Mensenrechten in Nederland Jaarlijkse rapportage van het College voor de Rechten van de Mens START ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen, bevordert de verbinding en de verbondenheid tussen mensen. Participatie bevorderen en uitsluiting voorkomen is een verantwoordelijkheid van de hele samenleving. ◀ VORIGE 1 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Voorwoord In 2015 speelden verschil­ lende onderwerpen een grote rol in het maatschap­ pelijke debat die van belang zijn voor de mensenrechten. Het jaar begon met het in werking treden van de decentralisa­ tie in de zorg naar de gemeenten. Bevoegdheden en budgetten gaan over naar instanties en mensen die dichtbij de cliënt – de mens – zouden staan. Maar in de praktijk is het voor de zorg­ verleners vaak een heel nieuw gegeven dat wat zij dage­ lijks moeten doen niets anders is dan het verwezenlijken van mensenrechten. Ook de grotere toestroom van vluchtelingen naar ons land heeft grote gevolgen gehad voor de verwezenlijking van mensenrechten. Dat zijn immers rechten die voor iedereen gelden ongeacht afkomst of verblijfsstatus. Daarnaast werd 2015 gete­ kend door verschillende terroristische aanslagen en ging de discussie over discriminatie onverminderd voort. Ontwikkelingen die een plek hebben gekregen in deze Rapportage mensenrechten in Nederland over 2015. betekenen voor de naleving van mensenrechten. Gekozen is voor de maatregelen die de regering treft in de strijd tegen het terrorisme, de gevolgen van de hervormingen in het sociale domein en discriminatie. Het zijn zeer verschillende thema’s, onderling verbon­ den door de rode draad van participatie. Het doel van veel mensenrechtennormen is het bewerkstelligen van participatie: mensen tot hun recht laten komen in de samenleving. Het recht op participatie is daarnaast in zichzelf een belangrijk mensenrecht dat in verschil­ lende verdragen wordt benoemd. Naast de drie grote hoofdstukken zijn er vijf andere thema’s waarop het College relevante ontwikkelingen en zorgpunten benoemt. Dat zijn migratie en mensen­ rechten, het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, geweld tegen vrouwen en rechts­ bescherming. Ook is er aandacht voor de internatio­ nale procedures waarin Nederland zich op verschillende terreinen over zijn gevoerde beleid en praktijk verantwoording heeft afgelegd. Evenals in eerdere edities zijn in deze Rapportage interviews opgenomen. Onder andere met mensen die waren betrokken bij de bespreking van de Nederlandse rapportage over rassendiscriminatie in augustus 2015 bij de VN Mensenrechtenraad in Genève. Voor u ligt de Rapportage mensenrechten in Nederland. Deze heeft een andere opzet dan u van ons gewend bent. De Rapportage bevat drie themati­ sche hoofdstukken waarin het College uitwerkt wat belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen in 2015 ◀ VORIGE Adriana van Dooijeweert Voorzitter College voor de Rechten van de Mens 2 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › ‹ DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Inleiding Participatie of uitsluiting? 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen, bevordert de verbinding en de verbondenheid tussen mensen. Dat is niet vrijblijvend. Tegenover het recht gewaardeerd deel uit te maken van de samen­ leving hebben mensen de verantwoordelijkheid de samen­leving als entiteit en de individuele leden ervan te respecteren. Dat is een belangrijke grondslag van de rechtsstaat, waarin de bescherming en de bevordering van mensenrechten voorop staat. Het thema participatie en uitsluiting loopt als een rode draad door de drie thematische hoofdstukken in deze jaarlijkse rapportage. De hoofdstukken, die gaan over veiligheid en de strijd tegen terrorisme, mensen­ rechten op lokaal niveau na de decentralisaties in het sociale domein en discriminatie, laten zien dat het niet kunnen participeren niet alleen een persoonlijk drama is, maar ook verstrekkende gevolgen kan hebben voor de samenleving als geheel. Participatie en uitsluiting keerzijden van ­dezelfde medaille Participatie onderdeel van menselijke waardigheid DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Participatie gaat niet altijd vanzelf. Mensen hebben vaardigheden nodig om te kunnen deelnemen aan de samenleving. Onderwijs speelt daarbij een belangrijke rol, daarin doet men de kennis en vaardigheden op die nodig zijn om als burger te kunnen functioneren in de maatschappij. Ook arbeid is hierbij van belang. Voldoende inkomen vergemakkelijkt niet alleen partici­ patie in het maatschappelijk leven, maar het netwerk en de kennis en vaardigheden die men in het werk opdoet betekenen vaak een opstap naar andere onder­ delen van het openbare leven, zoals een positie waarin men meer invloed kan uitoefenen in het openbaar bestuur of in de politiek. Inspanningen van het individu om onderwijs te volgen en een baan te zoeken zijn uiteraard noodzakelijk, maar niet altijd afdoende. ›› Participatie bevorderen en dus uitsluiting voorkomen is een verantwoordelijkheid van de hele samenleving. Uit mensenrechtennormen volgen voor de centrale en de lokale overheid helder omschreven verplichtingen, waarop burgers hen kunnen aanspreken. Op grond van mensenrechtenverdragen kan een individu welis­ waar niet rechtstreeks tot iets worden verplicht, maar elke burger heeft wel een belangrijk aandeel in het bereiken van een inclusieve samenleving. Gelijke behandeling en participatie is niet alleen een zaak van de overheid, maar ook van de individuele burgers onderling. Menselijke waardigheid krijgt vorm in verbinding met anderen. Dat betekent aandacht van het ene individu voor het andere individu met al zijn mogelijkheden, beperkingen en behoeften. ◀ VORIGE 3 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › ‹ DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › zijn gekomen. Het is van belang dat degenen die hier opvang krijgen of zich hier gaan vestigen zo snel mogelijk kunnen meedoen aan de Nederlandse samenleving. Dat is bevorderlijk voor hun welzijn en hun waardigheid, maar ook de Nederlandse samen­ leving als geheel heeft daar baat bij. Als het onderwijs, de buurt, de arbeidsmarkt, de ­politiek - de maatschappij dus - niet open staan voor de participatie van (groepen) individuen, bijvoorbeeld omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met een verstandelijke of lichamelijke beperking, of omdat mensen vanwege hun geslacht, religie of afkomst worden buitengesloten, dan stuit de bereidheid om te participeren op de grenzen die de maatschappij trekt. Dat vraagt aanpassing van de maatschappij, niet van het betreffende individu. De overheid heeft daarin een belangrijke rol te spelen. Dat de overheid zich op veel terreinen een kleinere rol toebedeelt en nadruk legt op de eigen verantwoordelijkheden en zelfredzaamheid van individuen, kan ongewenste effecten hebben voor de inclusieve samenleving. Vanuit het perspectief van mensenrechten rust op zowel de centrale als de lokale overheid de verplichting zich sterk te maken voor een inclusieve samenleving voor iedereen waar mogelijk en effectief op te treden tegen discriminatie. ‘Participatiesamenleving’ zou synoniem moeten zijn met ‘inclusieve samenleving’. Bescherming van mensenrechten en strijd tegen discriminatie bevordert veiligheid De strijd tegen terrorisme wordt niet gewonnen door uitsluitend repressieve maatregelen te treffen. Het gevoel niet als gelijkwaardig behandeld c.q. uitgesloten te worden kan, naast andere factoren, fungeren als een voedingsbodem voor radicalisering tot terrorisme. Het is van belang dat overheid en politiek alles op alles zetten om te voorkomen dat we steeds meer in een vicieuze cirkel terechtkomen van vooroordelen – discriminatie – bevestiging van vooroordelen. Dat zou een neerwaartse spiraal voor de samenhang in de Nederlandse samenleving betekenen. Veel terroristen claimen te handelen in naam van de Islam. Dat bete­ kent niet dat alle moslims (potentiële) terroristen zijn en als zodanig behandeld mogen worden. Gebeurt dat laatste wel, dan handelen we in strijd met een van de fundamentele waarden en rechten van onze samen­ leving, en dragen we bij aan de voedingsbodem van terrorisme. De strijd tegen discriminatie is een essen­ tieel onderdeel van de strijd tegen terrorisme. ›› Inclusieve samenleving hand in hand met bevordering mensenrechten Een inclusieve samenleving waarin iedereen gelijk is en niemand is uitgesloten wegens huidskleur, afkomst, godsdienst, geslacht, beperking of welke grond dan ook bevordert de bescherming van mensenrechten en vice versa: de naleving van mensenrechten draagt bij aan een inclusieve samenleving. Dit is ook voor andere thema’s relevant. Denk aan de discussies over de vluchtelingen die de afgelopen tijd naar Nederland ◀ VORIGE 4 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › ‹ DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Mensenrechten bieden kaders Mensenrechten zijn fundamentele normen waaraan beleid en regelgeving moet worden getoetst. Juist als het gaat om onderwerpen waar zowel individuele belangen spelen als een zwaarwegend algemeen belang. In bijvoorbeeld de discussie over veiligheid lijkt het er vaak op dat die belangen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het College laat zien hoe de verschil­ lende belangen met elkaar zijn verstrengeld en hoe het mensenrechtelijk kader een handvat biedt om afwegin­ gen te maken. Dit kader is bij uitstek geschikt om de balans te vinden tussen het belang van het individu enerzijds en dat van andere individuen en de hele samenleving anderzijds. Te vergaande inperking van individuele vrijheden en onvoldoende bescherming van individuen in een kwetsbare situatie gaan uitein­ delijk ten koste van de samenleving als geheel. primaire taak van de overheid. Inperkingen van vrij­ heidsrechten om dat te bereiken zijn legitiem, mits die binnen de ­grenzen blijven die door mensenrechten zijn gesteld. Bij voornemens voor nieuwe maatregelen dient steeds de vraag te worden beantwoord of inbreu­ ken op mensenrechten noodzakelijk en effectief zijn. Tevens moet het risico op stigmatiserende effecten voor bepaalde bevolkingsgroepen worden afgewogen, want die kunnen juist een averechts effect op de veilig­ heid met zich brengen. Ook is het belangrijk dat derge­ lijke maatregelen, zeker als het gaat om ingrepen in de bewegingsvrijheid van burgers, zoveel mogelijk tijdelijk van aard zijn. Veel maatregelen die inbreuken op ­vrijheidsrechten mogelijk maken, creëren bestuurlijke bevoegdheden. Dat mag niet ten koste gaan van mensenrechtelijke waarborgen, zoals voorafgaande ›› Veiligheid Het begrip veiligheid omvat meer dan uitsluitend de fysieke dimensie van lijf, leden en bezittingen. Veiligheid gaat ook over rechtsstatelijke waarden, grond- en mensenrechten. Als die sneuvelen in de strijd tegen het terrorisme, dan verliest de samen­ leving. