14496 SLO Context PO nummer 9.indd

advertisement
context
SLO context po
december 2013
nummer 9
voor het primair onderwijs
Leren, creëren en inspireren
Wetenschap en techniek in zaakvakken
Het geheim van een goed verhaal
Evalueren om te leren
SLO context po
december 2013
nummer 9
Kennis delen rondom
hoogbegaafdheid
en excellentie
Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling
Op zoek naar informatie over hoogbegaafdheid en excellentie in het
algemeen? Of leest u liever iets over rijk kleuteronderwijs? U kunt het
vinden op www.talentstimuleren.nl. Leermiddelen, voorbeeldmateriaal
en kant-en-klare tools zijn er gratis beschikbaar. Docenten en andere
onderwijsprofessionals kunnen zichzelf met een uitgebreid persoonlijk
profiel op de kaart zetten en hebben daarmee toegang tot informatie
op besloten gedeeltes van de website.
Geregistreerde professionals ontmoeten elkaar in online werkgroepen
en kunnen informatie over hun school of instantie plaatsen,
zelfgemaakt materiaal delen en soortgelijk materiaal van anderen
downloaden. Ga dus snel naar www.talentstimuleren.nl.
Fotografie: Ebo Fraterman
Inhoud
Bodytekst:
Bij SLO stellen we elkaar steeds vaker kritische
The
Sans
Plain,
8,5 pt. / 12 van
pt. interlinie
vragen
alsSemi
‘WieLight
maakt
de optelsom
alle
onderwijseisen?’, ‘Wie bewaakt nog de samenhang
in het curriculum?’ en ‘Moeten we niet eens met
Naam
hoofdredacteur:
elkaar in
gesprek over wat de moeite waard is om te
The
Sans
Semi Light
Plain,waarvoor
8,5 pt. / 12we
pt. interlinie
leren?’
Essentiële
vragen
in Nederland
weinig tijd nemen. Te weinig tijd, vinden we bij SLO.
Want als deze vragen niet beantwoord worden,
ontbreekt eigenlijk het stuur aan de wagen. En dan
kunnen we wel praten over ieders zorgen over de
onderwijskwaliteit, maar waar doelen we dan
precies op en waar kunnen we dan op bijsturen?
Binnen SLO kwamen we tot de conclusie dat we
steeds meer de behoefte hebben antwoorden te
zoeken in plaats van vragen op te roepen. Dat mag
u van het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling ook verwachten. En daarom hebben
we tijd gemaakt om dit soort curriculumvragen
nader te verkennen in een project genaamd
‘Curriculumvensters’. In deze SLO Context vindt
u daar een eerste artikel over op pagina 8.
4
Wetenschap en techniek
verweven in zaakvakken
8
Van plakband naar rationale
10 Het geheim van een goed verhaal
13
Ververs Award
14
Kenniscentrum Leermiddelen
44
16 Leren, creëren en inspireren
in de klas
10
10
20 Publicaties en websites
21
Eén onderwijsplatform voor alle
leermiddelen
22 Evalueren om te leren in het
basisonderwijs
22
22
26 Agenda / Actueel
Curriculumvensters is bedoeld om zowel de
landelijke als schoolspecifieke discussie over de
gewenste inhoud van het onderwijs te stimuleren
en te voeden. Vaststellen wat de moeite waard is,
kunnen we onmogelijk alleen. Daar moeten zoveel
mogelijk mensen - binnen en buiten het onderwijs
- over meepraten. Alleen zo kunnen we komen tot
een gedragen set aan onderwijsdoelen en -inhouden.
Colofon
Bestel- &
informatieadres
SLO Context is een uitgave van SLO © 2013, Enschede.
SLO
Postbus 2041
7500 CA Enschede
ISSN 1878-7339
Als u voor een van deze gesprekken benaderd
wordt of als u ergens een oproep voor curriculumgesprekken ziet, hoop ik van harte dat u de tijd
wilt nemen om mee te denken en te praten. Tijd is
schaars, besef ik me, ook of misschien wel vooral
in het onderwijs. Maar voor de wezenlijke dingen
in het leven, moet toch af en toe tijd kunnen
worden vrijgemaakt?!
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden
verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op
enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Redactie: Berthold van Leeuwen, Mändy Kok
Eindredactie: Jessica van der Veen
Opmaak: Digidee Ontwerpstudio, Enschede
Druk: Te Sligte - Olijdam, Enschede
Jessica
Jessicavan
vander
derVeen
Veen
Hoofdredacteur,
Hoofdredacteur,[email protected]
[email protected]
Met dank aan: Wim Burggraaff, Jos Castelijns,
Femke Gerritsen, Dieuwke van Loo, Kris Verbeeck,
Juliette Walma van der Molen, Annechien Wijnbergh
T 053 4840 840
F 053 4307 692
E [email protected]
SLOcommunicatie
www.slo.nl
Tekst: Carolien Nout • Fotografie: Jan Schartman
Wetenschap en techniek verweven in zaakvakken
Van kleuter tot (bijna) puber:
onderzoekend leren begint
met verwondering
Kun je met een kind in groep 2 de opwarming van de aarde bespreken, of de isolatie van je
huis? Natuurlijk, vindt Dieuwke van Loo die regelmatig samen met haar onderbouwgroep
wetenschappelijke experimenten uitvoert. Onderzoekend leren past bij alle leeftijden en
bij alle vakken, zo blijkt.
Een gewone school in de Rivierenbuurt van Den Haag,
een buurtje ingeklemd tussen het spoor en het
stadscentrum waar gaandeweg woonblokken worden
opgeknapt. Kinderen uit verschillende windstreken
dalen de trappen af in de hal van het schoolgebouw uit
de vorige eeuw, waar de gangen betegeld zijn en het
schoolplein ommuurd. Maar wel met plantenbakken
waar peterselie en boerenkoolstekjes hun best doen
om te overleven tussen de voetballende bovenbouwers.
“Die peterselie gaan we in de klas opeten”, vertelt
SLO context po
december 2013
nummer 9
< Dieuwke van Loo
Dieuwke van Loo opgewekt terwijl ze een blootgewoelde wortel weer terugduwt in de aarde.
“Veel kinderen zeggen: dat is groente, maar ik leer
ze ook de namen: van broccoli tot boerenkool.”
Ze houdt een potje met ingemaakte courgettes
omhoog. Weer zo’n mooi onderwerp om te
onderzoeken: eten, hoe komt het op je bord en in
je buik en wat moet je doen als je groenten wilt
bewaren.
Ontdekken hoe de wereld in elkaar zit
De kleuters bij juf Dieuwke werkten enige tijd
geleden aan een ander project: Warm en koud,
begeleid door het Wetenschapsknooppunt Delft.
Wanneer is het warm of koud en welke kleren trek
je dan aan? De kinderen leerden nieuwe woorden:
ski-pak, regenlaarzen en thermoskan. Van daaruit
startte hun onderzoek: wanneer is iets winddicht?
De kinderen tekenden hun ervaringen en vertelden
erover: een belangrijk onderdeel want dat draagt bij
aan taalontwikkeling en aan een onderzoekende
houding. En zo gingen de kinderen verder: hoe werkt
isolatie? En wat werkt het best om een ijsklontje koud
te houden? Ze probeerden het allemaal uit. Uiteindelijk
bouwden ze huizen die of koel of juist warm moesten
zijn. Op Youtube zijn de resultaten te zien van het
project, waarin ook de concentratie en het plezier van
de kinderen opvalt.
Geheim van deze aanpak is: met kleine stapjes samen
met de kinderen onderzoeken en ontdekken hoe de
wereld in elkaar zit. Het is belangrijk om bij de eigen
leefomgeving van het kind te beginnen en ze te laten
ervaren: voelen, ruiken, proeven en zien. Leer ze
verbanden te leggen, oefen bewust taal en leg de
ervaringen vast. Het Wetenschapsknooppunt Delft
heeft naast de Jan van Nassauschool ook andere
scholen en groepen begeleid bij onderzoekend leren,
met projecten als muziek en ridders voor kleuters of
het ontwerpen van een educatief spel door 7e en 8e
groepers.
Best lastig in de praktijk
Lijkt het in de onderbouw vanzelfsprekend en natuurlijk
om onderzoekend onderwijs in de praktijk te brengen,
dat verandert vaak als leerlingen naar groep 3 gaan.
In de hogere groepen is er weliswaar wel aandacht voor
techniek, maar dan vaak in de vorm van handvaardigheid.
Toch is het ook daar belangrijk om onderzoekend en
ontwerpend leren breder in de praktijk te brengen, en
dat kan in principe bij alle vakken, van taal tot gym.
Maar veel leraren vinden dat lastig, zo blijkt.
Juliette Walma van der Molen >
SLO context po
december 2013
nummer 9
Juliette Walma van der Molen, hoogleraar Talentontwikkeling aan de Universiteit Twente, begrijpt wel
hoe dat komt. “Leraren in het basisonderwijs hebben
meestal weinig ervaring op het gebied van wetenschap
en techniek. Vaak hebben ze zelf een alfa-achtergrond.
Velen denken dat ze allerlei ingewikkelde
natuurkundige vraagstukken moeten uitleggen. Die
onrust wil ik wegnemen, want dat is helemaal niet
nodig. Een tweede punt is dat scholen voor een
belangrijk deel worden afgerekend op de prestaties
voor taal en rekenen. Daar ligt vaak de focus op. En
natuurlijk is dat belangrijk, maar ik wil leraren heel
graag laten zien dat het ook anders kan. Dat je op een
andere manier, met aandacht voor onderzoekend en
ontwerpend leren, alle vakken kunt verrijken en
zelfs tegelijkertijd kunt werken aan taal en rekenen.
Dat vergt wel een omslag want het betekent dat je
moet loskomen van starre lesmethodes.”
De van oorsprong ontwikkelingspsychologe
Walma van der Molen werkte aan een vernieuwend
professionaliseringstraject voor leraren en zorgde
onder andere voor een teamopleiding en een traject
voor leraren die met meerbegaafde leerlingen werken,
via het Kenniscentrum Wetenschap en Techniek
Oost-Nederland. “Als leraar moet je zelf ook een
onderzoekende en nieuwsgierige houding hebben.
Met de vragen van kinderen als vertrekpunt kun je
allerlei onderwerpen behandelen.
Dat betekent niet dat je als leraar alle antwoorden moet
weten. Natuurlijk moet je bepaalde feiten of kennis wel
van te voren opzoeken en bedenken hoe je de lesstof
kunt verrijken. Het gaat er vooral om kinderen andere
vragen te stellen of opdrachten te geven. Niet alleen de
wat, waarom en hoe-vragen, maar meer open vragen.
Zoals: wat zou er gebeurd zijn als we de gloeilamp niet
hadden uitgevonden? Het zijn vragen waarop niet een
goed of fout antwoord mogelijk is. ”
5
< Marja van Graft
Kansen bieden
Zulke onderzoekende- en ontwerplessen bieden veel
kansen aan kinderen. Zwakke leerlingen leren beter te
ontdekken wat ze wel kunnen, bijvoorbeeld goed
samenwerken of een slim ontwerp als oplossing voor
een probleem bedenken. En excellente leerlingen kun je
er veel meer mee uitdagen. De Verkenningscommissie
Wetenschap en Technologie (zie kader) vindt onderzoekend en ontwerpend leren een vereiste om leerlingen
die vaardigheden bij te brengen die nodig zijn voor de 21e
eeuw. De leraar moet er dus mee aan de slag in de klas.
Doorkijkje
Onderzoekend en ontwerpend leren in de bovenbouw:
integratie van natuur, techniek, rekenen en taal
6
Leerlingen van groep 7 en 8 onderzoeken hoe het dierenverblijf voor een bepaald dier eruit moet zien. In groepjes
formuleren ze onderzoeksvragen over wat het dier nodig
heeft om in de natuur te (over-)leven. Ze bekijken en
beoordelen hun vragen en antwoorden kritisch: zijn het de
juiste vragen en leveren deze vragen juiste en voldoende
informatie op? Met behulp van digitale en analoge bronnen
beantwoorden ze hun vragen. Met de verkregen informatie
formuleren de leerlingen het pakket van eisen voor het te
ontwerpen dierenverblijf vanuit het perspectief van het dier.
