dat
samengevat, samenvattend, kortom, kortweg, alles bij
elkaar genomen, al met al
7.5. Juridische verwijzingen
In juridische en rechtswetenschappelijke teksten gebeurt de verwijzing naar
wetgeving, rechtspraak en rechtsleer volgens vaste regels.
Regels juridische verwijzingen: zie V&A-gids. Die V&A-gids is enkel van toepassing op
Nederlandstalige publicaties die op de Belgische markt worden uitgebracht, voor
Franstalige publicaties gelden andere regels.
Doel verwijzing:
1. De lezer in staat stellen om de bron waarnaar wordt verwezen, vlot terug te
vinden.
2. Verwijzingen maken ook controle mogelijk. Ze laten de lezer toe om te controleren
of wat u schrijft, of dat ook effectief klopt.
Wees selectief in het opnemen van verwijzingen. Een arrest van het Hof van Cassatie
heeft meer gezag dan het vonnis van een vrederechter.
Regel: zowel formele bron zal worden vermeld, als de vindplaats, die zal ook moeten
worden vermeld.
Yasmine Ghys
11
Meerdere verwijzingen
Het kan ook voorkomen dat u meerdere verwijzingen opneemt. In getypte teksten
wordt meestal gebruikt met voetnoten. Het komt ook soms voor dat verwijzingen in
de tekst tussen haakjes worden geplaatst. Op de test mag je dit tussen haken zetten.
Het kan zijn dat in 1 dezelfde voetnoot naar verschillende bronnen verwijst kan
worden. Hoe moet dit dan?
1. Wetgeving, rechtspraak, rechtsleer
2. Wetgeving: hiërarchisch ordenen
3. Rechtspraak: hiërarchisch ordenen, als je verwijst naar rechtspraak van 1
rechtbank/hof, dan moet je deze chronologisch ordenen. (oud-nieuw of nieuw-oud
maakt niet uit, maar je moet consequent zijn in 1 tekst)
4. Rechtsleer: alfabetisch ordenen
Op de test werk je met voetnoten, en niet met een bibliografie.
7.5.1. Wetgeving
1.
2.
3.
4.
5.
Artikel (afgekort: art.), paragraaf (§), lid,…
Aard wetgevende norm (afgekort) (wet, KB?)
Datum
Volledig opschrift
(Officiële vindplaats)(BS + datum publicatie) Dit moet in het cursief staan.
Voor wetgeving die dateert van voor 1 januari 2003, vermeld je ook de blz. in
het BS. Vanaf 1/1/2003 moet die blz. er niet meer bij want de elektronische
publicatie is de enige wijze van publicatie.
à De vindplaats moet er altijd bij, tenzij de wetgeving vaak gebruikt wordt.
à Nooit verwijzen naar officieuze vindplaatsen van wetgeving: jura, vrgcodex,…
Voorbeelden:
- Art. 7 Wet 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank,
BS 27 september 2013
- Art. 1384, 3de lid BW
- Art. 10 EVRM
7.5.2. Rechtspraak
1. Rechterlijke instantie (afgekort)
Gaat het om een uniek rechtscollege? Dan moet de plaatsnaam niet worden
vermeld. Bv. EHRM, er is er maar 1. Rechtbank van eerste aanleg is niet uniek,
dus hier moet je de plaatsnaam wel vermelden.
Als er gewoon een plaatsnaam staat, dan gaat het om het hof van beroep.
2. Datum
3. (Arrest- of zaaknummer)
4. (Naam partijen)
5. (Vindplaats) In tijdschriften (afkorting, jaargang, beginblz.), website (als het de
website van het betrokken rechtscollege zelf is, dan hoef je deze er niet bij te
vermelden. Als het rechtscollege meerdere arresten heeft gewezen op de
Yasmine Ghys
12
datum, dan neem je het rolnummer ook op. Als het op een andere website
gevonden is, dan vermeld je de URL van de website, bv. Juridat.)
6. Conclusie OM (in voorkomend geval)
7. Noot (in voorkomend geval) Namen van auteurs moeten altijd in hoofdletters!
Voorbeelden:
- Vred. Westerlo 23 januari 2012, Huur 2012, 146
- Brussel 3 juni 1996, AJT 1996-97, 328, noot B. WYLLEMAN
- Cass. 9 maart 2000, RW 2000-01, 480, noot A. DE WILDE
- GwH 13 januari 2011, nr. 6/2011
Voorbeelden:
Rb.
Corr.
Kh.
Cass.
GwH
RvS
HvJ
EHRM
Burgerlijke rechtbank
Correctionele rechtbank
Rechtbank van koophandel
Hof van Cassatie
Grondwettelijk Hof
Raad van State
Hof van Justitie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
7.5.3. Rechtsleer
7.5.3.1. Boek
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Auteur, allemaal in hoofdletters
Titel boek, cursief
Plaats uitgave
Uitgever
Jaartal
Totaal aantal pagina’s / relevante pagina’s of randnummers
Voorbeelden:
- VAN GERVEN, W., Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 719 p. (bibliografie)
- W. VAN GERVEN, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 215 (voetnoot)
7.5.3.2. Bijdrage in boek/verzamelwerk
1. Auteur
2. Titel bijdrage
3. Editor boek (voorafgegaan door “in” en gevolgd door (ed.)) Als het niet
bekend is wie de editor is, schrijf je een “x”
4. Titel boek
5. Uitgever
6. Jaartal
7. Begin- en eindpagina / relevante pagina’s of randnummers
Voorbeelden:
- STIJNS, S., “De sanctionering van de wilsgebreken”, in VAN RANSBEECK, R. (ed.),
Wilsgebreken, Brugge, die Keure, 2006, 131-168 (bibliografie)
Yasmine Ghys
13
- S. STIJNS, “De sanctionering van de wilsgebreken”, in VAN RANSBEECK, R. (ed.),
Wilsgebreken, Brugge, die Keure, 2006, 140 (voetnoot)
7.5.3.3. Bijdrage in tijdschrift
1)
2)
3)
4)
5)
Auteur
Titel, niet cursief maar tussen aanhalingstekens
Tijdschrift (afgekort)
Jaargang
Begin- en eindpagina / relevante pagina’s of randnummers (voorafgegaan
door beginpagina tussen haakjes)
Voorbeelden:
- DIRIX, E., “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-98, 481-496 (bibliografie)
- E. DIRIX, , “Eigendomsvoorbehoud”, RW 1997-98, (481) 490 (voetnoot)
7.5.3.4. Annotatie
1) Auteur
2) Titel tussen aanhalingstekens
3) Rechterlijke instantie + datum (voorafgegaan door “noot onder” en tussen
haakjes)
4) Tijdschrift (afgekort)
5) Jaargang
6) Begin- en eindpagina / relevante pagina’s of randnummers (voorafgegaan
door beginpagina tussen haakjes)
Voorbeelden:
- STORME, M.E., “De ingebrekestelling ad futurum en haar gevolgen” (noot onder
Cass. 25 februari 1993), TBH 1994, 143-145 (bibliografie)
- M.E. STORME, “De ingebrekestelling ad futurum en haar gevolgen” (noot onder
Cass. 25 februari 1993), TBH 1994, (143) 144 (voetnoot)
Yasmine Ghys
14
Download