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om de veiligheid in brede zin te beschermen en alle (fysieke en juridische) dimensies in evenwicht te houden. Verschillende maatregelen die terrorisme beogen te bestrijden raken sommige groepen meer dan andere. Dat draagt bij aan de stigmatisering van leden van bevolkingsgroepen, vooral moslims, en daarmee aan hun uitsluiting. Het beschermen van de veiligheid is vanzelfsprekend van groot belang en een ◀ VORIGE 5 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › ‹ DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Lokaal beleid rechterlijke toetsing bij maatregelen die diep ingrijpen in de privésfeer en de bewegingsvrijheid. Bij de strijd tegen terrorisme en de maatregelen die de veiligheid moeten waarborgen moet het uitgangspunt een open, rechtvaardige, inclusieve en pluriforme samenleving zijn, die is gebaseerd op respect voor de rechten van de mens en economische kansen voor iedereen. De grootschalige hervormingen in het sociale domein hebben grote gevolgen voor burgers, vooral voor ­degenen die zich in een kwetsbare situatie bevinden. Gemeenten hebben belangrijke verantwoordelijkheden gekregen om burgers te ondersteunen zodat zij kunnen meedoen aan de maatschappij. Maar ook de burgers zelf zijn medeverantwoordelijk: zelfredzaam­ heid en inzetten van het eigen sociale netwerk staan voorop. Meer mogelijkheden om met ondersteuning in een ‘gewone’ omgeving te blijven en meer zeggen­ schap over de ondersteuning kunnen bijdragen aan de autonomie en menselijke waardigheid. Er zijn echter zorgelijke signalen over de druk die er bij het individu en zijn omgeving ligt en over de problemen met de toegankelijkheid van voorzieningen. Het is uitdrukke­ lijk de bedoeling dat niemand buiten de boot valt. Dat dreigt wel degelijk te gebeuren. Verschillende groepen mensen, zoals ouderen en mensen met een beperking, krijgen niet altijd de ondersteuning die nodig is om zelfstandig te wonen én te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Recht op toegang tot zorg is geen gunst. Mensenrechten dragen de overheid op de mensen te beschermen die dat nodig hebben. Dat vraagt om een proactieve rol van gemeenten; het is aan hen om met de mensen in contact te komen die zich niet zelf tot de gemeente wenden en die ook geen eigen netwerk hebben waarop zij kunnen leunen. Gemeenten moeten maatregelen treffen en werkwijzen ontwikkelen om ervoor te zorgen dat zij weten welke individuen zich in een kwetsbare situatie bevinden, wat daarvan de oorzaken zijn en wat nodig is om dat te verhelpen. Gemeenten moeten zorgen voor ›› Aanbevelingen ■■ Maak alleen nieuwe anti-terreurwetten die in duur beperkt zijn, bijvoorbeeld door het ­opnemen van een horizonbepaling. ■■ Stel bij nieuwe anti-terreurwetten en maatrege­ len altijd de vraag: is dit wel echt noodzakelijk en bestaan hier niet al wettelijke mogelijkheden voor? ■■ Voorzie in voorafgaande rechterlijke toetsing bij anti-terreurmaatregelen waarbij diep wordt ingegrepen in de privésfeer of de bewegingsvrijheid. ■■ Zorg dat aan anti-terreurmaatregelen steeds een concreet besluit ten grondslag ligt. Dit besluit moet voor de burger kenbaar zijn, zodat deze zich hier met een rechtsmiddel tegen kan verweren. ■■ Stel bij het opstellen van nieuwe anti-terreur­ maatregelen steeds de vraag of de voorgeno­ men maatregelen effectief zijn om terreur te bestrijden/voorkomen en of ze geen averechtse effecten opleveren. ◀ VORIGE 6 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › ‹ DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? goed toegankelijke informatie. De centrale overheid is ervoor verantwoordelijk te onderzoeken wat de gevol­ gen zijn van de transities vanuit het perspectief van mensenrechten, met speciale aandacht voor groepen die zich in een kwetsbare situatie bevinden. Dat vraagt om bewustwording en deskundigheidsbevordering over mensenrechten bij gemeenten. De systeem­ verantwoordelijkheid van de centrale overheid houdt in dat zij er waar nodig aan bijdraagt dat gemeenten in staat zijn de mensenrechten op lokaal niveau te beschermen, bevorderen en verwezenlijken. ›› › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Aanbevelingen ■■ Gemeenten: verzeker dat er goed inzicht is in groepen en individuen die zich in een kwetsbare situatie bevinden en wat daarvan de oorzaken zijn. Ontwikkel beleid en tref concrete maat­ regelen, in samenspraak met de betrokkenen, om de mensenrechten van die individuen te ­beschermen en te voorkomen dat ‘maatwerk’ uitmondt in willekeur. ■■ Centrale overheid: onderzoek vanuit het pers­ pectief van mensenrechten wat de gevolgen zijn van de transities. Dat vraagt om speciale aandacht voor groepen die zich in een kwetsbare situatie bevinden. Draag er waar nodig aan bij dat gemeenten in staat zijn de mensenrechten op lokaal niveau te beschermen, bevorderen en verwezenlijken. ◀ VORIGE ■■ Centrale overheid: zorg ervoor dat gemeenten gegevens verzamelen die inzicht geven in de mate waarin de mensenrechten van burgers zijn beschermd en waar er knelpunten zijn. Spreek gemeenten aan op hun verantwoordelijkheden en tref aanvullende maatregelen als de uitkomsten van de monitoring daartoe aanleiding geven. ■■ Gemeenten: zorg ervoor dat zorg en ondersteu­ ning daadwerkelijk toegankelijk en beschikbaar zijn. Hanteer bij het maken van beleid en bij besluitvorming in individuele gevallen de criteria die voortvloeien uit internationale mensenrechtennormen. ■■ Gemeenten: zorg ervoor dat burgers weten dat zij recht hebben op een onafhankelijke cliëntonder­ steuner. Dit is een belangrijk aspect van de rechtsbescherming. 7 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › ‹ DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Discriminatie Discriminatie kan een oorzaak zijn van uitsluiting van de maatschappij. Soms is er sprake van directe, ­openlijke en opzettelijke discriminatie, maar veel vaker gaat het om subtiele vormen van discriminatie, of onbewuste discriminatie. Deze zijn moeilijk te bewijzen, maar hebben grote gevolgen voor participatie. Ze vormen belemmeringen voor de uitoefening van mensenrechten, zoals het recht op onderwijs, recht op arbeid en vrijheid van vestiging. De overheid heeft een plicht participatie te garanderen en iedereen gelijke mogelijkheden te bieden. Dat vraagt om een actieve rol van de overheid voor de bescherming van individuen tegen discriminatie en daarmee de bevordering van mensenrechten, zoals het recht op arbeid en recht op onderwijs. Discriminatie is een beladen term. Onbewuste discri­ minatie komt vaak voort uit het toepassen van voor­ oordelen over een groep op een individu. Dat tegengaan vraagt om inzet van overheid en samen­ leving. Bewustwording door kennis over discriminatie en de effecten daarvan is een belangrijke stap. Dat bevordert herkenning en erkenning van de problemen. Daarnaast moeten maatregelen worden getroffen waar­ bij mensen worden beschermd en hun rechten worden gerespecteerd. Dit kan via preventie, actieve deelname en stellingname in debatten en via handhaving. ■ ◀ VORIGE 8 Aanbevelingen ■■ Geef bij de voorlichting over en aanpak van discriminatie mee dat discriminatie geen ­geïsoleerd probleem is. Wijs erop dat vrijwaring van discriminatie de voorwaarde is voor het uitoefenen van alle andere mensenrechten, en wijs op de impact die discriminatie heeft op individuen, de samenleving en de rechtsstaat. ■■ Zie erop toe dat scholen een veilige omgeving bieden om discriminatie bij stages bespreek­ baar te maken voor studenten en docenten, waarbij het belang en de rechten van studenten voorop staan. ■■ Zie erop toe dat aanpassingen die worden aangebracht om de maatschappelijke en ­politieke participatie van mensen met een beperking mogelijk te maken, in overeen­ stemming zijn met het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap dat vanaf 14 juli van kracht wordt in Nederland. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Deel I: Maatschappelijke thema’s DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 9 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 1 Veiligheid voor alles? Een mensenrecht op veiligheid of (de schijn van) veiligheid als bedreiging voor de mensenrechten? 1.1 INLEIDING › 1.2 HET INTERNATIONALE JURIDISCHE KADER › 1.3 REGELREFLEX: STEEDS WEER NIEUWE WETTEN? › 1.4 DE KEERZIJDE VAN HET VEILIGHEIDSSTREVEN: ENKELE WAARSCHUWINGEN › 1.5 CONCLUSIE › ◀ VORIGE 10 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 1.1Inleiding Als er één onderwerp is dat in het afgelopen jaar de aandacht getrokken heeft van zowel beleidsmakers als burgers, is het wel de openbare veiligheid. Aanslagen in diverse landen hebben duidelijk gemaakt dat de dreiging van terreur tegen onschuldige burgers actueel en reëel is. Vaak vinden aanslagen ver weg plaats, in Afrika of het Midden-Oosten, maar soms ook heel dichtbij (Frankrijk, Denemarken, België). Het terrorisme­dreigingsniveau in Nederland is al langere tijd ‘­substantieel’. Dat is het op een na hoogste dreigingsniveau1. 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › Gewelddadig extremisme en terreuraanslagen kunnen worden aangemerkt als een negeren van de inherente waardigheid van iedere mens en als een bedreiging voor de verwezenlijking van mensenrechten2. Het beschermen van de bevolking tegen terreuraanslagen en andere bedreigingen van het recht op leven is een primaire overheidstaak. In zoverre is sprake van een ‘mensenrecht op veiligheid’3. Als overheidsinstanties 6 RECHTSBESCHERMING › 1 DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › › kennis hebben van een concrete en onmiddellijke ­dreiging tegen het leven van een bepaald individu of een bepaalde groep, kan het niet-bieden van bescher­ ming aan dit individu of deze groep een schending van het recht op leven opleveren4. Hoewel Nederland zelf in recente jaren niet is getrof­ fen door terreurdaden, kan en mag de impact van de gebeurtenissen in landen om ons heen, vooral voor bevolkingsgroepen die extra risico lopen slachtoffer te worden van een terreurdaad, niet worden onderschat. Die impact vraagt om een alerte en daadkrachtige overheid, die met haar maatregelen echter niet haar doel voorbij moet schieten. Ook – en juist – in deze tijd is het noodzakelijk de mensenrechten overeind te houden. ›› 4 2 3 Actualisatie dreigingsbeeld terrorisme Nederland, nr. 40, november 2015, Kamerstukken II 2015/16, 29754, 319, p. 3. Zie o.m. het Plan of Action on Preventing Violent Extremism van de Secretaris-Generaal van de VN, VN Doc. A/70/674 (7 januari 2016), par. 1. De preambule van de kort na de aanslagen van 11 september 2001 door het Comité van Ministers van de Raad van Europa opgestelde Guidelines on human rights and the fight against terrorism spreekt in dit verband van een ‘imperative duty of States to protect their populations against