Al discussiërend voegen de leerlingen de eisen van verzorgers
en bezoekers aan het pakket van eisen toe. Aan de hand van
het totale eisenpakket maken de leerlingen een ontwerpschets. Ze zetten de schets om in een definitief ontwerp op
schaal. Ze bespreken welke materialen en constructies nodig
zijn, argumenteren met elkaar en komen tot keuzes.
Bijvoorbeeld over de te gebruiken materialen voor de
ommuring van het neushoornverblijf, dat stevig en
doorzichtig moet zijn voor de bezoekers, maar geen letsel
mag opleveren voor de neushoorns. Ten slotte bouwen de
leerlingen de maquette van hun dierenverblijf.
Ze presenteren hun maquettes aan leerlingen uit de
middenbouw. Voor de ouderavond die de leerlingen
organiseren maakt elk groepje een PowerPoint-presentatie
over het onderzoeks-, ontwerp- en bouwproces. Om beurten
vertellen ze over de stappen in het onderzoeks- en ontwerpproces, hun problemen en oplossingen en over het resultaat.
Ten slotte leiden ze de ouders rond in de dierentuin die van
de dierenverblijven is gemaakt.
Ook voor oudere kinderen is onderzoekend en
ontwerpend leren inspirerend. Juliette Walma van der
Molen vindt het bijna een gemiste kans om de
interesse van kinderen in het milieu en het klimaat niet
te stimuleren. “Zulke onderwerpen leven vaak heel
sterk bij leerlingen van acht of negen jaar. Het zou zo
stimulerend zijn om hun ‘drive’ te koppelen aan
innovatie en onderzoek doen. Het is wel de generatie
die oplossingen moet vinden voor toekomstige
problemen.”
Hoe dan ook is het belangrijk om de onderwerpen
dichtbij de kinderen zelf te houden. Walma van der
Molen denkt dat er genoeg aanknopingspunten zijn
om rekenen of taal te oefenen als je een project over
de Romeinen doet en bijvoorbeeld een Romeinse stad
nabouwt. “Vakken als aardrijkskunde en geschiedenis
kun je makkelijk koppelen. Het is natuurlijk niet zo dat
je dit de hele dag moet doen bij alle vakken. Maar een
paar keer per week zou al heel mooi zijn, gewoon om er
eens klein mee te beginnen.”
Als wetenschapper ontwikkelt zij een soort raamwerk
voor leraren dat kan helpen om de ontwikkeling van
een leerling - wat zijn talenten, houding, leermotivatie
en zelfbeeld betreft - beter in kaart te brengen. Aan de
andere kant kan het ook de school helpen en dienen als
checklist bij een project: of er genoeg open opdrachten
inzitten bijvoorbeeld, of het ‘hogere-orde denken’
stimuleert.
Onderzoekend leren is vooral inspelen op verwondering,
vindt Van Loo, die behalve leraar ook techniekcoördinator is op de Jan van Nassauschool. Vragen van
collega’s over welke techniekmaterialen zij het beste
kunnen gebruiken, beantwoordt ze graag. De school
heeft ervoor gekozen een vakleraar techniek aan
te trekken voor de oudere leerlingen en benut daarvoor
de extra leertijd. Op zich wel jammer dat de technische
invalshoek dan een beetje verdwijnt uit de reguliere
lessen, vindt de ondernemende lerares van de kleuters.
“Ik vind het namelijk zo leuk. Je wordt er zelf ook
creatiever van. Je leert de momenten kennen in een
project dat je net die andere vraag kunt stellen. Je moet
zien waar de mogelijkheden zitten. En die zitten soms
in een onverwachte hoek. Vorige winter viel er opeens
een pak sneeuw. Met een paar ouders namen we de
klas spontaan mee naar een park, om de ervaring van
maagdelijke sneeuw te beleven. Geweldig was het,
iets heel anders dan de platgetrapte sneeuw op het
schoolplein. En dan een bevroren plas, met een laag
ijs waar je doorheen kunt kijken. Als leraar moet je de
attitude hebben en de mogelijkheden zien om daarop
in te spelen. Dat maakt het onderwijs zo leuk.”
SLO context po
december 2013
nummer 9
Terwijl de dag op zijn einde loopt en de gangen steeds
leger worden, zet Van Loo de kleine stoeltjes op tafel
en schikt ze nog eens iets op de ontdektafel. Een boek,
een anatomische modelpop of een blaadje met een
levende rups in een potje: menig kind zal zich er
morgenochtend door laten inspireren. Het begin
van een nieuwe ervaring die om onderzoek vraagt.
Onderzoekend en ontwerpend leren: geen hype maar noodzaak
Wetenschap en techniek moeten meer aandacht krijgen op de basisschool omdat mensen die kennis steeds meer
nodig hebben in de maatschappij. Kinderen zullen vaker voor technische beroepen kiezen als ze er enthousiaster voor
zijn gemaakt op school. Dat stelde de Verkenningscommissie Wetenschap en Technologie begin dit jaar in een advies.
Er is meer les in wetenschap en technologie nodig op de basisschool, want dat gebeurt nu nog te weinig. Wat dat
precies is, is volgens de commissie een manier van kijken naar de wereld. Het begint bij verwondering: waarom is de
wereld zoals zij is? De zoektocht naar antwoorden leidt vervolgens naar nieuwe producten en kennis.
De overheid, de onderwijssector en het bedrijfsleven hebben als antwoord daarop met elkaar een Techniekpact afgesloten
met de ambitie om te zorgen voor genoeg en goed opgeleide technische mensen in de komende jaren. Voor het onderwijs
hoeft wetenschap en techniek geen apart vak te zijn in het primair onderwijs. Wel is het belangrijk om leerlingen te
stimuleren in onderzoekend en ontwerpend leren, waarbij samen problemen oplossen en kritisch denken centraal staan.
Ook ondernemendheid, creativiteit en ict-vaardigheden horen erbij.
Leerlijnen in ontwikkeling: meer houvast voor de leraar
SLO werkt de bestaande kerndoelen voor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur en techniek, ofwel
Oriëntatie op jezelf en de wereld (OJW), uit in leerlijnen. Deze leerlijnen geven inhoud, tussendoelen en einddoel
aan van de kennis, vaardigheden en houding van de bijbehorende vakken, waarin wetenschap en technologie zijn
meegenomen. Zo krijgen leraren meer houvast: om onderzoekend en ontwerpend leren vorm te geven in school, om
leermiddelen mee te beoordelen, of preciezer te kunnen kiezen uit lesonderdelen. Eind dit jaar komt een eerste opzet uit
die samen met onderwijsprofessionals uit de praktijk is ontwikkeld. SLO adviseert ook de pabo’s hoe zij wetenschap en
technologie kunnen verwerken bij de ontwikkeling van de kennisbases voor de OJW-vakken.
Onderzoekend en ontdekkend leren in de OJW-vakken
Wetenschap en techniek komen in de verdrukking in het volle lesprogramma op de basisschool als het als
apart vak extra aandacht moet krijgen. Beter is om het in de OJW-vakken te integreren, stelt Marja van Graft,
leerplanontwikkelaar OJW en betrokken bij de Verkenningscommissie. “Ook vaardigheden en houding komen in beeld,
bijvoorbeeld creativiteit of de ontwikkeling van een wetenschappelijke houding. Je wilt immers nieuwsgierigheid en
kritisch nadenken aanwakkeren. Daarnaast is scholing van leraren nodig. Langs deze twee lijnen kan onderzoekend en
ontwerpend leren sterker vorm krijgen in de school.”
Van Graft adviseert leraren die meer willen doen met onderzoekend leren om serieus met de vragen van kinderen aan de
slag te gaan. “Laat ze maar eens in een groepje naar oplossingen zoeken op hun eigen vragen, geef ze ruimte, vertrouwen
en steun. Ik hoop dat leraren zich niet uit het veld laten slaan door termen als wetenschap en technologie. Onderzoekend
en ontwerpend leren is iets wat sommige leraren al doen, al is het niet altijd gericht. Denk aan de bouwhoek bij de kleuters.
Vrij bouwen kan, maar een moeilijke opdracht meegeven - bijvoorbeeld het bouwen van een ledikant voor hun knuffeldier
of een garage van tweeverdiepingen - zet kleuters aan tot het bedenken van creatieve oplossingen. En, observeer de
leerlingen en probeer hun ontwikkeling op dit vlak eens een aantal weken in kaart te brengen.”
Kijk voor meer informatie over onderzoekend en ontwerpend leren, lesvoorbeelden en een evaluatie-instrument
op www.slo.nl/primair/leergebieden/wereldorientatie/natuur/vtb of zoek contact met het dichtstbijzijnde
Wetenschapsknooppunt voor inspirerend lesmateriaal. Ook via School aan Zet is veel informatie te vinden.
SLO context po
december 2013
nummer 9
7
Tekst: Suzanne Visser • Fotografie: Jan Schartman
Van plakband naar rationale
Waarom we het gesprek over het leerplan
moeten openen
In een samenleving die zo snel verandert, kan het onderwijs niet blijven stilstaan. Leren onze
kinderen nog wel de goede dingen? Een fundamentele vraag waarvoor we onze ogen niet
mogen sluiten, vinden leerplanontwikkelaars Rob Diephuis en Annette Thijs. Het is tijd voor
een maatschappelijke én professionele discussie.
Februari 2013. De Koninklijke Nederlandse Academie
voor Wetenschappen waarschuwt dat het voor goed
functioneren in de moderne samenleving nodig is dat
leerlingen inzicht krijgen in de impact en de beperkingen
van ICT: een kritische attitude is belangrijk.
Augustus 2013. In Sneek, Breda, Emmen, Heenvliet,
Amsterdam en Almere openen iPadscholen voor
basisonderwijs hun deuren. De tabletcomputer is hier
juist de spil waarom alles draait.
Twee ontwikkelingen die gaan over digitalisering van
het onderwijs. Zijn ze met elkaar in strijd? Niet per se.
Maar opmerkelijk is wel dat ze zich naast elkaar
voltrekken zonder dat hieraan een maatschappelijke
discussie is voorafgegaan. Eerder constateerden
leerplanontwikkelaars Rob Diephuis en Annette Thijs
van SLO al dat het curriculum in ons land relatief
onzichtbaar is. Het heeft iets weg van een puzzel:
allerlei partijen maken zich druk over afzonderlijke
puzzelstukjes, maar niemand maakt de puzzel. En dus
blijven belangrijke vragen onbeantwoord. Hoe passen
al die stukjes in elkaar? Is de puzzel compleet? En laat
die het beeld zien dat wij willen?
21st century skills
Er is een belangrijke reden waarom we ons deze vragen
juist nu moeten stellen. De samenleving verandert
razendsnel. Scholen staan voor de ingewikkelde opgave
hun leerlingen voor te bereiden op een maatschappij
die steeds individueler wordt, en op vervolgopleidingen
en beroepen die nog niet eens bestaan. Van de
leerlingen van nu, de werknemers van straks, worden
nieuwe competenties gevraagd. ‘21st century skills’,
worden deze vaardigheden over de hele wereld
genoemd. Uit een metastudie van de Universiteit
Twente blijkt dat er in essentie acht te onderscheiden
zijn: communiceren, samenwerken, digitale geletterdheid, creatief denken, kritisch denken, probleemoplossend denken, zelfregulering en sociale & culturele
vaardigheden. De vraag is hoe deze ‘generieke
vaardigheden’ in het onderwijs een plaats moeten
krijgen. “Duidelijk is dat je vaardigheden niet los kunt
zien van kennis”, zegt Thijs. “Maar hoe en waar moeten
ze in het leerplan worden verankerd? Dat vraagt om
een doordacht antwoord.” De kans dat dit antwoord
er vanzelf komt, is klein. Dit hangt samen met het
SLO context po
december 2013
nummer 9
< Rob Diephuis en Annette Thijs
ontbreken van een nationaal leerplan. Omdat we in
Nederland traditioneel veel belang hechten aan de
vrijheid van onderwijs, ligt de bal bij de scholen en stelt
de overheid alleen de spelregels vast. En die spelregels
zijn heel ruim. In het funderend onderwijs zijn grofweg
zeven domeinen verplicht: bewegingsonderwijs,
Nederlandse taal, rekenen & wiskunde, Engelse taal,
natuur & techniek, de maatschappij en kunst & cultuur.
