Waarneming 6 & Regeling ©JasperOut.nl Regelkringen 6.1 en Homeostase 6 Waarneming & Regeling ©JasperOut.nl Homeostase Ons lichaam zorgt er voor dat onze lichaamstemperatuur altijd rond de 37 °C blijft. Dit wordt geregeld door de ‘regelkring’ van ons lichaam. Wanneer ons lichaam altijd 37 °C is dan is er sprake van een homeostase (= gelijke toestand) Wanneer ons lichaam afkoelt zetten de thermoreceptoren in de hypothalamus of de huid de regelcentra van het lichaam aan om ons lichaam op te warmen. Als de lichaamstemperatuur te laag blijft zullen de acties worden versterkt (positieve terugkoppeling) BINAS tabel 87B Als het lichaam vervolgens te ver opwarmt is er sprake van negatieve terugkoppeling en worden de acties in het lichaam om verder op te warmen geremd. 6.1 Waarneming & Regeling Regelkringen en Homeostase ©JasperOut.nl Endocrien en exocrien In ons lichaam komt een groot aantal verschillende soorten klieren voor. Alle klieren produceren verschillende soorten (vloei)stoffen. Deze stoffen kunnen worden afgegeven aan het externe milieu of aan het bloed. Klieren waarbij de excretie plaats vindt naar het externe milieu doen dit doormiddel van een afvoerbuis en noemen we exocriene klieren. (Bijvoorbeeld verteringsklieren en zweetklieren) Wanneer bij een klier de secretie plaats vindt naar het bloed heeft hij hiervoor géén afvoerbuis nodig. De haarvaten die door de klier heen lopen nemen de stoffen op in het bloed en vervoeren het door het lichaam. Deze klieren worden endocriene klieren genoemd. (Bijvoorbeeld hormoonklieren) 6.1 Waarneming & Regeling Regelkringen en Homeostase ©JasperOut.nl Hormonen De hormoonklieren (endocriene klieren) in ons lichaam produceren hormonen en geven deze doormiddel van secretie af aan het bloed. Via het bloed komen hormonen terecht bij doelwitorganen. Deze doelwitorganen bevatten cellen met specifieke hormoonreceptoren voor deze hormonen. (sleutel-slot-principe) Wanneer een hormoon zich bind aan een de hormoonreceptoren van zo’n cel dan wordt de desbetreffende cel aangezet of geremd in een actie (bijvoorbeeld de excretie van een verteringssap). 6.1 Waarneming & Regeling Regelkringen en Homeostase ©JasperOut.nl 6.2 Hormonale regulatie 6 Waarneming & Regeling ©JasperOut.nl Hormoonstelsel Ons hormoonstelsel bestaat uit ongeveer 13 hormoonklieren liggende in verschillende organen. Een aantal van deze hormoonklieren produceren meerdere hormonen. Een van de ‘belangrijkste’ hormoonklieren is daarin de hypofyse. De hypofyse maakt hormonen aan die verschillende andere hormoonklieren stimuleren om zelf hormonen te gaan produceren. De hypofyse ligt onder aan hersenen aan de voorkant van de hersenstam. Boven de hypofyse ligt de hypothalamus. Dit orgaan stuurt vanuit de hersenen de hypofyse aan en stimuleert deze om hormonen aan te maken. 6.2 Waarneming & Regeling Hormonale regulatie ©JasperOut.nl Hypofyse 6.2 Waarneming & Regeling Hormonale regulatie BINAS tabel 89A ©JasperOut.nl Schildklier BINAS tabel 89A 6.2 Waarneming & Regeling Hormonale regulatie ©JasperOut.nl Eilandjes van Langerhans De eilandjes van Langerhans liggen op de alvleesklier. De alvleesklier is dus zowel een endocriene klier (hormonen) als exocriene klier (verteringssappen). BINAS tabel 89A 6.2 Waarneming & Regeling Hormonale regulatie ©JasperOut.nl Bijnier BINAS tabel 89A 6.2 Waarneming & Regeling Hormonale regulatie ©JasperOut.nl 6.3 Het zenuwstelsel 6 Waarneming & Regeling ©JasperOut.nl Centrale- en perifere zenuwstelsel Ons zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (CZ) en het perifere zenuwstelsel. Via het zenuwstelsel kan informatie, in de vorm van impulsen, met grote snelheid worden doorgegeven (veel sneller dan bij hormonen). Centrale zenuwstelsel; - Grote hersenen - Kleine hersenen - Hersenstam - Ruggenmerg Perifere zenuwstelsel; - Alle zenuwen 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl Prikkels en impulsen De zenuwen van het perifere zenuwstelsel zitten verbonden met de zintuigcellen van je lichaam. Deze zintuigcellen zijn receptoren voor prikkels (licht, geur, smaak, geluid, koude, warmte, aanraking, pijn, etc.) uit je omgeving. Wanneer de receptoren worden geprikkeld maken zij een impuls (stroompje) aan. Deze impulsen worden door de conductoren (zenuwen) geleid. Spiercellen en kliercellen (effectoren) kunnen reageren op impulsen door samen te trekken of stoffen af te scheiden doormiddel van secretie of excretie. 