possible terrorist acts’ (onderdeel f). ◀ VORIGE 11 Zie o.m. EHRM 28 oktober 1998, nr. 23452/94 (Osman/VK). Deze ‘positieve verplichting’ voor de staat tot bescherming van het recht op leven moet volgens het Hof echter zodanig geïnterpreteerd worden dat het de autoriteiten niet voor onmogelijke of onredelijke verplichtingen plaatst. De verplichting geldt met name in die gevallen waarin ‘the authorities knew or ought to have known at the time of the existence of a real and immediate risk to the life of an identified individual or individuals from the criminal acts of a third party and that they failed to take measures within the scope of their powers which, judged reasonably, might have been expected to avoid that risk’(§ 116). VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › Maak alleen nieuwe anti-terreurwetten die in duur beperkt zijn, bijvoorbeeld door het opnemen van een horizonbepaling. DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? Aanbeveling ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De geschiedenis leert dat juist bij juridische ­maat­regelen om vormen van terrorisme of andere nood­situaties te bestrijden grote waakzaamheid ­geboden is. Nieuwe wetten en regels in reactie op terreurdreiging of crisissituaties leveren in vrijwel alle gevallen een inperking op van de vrijheid en andere fundamentele rechten van burgers. Extra ingewikkeld is daarbij dat de hedendaagse transnationale dreiging van terrorisme niet van voorbijgaande aard is. De hoeveelheid factoren die deze dreiging in de hand werkt is dermate groot dat een duidelijk einde van die dreiging geenszins in zicht is. De soms zeer ingrij­ pende ­inbreuken op mensenrechten die uit de nieuwe wet­­geving voortvloeien, krijgen daardoor al snel een ­­vrijwel permanent karakter. Ook als die aanvankelijk ­gepresenteerd zijn als tijdelijke (nood)maatregelen in reactie op een crisissituatie5. 5 Bovendien is er het risico van ‘doorschietende’ grond­ rechtenbeperkingen: maatregelen of wetsvoorstellen die een op zich legitiem (veiligheids)doel dienen, maar tevens een niet-noodzakelijke of disproportionele aantasting van bepaalde grondrechten opleveren. Vaak omdat ze helemaal niet zo effectief zijn in het bestrij­ den van het kwaad dat ze willen bestrijden. Of omdat ze te weinig waarborgen bevatten tegen misbruik of oneigenlijk gebruik van ingrijpende bevoegdheden. In dit hoofdstuk: Vanuit het vierdubbele perspectief – van (1) niet-tijde­ lijkheid, (2) risico op doorschietende aantasting van grondrechten, (3) soms twijfelachtige effectiviteit en (4) gebrekkige waarborgen – wijdt het College in dit hoofdstuk een beschouwing aan veiligheidsmaat­ regelen in Nederland. De aandacht gaat daarbij in de eerste plaats uit naar maatregelen die voortvloeien uit het in augustus 2014 door het kabinet gelanceerde Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme6. De maatregelen in dit actieprogramma richten zich in het bijzonder op de problematiek van de ‘jihad­ gangers’, personen die vanuit Nederland naar het ›› Denk in dit verband aan de Franse uitzonderingstoestand, die na het uitroepen in november 2015 al enkele malen werd verlengd (Zie: Loof, J.P., ‘De Franse noodtoestand na de aanslagen in Parijs: mensenrechtenbescherming op een lager pitje’, Tijdschrift voor Constitutioneel Recht 2015, nr. 2, pp. 153-167). Denk ook aan het Nederlandse voorstel voor een Tijdelijke wet bestuursrechtelijke maatregelen terrorismebestrijding. Bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer pleitten verschillende partijen al voor een permanente status van de in dit wetsvoorstel voorziene maatregelen. ◀ VORIGE 6 12 Kamerstukken II 2013/14, 29754, nr. 253. VOLGENDE ▶ HOME › › 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Midden-Oosten reizen om zich daar aan te sluiten bij een ­terroristische groepering en personen die dit hebben gedaan en op een bepaald moment weer (willen) ­terugkeren naar Nederland. Daarnaast komen bredere ontwikkelingen op het terrein van veiligheids­ bevordering en rechtshandhaving aan bod: het ­werken aan de hand van risicoprofielen, uitbreiding van de bevoegdheden van inlichtingendiensten, het vaker ­grijpen naar bestuurlijke maatregelen en bestuurs­ rechtelijke handhaving of afdoening (in plaats van strafrechtelijke) en de toenemende omvang van inbreuken op de persoonlijke levenssfeer als gevolg van maat­regelen in de sfeer van veiligheids­bevordering en criminaliteitsbestrijding. 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › In paragraaf 1.2 staan we eerst stil bij het inter­ nationale (juridische) kader. Dat kader omvat twee componenten. In de eerste plaats de actuele inter­ nationale context van de terrorismebestrijdings­ maatregelen. Welke afspraken zijn op internationaal 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › INLEIDING DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN ◀ VORIGE niveau gemaakt over het tegengaan en voorkomen van terreur­aanslagen? Welke aanbevelingen zijn door internationale en Europese instanties gedaan aan de staten? De tweede component bestaat uit de relevante mensenrechten, want ook die worden in belangrijke mate beschermd door internationale normen. Paragraaf 1.3 behandelt welke mensenrechten geraakt worden door terrorismebestrijdingsmaat­regelen en andere initiatieven ter bevordering van de veiligheid. In paragraaf 1.4 volgt een meer precieze signalering van enkele ont­wikkelingen op het terrein van veilig­ heidsbevordering en rechtshandhaving, geïllustreerd met enkele recente voorbeelden van wetsvoorstellen ­waarbij het College mensenrechtelijke vraagtekens plaatst en een blik werpt op de praktijk van de ­zogenoemde ‘integrale aanpak’. De gesignaleerde ontwikkelingen worden in paragraaf 1.5 nader geanaly­ seerd, wat uitmondt in een viertal waarschuwingen. We sluiten af met een ­conclusie. ■ 13 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Terrorismebestrijding: de actuele internationale context 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR 1.2 Het internationale juridische kader › Het grensoverschrijdende karakter van terrorisme vraagt om samenwerking tussen staten. Op het niveau van de VN, de Raad van Europa en de EU maken staten afspraken om terrorisme te bestrijden en te voorkomen. Het Nederlandse beleid is deels een uitwerking van die internationale afspraken. Verenigde Naties In 2014 evalueerde de Algemene Vergadering van de VN de Global Counter-Terrorism Strategy uit 20067. De VN-lidstaten spraken in het bijzonder hun zorgen uit over het sterk toenemende aantal foreign terrorist fighters of ‘jihadgangers’. In een resolutie riep de Algemene Vergadering de staten op de onderlinge samenwerking te versterken om dit fenomeen tegen te gaan8. Vervolgens nam de VN-Veiligheidsraad twee resoluties aan9. De Veiligheidsraad dringt erop aan dat staten alle noodzakelijke maatregelen treffen om de stroom aan foreign fighters richting het MiddenOosten te onderdrukken, om jihadgangers te ­ berechten en om uitreizen tegen te gaan. Dit alles door verstevigde grensbewaking en verbeterde trans­ nationale informatieuitwisseling. Maar ook door ­strafbaarstelling van pogingen tot en financiering van uitreizen met het doel terroristische misdrijven te plegen, voor te bereiden of te plannen, dan wel daar­ toe training te volgen10. Deze Veiligheidsraadresoluties brachten de Europese landen ertoe begin 2015 een Additioneel Protocol op te stellen bij het Raad van Europa Verdrag ter voorkoming van terrorisme (Verdrag van Warschau)11. De artikelen 2, 3 en 4 van dit Protocol geven de Staten een bindende opdracht 7 8 9 10 VN Doc. S/RES/2170 (2014), § 8, 9 en 12; S/RES/2178 (2014), § 6. 11 CETS No. 217. Zie ook Explanatory report to the Additional Protocol on the Convention on the Prevention of Terrorism, CM (2015) 61. VN Doc. A/RES/60/288 (2006). VN Doc. A/RES/68/276 (2014), § 31. VN Doc. S/RES/2170 (2014) en UN.Doc. S/RES/2178 (2014). ◀ VORIGE 14 ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 12 S/RES/2178 (2014), § 16. Comité van Ministers van de Raad van Europa extremisme en voor het opbouwen van een ‘tegen­ verhaal’ in de sociale media en op het Internet. Daar lijken immers religieus en ander radicalisme en pogingen tot ­werving van jihadgangers welig te tieren13. Er is intussen wel een Actieplan van het Comité van Ministers van de Raad van Europa om gewelddadig extremisme en radicalisering die zouden kunnen leiden tot terrorisme te bestrijden. Daarin is meer aandacht voor preventieve maatregelen, bijvoorbeeld voor initiatieven in het onderwijs gericht op het weer­ baar maken van jongeren tegen de lokroep van 13 CM (2015) 74. › › Europese Unie 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Uiteraard is er ook binnen de Europese Unie aandacht voor de aanpak van gewelddadig extremisme en ­radicalisering. De EU vernieuwde in 2015 haar CounterTerrorism Strategy uit 2006, na de aanslag op de Charlie Hebdo-redactie. Deze is nu meer gericht op de problematiek van de jihadgangers. De prioriteit ligt bij 6 RECHTSBESCHERMING empowering youths, families, women, and religious, cultural and education leaders’ en door sociale ­cohesie en inclusie te bevorderen12. Dat de Veiligheidsraad hier überhaupt aandacht aan besteedt is een nieuw element in zijn resoluties over dit thema. ■ tot deze strafbaarstelling. Dit Protocol werkt alleen de strafrechtelijke, repressieve aanpak van gewelddadig extremisme uit. Daarmee voldoen de Raad van Europa-lidstaten nog niet aan de dringende aanbeve­ lingen van de Veiligheidsraad verder te kijken dan de repressie en meer in te zetten op de maatschappelijke omstandigheden die het verspreiden van gewelddadig ­extremisme kunnen tegengaan, bijvoorbeeld ‘by ◀ VORIGE (1) het aanpakken en voorkomen van terrorisme, (2) radicalisering richting terrorisme en (3) werving voor en financiering van terrorisme, met bijzondere aandacht voor de kwestie van buitenlandse terroristi­ sche strijders. Daarnaast wordt ingezet op (4) ­versterkte grensbeveiliging door middel van ›› 15 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › systematische en gecoördineerde toetsing van de desbetreffende databases op grond van een risicobeoordeling14. Naast deze geactualiseerde EU-strategie is er in EU-verband ook sprake van bevriezing van financiële tegoeden van personen en organisaties die door de VN of EU op een zogenoemde sanctielijst zijn geplaatst. In 2015 stelde de Europese Commissie een Europese veiligheidsagenda vast waarin de noodzaak werd onderstreept om nog effectiever en daad­ krachtiger maatregelen te treffen om de financiering van ­terrorisme tegen te gaan15. Hiervoor heeft de Commissie inmiddels een actieplan vastgesteld16. In de nasleep van de aanslagen in Parijs in november 2015 namen de verzamelde ministers van Justitie en Binnenlandse zaken van de EU-lidstaten een ­verklaring aan getiteld ‘Een krachtiger strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en geweld­ dadig e­ xtremisme’. Het opvallende aan deze ­ver­klaring is dat er, anders dan de titel doet ver­­ moeden, geen enkele overweging in staat die ziet op ­uit­breiding van de mogelijkheden tot straf­ rechtelijk ingrijpen. De ­lidstaten worden juist opge­ roepen om, binnen de strafrechtsketen, te komen tot alternatieve of aan­vullende maatregelen, naast vervolging en/of detentie. Genoemd worden ‘weloverwogen en op maat g­ esneden beleid ter ­voorkoming van radicalisering tot terrorisme en geweld­dadig extremisme in gevangenissen’, ­‘deradicaliserings- en afstandnemings-/reclasserings-­ programma’s in de gevangenis, als v­ oorbereiding op de vrijlating’ en ‘programma’s ter bevordering van re-integratie na de vrijlating’17. ■ 14 Conclusies JBZ-Raad 16 juni 2015 over de vernieuwde internetveiligheidsstrategie voor de Europese Unie 2015-2020, 9798/15, pp. 9-10. 