Nergens staat aangegeven hoeveel tijd aan welk
domein moet worden besteed. In het primair onderwijs
is de verdeling van leertijd helemaal vrij. En gaat het
om de vertaling van de onderwerpen in onderwijs, dan
hebben scholen zo mogelijk nóg meer vrijheid. Sinds de
jaren negentig zijn de kerndoelen alleen maar verruimd.
Wel zijn er af en toe bewegingen in tegengestelde
richting geweest. Zo moet er op de basisschool nu
aandacht zijn voor sociale redzaamheid, gezond
gedrag, burgerschap en integratie. En toen er zorgen
ontstonden over de taal- en rekenprestaties, liet de
minister gedetailleerde referentieniveaus ontwikkelen,
compleet met verplichte toetsen. Maar in grote lijnen
ligt de bal nog altijd bij de scholen. Daar is weinig zicht
op de hele optelsom van vakken en vormingsgebieden,
constateert Diephuis. In de praktijk zit de regie over het
curriculum meestal niet bij de leerkrachten, maar bij
experts en educatieve uitgevers. De overheid geeft
ruimte en richting, de school mag kiezen, maar het zijn
experts die bepalen wat er te kiezen valt.
Plakbandcurriculum
Wat we in Nederland dus niet kennen, is een
georganiseerd gesprek over wat leerlingen in het
funderend onderwijs moeten leren. Dat is de lacune
die ‘Curriculumvensters’ hoopt te vullen. In dit project
verkent SLO in dialoog met andere partijen onder welke
voorwaarden we op alle niveaus kunnen praten over
onze gezamenlijke ambities met het funderend
onderwijs. “Dit past bij onze rol als expertisecentrum
voor leerplanontwikkeling”, aldus Thijs. Een onderwerp
dat volgens de leerplanontwikkelaars zeker aan de
orde moet komen, is het ontbreken van een helder
achterliggend idee. Strikte kaders voor rekenen en
taal plus losse maatschappelijke opdrachten en
verder vooral veel vrijheid - je zou het een ‘plakbandcurriculum’ kunnen noemen. Veel andere landen
hebben daarentegen voor hun leerplan een ‘rationale’
geformuleerd. Diephuis omschrijft dit als ‘een
gedachtegang die uiteenzet wat het leerplan in de
kern beoogt en nastreeft.’ “Samen werken aan zo’n
langetermijnvisie maakt dat mensen meer holistisch en
integraal naar onderwijs gaan kijken”, zegt hij. Een van
de stellingen is daarom dat ook het Nederlandse leerplan
een rationale nodig heeft. Dit zou scholen bovendien
helpen bij het benutten van hun vrijheid. Het is
SLO context po
december 2013
nummer 9
paradoxaal, maar om leerkrachten echt aan het werk te
laten gaan met het leerplan, hebben ze meer houvast
nodig, stelt Thijs. “Natuurlijk luistert dat nauw: te veel
sturing leidt weer tot eenheidsworst en gebrek aan
betrokkenheid. Maar voorbeelden uit het buitenland
tonen aan dat een balans tussen richting geven en
ruimte bieden wel degelijk mogelijk is. En dat de balans
beter wordt naarmate het onderwijs er nauwer bij
betrokken is. In Schotland bijvoorbeeld hebben scholen
intensief meegedacht over een nationaal curriculum.
Ook in Finland bestaat een gedetailleerd nationaal
leerplan, maar wel in combinatie met veel vrijheid bij
de uitvoering.” Als Nederland zou overstappen op een
meer omvattend leerplankader, heeft dat wel gevolgen
voor de aansturing door de overheid. Meer richting,
minder ruimte -kan dat ook gedifferentieerd? Dus op
onderdelen strak (denk aan taal en rekenen) en elders
juist ruim (denk aan levensbeschouwing)? En toch
systematisch en consistent? Ook daarover is discussie
nodig, zegt Thijs: “Een interessant voorbeeld is de
driedeling die ze in Finland hebben. Een basis van
normen waarover niet te onderhandelen valt, een
keuzecurriculum op een middenniveau van specificatie
en inspirerende open doelen voor de meer innovatieve
vaardigheden.”
“Allerlei partijen maken zich druk
over afzonderlijke puzzelstukjes,
maar niemand maakt de puzzel.”
In gesprek
Soortgelijke discussievragen en stellingen gaat het
project Curriculumvensters de komende tijd ook
opstellen voor de leerplandiscussie op schoolniveau.
Diephuis: “Kernvragen zijn: hoe ontwikkel je een
leerplankoers op school? Hoe organiseer je een cyclus
van leerplanontwikkeling? Hoe maak je beleid voor
je leeromgeving en leermiddelen? En aan welke
professionalisering hebben schoolleiding en leraren
behoefte? We gaan hierover graag in gesprek. Zo
kunnen overheid en onderwijsveld samen werken aan
een toekomstbestendig leerplan. En daar is het toch om
begonnen!”
Het project Curriculumvensters publiceert
binnenkort twee discussiestukken: een met
vragen en stellingen op landelijk niveau en een
op schoolniveau. Voor meer info: [email protected].
9
Tekst: Carolien Nout • Fotografie: Jan Schartman
Schrijfonderwijs nieuwe stijl
Het geheim van
een goed verhaal
Kinderen die met plezier betere teksten schrijven en veel minder werk voor de leraar.
Dat is mogelijk met een nieuwe aanpak voor schrijfonderwijs die Mariëtte Hoogeveen (SLO)
ontwikkelde en samen met Annechien Wijnbergh (BVS) in een aantal scholen toetste.
Hun verhaal over goede teksten leren schrijven: de theorie en de praktijk.
“Ik zie het nog zo voor me. Twee leerlingen over een
blad papier gebogen die hun zelfgeschreven tekst
bespreken. Zegt de een: maak ik daar niet een te grote
tijdsprong, of snap jij dat wel? Zegt de ander: ja hoor,
dat is goed te volgen, maar wat je verderop schrijft,
zou wel wat duidelijker kunnen... Dat soort gesprekken
is natuurlijk fantastisch! Soms komen kinderen zelfs
bij filosofische onderwerpen uit, zoals schrijven over
de toekomst. Of dat eigenlijk wel kan. ”
Annechien Wijnbergh vertelt het enthousiast. Want de
schrijflessen-nieuwe-stijl die ze als onderwijsbegeleider
van vrijescholen in de praktijk bracht, laten zien hoe
bijzonder het schrijfproces is en wat dat in kinderen
wakker kan maken. “Je leert meer over jezelf als je een
betere schrijver bent”, zegt zij.
Eerst nadenken en plannen, dan je gedachten
formuleren, opschrijven en vervolgens de tekst
reviseren: dat is de basis van een goede schrijfles
[zie kader]. Bijzonder van de nieuwe aanpak is dat de
leerlingen dat met elkaar doen, in duo’s of groepjes van
vier, en elkaars lezer en beoordelaar zijn. Het resultaat:
de kwaliteit van de teksten nam enorm toe en de
leerlingen beleefden er veel meer plezier aan.
Waarop beoordeel je een tekst?
Hoe anders verloopt een gemiddelde schrijfles op een
gemiddelde school in groep 8. Daar gaan kinderen,
meestal na een korte instructie, ieder voor zich aan de
slag. Als ze een verhaal moeten schrijven, vinden ze dat
vaak moeilijk. Voor de leraar is er het probleem van de
SLO context po
december 2013
nummer 9
< Mariëtte Hoogeveen
beoordeling. Letten op spelfouten ligt voor de hand,
maar waar een goede tekst nog meer aan moet
voldoen is voor veel leerkrachten onduidelijk. Hoewel
de meeste taalmethodes wel aandacht besteden aan
schrijfonderwijs, geven zij voor de instructie en
beoordeling van tekstkwaliteit weinig houvast.
“Je leert meer over jezelf als
je een betere schrijver bent.”
Beter en zinvoller schrijfonderwijs
Leerplanontwikkelaar Mariëtte Hoogeveen is als
Neerlandica gefascineerd door het schrijfproces.
Hoe kan beter en zinvoller schrijfonderwijs eruit zien?
Met die vraag ging ze enige tijd geleden aan de slag.
Ze ontwierp een nieuwe aanpak voor het schrijfonderwijs die gebaseerd is op peer response (leerlingcommentaar) - een bewezen effectieve werkwijze,
zo bleek uit haar onderzoek. Ze promoveerde er begin
dit jaar op. Hoogeveen: “Schrijven is een uitermate
complex proces. Het is veel meer dan alleen een tekst
op papier zetten. Leerlingen moeten gemotiveerd
zijn en weten voor wie ze schrijven. Ze moeten erbij
stilstaan dat iemand anders de tekst moet kunnen
begrijpen. Goed schrijfonderwijs helpt leerlingen
het schrijfproces in alle fases goed vorm te geven:
bij het plannen, formuleren en het reviseren.“
duo’s of groepjes van vier organiseren. Wie je bij
wie zet? Dat weten de meeste leerkrachten vaak
uitstekend. Een goede en een zwakke schrijver is
bijvoorbeeld een goede combinatie, zo blijkt ook uit
onderzoek. Jongen-meisje, jong-oud: ongelijkheid
lijkt vaak het best te werken.”
“In de praktijk blijkt dat dus heel goed te werken.
Een excellente leerling leert in dit proces kritisch op
zichzelf te zijn, te luisteren naar kritiek,” vult Wijnbergh
aan. “Op onze school koppelden we een dyslectisch
kind aan een goede schrijver die de tekst soms gewoon
ging voorlezen. Je moet inspelen op die verschillen.
Maar het gebeurde ook dat twee taalvaardige kinderen
elkaar inspireerden en er pareltjes van teksten
ontstonden. Zaak is dat je als leraar dat proces goed
begeleidt, dan kan ieder kind op zijn niveau presteren.”
Juiste instructies
Voorwaarde voor deze manier van werken is dat de
leerlingen goede instructies krijgen, te beginnen met
de eerste fase van het schrijfproces. Bijvoorbeeld
over het doel en de doelgroep van de tekst en over de
planning van het schrijven. Belangrijk is om aandacht
te besteden aan specifieke genre-kenmerken. In het
onderzoek werd bijvoorbeeld instructie gegeven hoe en
Schrijfopdrachten op website beschikbaar
Schrijven met je maatje
Schrijven met peer response betekent dat leerlingen
elkaar helpen met kritisch maar constructief
commentaar tijdens het schrijfproces. Het onderzoek
van Hoogeveen toont aan dat dit de kwaliteit van de
geschreven teksten sterk verbetert. Kunnen kinderen
dat wel, goed commentaar geven? Jazeker, stelt
Hoogeveen, maar je moet ze dat natuurlijk wel leren
en voordoen hoe het moet: eerst positief commentaar
geven op de tekst, goede vragen stellen over
onduidelijkheden en goed luisteren naar elkaar.
Wijnbergh: ”Eigenlijk noem ik het liever bespreking in
plaats van commentaar. Want het is niet de bedoeling
dat de een zegt wat goed of fout is. Het gaat erom als
schrijver en lezer samen te denken en te zoeken. Dat je
elkaar bevraagt: wat bedoel je daarmee? Of: dat begrijp
ik niet, kun je dat uitleggen? Daarbij komt dat het
erg leuk en motiverend is voor leerlingen als hun tekst
door anderen dan alleen de juf wordt gelezen. In de
groepen waar we deze schrijflessen deden, bleek dat
steeds weer.”
Hoogeveen heeft ook uitgezocht welke combinatie van
leerlingen het best werkt. “Je kunt peer response in
SLO context po
december 2013
nummer 9
Mariëtte Hoogeveen ontwierp een serie van twaalf schrijflessen voor groep 8 van de basisschool. Zes lessen voor het
schrijven van verhalende teksten en zes voor instructieteksten. Elke eerste les begint met een analyse van een
voorbeeldtekst (15 min.), gevolgd door instructie over het
genre (10 min.), waarna de leerlingen hun tekst moeten
plannen (10 min.) en een eerste versie schrijven op de computer (25 min.). In de tweede les evalueren de leerlingen
hun eerste versie en noteren zij wat zij willen veranderen
(10 min.) Deze evaluaties zijn het uitgangspunt voor de
tekstbespreking in tweetallen (20 min.), gevolgd door een
revisie en redactie van de eerste versie (30 min.). Zo koste
een schrijfles over een tekstsoort in totaal twee uur.