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl Neuronen Neuronen (zenuwcellen) geleiden impulsen door de dendrieten en axonen. Om te voorkomen dat er ‘kortsluiting’ optreedt tussen verschillende axonen zijn de axonen omgeven door een myelineschede welke isolerend werkt. De dendrieten ontvangen impulsen vanaf andere neuronen en de axonen geleiden impulsen richting andere neuronen. Aan het einde van de axonen bevinden zich synapsen. In de synapsen worden neurotransmitters gemaakt welke dienen als signaalmoleculen (net als hormonen) en kunnen andere zenuwcellen aanzetten tot het aanmaken en geleiden van impulsen. BINAS tabel 88A 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl Synaps BINAS tabel 88G Aan het eind van een axon bevind zich een synaps. Deze synaps zit niet rechtstreeks aangesloten op de dendrieten van aangrenzende neuronen maar er zit een synaptische spleet tussen beide. Een synaps maakt neurotransmitters aan die er voor zorgen dat er in de ontvangende dendriet een nieuwe impuls wordt aangemaakt. 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel 1) 2) 3) 4) Een impuls komt via het axon aan bij de synaps. Er worden blaasjes gevormd met neurotransmitters. De neurotransmitters komen in de synaptische spleet terecht. De neurotransmitters binden zich aan de receptoren van een ion poort in het celmembraan van een dendriet. 5) De ion poort gaat open door de binding van de neurotransmitter waardoor natrium ionen in de dendriet gelaten worden. (er ontstaat een nieuwe impuls zie basisstof 4) 6) Uiteindelijk wordt de neurotransmitter weer afgebroken en sluit de ion poort zich weer. ©JasperOut.nl 3 Type neuronen Er zijn drie verschillende type neuronen te onderscheiden in ons lichaam: Motorische neuronen; deze neuronen vervoeren impulsen vanaf het centrale zenuwstelsel (CZ) naar spieren en klieren (CZ Effector). Motorische neuronen hebben meerdere korte dendrieten en één lange axon. De cellichamen van deze neuronen bevinden zich in het CZ. Sensorische neuronen; deze neuronen vervoeren impulsen vanaf de receptoren (zintuigcellen) naar het centrale zenuwstelsel (Receptor CZ). Deze neuronen hebben één lange dendriet en één korte axon. De cellichamen van sensorische neuronen bevinden zich buiten het CZ. Schakelcellen; deze neuronen bevinden zich volledig in het centrale zenuwstelsel en geven impulsen binnen het CZ door. Schakelcellen kunnen impulsen ontvangen van sensorische neuronen en andere geven impulsen door aan motorische neuronen. 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl 3 Type zenuwen In één zenuw bevinden zich uitlopers van meerder neuronen. De samenstelling van deze uitlopers kan verschillen op basis hiervan kunnen we drie type zenuwen onderscheiden: Motorische zenuwen (of bewegingszenuw); bevatten uitlopers van uitsluitend motorische neuronen. Deze uitlopers zijn meestal axonen. Sensorische zenuwen (of gevoelszenuw); bevatten uitlopers van uitsluitend sensorische neuronen. Deze uitlopers zijn meestal dendrieten. Gemengde zenuwen; bevatten uitlopers (dendrieten en axonen) van zowel motorische als sensorische neuronen. 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl Ruggenmerg 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl Hersenen zie BINAS tabel 88C De hersenen bestaan uit de grote hersenen, de kleine hersenen en de hersenstam. Daarnaast zijn de hersen opgedeeld in twee helften. De grote hersenen bestaan uit het hersenschors (grijze stof) met daarin de cellichamen van schakelneuronen. Het hersenmerg (witte stof) bevat de uitlopers van deze schakelneuronen. De hersenen zijn onderverdeeld in verschillende hersencentra. Elke deel ontvangt of verstuurd impulsen van of naar verschillende delen van het lichaam. De kleine hersenen zorgen voor de coördinatie van de bewegingen. Hierdoor ben je in staat om verschillende spieren tegelijk in juiste balans te gebruiken. De hersenstam bevind zich tussen de hersenen en het ruggenmerg. Zenuwen vanaf en naar de verschillende receptoren en effectoren in het hoofd zitten aan de hersenstam verbonden. 6.3 Waarneming & Regeling Het zenuwstelsel ©JasperOut.nl 6.4 Neurale regulatie 6 Waarneming & Regeling ©JasperOut.nl Rustpotentiaal Wanneer een neuron in rust is dan is er sprake van een rustpotentiaal. Tijdens de rust situatie is er een verschil in elektrische lading tussen de buitenkant en de binnenkant van het celmembraan van de neuron. Het cytoplasma heeft een negatievere lading dan de buitenkant van de cel. Dit verschil ontstaat door een verschil in ionenconcentratie. Binnen de cel bevinden zich meer kalium ionen (K+) dan natrium ionen (Na+). Daarnaast zitten er in de cel meer negatief geladen ionen. Buiten de cel bevinden zich meer natrium ionen dan kalium ionen. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Natrium-Kalium-Pomp Om het verschil in ion concentratie (en dus het verschil in elektrische lading) te handhaven bevinden zich in het celmembraan van een neuron natrium-kalium-pompen. Deze pomp kan doormiddel van actief transport (er is ATP nodig) natrium-ionen de cel uit vervoeren en kalium-ionen juist de cel in. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Impulsgeleiding Een impuls kan ontstaan doordat het verschil in elektrische lading kleiner wordt. Dit ontstaat doordat, door een prikkel, de natrium poorten in het membraan open gaan waardoor er natrium-ionen de cel in kunnen. (=passief transport) Wanneer het verschil in elektrische lading klein genoeg is wordt de drempelwaarde bereikt. Zodra de drempelwaarde bereikt wordt dan wordt de binnenkant van het celmembraan kort positief geladen en ontstaat er een impuls (actiepotentiaal) waarna de natrium poorten sluiten en de kalium poorten open gaan. De cel keert weer terug in het rustpotentiaal en de natriumkalium-pomp brengt de concentraties van ionen weer op pijl. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Prikkeldrempel De sterkte van een prikkel verschilt sterk per keer. Wanneer een prikkel niet sterk genoeg is dan wordt de zintuigcel te weinig geprikkeld en zullen de natrium poorten niet open gaan. Er ontstaat dus alleen een impuls als de prikkel sterk genoeg is. Hierbij is sprake van een alles of niets principe. De impuls wordt niet sterker wanneer de prikkel sterker is. Er is of wel een impuls of geen impuls. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Impulsfrequentie In de hersenen vindt uiteindelijk de bewustwording van een prikkel plaats. De hersenen kunnen het verschil in prikkel waarnemen door een verschil in impulsfrequentie. Wanneer een prikkel sterk is zullen er in korte tijd meer impulsen ontstaan en is er sprake van een hogere impulsfrequentie. Een hoge impulsfrequentie zorgt er voor dat de hersenen dit waarnemen als een sterke prikkel. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Drugs en Verslavingen Verschillende soorten drugs, alcohol en medicijnen hebben invloed op de werking van neurotransmitters. Deze drugs kunnen het transport van neurotransmitters verhinderen doordat ze de synaptische spleet blokkeren. Daarnaast kunnen sommige drugs de plek van neurotransmitters juist innemen op de receptoreiwitten op het celmembraan waardoor, onbedoeld, een impuls ontstaat. Drugs kunnen er hierdoor voor zorgen dat sommige prikkels sterker binnen komen en andere juist verhinderd worden (bijvoorbeeld pijnstillers bij pijn). Sommige drugs kunnen door het veroorzaken van prikkels een positief gevoel (nicotine) opwekken. Wanneer een drug vaak aanwezig is kan er gewenning optreden waardoor iemand niet meer zonder een drug kan of er steeds meer van nodig heeft om het zelfde effect te krijgen. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Reflexen Bewuste gewaarwording vindt pas plaats wanneer de impulsen in de hersenen worden verwerkt. In sommige gevallen is het noodzakelijk dat er zonder enige vertraging een reactie optreedt. Bij een reflexboog worden de impulsen direct vanuit het ruggenmerg doorgeleid naar de spieren waardoor er met zo min mogelijk vertraging een reactie is. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Autonome en Animale zenuwstelsel Het animale zenuwstelsel regelt de bewuste reacties van het lichaam. Hierbij spelen met name de impulsen vanaf zintuigcellen en naar spieren een rol. Naast de bewuste reacties vinden ook reflexen (onbewust) plaats in het animale zenuwstelsel. Het autonome zenuwstelsel regelt alle processen waarop je zelf geen invloed hebt. Denk hierbij aan je hartslag, je ademhaling, je vertering, de werking van je hormoonklieren en exocriene klieren, etc. Het autonome zenuwstelsel wordt onderverdeeld in het orthosympatische en parasympatische deel. Deze twee delen hebben een tegengestelde werking en zorgen samen voor een homeostase. 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl Orthosympatisch en parasympatisch deel 6.4 Waarneming & Regeling Neurale regulatie ©JasperOut.nl 6.6 Het Zintuigenstelsel 6 Waarneming & Regeling ©JasperOut.nl Verschillende zintuigen (receptoren) 6.6 Waarneming & Regeling Het Zintuigenstelsel ©JasperOut.nl Staafjes en kegeltjes 6.7 Waarneming & Regeling Het oog ©JasperOut.nl