15 COM (2015) 185 final. Zie ook de resolutie van het EP van 9 juli 2015 over deze Europese veiligheidsagenda (2015/2697(RSP)). 16 COM (2016) 50 final. 17 Conclusies JBZ-Raad 20 november 2015 over een krachtiger strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme, 845/15. ◀ VORIGE 16 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Welke mensenrechten spelen een rol bij terrorismebestrijding? Ontegenzeggelijk hebben maatregelen ter bestrijding van gewelddadig extremisme en terrorisme een forse impact op de fundamentele rechten en vrijheden van burgers. De belangrijkste rechten die onder druk komen te staan zijn het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vestigings- en bewegings­ vrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Bij de al ­langer bestaande mogelijkheden tot toepassing van (preventief) fouilleren, afluisteren en cameratoezicht, is het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het geding. Het intrekken van de Nederlandse nationaliteit van een zogenoemde ­‘uitreiziger’ of het opleggen van een gebiedsverbod aan personen die op grond van hun gedragingen in verband worden gebracht met terroristische activi­ teiten, maken inbreuk op het recht op bewegings­ vrijheid. Beide maatregelen zijn voorzien in het pakket antiterrorismewetgeving dat de regering in november 2015 aan de Tweede Kamer voorlegde en dat ­inmiddels grotendeels door deze is aanvaard. burgemeester was er vanwege die uitlatingen een groot risico op verstoring van de openbare orde. Dit raakt aan de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. Het sinds augustus 2014 geldende demonstratieverbod in de Haagse Schilderswijk, dat de burgemeester instelde na confrontaties tussen ­ pro- en contra-ISIS betogers, perkt de demonstratie­ vrijheid in. Het gaat in de hierboven genoemde voorbeelden niet om absolute rechten. Dus de voor­gestelde of toegepaste beperkende maatregelen kunnen best gerechtvaardigd zijn. Bij elke ­maatregel die de uitoefening van vrijheids­rechten beperkt, is een zorgvuldige en grondige toets nodig. Steeds is de vraag of de beperking een voldoende ­precieze grondslag heeft in de wet en of deze niet verder gaat dan strikt noodzakelijk. Naast de door de regering voorgestelde maatregelen zien we ook op lokaal niveau voorbeelden van maat­ regelen die vrijheidsrechten inperken. Zo verbood de burgemeester van Eindhoven in 2015 buitenlandse gastsprekers een Islamitische conferentie te laten ­bijwonen vanwege hun eerdere negatieve uitlatingen over homo’s, Joden en ongelovigen. Volgens de ◀ VORIGE 17 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Indirecte effecten op de uitoefening van mensenrechten Antiterrorisme- en andere veiligheidsmaatregelen hebben dikwijls ook indirecte – en daardoor soms minder zichtbare – effecten op de uitoefening van mensenrechten. Het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit van ‘uitreizigers’ of ‘Syriëgangers’ ­betekent indirect ook een ontneming van het ­kiesrecht. Voorstellen om kerkgenootschappen gemakkelijker te kunnen verbieden raken aan de verenigingsvrijheid. Als de inlichtingen- en veilig­ heidsdiensten meer bevoegdheden krijgen om communicatiegegevens te onderscheppen, te ver­­ zamelen en op te slaan, tast dat niet alleen de privacy aan, maar ook andere mensenrechten. Van verschil­ lende kanten is erop gewezen18 dat mensen er dan in hun communicatie rekening mee gaan houden dat die niet geheim is. Ook worden zij terughoudender om bepaalde informatie op te zoeken of om met bepaalde personen contact te onder­houden. Men spreekt dan van een verkillend effect (chilling effect) op de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van informatievergaring, de vrijheid van vereniging en vergadering en de godsdienstvrijheid. Daarnaast is de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaten en hun cliënten onvoldoende ­gegarandeerd, waardoor de equality of arms in ­gerechtelijke procedures in het geding zou kunnen komen, hetgeen onderdeel is van het recht op een eerlijk proces19. 19 Zie o.m. Democratic and effective oversight of national security services, Issue paper published by the Council of Europe Commissioner for Human Rights, Strasbourg: Council of Europe, mei 2015; European Parliament, Report on the US NSA surveillance programme, surveillance bodies in various Member States and their impact on EU citizens’ fundamental rights and on transatlantic cooperation in Justice and Home Affairs, Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs, Rapporteur: Claude Moraes, 21 februari 2014, Doc. No. A7-0139/2014; Report of the Office of the UN High Commissioner for Human Rights, The Right to Privacy in the Digital Age, VN Doc. A/HRC/27/37, 30 June 2014. Vergelijk op dit punt de conclusies van het HvJ EU in zaak C–293/12 (Digital Rights Ireland) t.a.v. de algemene bewaarplicht voor telecombedrijven en internet service providers van de zogenoemde verkeersgegevens van al hun klanten. 18 Zie o.m. WRR-rapport Big data in een veilige en vrije samenleving, Den Haag 2015, § 4.5.4. ◀ VORIGE 18 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Aantasting van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het discriminatieverbod bij het opstellen van risicoprofielen risico te koppelen aan etnische of nationale herkomst en godsdienst. Daarmee ligt het gevaar van discriminatie en stigmati­ sering op de loer. In zijn meest recente rapport waar­ schuwt VN-rapporteur Ben Emmerson (Special Rapporteur on the promotion and protection of human rights while countering terrorism) hier expliciet voor20. Bij elke potentiële maatregel is op de achtergrond steeds sprake van een mogelijke aantasting van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het discriminatieverbod. Het Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme maakt alleen al door zijn titel ­duidelijk dat het zich in het bijzonder richt op ­personen met een islamitische achtergrond. Dat is gezien het karakter van de hedendaagse terreurdrei­ ging wellicht niet ­onlogisch, maar het houdt wel het risico in dat de anti-terreurmaatregelen vooral mensen met een bepaalde geloofsovertuiging en etnische achtergrond, behorende tot minderheidsgroeperingen, treffen. Al te makkelijk ontstaat immers de neiging om 20 Report of the Special Rapporteur on the promotion and protection of human rights and fundamental freedoms while countering terrorism, VN Doc. A/HRC/31/65 (22 februari 2016), §37. Administratieve detentie administratieve detentie. Hierbij is van eminent belang dat verschillende mensenrechtenverdragen, waaronder het EVRM en het IVBPR, niet of nauwelijks ruimte laten voor dergelijke administratieve detentie. Ten slotte speelt in diverse politieke discussies over maatregelen met betrekking tot terugkerende jihad­ gangers ook telkens de zoektocht naar eventuele vormen van vrijheidsbeneming zonder (voorafgaande) betrokkenheid van de rechter, naar vormen van ◀ VORIGE 19 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1.3 Regelreflex: steeds weer nieuwe wetten? aanleiding van de aanslagen in omringende landen en de toegenomen terreurdreiging. Deze werden met name g­ epresenteerd in het hierboven reeds genoemde Actieprogramma integrale aanpak jihadisme (hierna: actieprogramma). Een bijna automatische reflex op daden van terreur is de roep om nieuwe wetten en meer vrijheids­ beperkende bevoegdheden voor autoriteiten. Ook in Nederland zijn in de afgelopen jaren diverse wetsvoor­ stellen gepresenteerd en maatregelen genomen naar 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Nieuwe wijn in oude zakken? 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › Opmerkelijk is dat bij de wetsvoorstellen die zijn voort­ gevloeid uit het actieprogramma soms juridische constructies worden gebruikt die eerder ook al eens werden voorgesteld, maar toen vanwege ernstige kritiek van de Raad van State of de Tweede Kamer zijn aangepast of niet zijn doorgezet21. 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 21 Zie bijvoorbeeld het Advies van het College op het conceptwetsvoorstel voor een herziene Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. Dit voorstel beoogt screening toe te passen in bepaalde buurten voor sociale huurwoningen in het kader van het tegengaan van verloedering, maar ook van extremisme en radicalisering. Dit laatste onderdeel van het wetsvoorstel was in dezelfde vage wettelijke termen gegoten die eerder in ander verband (buiten de sfeer van terrorismebestrijding) onaanvaardbaar werden geacht. In maart 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met dit wetsvoorstel (Kamerstukken II 2015-2016, 34314). ◀ VORIGE Ook zien we de herintroductie van bepaalde bestuur­ lijke maatregelen waarvan een eerder kabinet oordeelde dat die waarschijnlijk een toets door het EHRM niet zouden kunnen doorstaan22. Ook buiten de veiligheids­wetgeving die specifiek uit het actie­ programma is voortgevloeid doet dit fenomeen zich voor. In het kader van de criminaliteitsbestrijding stelt de regering vandaag de dag soms maatregelen voor die in de praktijk een stelselmatige aantasting van de persoonlijke levenssfeer inhouden die een jaar of ­vijftien geleden nog als onevenredig werd beschouwd (het hieronder te bespreken wetsvoorstel Computercriminaliteit III is daarvan een voorbeeld). ›› 22 Dit was in 2011 één van de argumenten om intrekking van het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid te onderbouwen. 