Meer weten? De instructies, werk- en antwoordboekjes
van de twaalf lessen zijn te vinden op de SLO-website.
Later volgt een docentenhandleiding . De studie ’Leren
schrijven met peer response en instructie in genrekennis;
een interventiestudie in de basisschool’ van Hoogeveen is
via de website van SLO te downloaden. Het Engelstalige
proefschrift bevat een Nederlandse samenvatting.
Meer weten over de nieuwe aanpak voor schrijfonderwijs?
Mail naar [email protected]
11
< Annechien Wijnbergh
volgorde moet doen in zo’n noodsituatie. Hoogeveen
maakte mee op een school hoe de leraren enthousiast
meegingen in het onderwerp en voordat de leerlingen
gingen schrijven op het schoolplein een reddingsactie
in touw zetten. “Mooi natuurlijk, om het zo spannend
te maken. Je ziet dat leerlingen verschillende voorkeuren voor tekstgenres hebben. Meisjes vinden
verhalen vaak fijner en jongens hebben soms meer
affiniteit met instructieteksten. Dit vonden zij in
ieder geval fantastisch.”
Loslaten
wanneer je aanduidingen van tijd en plaats in
verschillende tekstsoorten kunt gebruiken. Een goed
gebruik daarvan maakt een tekst samenhangend,
begrijpelijk en prettig leesbaar. Instructies over
genre-kenmerken geven leerlingen een duidelijke
focus voor de bespreking van hun teksten: ze weten
dan goed waar ze bij het bespreken en reviseren van
hun teksten op moeten letten.
12
“Het gaat erom als schrijver en
lezer samen te denken en te
zoeken. Dat je elkaar bevraagt:
wat bedoel je daarmee?”
Wijnbergh: “Dat zag ik in de praktijk gebeuren, die
herkenning van de rol van tijd en plaats. Leerlingen
zeiden: dit is een grote tijdsprong, of een flashback.
Of een verplaatsing naar een andere ruimte. Met deze
kennis konden de leerling beter praten over de kwaliteit
van hun tekst. In de revisiefase viel het mij op dat
leerlingen hun tekst op meer punten gingen verbeteren.
In plaats van steeds ‘en toen’ gebruikten ze meer
variaties zoals ‘eerst’ of ‘vervolgens’. Dat maakt een
tekst natuurlijk veel beter.”
Ook een ander tekstgenre, de instructieve teksten,
leverde veel enthousiasme op, vooral van jongens.
Zij moesten beschrijven hoe je iemand uit een ravijn
kunt redden, als onderdeel van een survivalgids.
Bij deze les moet in de planningsfase goed uitgelegd
worden wat het doel is van de tekst. De schrijver
moet de lezer immers duidelijk maken wat hij in welke
Leerlingen die gemotiveerder zijn en betere teksten
schrijven. De winst voor de leraar is niet alleen dat hij
zelf minder nakijkwerk heeft, maar ook dat kinderen
groeien als schrijver en beter leren samenwerken.
Wat wil je als leraar nog meer? Maar vonden ze het
ook gemakkelijk om volgens deze nieuwe aanpak te
werken? Zeker wel, zo bleek uit de pilot, maar ze
hadden aanvankelijk wel wat moeite om leerlingen in
groepjes elkaars werk te laten bespreken en de sturing
los te laten. “Leraren hadden soms twijfels of leerlingen
dit wel aankonden. Wacht maar tot de twaalf lessen
zijn afgelopen, zei ik dan. Leraren gaven ook aan
behoefte te hebben aan meer klassikale momenten van
instructie. Op zich is dat niet noodzakelijk omdat het
materiaal zelfsturend is, maar wanneer het geen
wezenlijke aantasting van de aanpak is, kunnen ze dat
best doen”, meent SLO-onderzoeker Hoogeveen.
Computer is een zegen voor het schrijfonderwijs
Beide onderwijsexperts wijzen erop dat de besprekingen
niet te lang moet duren, anders verliezen leerlingen de
focus. De afrondende fase, als de teksten uit de printer
rollen, is vaak een feestelijk moment. Leerlingen vinden
het fijn om de tekst mooi op te maken en te versieren.
Wat dat betreft is de computer een zegen voor het
schrijfonderwijs: een tekst reviseren en redigeren is
zo gedaan.
Hoog tijd dus voor verdere vernieuwing van het
schrijfonderwijs, vindt Hoogeveen. Zij gaat door
met het ontwikkelen van lesmateriaal, voor andere
tekstgenres en voor andere groepen . Zij hoopt
educatieve uitgeverijen te interesseren voor dit type
schrijfonderwijs. Maar ook nu al kunnen leraren die
meer uit het schrijfonderwijs willen halen aan
de slag, met de voorbeeldlessen op de SLO-website.
“En dat hoeft echt niet elke week”, besluit Hoogeveen,
“beter elke twee of drie weken een stevige les van
twee uur, dan een keer per week een halfslachtige.
Om de ontwikkeling van leerlingen te volgen zou
een schrijfdossier goed passen. Een kind kan dat de
hele schoolloopbaan meenemen.”
SLO context po
december 2013
nummer 9
Subheader, Bold Plan, 20 pt. / 21,6 pt/ interlinie
Publicaties
Met enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO-medewerkers of
waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publicaties worden uitgegeven
door SLO en zijn - tenzij anders vermeld - gratis te downloaden op www.slo.nl of te bestellen
tegen kostprijs. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties:
Spel in de rekenles
Beschrijving van spellen ter ondersteuning van
het rekenen in het basisonderwijs
Door: A. Noteboom
De publicaties bevat 37 beschrijvingen van spellen
waarin onderwerpen uit de rekendomeinen:
getalbegrip, bewerkingen, meetkunde, logisch denken
en redeneren aan de orde komen. Het betreft algemeen
verkrijgbare spellen voor zowel de onder-, midden- en
bovenbouw van het basisonderwijs. In sommige spellen
ligt de nadruk op het verkennen van de rekeninhoud,
bij andere gaat het om het oefenen van bepaalde
basisvaardigheden of het toepassen van inzichten,
strategieën, kennis en vaardigheden. De publicatie is
tot stand gekomen door een samenwerking van SLO
met NVORWO en Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum.
Websites
www.digilijnrekenen.slo.nl
Binnen deze digitale, webgebaseerde omgeving
worden de voornaamste leerlijnen uit het aanvankelijk
rekenen (groep 1 t/m 5 á 6) in beeld gebracht en
toegelicht. Een leerlijn bestaat uit een reeks
leerstappen die worden toegelicht en voorzien van
illustratieve videofragmenten en suggesties voor
activiteiten.
www.rekenspel.slo.nl
Website met rekenspellen om rekenontwikkeling via
zinvolle en betekenisvolle activiteiten te stimuleren.
Rekenspellen stellen de rekenleerstof op een andere
manier aan de orde dan de rekenmethodes doen.
Voor kinderen die niet zoveel zelfvertrouwen hebben
bij rekenen of rekenen niet leuk (meer) vinden is een
rekenspel een positieve manier om met getallen en
hoeveelheden om te gaan.
Educational design research
Part A: An introduction/ Part B: Illustrative cases
Editors: T. Plomp en N. Nieveen
Educational design research deel A introduceert een
passende onderzoeksmethode voor het omgaan met
complexe problemen in de onderwijspraktijk of voor
het ontwikkelen en valideren van theorieën over
leerprocessen, leeromgevingen, enz. Een bijbehorend
deel B bevat 51 voorbeelden van projecten waarin
van ontwerponderzoek gebruik is gemaakt.
Deze voorbeelden kunnen afgestudeerden en
aanstaande onderzoekers in het onderwijs behulpzaam
zijn bij het zelf ontwerpen en uitvoeren van projecten
door een ontwerpgerichte benadering te gebruiken.
Deel A, een herziening van de 2009 uitgave, wordt later
dit jaar verwacht.
Kenniscentrum Leermiddelen
Kijk ook op www.wikiwijsleermiddelenplein.nl
Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) heeft als doel overzicht te bieden in het aanbod en kennis te vergaren
over de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van leermiddelen. Op deze plaats voorziet het KCL u van
informatie over recente ontwikkelingen. Voor de meest actuele informatie hierover kunt u terecht op
www..slo.nl/kcl of www.wikiwijsleermiddelenplein.nl.
lesmaterialen en het zelf maken en delen hiervan op
één plek te vinden is. Op Wikiwijsleermiddelenplein.nl
zijn alle functionaliteiten te vinden die beide portals,
bij elkaar opgeteld, hadden. Het nieuwe onderwijsplatform biedt zo het beste van twee werelden.”
Het beste van twee werelden
Optimale leermiddelenmix
Leermiddelenplein.nl, opgericht door het Kenniscentrum
Leermiddelen (KCL) van SLO in 2003, had vooral tot doel
om scholen te helpen bij het vinden van geschikte
leermiddelen. Wikiwijs.nl, in 2009 ontwikkeld door
Kennisnet en de Open Universiteit, was een platform om
het gebruik en de ontwikkeling van open leermiddelen in
het onderwijs te stimuleren én te vergemakkelijken.
Dat de twee zijn samengesmolten, is eigenlijk niet
meer dan logisch, vindt Hans de Vries, die vanuit KCL
betrokken is bij de integratie. “Voor een klein deel boden
ze dezelfde diensten, op andere punten vulden ze elkaar
aan, en beide werden gefinancierd door OCW. Samengaan biedt dus efficiencyvoordelen. Voor scholen is het
heel handig dat nu alle informatie over lesmethoden,
Wikiwijsleermiddelenplein.nl is bedoeld voor
iedereen in de school die betrokken is bij het keuzeproces en de inzet van leermiddelen in de dagelijkse
praktijk: leraren, afdelingshoofden, ICT-coördinatoren,
onderwijsbeslissers. Het doel van het nieuwe
platform is om scholen, en dan met name leraren,
te ondersteunen bij het samenstellen van de optimale
leermiddelenmix en te zorgen voor centrale beschikbaarheid van informatie over leermiddelen en de
verkrijgbaarheid ervan. Om de informatievoorziening
zo compleet mogelijk te maken, wordt samengewerkt
met diverse partijen, waaronder de educatieve
uitgevers (GEU) en Digischool.nl.
Tekst: Femke van den Berg
Leermiddelenplein.nl van SLO en Wikiwijs.nl van
Kennisnet en de Open Universiteit gaan samen verder.
Sinds 7 oktober 2013 is Wikiwijsleermiddelenplein.nl hét
publieke en onafhankelijke onderwijsplatform voor het
zoeken, vergelijken, maken en delen van leermiddelen.
SLO context po
december 2013
nummer 9
Methodes zoeken
Het nieuwe platform is opgebouwd rondom drie
hoofdactiviteiten: methodes zoeken, lesmateriaal
zoeken en zelf aan de slag. De Vries geeft een korte
toelichting op de eerste activiteit: “Een methode kiezen
is voor iedere school een grote stap. Voordat je zo’n
kostbare methode aanschaft, wil je als school wel zeker
weten dat deze goed aansluit bij je doelen, visie en
aanpak. Zo’n methode moet immers weer een tijdje
mee: zo’n vier tot acht jaar. Dit vraagt van schoolleiding
en team dat ze zich goed oriënteren op het aanbod.”
Op Wikiwijsleermiddelenplein.nl is actuele, complete
en betrouwbare informatie te vinden over meer
dan 1400 methodes voor het primair onderwijs,
voortgezet onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs
en de opleidingsonafhankelijke vakken in het mbo,
zoals Nederlands, Engels, rekenen/wiskunde. Er zijn
uitgebreide methodebeschrijvingen en -analyses te
vinden, gemaakt door onafhankelijke onderwijsspecialisten van SLO. Ook de prijzen van diverse
methodes zijn toegevoegd, net zoals ervaringen van
leraren met de verschillende methodes. Bovendien
bestaat de mogelijkheid om de inhoudelijke kenmerken
van methodes via een speciale module met elkaar te
vergelijken.
Lesmateriaal zoeken
Leraren gebruiken ook lesmaterialen aanvullend op de
methode of (deels) ter vervanging van de methode.
Wikiwijsleermiddelenplein.nl biedt naast het overzicht
van methoden ook een overzicht van andere beschikbare lesmaterialen, voor basisonderwijs tot en met
universitair onderwijs. In totaal gaat het om meer dan
100.000 lesmaterialen, zowel methodegebonden als
niet-methodegebonden (thematisch lesmateriaal,
ontwikkelingsmateriaal, toetsen, losse modules of
lessenseries). Veel van dit materiaal is digitaal, gratis
en vrij in het onderwijs te gebruiken, maar er kan
ook gezocht worden naar niet-digitaal materiaal.
Ook lesmateriaal waar wel een prijskaartje aan hangt,
is opgenomen in het nieuwe platform.
Zelf aan de slag
Soms willen leraren bestaand leermateriaal aanpassen
aan hun eigen inzichten of omstandigheden. Ook
hiertoe biedt Wikiwijsleermiddelenplein.nl mogelijkheden. Bovendien kunnen leraren zelf materiaal
SLO context po
december 2013
nummer 9
ontwikkelen, dit bewaren en delen met collega’s.
Verder staan er op het nieuwe onderwijsplatform
informatiebronnen die gebruikt kunnen worden
om zelf lessenseries te maken en/of verschillende
eenheden te arrangeren tot een groter geheel.
“Als een leraar zelf materiaal wil gaan uploaden en
delen, is het overigens wel noodzakelijk dat hij een
profiel aanmaakt met persoonsinformatie, zoals naam
en school waarvoor hij werkzaam is”, aldus De Vries.
Ondersteuning
Wikiwijsleermiddelenplein.nl kent ook een pagina
‘Ondersteuning’, met professionaliseringsmateriaal
voor leraren over het gebruik en de toepassing van de
leermiddelen. Het gaat hierbij zowel om materiaal
dat door Wikiwijs als door SLO is ontwikkeld. Zo is er
bijvoorbeeld scholingsmateriaal dat gericht is op het
vergroten van de competenties van leraren bij het
arrangeren van leermiddelen en zijn er praktische
handleidingen voor het maken van lesmateriaal
binnen het portal.
Nieuwe huisstijl
De afgelopen tweeënhalf jaar werkten medewerkers
van Kennisnet en SLO hard aan de integratie van
Wikiwijs.nl en Leermiddelenplein.nl. “We hadden
verschillende werkgroepen in het leven geroepen,
die zich bezighielden met onderwerpen als:
het ontsluiten van professionaliseringsmateriaal,
metadatering en het ontwikkelen van inhoudelijke
vocabulaires, het functioneel ontwerp en de vormgeving”, somt De Vries op. “Die inspanningen hebben
ertoe geleid dat we nu een uniek, zeer compleet
platform hebben, die qua inhoud en omvang zijn
gelijke niet kent in Europa. Bovendien heeft het nieuwe
platform een bijzonder frisse uitstraling gekregen,
want voor Wikiwijsleermiddelenplein.nl is een geheel
nieuwe look and feel ontwikkeld. Verder is de manier
van navigeren aangepast, waardoor de zoektocht van
gebruikers vlotter zal verlopen.”
De Vries denkt dat scholen de weg naar Wikiwijsleermiddelenplein.nl vrij eenvoudig zullen weten te vinden.
“Gebruikers die een van de oude URL’s intypen, worden
automatisch doorgesluisd naar het nieuwe onderwijsplatform”, licht hij toe. “Ik hoop en verwacht dan ook
dat Wikiwijsleermiddelenplein.nl voor veel scholen
snel een bekende naam zal zijn.”
15
Tekst: Hans Morssinkhof • Fotografie: Jan Schartman en stock Digidee
Leren, creëren en
inspireren in de klas
Een pleidooi voor meer, en meer gestructureerde aandacht voor cultuureducatie in het
basisonderwijs. Zo mag het rapport Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren!, in de zomer
van 2012 uitgebracht door Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur, wel worden genoemd.
Maar wat doe je daarmee als dertig paar nieuwsgierige ogen je aanstaren? In opdracht van
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ontwikkelt SLO een leerlijn
kunstzinnige oriëntatie.
Aan het begin van het gesprek staat Stéfanie van
Tuinen, projectleider bij SLO, uitgebreid stil bij het
begrip leerlijn. “Zie het als een kader dat richting geeft
aan handreikingen voor specifieke doelgroepen, zoals
leerkrachten, pabo’s en medewerkers van culturele
instellingen”, legt ze uit. “Wat ons voor ogen staat is
een leerlijn die cumulatief, opbouwend en voortbouwend is. Wat de leerlingen in groep 8 leren, bouwt
voort op waarmee ze in groep 1 zijn begonnen.”
Het Plan van Aanpak formuleert het zo: “Een leerlijn is
een beredeneerde opbouw van tussendoelen en
inhouden naar een einddoel.” Verderop in hetzelfde
stuk wordt dat al iets concreter gemaakt. Een voorbeeld toont hoe in de verschillende groepen aandacht
zou kunnen worden besteed aan muziek, dans/drama,
beeldende vakinhouden, elementen van cultureel
erfgoed en (digitale) media.
SLO context po
december 2013
nummer 9
‘Zou kunnen’, want de leerlijn is geen dictaat en treedt
niet in details. Het is ‘slechts’ een rijk beschrijvend
kader dat ruimte biedt aan scholen om op basis van
een eigen visie en aansluitend bij de leerlingenpopulatie vorm en inhoud te kunnen geven aan kunstzinnige
oriëntatie. Ze bepalen zelf hoe ze inkleuren.
Van Tuinen: “Het gaat er vooral om dat scholen (weer)
het gesprek kunnen aangaan over wat zij belangrijk
vinden bij kunstzinnige oriëntatie en welke keuzes ze
daarbij maken. Zoals de vraag: ‘Wat kunnen en doen
we zelf, en waar kiezen we voor andere professionals?’
Bovendien krijgen culturele instellingen een beter
beeld van de inhoud van het onderwijs op dit gebied.
Zo ontstaat een meer gemeenschappelijke taal.”
De leerlijn, met andere woorden, is een vooral een
hulpmiddel.
“Wat ons voor ogen staat is
een leerlijn die cumulatief,
opbouwend en voortbouwend is.”
Behoefte
Daaraan bestaat behoefte, hebben de beide raden
via een peiling onder schoolleiders en leraren vastgesteld. Wim Burggraaff, beleidsmedewerker van het
ministerie van OCW, schetst de achtergronden.
Het ministerie heeft de afgelopen tien jaar veel
aandacht ingeruimd voor cultuureducatie. Scholen
krijgen per leerling een jaarlijks budget van 1 10,90,
veel scholen hebben een interne cultuurcoördinator en
werken in meer of mindere mate samen met culturele
instellingen als theaters en muziekscholen. “Maar over
wat er in de klas gebeurt, leefden vooral beelden.
Dat heeft het vorige kabinet ertoe gebracht de
Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur om advies
te vragen.”OCW heeft het rapport Cultuureducatie:
leren, creëren, inspireren! en de daarin opgenomen
adviezen (zie kader) stevig omhelsd. Er komt bovendien
extra geld voor beschikbaar. In een brief hierover aan
de Tweede Kamer staat dat OCW wil ‘bereiken dat we
de kwaliteit van de binnen het onderwijs en door
culturele instellingen aangeboden cultuureducatie
goed in beeld kunnen krijgen en zeker stellen.’
Er worden dan ook ‘handvatten’ en ‘stimuleringsmiddelen’ in het vooruitzicht gesteld, zoals het door
beide raden voorgestelde ‘inhoudelijk overzicht van
de doorgaande lijn met betrekking tot kennis,
vaardigheden en attituden voor alle leerlingen.’
Stéfanie van Tuinen >
SLO context po
december 2013
nummer 9
“En dan moet het nog de klas in”, weet Burggraaff.
“De hulpmiddelen bestaan in hoofdzaak uit drie
elementen: de leerlijn met daarnaast een beoordelingsinstrumentarium. Want hoe beoordeel je de prestaties
van je leerlingen door de school heen? En tot slot de
leerkracht zelf, die mogelijkheden voor verdere
professionalisering krijgt, bijvoorbeeld in de vorm
van een post-initieel traject aan de pabo.” Hij vervolgt:
“Dit is nu in gang gezet, het moet allemaal nog
ontwikkeld worden. Het is een zaak van de
langere adem.”
Uitgangspunt
De kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie vormen
het uitgangspunt voor de leerlijn. Maar die zijn tamelijk
breed en geven, in de woorden van het advies van
beide raden, ‘weinig houvast (…) om onderwijs in kunst
en cultuur vorm te geven.’ Van Tuinen knikt:
“We werken aan een landelijk kader, waaraan alle
belanghebbenden bijdragen: het primair onderwijs,
de pabo’s, het kunstvakonderwijs en de culturele
instellingen. Daarbij streven we naar een gemeenschappelijk koersgevoel en een eenduidige taal,
zodat iedereen elkaar verstaat. Dan kunnen we
verder en wordt het gemakkelijker school en culturele
instellingen te verbinden.”
17
Kerndoelen kunstzinnige oriëntatie
54 De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens meet uit te drukken en
om er mee te communiceren.
55 De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
In het hart van de school
De kern van het gezamenlijke rapport Cultuureducatie: leren, creëren, inspireren! van de Onderwijsraad en de Raad voor
Cultuur staat op pagina 24. In een oranje kader, onder de titel ‘Toekomstmuziek’ gaat de blik ruim vooruit. De eerste zin
geeft de kernboodschap weer: ‘Over tien jaar zit cultuureducatie in het hart van het onderwijs.’ De lezer krijgt daarna
een beeld van wat de beide raden voor ogen staat: een school die cultuureducatie in acht jaar basisschool systematisch
opbouwt en verbindt met andere vakken.
Over het belang daarvan schrijven de raden. ‘Op de basisschool wordt een fundament gelegd voor de culturele
ontwikkeling van kinderen, het pad dat zij doorlopen van kennismaking met kunst en cultuur naar het ontwikkelen
van eigen talenten.’ Zo opent de school ook voor leerlingen ‘die dit van huis uit niet meekrijgen’ de poorten naar de
wereld van kunst en cultuur. En: ‘Ten slotte kan cultuureducatie een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van
leergebiedoverstijgende vaardigheden zoals analyseren, evalueren en creëren.’
18
Maar: op dit moment heeft cultuureducatie die positie in het basisonderwijs niet. De raden spreken van een ‘marginale
plek’ omdat het onderwijs in kunst en cultuur ‘steeds meer weggeorganiseerd’ is. Terwijl het voor de vorming van de
leerlingen relevant is: ‘Cultuureducatie (als overkoepelend begrip voor kunsteducatie, literatuureducatie, erfgoededucatie
en media-educatie) is om verschillende redenen van waarde. Het geeft kinderen allereerst de mogelijkheid om kennis
te maken met kunst, literatuur, erfgoed en media (…). Het stelt hen in staat een open houding te ontwikkelen ten aanzien
van kunst en cultuur en geïnspireerd en gegrepen te worden door kunstzinnige en culturele uitingen. Zij leren hun emoties
te uiten en zelf kunst te creëren.’ Daarnaast zijn er de al genoemde leergebiedoverstijgende vaardigheden en draagt
cultuureducatie ook bij aan de ‘21st Century skills’, de competenties die iemand nodig heeft om zich in de toekomst te
kunnen ontplooien.