20 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Dit zijn feiten die op zichzelf al duidelijk maken dat er reden is voor een kritische blik op deze wetgeving. Waar het gaat om de recente voorstellen voor ­anti­terrorismewetgeving gaat het bij een deel van die wetgeving vooral om de b ­ estrijding van symp­tomen. Al eerder merkte het College op dat aan het actiepro­ gramma en de daarin voorgestelde maatregelen geen gedegen analyse van de mogelijke oorzaken van radi­ calisering tot t­ errorisme ten grondslag lijkt te hebben gelegen. Inmiddels heeft de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV), in het kader van het Nederlandse EU-voorzitterschap, wél een onderzoek laten doen naar de oorzaken van radicalisering en gewelddadig extremisme. Dit onderzoek werd in april 2016 g­ epubliceerd door het Internationaal Centrum voor Contraterrorisme in Den Haag23. ■ Het introduceren van maatregelen zonder vooraf een goed beeld te hebben of deze zullen ­bijdragen aan de oplossing van het probleem, roept het beeld op van ‘eerst doen, dan denken’. En maatregelen die geen deel van de oplossing vormen, lopen het risico zelf deel van het ­probleem te worden24. 24 Dit fenomeen doet zich in de ogen van het College bij verschillende van de voorgestelde of inmiddels ingevoerde maatregelen voor (zie verder in paragraaf ‘Enkele wetsvoorstellen nader beschouwd’). 23 ICCT Research Paper, The Foreign Fighters Phenomenon in the European Union. Profiles, Threats & Policies, Den Haag, april 2016. ◀ VORIGE 21 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Gebrekkige rechtsbescherming en vraagtekens bij noodzaak en proportionaliteit Een ander zorgwekkend punt is de neiging om in toenemende mate te werken met bestuursrechtelijke maatregelen. Dit gebeurt zowel in enkele recente ­terrorismebestrijdingsvoorstellen als – al langer – bij de veiligheidsbevordering en rechtshandhaving in het algemeen. In diverse wetsvoorstellen die voortvloeien uit het actieprogramma kunnen grote vraagtekens worden geplaatst bij de noodzakelijkheid en de proportionaliteit van de voorgestelde maat­ regelen. Sommige daarvan houden wel een grondrechtenbeperking in, maar leveren niet of nauwelijks een effectieve bijdrage aan bijvoorbeeld het tegengaan van uitreizen of terug­ keren van jihadgangers, terwijl ze wel ongewenste neveneffecten hebben. Een wettelijke maatregel die niet echt helpt om het (op zich legitieme) doel te bereiken, maar wel een aanzienlijke grondrechtenbeperking inhoudt, is al snel niet-noodzakelijk of disproportioneel. De regering heeft de bestuurlijke maatregelen in het kader van de terrorismebestrijding gepresenteerd als minder indringend dan strafrechtelijke of strafvorder­ lijke maatregelen, omdat ze doorgaans niet een vrij­ heidsbenemend, maar slechts een vrijheidsbeperkend karakter hebben. Dat neemt niet weg dat de inbreuken op mensenrechten die uit deze maatregelen voort­ vloeien zodanig vergaand zijn dat naar het oordeel van het College hieraan een wettelijke basis ten grondslag moet liggen, met stevige waarborgen tegen misbruik en willekeur. De wet moet voldoende duidelijk en nauwkeurig omschrijven in welke gevallen en onder welke omstandigheden een bepaalde bevoegdheid mag worden toegepast (de voorzienbaarheidseis). Bij diverse recente wetsvoorstellen wordt de inzet van ingrijpende bevoegdheden echter gereguleerd met vage termen die veel interpretatieruimte laten voor de uitvoeringsinstanties. Daardoor is het voor de burger niet duidelijk op grond van welke gedragingen de ­overheid hem kan confronteren met grondrechten­ beperkend ingrijpen. ◀ VORIGE Verder moet een goede rechtsbescherming gewaar­ borgd zijn. De bestuursrechtelijke rechtsbescherming die in de voorstellen is voorzien, heeft daarbij – naar haar aard – het gebrek dat die pas kan worden ingeroe­ pen nadat de betreffende maatregel is getroffen (een fundamenteel verschil met de rechtsbescherming in het strafrecht). Bij maatregelen met zulke grote conse­ quenties voor het genot van fundamentele ­rechten, past volgens het College een rechterlijke t­ oetsing ›› 22 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › die plaatsvindt voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheid. Dit geldt niet alleen in r­ elatie tot de bestuurlijke maatregelen die zijn voor­gesteld in het kader van het actieprogramma, maar ook meer in het algemeen ten aanzien van vormen van bestuurlijke rechtshandhaving die ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer en andere grondrechten van burgers25. De reactie van het kabinet dat een dergelijke vooraf­ gaande toets niet past in het stelsel van de bestuurs­ rechtelijke rechtsbescherming, is geen inhoudelijk antwoord. 25 Zie voor een pleidooi in deze lijn Barkhuysen, T., Van Emmerik, M.L., e.a., Adequate rechts-bescherming bij grondrechtenbeperkend overheidsingrijpen, Deventer: WoltersKluwer 2014. Vergelijk ook het ongevraagde advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over rechtsbescherming bij bestuurlijke sancties waarin een discrepantie tussen de ingrijpendheid van de bestuurlijke sancties en de daarbij voorziene bestuursrechtelijke rechtsbescherming wordt gesignaleerd; Staatscourant 2015, nr. 30280 (advies) en Kamerstukken II 2015-2016, 34300-VI, nr. 72 (reactie kabinet). Aanbeveling Stel bij nieuwe anti-terreurwetten en -maatregelen altijd de vraag: is dit wel echt noodzakelijk en bestaan hier niet al wettelijke mogelijkheden voor? Voorzie bij anti-terreurmaatregelen waarbij diep wordt ingegrepen in de ­privésfeer of de bewegingsvrijheid altijd in voorafgaande rechtelijke toetsing. ■ ◀ VORIGE 23 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Antiterrorismemaatregelen hebben dikwijls ook indirecte – en daardoor minder zichtbare – effecten op de uitoefening van mensenrechten. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 24 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Enkele wetsvoorstellen nader beschouwd In deze paragraaf bespreken we – bij wijze van ­voorbeeld – enkele specifieke wetsvoorstellen die de hierboven genoemde punten illustreren. alleen geldt voor personen die naast de Nederlandse nationaliteit ook nog over een andere nationaliteit beschikken, is het voor de betrokkenen mogelijk op basis daarvan het grondgebied van de EU (en dus ook Nederland) binnen te reizen. Het met dit wetsvoorstel te bereiken effect zal dan ook tamelijk gering zijn en dat maakt de noodzaak en proportionaliteit van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bewe­ gingsvrijheid die eruit voortvloeit uiterst dubieus. 1 Gebrekkige effectiviteit van en maatschappelijke tweedeling in wetsvoorstellen over intrekken Nederlanderschap Na veroordeling voor een terroristisch misdrijf kan de minister van Veiligheid en Justitie de betrokkene het Nederlanderschap ontnemen, althans als deze over een dubbele nationaliteit beschikt26. Recent is door de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanvaard dat een stap verder gaat en voorziet in intrekking van het Nederlanderschap door de minister wegens deelname aan een terroristische organisatie27. Het doel hiervan is dat uitgereisde jihadgangers niet meer de Nederlandse nationaliteit hebben en daarmee geen recht meer hebben op toegang tot Nederland. Of dat in de praktijk betekent dat zij Nederland daadwerkelijk niet meer in komen, valt zeer te betwijfelen. Aangezien de wet Dat onderscheid ten aanzien van mensen die naast de Nederlandse nog een andere nationaliteit hebben – bedoeld om staatloosheid te voorkomen – doet in de eerste plaats de vraag rijzen of het objectief gerecht­ vaardigd is (zoals vereist wordt door het discriminatie­ verbod). Voor een objectieve rechtvaardiging is, behalve een redelijke verhouding tussen doel en middel, ook noodzakelijk dat wordt voldaan aan het subsidiariteitsvereiste: kan het doel niet op een andere, minder ingrijpende, manier worden bereikt? ›› 26 Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijk­ heden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroris­ tische misdrijven, Kamerstukken 2015-2016, 34016, Stb. 2016, 121. 27 Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid, Kamerstukken II 2015-2016, 34356 (R2064), nrs. 1-5. ◀ VORIGE 25 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › In Frankrijk is de politieke discussie over een wetsvoor­ stel met deze strekking hoog opgelopen. Dit resul­ teerde onder meer in het aftreden van de Minister van Justitie en uiteindelijk in het intrekken van het betref­ fende wetsvoorstel vanwege onenigheid tussen de beide kamers van het Franse parlement. Vooral mensen met een migratieachtergrond lopen het risico op maatschappelijke tweedeling en stigmatiseringseffecten. Dit zal vaak voor­ komen bij mensen met een dubbele nationaliteit. In Nederland zijn deze risico’s bij de parlementaire oordeelsvorming niet heel nadrukkelijk betrokken. Ten onrechte. Zowel vanuit het principiële mensenrechtelijke uitgangspunt van gelijkwaardigheid van burgers als vanuit het perspectief van een effectieve ­strategie om terreuraanslagen te voorkomen verdienen deze aspecten juist alle aandacht. 2 Vage termen en onduidelijke bevoegdheids­ afbakening in voorstel Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding29 Een ander wetsvoorstel voorziet in een aantal ­vrijheidsbeperkende bestuursrechtelijke maatregelen. Het gaat onder meer om het instellen van een meld­ plicht, het opleggen van een persoonsverbod of een gebiedsverbod, bijvoorbeeld een verbod het Binnenhof te betreden of in de buurt van bepaalde politici te komen. De politie kan naleving van deze verboden eventueel controleren door het aanbrengen van een enkelband. Op dit punt lijken reeds bestaande wettelijke mogelijk­ heden via het strafrecht al voldoende om het beoogde veiligheidsdoel te bereiken28. In de tweede plaats heeft het gemaakte onderscheid een risicovol neveneffect: bipatride personen hebben in wezen een tweederangs Nederlanderschap, een Nederlanderschap dat hen kan worden afgenomen. Het kabinet erkent dat de voorgestelde maatregelen zeer ingrijpend zijn. Om die reden is nadrukkelijk gekozen voor een tijdelijke wet, die vijf jaar na ­inwerkingtreding automatisch vervalt. Zorgwekkend is dat de erkenning van het ingrijpende karakter van de maatregelen in het parlementaire debat al snel ­verwatert. Diverse fracties hebben al de vraag gesteld of de tijdelijkheid van de wet wel zo nodig is. In de wet komen veel vage termen voor, wat op gespannen voet staat met de hierboven al genoemde voorzien­ baarheideis. Zo zou het op basis van dit voorstel ›› 28 Het strafrecht biedt reeds mogelijkheden tot vervolging van terugkerende jihadgangers voor verschillende strafbare feiten. Weliswaar betoogt de MvT bij het wetsvoorstel dat de maatregel van intrekking van de nationaliteit noodzakelijk is omdat inzet van het strafrecht niet kan voorkomen dat een uitreiziger die geoefend is in het gebruik van geweld of het gebruik van geweld heeft gefaciliteerd, terugkeert naar Nederland. Vraag is evenwel of met het opwerpen van zoveel mogelijk drempels om terugkeer naar Nederland te verhinderen de veiligheid altijd wel het best gediend wordt en of een strafrechtelijk traject in dit soort situaties niet juist meer mogelijkheden biedt voor resocialisatie van de betrokken uitreiziger. ◀ VORIGE 29 Het wetsvoorstel Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding, Kamerstukken II 2015-2016, 34359, nrs. 1-5. 