Voorbeeldleerplan
In hun rapport zijn de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur niet over één nacht ijs gegaan. Ze hebben gesproken
met schoolleiders, leerkrachten en deskundigen en verschillende onderzoeken geanalyseerd. Daaruit komt naar voren
dat de kerndoelen ‘scholen weinig houvast bieden’ en dat scholen ‘behoefte hebben aan een voorbeeldleerplan’ en
‘een doorlopende leerlijn.’ Ze schrijven in op het aanbod van culturele instellingen zoals theaters en muziekscholen,
maar een duidelijke vraag ontbreekt. De instellingen hebben hierdoor moeite om activiteiten op de maat van de
school aan te bieden. En al heeft de meerderheid van de scholen een interne cultuurcoördinator (ICC), deze heeft
vooral een organiserende rol en richt zich minder op de inhoud van de activiteiten en de inbedding daarvan in het
curriculum van de school.
Aanbevelingen
De beide raden bouwen daarom hun advies op in drie samenhangende aanbevelingen:
1. Geef scholen meer grip op de inhoud: de ontwikkeling van een landelijke leerlijn stelt hen in staat de keuzes te
maken die passen bij hun school en omgeving. Het is een houvast om eigen prioriteiten te stellen en cultuureducatie
te verbinden met andere leergebieden.
2. Bevorder de deskundigheid in de school: hierbij wordt gedacht aan zittende en toekomstige leerkrachten,
terwijl met pabo’s overleg zal worden gevoerd over de verankering van de cultuureducatie in hun onderwijs.
3. Stel de culturele infrastructuur in dienst van de school: als zij weet wat ze wil en haar leerdoelen heeft geformuleerd,
kan ze beter bepalen wat ze van culturele instellingen verlangt, in plaats van af te wachten wat die aanbieden.
SLO context po
december 2013
nummer 9
Wim Burggraaff >
Hoe de leerlijn eruit zal zien, wordt de komende
maanden duidelijk. “Een aantal elementen kan ik
alvast noemen. We maken onderscheid in jaargroepen,
leggen relaties met de brede vorming en met andere
leergebieden”, zegt Van Tuinen. Burggraaff vult aan:
“We streven ernaar de kunstvakken niet alleen als
aparte vakken te beschrijven, maar vooral ook de
samenhang tussen deze vakken en andere leergebieden
te benoemen.” Van Tuinen: “We zoeken combinaties.
Veel vaardigheden die eigen zijn aan het creatieve
proces, zijn ook voor andere leergebieden van belang.
Denk aan analyseren, evalueren, creëren en reflecteren.
En daarom draait het vooral. Het creatieve proces staat
centraal in de leerlijn.”
“We streven ernaar de
kunstvakken niet alleen als
aparte vakken te beschrijven,
maar vooral ook de samenhang
tussen deze vakken en andere
leergebieden te benoemen.”
Beoordeling
Vervolgens komt de beoordeling in beeld. Onderwijsraad en Raad voor Cultuur stellen vast dat scholen de
leeropbrengsten van cultuureducatie (of kunstzinnige
oriëntatie) nauwelijks beoordelen. Ook hier kan een
kader naar hun oordeel betekenisvol zijn. Zodra scholen
hieruit de doelen kiezen die ze willen bereiken, is het
volgens hen ook mogelijk opbrengstgericht te werken.
“Je zou ook kunnen zeggen: welke kennis, vaardigheden
en houding mogen we bekend veronderstellen als
kinderen de basisschool verlaten? Daarmee kan de
school een opzet maken, terwijl het voortgezet
onderwijs weet waar het moet beginnen”, oppert
Burggraaff. Hij wist erop dat de beide raden het begrip
‘beoordeling’ losjes uitleggen: het gaat niet om een
Citotoets maar om het bijhouden van vorderingen en
het stimuleren van de ontwikkeling. Dat kan bijvoorbeeld met een portfolio. Het advies wijst verder naar
het buitenland, waar instrumenten zijn ontwikkeld die
ook in Nederland inspirerend zouden kunnen werken.
Bovendien kunnen leerlingen zichzelf beoordelen.
Handreikingen
In februari 2014 presenteert de projectgroep naast een
landelijke leerlijn ook adviezen voor handreikingen per
doelgroep. Op dit moment worden tussenproducten
besproken door een brede expertgroep. “De eerste
bijeenkomst is positief verlopen, er volgt ook nog een
SLO context po
december 2013
nummer 9
digitale enquête”, licht Van Tuinen toe. Straks ligt er
dan die leerlijn, om bijvoorbeeld te gebruiken als
houvast om binnen de school of met school en
culturele instellingen in gesprek te kunnen gaan
en eigen keuzes te kunnen maken. “Omdat alle
betrokkenen die gemeenschappelijke taal spreken
en de school weet wat ze nodig heeft, kan ze als
regisseur optreden.”
“Dat laatste is een belangrijk punt”, beklemtoont
Van Tuinen nog eens. “Er blijft veel ruimte voor
school en leerkracht. We willen graag dat hij of zij
het eigenaarschap op zich neemt. Hij of zij maakt
eigen keuzes en doet dat onderbouwd, afgestemd op
de groep en de omgeving. Dan heeft kunstzinnige
oriëntatie een stevige plek in het hart de school.”
Cultuur is overal
“Het onderwijs heeft een brede vormende opdracht, waar
culturele ontwikkeling een onlosmakelijk deel van uitmaakt.
Cultuur is overal om ons heen: van musea, monumenten
en theaters tot het ontwerp van je woonwijk en de graffiti
op de buitenmuur; van muziek in de concertzaal tot muziek
op je smartphone. Cultuureducatie leert je reflecteren op
die omgeving. Het leert je ‘talen’ om je te kunnen uiten
en de ander te kunnen begrijpen. Het leert je op een
creatieve manier met problemen en uitdagingen omgaan.
Cultuureducatie is een cruciale stap in de ontwikkeling van
alle kinderen.”
Staatssecretaris Halbe Zijlstra aan de Tweede Kamer,
24 oktober 2012
19
Wikiwijs.nl en Leermiddelenplein.nl bundelen krachten
Eén onderwijsplatform
voor alle leermiddelen
Het Leermiddelenplein van SLO en het Wikiwijs-platform van Kennisnet en de Open Universiteit gaan
samen verder onder de naam Wikiwijsleermiddelenplein. Voortaan kunnen scholen en docenten
op één plek terecht voor het zoeken, maken, delen en vergelijken van leermiddelen. En hebben ze
via wikwijsleermiddelenplein.nl toegang tot informatie over ruim 1.400 lesmethodes en meer dan
100.000 beschikbare (digitale) lesmaterialen.
Wikiwijsleermiddelenplein.nl is een platform voor iedereen die betrokken is
bij het keuzeproces en de inzet van leermiddelen in de dagelijkse lespraktijk.
Via het platform krijgt het onderwijsveld meer grip op het uiteenlopende
aanbod beschikbare leermiddelen en krijgen docenten meer mogelijkheden
om lessen op maat te maken voor hun leerlingen. Het platform is opgebouwd
rondom drie hoofdactiviteiten: methodes zoeken, lesmateriaal zoeken en zelf
aan de slag.
Voor iedere onderwijssituatie de optimale
leermiddelenmix met behulp van
www.wikiwijsleermiddelenplein.nl
Op wikiwijsleermiddelenplein.nl vindt u informatie over alle lesmethodes die
in Nederland worden uitgegeven. Naast algemene informatie, een samenvatting van de inhoud en prijzen treft u er analyses en gebruikerservaringen
aan. Via lesmateriaal zoeken krijgt u toegang tot diverse collecties (open)
lesmateriaal, variërend van beknopte modules, oefeningen en toetsen tot
volledige lessen en lessenreeksen. Het merendeel van het lesmateriaal is
digitaal, gratis en vrij in het onderwijs te gebruiken.
U kunt op Wikiwijsleermiddelenplein
ook eigen materiaal uploaden of
bestaande materialen bewerken of
combineren. Op die manier kunt u
lesmateriaal geschikt maken voor uw
eigen onderwijscontext. Bovendien kunt
u met andere docenten samen aan
materiaal werken, notities achterlaten
of materialen delen. Zo kunt u van
elkaars expertise gebruikmaken bij het
maken van een les of oefening.
Wikiwijsleermiddelenplein is een
publiek en onafhankelijk platform.
Daarmee is het gebruik van de website
en bijbehorende functionaliteiten
(dus ook het aanmaken van een profiel)
kosteloos. Zo kunt u op ieder moment
leermiddelen zoeken, maken, delen en
vergelijken.
Wikiwijsleermiddelenplein.nl is een
gezamenlijk initiatief van Kennisnet,
de Open Universiteit en SLO.
Ververs Award
Betekenisvolle iPad-lessen
Eind mei vond in het Paushuize te Utrecht de uitreiking plaats van de Ververs Award 2013,
een stimuleringsprijs voor inspirerende onderwijsinnovaties. Er waren drie genomineerden:
Roy van As (onderzoekend leren), Femke Gerritsen (iPad-klassen) en Nico van der Woude
(debatteren als schoolvak). Uit handen van juryvoorzitter Tjeerd Plomp ontving winnares
Femke Gerritsen een sculptuur en een geldbedrag van 5.000 euro.
Unaniem koos de jury Femke Gerritsen als winnaar
van de Ververs Award 2013. Doorslaggevend was dat
in Femkes lessen de iPad op zich niet centraal staat,
maar echt als hulpmiddel wordt ingezet bij betekenisvol
leren. Uit het juryrapport: “Zij werkt met een specifieke
doelgroep maar de jury acht de aanpak goed overdraagbaar naar andere doelgroepen, andere vakken en andere
scholen, zowel regionaal als nationaal. Femke neemt
daar ook initiatieven toe. De keuzes en aanpak kennen
een goede onderwijskundige onderbouwing.”
innovatieve leermiddelen te bevorderen door middel
van opdrachten en subsidies voor veelbelovende
onderwijsvernieuwingen. “Ik heb mijn hart verpand aan
het onderwijs,” zegt Ververs, ”maar wat ik mis, is een
overtuigende, breed gedragen visie op wat we onze
leerlingen nou precies willen leren. Bij het bepalen
van die visie zouden we uit moeten gaan van de vraag:
wat heb je als participerend burger en als beroepsbeoefenaar nodig om goed te kunnen functioneren
in de maatschappij van de 21e eeuw?”
Wendbaar omgaan met kennis
Weg van de middelmaat
“In mijn ideale wereld is het mogelijk dat leerlingen in
een betekenisvolle leeromgeving vaardigheden krijgen
aangeleerd waarmee ze in de 21e eeuw een leven lang
kunnen blijven leren. De veranderingen gaan razendsnel,
het is belangrijk dat leerlingen op school vaardigheden
ontwikkelen waarmee ze wendbaar kunnen omgaan
met alle kennis en informatie die beschikbaar is.”
Een stukje van die ideale wereld heeft Femke Gerritsen
gestalte gegeven in een lesaanpak die bestaat uit
een combinatie van directe instructie en actieve
kennisopbouw, met de iPad als krachtig hulpmiddel.
Haar leerlingen op het Bonhoeffer College in Enschede
werken samen aan de hand van een stappenplan (of
ontwerpcyclus) en activerende instructies van de docent.
Zo ontwikkelen ze op een creatieve manier zelf hun leermateriaal, bijvoorbeeld een film. Gerritsen: “Visueel en
auditief leren legt minder beslag op het werkgeheugen.
Het actief verwerken van de lesstof zorgt vervolgens
voor beklijving in het lange termijngeheugen.”
Het spreekt de jury aan dat Gerritsen nieuwe manieren
weet te vinden om vmbo-leerlingen betekenisvol te
laten leren met behulp van nieuwe technologie: “Femke
weet leerlingen en ouders hiermee te enthousiasmeren.
De aanpak en lesideeën fungeren als inspirerende
voorbeelden voor collega’s, ook in andere scholen.”
Ververs is van mening dat ‘prima’ onderwijs niet genoeg
is. Onderwijs moet uitstekend zijn. Wat verstaat hij daar
precies onder? “Weg van de middelmaat. Leerlingen
moeten uitgedaagd worden. Uitgedaagd in de zin van:
zelfstandig een stap verder denken. De leraar moet
daarbij de richting bepalen, de kennis aanreiken en
vergezichten bieden. Een moeilijke en verantwoordelijke
taak, die helaas vandaag de dag in de samenleving niet
meer voldoende op waarde wordt geschat. Het gevolg is
dat bekwame, goed opgeleide professionals niet meer
voor het onderwijs kiezen, of het onderwijs de rug
toekeren. Lang niet alle lessen worden nog gegeven
door daartoe bevoegde docenten. Dat moeten we als
samenleving niet willen. We moeten alles in het werk
stellen om meer academici voor de klas te krijgen.