26 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › veiligheid opleveren, terwijl ze wel kunnen resulteren in aanzienlijke beperkingen van fundamentele rechten zoals het recht op bescherming van de privacy en bewegingsvrijheid. mogelijk worden een meldplicht, een persoonsverbod of een gebiedsverbod op te leggen aan een ‘persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan’. De wettekst bevat hier maar liefst drie vage begrippen, namelijk ‘in verband bren­ gen met’, ‘terroristische activiteiten’ en ‘ondersteu­ ning’. De memorie van toelichting geeft geen nadere ­definitie van deze termen. Dat betekent dat de wet de uitleg overlaat aan degenen die de maatregelen toepassen. Degene op wie zij ze toepassen, weten vooraf onvoldoende of hun gedrag aanleiding kan geven tot de maatregel. 3 Grootschaliger onderschepping van ­telecommunicatiegegevens in de nieuwe WIV Verder wil de regering de bevoegdheden van de ­inlichtingendiensten uitbreiden met een wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV). De diensten mogen dan op grotere schaal dan nu telecommunicatie en andere gegevensoverdracht via het kabelnetwerk onderscheppen. Dit mag nu alleen bij onderzoek gericht op een bepaald individu of een groep individuen. In het wetsvoorstel is voorzien dat communicatieonderschepping ook is toegestaan ten aanzien van een onbepaalde groep individuen ­(bulkinterceptie), zolang die onderschepping maar plaatsvindt in het kader van een concrete onder­ zoeksopdracht. Deze inperking neemt evenwel niet weg dat de interceptiebevoegdheid een grote impact heeft op de privacy en communicatievrijheid van, in potentie, alle Nederlanders. De noodzaak tot een zo grootschalige inbreuk op de rechten van individuen is niet overtuigend onderbouwd en de vraag is of dit überhaupt mogelijk is. “Zo zou het op basis van dit voorstel mogelijk worden een meldplicht, een persoonsverbod of een gebiedsverbod op te leggen aan een ‘persoon die op grond van zijn gedragingen in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de ondersteuning daarvan’.” Wel geeft de memorie van toelichting voorbeelden van gedragingen die deel zouden kunnen uitmaken van een patroon dat duidt op betrokkenheid bij terroristi­ sche activiteiten: bezoeken van bepaalde websites, contact met personen die zijn teruggekeerd uit ­jihadistisch strijdgebied, uitleg verschaffen over radi­ cale geloofsopvattingen. Het College constateert dat dit stuk voor stuk gedragingen zijn die op zichzelf geen rechtstreekse of onmiddellijke bedreiging van de ◀ VORIGE “De inlichtingendiensten mogen op grotere schaal dan nu telecommunicatie en andere gegevensoverdracht via het kabelnetwerk ›› onderscheppen.” 27 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Vanuit mensenrechtelijk oogpunt is ook de wijze waarop het toezicht op de uitoefening van de bevoegd­ heden tot communicatieonderschepping is vorm­ gegeven belangrijk30. Essentieel element van de mensenrechtelijke maatstaven is onafhankelijk rechter­ lijk of semi-rechterlijk toezicht voorafgaand aan de uitoefening van de bevoegdheden. In het wetsvoorstel dat in april 2016 naar de Raad van State is gestuurd, lijkt daarin te worden voorzien. Maar wel op een gekunstelde manier die mogelijk niet zo’n sterke rechtsbescherming oplevert. Ter toelichting daarop het volgende. Waar het gaat om de schending van het briefgeheim, het achterhalen van journalistieke bronnen of het volgen van advocaten die contact hebben met hun cliënten, moet de rechtbank toestemming verlenen. De EHRM-jurisprudentie verplicht daar ook toe31. In alle andere gevallen beslist een nieuwe Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) of de door de minister verleende toestemming voor een interceptieoperatie voldoet aan de wettelijke vereisten. De onafhankelijkheid van deze TIB is minder gewaarborgd dan die van de rechter. Ook is de vraag 32 Het Amerikaanse rechtssysteem kent een vergelijkbare vorm van voorafgaande rechterlijke toetsing en inmiddels is duidelijk geworden dat die in de afgelopen jaren geenszins als een rem op de uitoefening van de afluisterbevoegdheden heeft gefunctioneerd. Zie Privacy and Civil Liberties Oversight Board, Report on the Telephone Records Programme Conducted under Section 215 of the USA PATRIOT Act and on the Operations of the Foreign Intelligence Surveillance Court, 23 januari 2014, https://www.pclob.gov/library.html, p. 11. 33 Zie Loof & Uzman e.a. 2015 (supra noot 29), § 4.3.2. 34 Zie Jacobs, B.P.F., ‘Select while you collect. Over de voorgestelde interceptiebevoegdheden voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten’, NJB 2016/198, p. 257. 30 Zie College voor de Rechten van de Mens, Advies Conceptwetsvoorstel Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten, Utrecht 31 augustus 2015. Vergelijk ook de Reactie van de CTIVD op het conceptwetsvoorstel Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Den Haag, 26 augustus 2015 en Loof, J.P., Uzman, J., e.a., Het mensenrechtenkader voor het Nederlandse stelsel van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Universiteit Leiden, augustus 2015, raadpleegbaar via www.ctivd.nl. 31 EHRM 22 november 2012, (Telegraaf Media Nederland Landelijke Media B.V. e.a./Nederland). ◀ VORIGE hoe indringend de TIB de beslissingen van de minister in de praktijk zal kunnen toetsen. Het wetsvoorstel en de toelichting daarbij wekken vooralsnog de indruk dat de TIB alleen zal kunnen toetsen of het toestemmings­ besluit voldoende draagkrachtig is gemotiveerd32. Bovendien is de toetsing door de TIB slechts een momentopname. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens hecht juist grote waarde aan een onafhan­ kelijke instantie die de mogelijkheid heeft om ­gedurende een operatie toezicht uit te oefenen en zo nodig een bindende beslissing te nemen over stopzetting daar­ van33. Dit is relevant omdat de noodzaak en de propor­ tionaliteit van een interceptieoperatie ook ­gedurende de uitvoering daarvan daaraan kunnen ontvallen, bijvoor­ beeld door een gebrek aan verwerkingscapaciteit bij de diensten34. Echter, in zo’n vorm van bindend recht­ matigheidstoezicht voorziet het wetsvoorstel niet. Er is wel voorzien in rechtmatigheidstoezicht door de Commissie van toezicht op de inlichtingen en veilig­ heidsdiensten, maar het oordeel van die commissie kan worden overruled door de minister. ›› 28 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR 4 Ongekend omvangrijke privacyinbreuken in ­wetsvoorstel Computercriminaliteit III Ook relevant in dit kader is het wetsvoorstel Computercriminaliteit III dat op 22 december 2015 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Volgens dit voor­ stel (artikel 126nba en 126uba Sv) mag de politie straks heimelijk inbreken op computers en mobiele telefoons, maar ook op andere elektronische appara­ ten (denk aan tablet, router, USB-stick, slimme meter, navigatiesysteem, geavanceerd horloge of pacemaker). De politie mag de inhoud van die apparaten door­ zoeken en het gebruik ervan monitoren. Zo kan ook het surfgedrag, de communicatie en bijvoorbeeld de locatie van een laptop of een mobiele telefoon gedu­ rende die periode gevolgd worden. Daarbij mag de politie hulprogramma’s installeren om bijvoorbeeld beveiligingen te doorbreken, wachtwoorden te achter­ halen of de GPS aan te zetten om de locatie te peilen. Voor vrijwel al deze onderzoekshandelingen geldt dat een machtiging nodig is van de rechter-commissaris, op verzoek van de officier van justitie. Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) stelt dat de uitbreiding die de voorgestelde nieuwe bevoegdheid biedt ‘ongekend omvangrijk’ is36. Volgens de AP worden ‘in veel gevallen’ gegevens afgeluisterd van ‘een grote groep burgers tot wie de verdenking zich niet richt’. De memorie van toelichting bevat wel uitgebreide overwegingen over de hedendaagse technologische ontwikkelingen die de bestaande onderzoeksmogelijk­ heden tekort doen schieten. Uit die overwegingen blijkt echter niet waarom er een dwingende maat­ schappelijke noodzaak is voor voorgestelde bevoegd­ heden die zó omvangrijk zijn. Daarnaast zijn de in het wetsvoorstel gecreëerde hackbevoegdheden niet duidelijk afgebakend. Vragen als bij welke vorm van verdenking mag worden gehackt (bij terroristische misdrijven is een ‘aanwijzing’ al voldoende), hoe lang dat mag gebeuren, welke gegevens vervolgens ­verzameld mogen worden en van wie en wat er daarna mee mag gebeuren, worden vooralsnog onvoldoende duidelijk beantwoord. ■ Deze waarborg van een voorafgaande rechterlijke machtiging is belangrijk, maar doet niets af aan de enorme omvang van de privacyinbreuk. Zoals de Raad van State in zijn advies opmerkt35, levert de ruimte die het wetsvoorstel biedt aan het via software volgen van gegevensstromen in de praktijk een situatie op die in niets verschilt van het permanent waarnemen wat zich in een woning afspeelt. 36 Advies van het College Bescherming Persoonsgegevens (tegenwoordig: Autoriteit Per-soonsgegevens) van 17 februari 2014, p. 8. Het advies is te raadplegen via www.autoriteitpersoonsgegevens.nl. › 35 Kamerstukken II 2015-2016, 34372, nr. 4, p. 4-5. ◀ VORIGE 29 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Integrale aanpak in de praktijk: de ‘black box’ van een ongrijpbare overheid In het kader van het Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme – en ook breder binnen de beleidsvorming op het terrein van de veiligheid – worden het politie­ apparaat en de veiligheidsdiensten steeds meer gezien als onderdeel van een veiligheidsalliantie. Deze ­alliantie bestaat daarnaast ook uit jeugd- en gezins­ zorg­instanties, onderwijsinstanties en andere gemeen­ telijke diensten. Er wordt in toenemende mate gewerkt in netwerksamenwerkingsverbanden die ­partners uit de strafrechtketen, de zorgketen, ­gemeentelijke ­partners en bestuur verbinden in de aanpak van complexe problematiek. Daarbij worden werkproces­ sen op elkaar afgestemd, zodat strafrecht en zorg elkaar aanvullen. Aan een dergelijke aanpak kleven belangrijke voor­ delen. De veiligheid wordt in het algemeen niet gediend met langs elkaar heen werkende overheids­ diensten. Incidenteel zou een gebrek aan afstemming zelfs kunnen leiden tot een tekortschieten in de ­positieve verplichtingen van de overheid tot het bieden van bescherming tegen onmiddellijke veiligheids­ bedreigingen. Bovendien verdient het aanbeveling om niet alleen door een strafrechtelijke of anderszins repressieve lens naar terrorismebestrijding te kijken. In paragraaf 1.2 kwam al aan de orde hoe in internatio­ nale aanbevelingen en actieplannen juist steeds meer nadruk wordt gelegd op alternatieve strategieën en instrumenten. ◀ VORIGE Er is echter ook een schaduwkant en dat is de ongrijp­ baarheid van de overheidsinterventie. Uit een eerste verkennend onderzoek door het College37 komt naar voren dat de gelijktijdige inzet van diverse vormen van ‘bemoeizorg’, in situaties waarin door politie of ­inlichtingendiensten radicalisering of contacten met jihadgangers wordt verondersteld, karakteristiek is voor de aanpak. Bijvoorbeeld een combinatie van ­huisbezoeken door de wijkagent of buurtregisseur, toepassing van kinderbeschermingsmaatregelen of aandringen op het accepteren van opvoedingsonder­ steuning. In de praktijk kan dit leiden tot situaties waarin betrokkenen zich overvallen voelen door diverse overheidsinstanties, waarbij soms o ­ nduidelijk blijft wat nu precies de aanleiding vormt voor de over­ heidsbemoeienis. Veelal is het een AIVD-ambtsbericht dat ten grondslag ligt aan het optreden van (door­ gaans gemeentelijke) instanties. En dat optreden levert een inmenging in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen op, omdat het aanbod van ‘bemoei­ zorg’ niet als geheel vrijblijvend wordt ervaren. Afwijzen van zo’n aanbod kan immers worden ­opgevat als indicatie dat er in het betrokken ­huishouden ‘iets mis is’. ›› 37 Het College voor de Rechten van de Mens verzamelde in dit kader mediapublicaties over en commentaren op overheidsinterventies ten aanzien van terrorismeverdachten en voerde gesprekken met rechtshulpverleners. 30 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › “Het is voor zo’n burger lastig te achterhalen welke organisatie op grond van welke bevoegdheid een betreffende maatregel neemt. Ook is het voor de burger vaak niet duidelijk wat de gronden zijn van de genoemde maatregelen.” bestuursrechtelijke rechtsbescherming niet is toe­­ gesneden op de weinig geformaliseerde vorm van de beslissingen waarmee de burger wordt geconfronteerd. “De burger stuit als het ware op een ‘black box’ aan overheidszijde waartegen het vrijwel onmogelijk is verweer in te stellen.” Het is voor zo’n burger lastig te achterhalen welke organisatie op grond van welke bevoegdheid de betref­ fende maatregel neemt. Ook is het voor de burger vaak niet duidelijk wat de gronden zijn van de genoemde maatregelen. De inhoud van het AIVDambtsbericht dat ten grondslag ligt aan de overheids­ bemoeienis blijft vaak onduidelijk. Dat maakt het voor de betrokken burgers moeilijk eventuele rechtsmidde­ len aan te wenden tegen deze overheidsinterventies. De burger stuit als het ware op een ‘black box’ aan overheidszijde waartegen het vrijwel onmogelijk is verweer in te stellen, ook al omdat de Bovendien nemen de diverse instanties geen zelf­ standig besluit, maar baseren ze zich op en verwijzen ze naar de initiatieven van andere instanties. Als de ­‘jihadismebestrijdingsmachinerie’ eenmaal loopt, is hij bijna niet meer te stoppen. Ook als de initiële maat­ regel wordt beëindigd omdat deze niet gegrond was of niet meer nodig wordt geacht, lopen de acties van andere instellingen vaak door. Bij personen die hier­ mee worden geconfronteerd leidt dit tot een gevoel van machteloosheid. Aanbeveling Zorg dat aan anti-terreurmaatregelen steeds een concreet besluit ten ­grondslag ligt. Dit besluit moet voor de burger kenbaar zijn, zodat deze zich hier met een rechtsmiddel tegen kan verweren. ■ ◀ VORIGE 31 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1.4 De keerzijde van het veiligheidsstreven: enkele waarschuwingen ‹ Veiligheid versus mensenrechten? Valkuilen in het veiligheidsdenken 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › In de maatschappelijke – en ook de politieke – discussie wordt menigmaal gesuggereerd dat veiligheid en mensenrechten tegenover elkaar staan: of men behoudt zijn vrijheid of men leeft in veiligheid. In de afgelopen decennia is een steeds sterkere veiligheids­ cultuur ontstaan waarin alles draait om controle van risico’s en waarin steeds verdergaand overheids­ ingrijpen plaatsvindt om de veiligheid te garanderen. Er lijkt sprake te zijn van een soort automatisme om ieder gebleken veiligheidsrisico met preventieve regel­ geving tegen te gaan en ieder incident met nieuwe en ­strengere regelgeving te beantwoorden (de ‘risico-­ regelreflex’38). Daarnaast is er een verschil tussen de objectieve veiligheid en de subjectieve beleving daar­ van. De maatschappelijke discussie over en de felle protesten tegen de vestiging van asielzoekerscentra of noodopvanglocaties in diverse gemeenten heeft 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › duidelijk gemaakt dat het veiligheidsgevoel van burgers lang niet altijd correspondeert met reële risico’s. Ook bij beslissingen over maatregelen tegen terrorisme lijkt het gevoel van onveiligheid een grote rol te spelen. Hoewel wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat strenge maatregelen niet per se tot minder ­terrorisme leiden39, blijft bij veel burgers kennelijk de behoefte bestaan om daadkrachtig optreden te zien. Voor beleidsmakers is relevant dat die subjectieve en objectieve onveiligheid om een verschillende aanpak kunnen vragen. Het bestrijden van daadwerkelijke ­risico’s kan om andere maatregelen vragen dan die het gevoel van veiligheid vergroten. Als met deze realiteit onvoldoende rekening wordt gehouden, kan het zijn dat maatregelen hun doel niet bereiken of zelfs averechts werken40. ›› 38 Zie o.m. Van der Woude, M.A.H., Wetgeving in een veiligheids­ cultuur. Totstandkoming van antiterrorismewetgeving in Nederland bezien van uit maatschappelijke en (rechts)politieke context, Den Haag: Bju 2010, p. 43 e.v.; SCP – Continu Onderzoek Burgerperspectieven, Den Haag: SCP 2014; ‘Risico’s en de regelreflex: ook nuchtere burgers verwachten regels’, ­­­­­­­Burgerperspectieven, Den Haag: SCP 2014 (2) p. 31-49. ◀ VORIGE 39 De Graaf, B., Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, Den Haag: Bju 2010. 40Ibidem. 32 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Terecht merkt Gerards in de Rechtspraaklezing 2015 op dat bij iedere discussie over veiligheid steeds de vraag gesteld moet worden of sprake is van een ­objectief bepaalbaar risico of eerder om een gevoel van onveilig­ heid, met hoeveel onzekerheden dat risico is omgeven en welke aard het precies heeft: ‘Als we dat eenmaal weten, kunnen we gaan nadenken over de vraag of het nodig is om (dit veiligheidsrisico) te bestrijden, over de vraag hoe we dat dan willen doen, en vooral ook: wat we bereid zijn om op te offeren voor een grotere veilig­ heid of voor een groter gevoel van veiligheid’41. slechts een triviaal algemeen veiligheidsbelang dient. Anders is men geneigd de inbreuk te accepteren voor de goede zaak43. Maar ook als wel duidelijk is welk veiligheidsbelang een bepaalde maatregel beoogt, blijft het maken van een afweging ten opzichte van in het geding zijnde vrijheidsrechten een heikele zaak. Een bekende valkuil is dat beleidsmakers en leden van de wetgevende macht het veiligheidsbelang doorgaans veel concreter voor zich zien dan de abstracte individuele vrijheden. Dit maakt de afweging al snel onzuiver42. Het introdu­ ceren van de mogelijkheid tot grootschaliger onder­ schepping van communicatie door inlichtingendiensten vormt een bedreiging van de privacy van iedereen. Dit zal echter niet iedereen direct zo ervaren, omdat de gevolgen ervan voor individuele personen niet gelijk merkbaar zijn. Bij een weging van belangen zal de privacy van het individu al snel het onderspit delven, tenzij de inbreuk op de privacy Het recht op bescherming van de privacy en het recht op gegevensbescherming is echter meer dan een ­individueel recht. Het onbespied kunnen leven is een van de fundamenten van de democratische samen­ leving44. Datzelfde geldt ook voor andere mensen­ rechten, zoals het recht op een eerlijk proces en het daarvan onderdeel uitmakende beginsel dat iedereen voor onschuldig wordt gehouden tot zijn schuld ­bewezen is. Handhaving van deze rechten is in het belang van elk individu, maar ook van de samenleving als geheel. Als deze rechten op de helling gaan, staat de rechtsstaat – het beschermingsmechanisme voor een vrije en open samenleving – op het spel. ›› “Het recht op bescherming van de privacy en het recht op gegevensbescherming is echter meer dan een individueel recht. Het onbespied kunnen leven is een van de fundamenten van de democratische samenleving.” 43 Solove, D.J., Nothing To Hide. The False Trade-off Between Privacy and Security, Yale Uni-versity Press 2011. 44 Zie het rapport van de RvE-mensenrechtencommissaris, Protecting the right to privacy in the fight against terrorism, CommDH/IssuePaper(2008)3, p. 1. 41 Gerards, J.H., Rechtspraaklezing 2015 - ‘Veiligheid, grondrechten en de rechter’, Leiden 10 september 2015. 42Ibidem. ◀ VORIGE 33 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Een andere valkuil bij de oordeelsvorming over veilig­ heid en mensenrechten is het ‘denken vanuit het eigen perspectief’. De beknotting van vrijheden bij het ­streven naar veiligheid in het algemeen en terrorisme­ bestrijding in het bijzonder treft meestal niet onszelf, maar hoofdzakelijk anderen: personen van buiten­ landse afkomst, aanhangers van een andere gods­ dienst, immigranten. Maatregelen die vooral ten koste gaan van de rechten van anderen en niet die van onszelf accepteert men sneller. Oriëntatie op veiligheidsbegrip DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › bestempeld – zoals veelvuldig gebeurt – als ‘aanslagen op onze vrije manier van leven’, dan moet het in het ­terrorismebestrijdingsbeleid ook gaan om de bescherming van rechtstatelijke waarden en ­fundamentele rechten die die geestelijke vrijheid en zelfbeschikkingsruimte waarborgen. Dan zijn veiligheid en individuele vrijheid geen t­ egenpolen. ■ Wat nodig is in discussies rond veiligheid en ­mensenrechten, is een heroriëntatie op het ­veiligheidsbegrip. Dikwijls wordt bij dit begrip in eerste instantie gedacht aan de ‘fysieke’ veiligheid van mensen, aan bescherming van het leven en de eigendom van burgers. Veiligheid omvat echter ook een component van geestelijke vrijheid en ruimte om jezelf te zijn. Als terreurdaden worden ◀ VORIGE 34 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › Averechtse effecten: toename van maatschappelijke spanningen en polarisatie, risico op vervreemding en verwijdering DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Diverse deskundigen hebben erop gewezen dat in veel staten de focus bij de bestrijding van gewelddadig extre­ misme te eenzijdig ligt op radicalisering in religieuze opvattingen. Hoewel die focus in Nederland niet zo eenzijdig is45, komt de religieuze dimensie soms wel nadrukkelijk naar voren. Dit was bijvoorbeeld te zien in de discussie over het al dan niet verbieden van salafisme. Aan de focus op religie als katalysator van onvrede met of haat jegens de westerse vrije samenleving, kleven ­risico’s. Enerzijds is die focus niet zonder grond, omdat niet te ontkennen valt dat religieuze opvattingen (niet exclusief