Deze moeten we vervolgens de ruimte bieden om,
binnen de kaders die we met elkaar hebben afgesproken,
zelf vorm en inhoud te geven aan hun lessen. Op die
manier stimuleer je hun creativiteit, werkplezier en
professionalisme, en indirect dus de kwaliteit van ons
onderwijs. De leraar is de spil.”
Ververs Award 2014
Gezien de vele enthousiaste inzendingen heeft de
organisatie van de Ververs Award besloten dat er een
vervolg komt in 2014.
Overtuigende onderwijsvisie
De Ververs Award is ingesteld door de Ververs Foundation, genoemd naar de oprichter Mijndert Ververs,
oud-directeur van Wolters-Kluwer. De foundation heeft
als doel het ontwerpen, ontwikkelen en gebruiken van
Wilt u op de hoogte worden gesteld van nieuws over
de Ververs Award, zodat u uw visie op het onderwijs
van morgen tijdig kunt indienen? Laat dan uw
mailadres achter op www.verversaward.nl/2014
21
Evalueren om te leren
in het basisonderwijs
Dagelijks beoordelen leraren het leren van hun leerlingen, vaak zonder dat ze er zelf erg
in hebben. Door deze beoordelingsmomenten bewuster en net iets anders in te zetten,
kunnen ze leerlingen verder helpen in hun ontwikkeling. “Dat is onmiddellijk functioneel
voor het leren van leerlingen zelf.”
22
zoveel, omdat hij de aard van zijn fouten niet begrijpt.
Hij kan zich zo niet verbeteren.” Dat is jammer, vindt
Noteboom. Zij pleit ervoor om toetsing niet alleen
te benutten om een productresultaat te beoordelen,
maar ook om het onderwijsleerproces beter af te
stemmen op waar een leerling staat én om de leerling
inhoudelijke feedback te geven, zodat hij ervan kan
leren. Dit wordt formatief toetsen (ook wel assessment
for learning of evalueren om te leren) genoemd.
Hierbij kan niet alleen gebruik worden gemaakt
van schriftelijke toetsen, maar ook van observaties,
gesprekken met leerlingen, feedback en portfolio’s.
Tekst: Femke van den Berg • Fotografie: Jan Schartman
Leerlingen gaan naar school om zich te ontwikkelen
en bepaalde leerdoelen te behalen. Toetsing kan een
middel zijn om uit te vinden waar een leerling staat.
“Toetsen worden in de meeste basisscholen gebruikt
om het niveau van een leerling - vergeleken met dat
van anderen - vast te stellen aan het eind van een
periode, bijvoorbeeld aan het eind van een blok of
halverwege en aan het eind van een leerjaar”,
weet Anneke Noteboom, onderwijskundige bij SLO.
“Als de leraar de toets heeft nagekeken, krijgt een
leerling doorgaans alleen een score te horen.
Met zulke informatie kan de leerling echter niet
Anneke Noteboom >
Hoe werkt het? Feed up, feed back, feed forward
Jos Castelijns, lector ‘Eigentijds begeleiden tijdens
het beoordelen’ bij Hogeschool de Kempel, vertelt
hoe formatief toetsen werkt: “Eerst bespreek je de
leerdoelen en beoordelingscriteria met leerlingen:
Hoe weten ze wanneer zij het goed hebben gedaan?
Vervolgens ga je met leerlingen na wat ze al kunnen.
Hoe gaan ze de dingen die ze nog moeten leren,
aanpakken? Past die aanpak bij het lesdoel?
Welke materialen en hulp hebben ze nodig? Je staat
daarnaast stil bij hoe ze de taak die voor hen ligt,
ervaren. Lijkt het ze leuk om hieraan te werken?
Denken ze dat het gaat lukken? Wat gaan ze doen als
het tegenzit?” Het uiteenzetten van de doelen
(klassikaal of per groep) en bespreken van de aanpak
wordt de fase van feed up genoemd. Deze vindt vaak
plaats tijdens de instructiefase, bij het begin van de les.
Vervolgens gaan leerlingen aan het werk en coacht de
leraar hen naar het eindresultaat. Hij geeft feed back,
bijvoorbeeld als hij rondloopt door de klas of aan het
eind van een les. Wat gaat goed? Waar merkt de
leerling dat aan? Waar komt het door? Wat is nog
lastig? Castelijns: “In deze fase kijk je samen terug
en evalueer je opnieuw waar de leerling staat.
Ook nu kijk je niet alleen naar de inhoud, maar ook
naar het proces. Wat heeft een leerling bijvoorbeeld
gedaan toen hij iets moeilijk vond? Wat deed hij
om zichzelf te motiveren toen hij geen zin had?”
“Als leerlingen betrokken
worden bij het evalueren van
het leerproces, helpt dat om
hun resultaten te verbeteren.”
Het is belangrijk dat je nagaat of de leerling de
stof beheerst, welke denkstappen hij heeft gezet
(zie voorbeeld in kader) en dat je vooral benadrukt
wat goed gaat. Dit koppel je aan het proces en niet
aan de persoon. Noteboom: “Je zegt dus niet:
‘Goed gedaan, Tim’, maar wel: ‘Je hebt de stappen
van deze berekening goed uitgevoerd’.” Maak de
leerling ook duidelijk hoe hij verder kan uitbouwen
wat hij goed doet. Tegelijkertijd is het essentieel om
fouten te benoemen, zolang de boodschap maar is
dat fouten maken mag. Leren gaat immers met
vallen en opstaan.
< Jos Castelijns
SLO context po
december 2013
nummer 9
Waar gaat het goed, waar niet?
Analyse van de denkstappen
Bij formatief toetsen is het belangrijk om de denkstappen
van een leerling te achterhalen, de leerlingen informatie
te geven over hun leerproces en aanwijzingen te geven
waarmee ze verder kunnen. Noteboom geeft een voorbeeld
uit het rekenonderwijs: “Stel, een leerling moet uitrekenen:
45-28. Hij weet dat hij deze som in sprongetjes kan opdelen
en doet: 40-20 = 20. Daarna doet hij 5-8. ‘Hé’, denkt de
leerling. ‘Dat kan niet.’ Dus hij draait het om: 8-5 = 3.
De uitkomst van de som is dan: 23. Als de leraar alleen
aangeeft dat het antwoord fout is, heeft de leerling niets
geleerd. Hij zou beter iets kunnen zeggen als: ‘Ik zie dat je
de som in sprongen wil verdelen. Dat is goed. Maar er gaat
iets verkeerd bij de sprongen. Zullen we samen kijken wat?’
Hij laat de leerling een vergelijkbare opgave maken en kijkt
mee of het lukt. Maakt de leerling dezelfde fout, dan geeft
de leraar aan wat wel en niet werkt. In principe laat hij de
leerling zelf een oplossing vinden, maar soms is gerichte
instructie nodig. Bijvoorbeeld als een leerling een regel of
toepassing nog niet begrijpt.”
23
< Kris Verbeeck
weet Castelijns “en uit onderzoek weten we dat ze er
meer van leren.” Leerlingen krijgen zo beter zicht op hun
eigen ontwikkeling. Het evalueren kan ook in tweetallen,
groepjes of klassikaal. “Er zijn allerlei manieren om
meerdere leerlingen erbij te betrekken”, zegt Noteboom.
“Je kunt bijvoorbeeld drie mogelijke antwoorden geven
op een opgave en aan de hele klas vragen wat het
goede antwoord is. Vervolgens geef je voldoende tijd,
zodat de leerlingen kunnen nadenken. Dan laat je
iedereen zijn antwoord op een blaadje noteren en in de
lucht steken. Vervolgens kondig je aan dat je van een
aantal kinderen hun denkstappen wil horen. Je trekt uit
een pot briefjes een paar namen, om te voorkomen dat
alleen degenen die het denkproces kunnen en durven
verwoorden hun vinger opsteken en de rest denkt:
‘Geen vinger, geen beurt’. Zo zorg je ervoor dat iedereen
meedoet en leert.”
“Ook een individuele leraar
die formatief toetsen met
overtuiging toepast, kan een
wezenlijk verschil maken.”
Motivatie stijgt
24
Daarna volgt de fase van feed forward. Hierin komen
in het gesprek met de leerling vragen aan bod als:
Hoe ga je nu verder? Wat moet jij nog doen om het
doel te bereiken? Welke stapjes ga je zetten?
Wat ga je doen als je bijvoorbeeld wordt afgeleid?
Wat doe je als je klaar bent? Castelijns adviseert om
de cyclus (feed up, feed back, feed forward) van
formatief toetsen te bespreken in de klas en er in
gesprekken met leerlingen steeds op terug te komen.
Dat kan bijvoorbeeld door de stappen op het bord,
een poster of flap te schrijven.
Inbreng van leerlingen
Bij formatief toetsen krijgt de leerling een grotere rol bij
zijn eigen beoordeling dan bij traditioneel (summatief)
toetsen, wat vooral een productevaluatie is. Hij kan een
bijdrage leveren aan het verzamelen en interpreteren
van gegevens, bijvoorbeeld door zijn vorderingen bij te
houden in een portfolio. Ook evalueert hij zijn eigen
leerproces in een gesprek met de leraar. Of hij doet
het zelf, aan de hand van vooraf uitgelegde stappen.
“Kinderen vinden dit leuk en spannend om te doen”,
Als leerlingen betrokken worden bij het evalueren
van het leerproces, helpt dat om hun resultaten te
verbeteren. Niet alleen omdat ze leren van wat ze
goed of fout doen, maar ook doordat ze enthousiaster
worden om te leren. Kris Verbeeck, onderwijsadviseur
bij M&O-groep uit Den Bosch, legt uit hoe dat werkt:
“Leerlingen hebben drie psychologische basisbehoeften.
De eerste is autonomie: ze willen graag eigen keuzes
maken, inbreng hebben, werken volgens hun interesses,
zonder externe druk. De tweede is relatie: ze willen
geaccepteerd en gerespecteerd worden zoals ze zijn.
Is dat het geval, dan groeit hun verbondenheid met de
leraar en medeleerlingen. De derde basisbehoefte is
competentie: kinderen hebben van nature de drang
om zich te ontwikkelen, te leren, en ze hebben het
vertrouwen dat ze daarin slagen. Als die drie basisbehoeften vervuld worden, is er ruimte bij kinderen
om daadwerkelijk te leren. Ze zijn meer eigenaar van
hun leerproces en kunnen dat mede sturen. Hun
zelfvertrouwen groeit. Bij formatief toetsen - maar
liefst natuurlijk tijdens de gehele les - kan de leraar
uitstekend inspelen op alle drie de behoeften. Als ze
vervuld worden, leidt dat tot intrinsieke motivatie en
dat uit zich onder meer in betere resultaten.” Uit tal van
onderzoeken blijkt dat formatief toetsen sterk bijdraagt
aan de kwaliteit en de opbrengsten van het onderwijs.
SLO context po
december 2013
nummer 9
Het past in het streven van scholen naar een meer
opbrengstgerichte aanpak. Castelijns: “Met formatief
toetsen beoog je een vergelijkbare cyclus als met
opbrengstgericht werken, maar dan op microniveau,
in de klas. Je stelt doelen, plant activiteiten, gaat aan
het werk, evalueert de resultaten, stelt doelen bij.
Dat doe je samen mét leerlingen. Zo zorg je voor een
passend onderwijsaanbod en een op de leerling
afgestemde aanpak.”
Kleine aanpassingen, groot effect
In het buitenland wordt er op scholen al veel
geëxperimenteerd met formatief toetsen en daar zijn
de resultaten heel goed: de opbrengsten stijgen. In het
Nederlandse (basis)onderwijs komt formatieve toetsing
echter nog niet echt uit de verf, vertelt Noteboom die
hier samen met collega’s onderzoek naar deed voor het
rekenonderwijs. “Er wordt veel geëvalueerd, maar de
verzamelde
• toetsgegevens en andere evaluatiegegevens - uit feedback, leergesprekjes, leerlingwerk,
observaties, zelfevaluaties van kinderen - kunnen meer
worden benut. Veel leraren weten nog niet precies wat
formatief toetsen inhoudt en waarom ze dit zouden
inzetten. Velen denken aan ‘toetsen’ als ‘afrekenen’,
terwijl het ook geïnterpreteerd kan worden als
‘evalueren om te leren’.”
Op dit moment hebben vooral innovatieve scholen én
scholen die door de Onderwijsinspectie als wat zwakker
zijn beoordeeld - en daarom willen werken aan het
verhogen van hun opbrengsten - interesse in formatief
toetsen, signaleert Verbeeck. “Ik zie dat het thema
wel steeds meer leeft. Ik begeleid diverse scholen
rondom thema’s als: doelen stellen samen met
kinderen, evalueren met leerlingen, feedback geven
op een pedagogisch tactvolle wijze. Ik zie dat leraren
enthousiaster worden, zodra ze merken dat het
werkt. Ze zijn aangenaam verrast door wat kinderen
zelf kunnen, wanneer ze ruimte en steun krijgen van
hun leraren.”
Castelijns experimenteert met enkele stagescholen en
op zijn eigen pabo met formatief toetsen. Dit thema
maakt sinds kort deel uit van het curriculum. “Het blijkt
dat formatief toetsen leraren niet veel extra tijd kost.
Veel leraren beoordelen al veel, zonder dat ze zich dit
echt bewust zijn. Ze prijzen bijvoorbeeld een leerling die
hard werkt of geven een leerling die vastloopt een tip.
Belangrijk is nu, dat ze specifieker worden. Zeg niet
alleen: ‘Je hebt weinig fouten gemaakt in de opdracht’,
maar vraag een leerling ook uit te leggen hoe hij te werk
is gegaan. Ga de dialoog aan, stel veel open vragen om
erachter te komen wat de leerling precies doet en stel
vooral ook vragen die de leerling aanzetten tot
SLO context po
december 2013
nummer 9
nadenken over het eigen leerproces. Kijk vervolgens
samen hoe het beter kan.” Noteboom: “Het is net een
andere focus, maar het levert meer op.” Als een school
de beoordelingspraktijk wil veranderen en gebruik wil
maken van formatief toetsen, helpt het om videoopnamen te maken in de klassen en deze in het team
te bespreken. “Dan leer je van elkaar”, zegt Castelijns.
Ook intervisie kan een goed hulpmiddel zijn.
De positieve effecten op de opbrengsten zullen
het sterkst zijn, als formatief toetsten schoolbreed
wordt ingevoerd en evalueren om te leren een vast
onderdeel wordt van alle fasen in een les. “Dit vergt
vaak inspanningen van een school. Soms zijn een
professionaliseringtraject en aanpassingen van het
schoolbeleid noodzakelijk. Als dit een brug te ver is,
kan ook een individuele leraar die formatief toetsen
met overtuiging toepast een wezenlijk verschil maken”,
aldus Noteboom.
Ondersteuningsmateriaal
Noteboom is bezig een aantal handige tips te maken
bij veelvoorkomende opgaven in rekenmethodes.
“Leraren kunnen hiermee straks op een eenvoudige,
niet-tijdrovende manier formatief toetsen”, zegt zij.
De tips komen beschikbaar via www.slo.nl.
Twee langere (Engelstalige) films over de kracht
van feedback zijn te vinden op:
• www.youtube.com/watch?v=J25d9aC1GZA
• www.youtube.com/watch?v=1iD6Zadhg4M
Voor rekenen is een aantal spelletjes ontwikkeld
(http://rekenspel.slo.nl), die ingezet kunnen worden om
te evalueren (peilen) waar een kind staat in zijn leerproces.
Zo’n spelletje kan vervolgens gebruikt worden om
een kind gericht te stimuleren.
Een kort filmpje over een alternatieve manier om
rekenen/wiskunde aan te bieden staat op:
• www.youtube.com/watch?v=oGOxmHjpJRo.
Meer (theoretische) achtergrondinformatie,
praktijkvoorbeelden en concrete tips zijn te vinden in het
boek van Jos Castelijns, Mien Segers en Katrien Struyven
(red.), Evalueren om te Leren (Coutinho, 2011).
Meer over autonomie en motivatie is te lezen in:
Kris Verbeeck, Op eigen vleugels. Autonomie voor
kinderen in het basisonderwijs (KPC Groep, 2009).
Het novembernummer van Volgens Bartjens (2013) gaat in z’n
geheel over ‘evalueren om te leren in het rekenonderwijs’.
25
Agenda
Actueel
Passende perspectieven in de Praktijk
Ververs Award
15 januari 2014
Veelal gaat onderwijsvernieuwing over de hoe-vraag:
hoe kunnen we anders lesgeven of leren? De Ververs
Foundation en SLO zijn geïnteresseerd in de wat-vraag:
wat is in de toekomst voor leerlingen de moeite waard om
te leren? Daarom hebben zij in 2013 de Ververs Award in
het leven geroepen om het inhoudelijk gesprek over ons
toekomstige onderwijs op gang te brengen en te houden.
Ook in 2014 komen ze graag in gesprek met onderwijsprofessionals die zich met deze vraag bezig houden
voor hun eigen school of vakgebied, om zo inspirerende
voorbeelden in beeld te brengen die anderen kunnen
motiveren. De meest aansprekende inzending wordt
beloond met een stimuleringsprijs van 1 5000.
Meer informatie vindt u op www.verversaward.nl
Op woensdag 15 januari 2014 van 13.00 uur tot 17.00 uur
organiseert SLO de conferentie `Passende Perspectieven in de
Praktijk` voor directieleden, interne begeleiders en leerkrachten
van sbo-scholen. Maar ook interne begeleiders van reguliere
po-scholen met leerlingen met ontwikkelingsperspectief zijn
van harte welkom. Centraal staan de producten die
door Passende Perspectieven zijn ontwikkeld om leerlingen
waarvan verwacht worden dat ze referentie niveau 1F op
12-jarige leeftijd niet of ten dele zullen halen, een stapje
verder te helpen. Voor scholen die de producten van Passende
Perspectieven niet kennen is er een workshop gepland waarin
men kennis kan maken met de producten. De bijeenkomst
vindt plaats bij De Witte Vosch in Utrecht. Deelname kost 1 50,per persoon, inclusief materialen.
Kijk voor meer informatie op:
www.passendeperspectieven.slo.nl
De 32e Panama-conferentie:
Rekenen-wiskunde XL
16 & 17 januari 2014
Op donderdag 16 & vrijdag 17 januari 2014 vindt in Noordwijkerhout de 32e Panama-conferentie plaats. Op deze jaarlijkse
conferentie werken professionals aan versterking van het
reken-wiskundeonderwijs in primair onderwijs, speciaal
basisonderwijs, pabo en het rekenonderwijs in voortgezet
onderwijs en mbo. Recente onderzoeksresultaten laten zien
waar aandachtspunten liggen voor verdere versterking van het
reken- en reken-wiskundeonderwijs. Een aantal van deze
aandachtspunten staan centraal op de Panama-conferentie,
met als overkoepelende vraag: hoe kunnen we werken aan
rekenonderwijs en reken-wiskundeonderwijs van eXcelLent
niveau? Een aantal bijdragen zullen worden verzorgd door
SLO-medewerkers.
Kijk voor meer informatie op:
www.fi.uu.nl/panama
Conferentie Cultuur in de Spiegel
20 maart 2014
Op donderdag 20 maart 2014 ronden de Rijksuniversiteit
Groningen en SLO het onderzoeksproject Cultuur in de Spiegel
af met een eindconferentie. Op deze dag staan de opbrengsten
van Cultuur in de Spiegel centraal. De conferentie vindt plaats
in de Buitensociëteit in Zwolle. Op moment van schrijven
wordt het programma voor de middag uitgewerkt. Meer
informatie volgt spoedig via de website.
Kijk voor meer informatie op:
www.cultuurindespiegel.nl
Promotieonderzoek
SLO-medewerker Berthold van Leeuwen heeft voor
zijn promotie aan de Universiteit van Twente een
ontwerponderzoek gedaan naar de integratie van
leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes in de
basisschool, de leerplankundige toerusting van leraren en
de rol die ICT daarbij kan spelen. Het onderzoek wil inzicht
bieden in de wijze waarop (gespecialiseerde) leraren in het
basisonderwijs komen tot een curriculum op maat van
de leerling en op welke wijze een webbased tool kan
helpen de deskundigheid van leraren hierin te vergroten.
De titel is ICT ter ondersteuning van passend onderwijs voor
leerlingen met een verstandelijke beperking. U kunt de
publicatie downloaden op doc.utwente.nl
Digitale geletterdheid
Welke lesmaterialen gebruikt u voor digitale geletterdheid
en 21e eeuwse vaardigheden in uw lessen? SLO inventariseert
op verzoek van OCW welke materialen er beschikbaar zijn
voor het primair onderwijs en de onderbouw van het
voortgezet onderwijs en bekijkt op welke onderdelen er
behoefte is aan meer of ander materiaal. Het gaat daarbij
om materialen die zich richten op digitale geletterdheid,
informatievaardigheden, mediawijsheid, basiskennis ICT
(knoppenkennis) en/of in meer brede zin om communiceren,
samenwerken, probleem oplossen, kritisch denken, creatief
denken, sociale en culturele vaardigheden en zelfregulatie.
We houden u op de hoogte via www.slo.nl
SLO op Twitter
SLO is nu ook te volgen op Twitter. Meld u aan als volger
van @SLOcommunicatie en blijf op de hoogte van de
laatste ontwikkelingen op het gebied van leerplanontwikkeling, SLO-activiteiten en -projecten.
VERVERS Award 2014
Prijs voor inspirerende
onderwijsvisies
vis
ins
ide
to e
ond
pri
pir
eën
ko m
er w
js €
5.0
Ook in 2014 komen ze graag in gesprek met onderwijsprofessionals die zich
met deze vraag bezig houden voor hun eigen school of vakgebied.
Kunnen jouw visie en voorbeelden anderen inspireren en motiveren?
Meld je dan aan voor de Ververs Award 2014! De meest aansprekende
inzending wordt beloond met een stimuleringsprijs van € 5000.
vis
ie
ins
pir
at
ide
eën ie
to e
k
ond omst
er w
pri
js € ijs
5.0
00
VER
aw V E R S
a rd
Meer informatie over voorwaarden, inspirerende voorbeelden van vorig jaar
en aanmelding: www.verversaward.nl.
st
ijs
00
Wat vind jij de moeite waard
om te leren?
Veelal gaat onderwijsvernieuwing over de hoe-vraag: hoe kunnen we anders
lesgeven of leren? De Ververs Foundation en SLO zijn geïnteresseerd in de
wat-vraag: wat is in de toekomst voor leerlingen de moeite waard om te leren?
Daarom hebben zij in 2013 de Ververs Award in het leven geroepen om het
inhoudelijk gesprek over ons toekomstige onderwijs op gang te brengen
en te houden.
ie
at i e
CONFERENTIE
CULTUUR IN DE SPIEGEL
L
Donderdag 20 maart 2014
12.30 - 17.00 uur in Zwolle
Op donderdag 20 maart ronden de Rijksuniversiteit
Groningen (RuG) en SLO het onderzoeksproject
Cultuur in de Spiegel af met een eindconferentie.
Op deze dag staan de opbrengsten van Cultuur in
de Spiegel centraal. Naast plenaire lezingen van
onder andere Barend van Heusden kent de conferentie
een divers workshopprogramma, verzorgd door de
pilotscholen, onderzoekers van de RuG en leerplanontwikkelaars van SLO. Dan wordt ook een handreiking
voor de onderwijspraktijk gepresenteerd.
De conferentie vindt plaats in de Buitensociëteit in
Zwolle en is bedoeld voor onder andere ICC’ers (po),
cultuurcoördinatoren (vo), schoolleiders (po en vo),
leraren van cultuurgerelateerde vakken en lerarenopleiders.
Voor meer informatie over het programma en over
de inschrijving: www.slo.nl/cultuurindespiegel
U
T
U
U
R
C
Download