islam) en vormen van prediking soms aanzet­ ten tot een afkeren van de ‘zondige’ samenleving en tot een ‘wij tegen zij’-houding. Anderzijds is binnen alle ­religies duidelijk sprake van een grote meerderheid van aanhangers die hun geloof beschouwen als bron van vrede, vrijgevigheid en compassie met medemensen in plaats van vijandigheid en haat. De focus op religie kan al te makkelijk in de hand werken dat andere factoren over het hoofd worden gezien of onvoldoende aandacht krijgen. Radicalisering tot ­terrorisme is doorgaans een proces dat van veel meer factoren afhankelijk is dan alleen religieuze opvattingen. In zijn rapport over de aanpak van religieus geweld inventariseerde VN-rapporteur inzake godsdienstvrijheid Bielefeldt in 2013 een hele serie factoren: angst voor (vermeende) ­bedreigingen, in de ban zijn van samenzweringstheorieën, minachting jegens bepaalde andere bevolkingsgroepen, gebrek aan vertrouwen in publieke instituties, onvrede over de eigen ­economische en sociale positie, etc46. In een beleid gericht op het tegengaan van (deels) ­religieus geïnspireerd geweld zal respect voor de mensen die bepaalde geloofsopvattingen huldigen centraal moeten staan. Dat betekent niet dat kritiek op die geloofsopvattingen niet zou zijn toegestaan, ›› 45 In het Actieprogramma Integrale aanpak jihadismebestrijding is bijvoorbeeld ook aandacht voor versterking van de informatie­ positie van de overheid ten aanzien van maatschappelijke spanningen in bredere zin en voor sociaal-maatschappelijke begeleiding van jongeren richting een baan, sport of scholing om zo de aantrekkingskracht van extremistisch gedachtegoed te verminderen. ◀ VORIGE 46 Report of the Special Rapporteur on freedom of religion or belief, Heiner Bielefeldt, VN Doc. A/HRC/25/58 26 december 2013, §19-24. 35 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › het gaat om respect voor en het erkennen van de menselijke waardigheid van de mensen die deze opvattingen aanhangen. Die waardigheid is immers – zo stelt onder meer de preambule van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens – inherent aan het mens-zijn en staat los van de aangehangen opvattingen. Het College heeft in zijn adviezen over de reeks wetsvoorstellen die voortvloeide uit het Actieprogramma, steeds gewezen op het potentieel stigmatiserende effect van de voorgenomen maatregelen. Dit kan leiden tot verdere polari­ satie in de samenleving, waarin op een bepaald moment ook volkomen onschuldige religieus geïnspireerde gedragingen als vormen van radicalisering worden bestempeld47. Als de lasten van de veiligheidswaarborging in disproportionele mate bij een bepaalde bevolkingsgroep komen te liggen, bijvoorbeeld personen met een migratieachtergrond of met een islamitische geloofsovertuiging, dan levert dat risico’s op. Daarbij moet vooral worden gedacht aan het risico van een zich opbouwend wantrouwen bij die bevolkingsgroep tegen de rest van de samenleving, waardoor juist radicalisering in de hand wordt gewerkt. Daarom is beleid ter bestrijding van discriminatie en uitsluiting ook essentieel om de veiligheid te bevorderen48. ■ Onderdeel hiervan is dat de publieke instituties en rechtsstatelijke structuren voor iedereen op dezelfde wijze functioneren. Vanuit dat perspectief moet worden gewaakt voor een benadering waarin het beleid zich specifiek richt op aanhangers van een bepaalde religie en rechtsstatelijke waarborgen voor deze groep op een lager pitje worden gezet. Ook is het belangrijk te waken voor ‘ongrijpbare’ overheids­ interventies (zie paragraaf ‘Enkele wetsvoorstellen nader beschouwd’) waartegen in de praktijk niet of nauwelijks rechtsmiddelen aan te wenden zijn. Deze kunnen maar al te gemakkelijk leiden tot een verwijde­ ring tussen het betrokken individu en diens omgeving en de rest van de samenleving. Met een dergelijke verwijdering is de veiligheid uiteindelijk niet gediend. 47 Het besluit van een onderwijzeres op een basisschool in het Gooi om voortaan een hoofddoek te willen dragen werd in sociale media reeds als een vorm van radicalisering benoemd. 48 Zie in dit verband Weggemans, D.J., en De Graaf, B.A., Na de vrijlating. Een exploratieve studie naar recidive en re-integratie van jihadistische ex-gedetineerden, Politie & Wetenschap, Apeldoorn; Universiteit Leiden; Universiteit Utrecht 2015, p. 42: ‘Uit een onderzoek naar radicaliseringsprocessen onder de Nederlandse jongeren bleek dat hun gevoelens van uitsluiting worden aangewakkerd door herhaaldelijke afwijzing voor stageplaatsen.’ ◀ VORIGE 36 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE ‹ › › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Gedachtenvrijheid onder druk en zoeken naar ­vormen van bestuurlijke vrijheidsbeneming De essentie van contraterrorismebeleid is het ­voor­komen van terroristische aanslagen. Overheidsinterventies worden daarom steeds meer ingezet naar aanleiding van uitingen, indicaties en gedragingen die kunnen wijzen op een mogelijke terreurdaad in de toekomst. Daarbij tekent zich de twee volgende patronen af: Als gevolg hiervan kan vrijheidsbeperkende overheids­ interventie al aan de orde zijn terwijl een daad­ werkelijke aantasting van de veiligheid nog ver weg is. In deze tendens schuilt het gevaar dat mensen worden gestraft om wat ze denken en op basis van voor­ spellingen van wat zij (mogelijk) gaan doen, in plaats van op basis van concrete handelingen of gedragingen. Het enkel huldigen van een bepaald ­radicaal gedachte­ goed en het tot uiting brengen van het feit dat men dit gedachtegoed aanhangt, kan reeds een reden vormen voor het opleggen van een van de maatregelen. Dat is een uitholling van het funda­mentele beginsel dat ieder mens vrij is om te denken wat hij wil. 1 Oprekking van definitie van strafbare feiten De definitie van strafbare feiten is opgerekt door ­allerhande voorbereidingshandelingen strafbaar te stellen en daarvoor ook voorlopige hechtenis toe te staan, bijvoorbeeld het bijeenbrengen van voorwerpen waarmee een aanslag zou kunnen worden gepleegd49. Hierdoor is vrijheidsbeneming mogelijk voor minder ernstige vormen van veiligheidsbedreiging. Om die verruimde strafbaarstellingen heen wordt vervolgens als het ware een ring gelegd van bestuurlijke maat­ regelen met een vrijheidsbeperkend karakter. Die bestuurlijke maatregelen zijn dan toepasbaar in die gevallen waarin nog geen sprake is van strafbaar handelen of voorbereiding van strafbare feiten. 2 Bestuurlijke vrijheidsbeneming Er is toenemende druk om in aanvulling op de verruimde mogelijkheden tot vrijheidsbeneming in het kader van strafrechtelijke of strafvorderlijke trajecten te zoeken naar vormen van bestuurlijke vrijheids­ beneming, naar detentie die niet wordt opgelegd of gecontroleerd door de rechter maar door het bestuur. Het College onderstreept dat deze vorm van detentie alleen voor zeer korte duur (enkele uren, maximaal enkele dagen) toepasbaar is zonder in strijd te komen met artikel 5 lid 3 EVRM. Langduriger toepassing van deze vorm van detentie, bijvoorbeeld als vorm van internering van teruggekeerde jihadgangers, is onver­ enigbaar met de mensenrechtelijke normen. 49 Zie art. 46 Wetboek van Strafrecht. Dit artikel is in 2007 gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven. ◀ VORIGE 37 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Het alziende oog van de overheid: ineffectieve ‘dataobesitas’ Om de hierboven geschetste strafbaar gestelde voor­ bereidingshandelingen en de bestuurlijke preventieve maatregelen te kunnen treffen, is een grootschalige monitoring van gedragingen van individuen nood­ zakelijk. Dit geeft mede aanleiding tot het verruimen van de bevoegdheden tot heimelijke informatieverzameling door de inlichtingendiensten en ook tot het op grote schaal delen van persoonlijke gegevens en andere ­privacygevoelige informatie door diverse overheids­­­­ instanties (in het kader van de integrale aanpak). Dit grootschalig verzamelen en delen van gegevens over individuen houdt het risico in zich dat een zogenoemde ‘surveillance-­cultuur’ ontstaat waarin diverse overheids­ diensten aanzienlijke groepen burgers bij voortduring in de gaten houden. Dit veelvuldig monitoren van gedra­ gingen van burgers heeft een niet te onderschatten ­chilling effect op de uit­­oefening van allerlei grondrechten. Het simpele feit dat gegevens worden verzameld en opgeslagen, en mogelijk zullen worden gebruikt (of gelekt of gehackt), leidt tot een terughoudendheid niet alleen in de uit­­oefening van de communicatievrijheid, maar ­bijvoorbeeld ook in de uitoefening van de uitingsen godsdienstvrijheid. Bovendien valt bij deze expan­ sieve informatieverzamelingsdrang, deze ‘dataobesitas’ aan de zijde van de overheid, een enorm vraagteken te plaatsen wat betreft de effectiviteit. Bij veel van de terreuraanslagen die de afgelopen tijd in de landen om ons heen hebben plaatsgevonden, lag de reden waarom veiligheidsdiensten niet bij machte waren om deze te ◀ VORIGE 38 voorkomen niet in een gebrek aan informatie of een gebrek aan bevoegdheden om informatie te vergaren. Het ging mis bij de interpretatie en w ­ aardering van de al aanwezige informatie of bij de uitwisseling daarvan met diensten van andere landen50. ›› Contraterrorisme-experts zijn het erover eens dat gerichte communicatie-interceptie veel ­effectiever is dan ongerichte bulkinterceptie, zoals voorgesteld in de wijziging van de Wiv. Ook Amerikaans onderzoek laat zien dat er geen enkele situatie is geweest waarin de massale ongerichte interceptie van telecommunicatie door de NSA heeft geleid tot het voorkomen van een terroristische aanslag in Amerika. Niet voor niets is deze bevoegdheid voor de NSA in november 2015 geschrapt51. 50 Zie o.m. Tokmetzis, D., ‘Zo is de Europese samenwerking tussen opsporings- en veilig-heidsdiensten (niet) geregeld’, De Correspondent, 15 april 2016, https://decorrespondent.nl/ 4320/Zo-is-de-Europese-samenwerking-tussen-opsporings-enveiligheidsdiensten-niet-geregeld/1157417173440-38392b68 en De Koning, B., en Tokmet-zis, D., ‘Waarom geheime diensten altijd terroristen over het hoofd zullen blijven zien’, De Correspondent, 15 april 2016, https://decorrespondent.nl/4334/ Waarom-geheime-diensten-altijd-terroristen-over-het-hoofdzullen-blijven-zien/593013930212-0ef60362. 51 Jacobs 2016 (supra noot 33), p. 258. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Aanbeveling Stel bij het opstellen van nieuwe anti-terreurmaatregelen steeds de vraag of de voorgenomen maatregelen effectief zijn om terreur te bestrijden/te voorkomen en of ze geen averechtse effecten opleveren. ■ 1.5Conclusie De dreiging van terreur levert – dikwijls meer dan andere veiligheidsbedreigingen – een sterke maat­ schappelijke en politieke druk op om maatregelen te treffen die diep ingrijpen in de rechten en vrijheden van burgers. De beleidsinitiatieven en wetsvoorstellen die in dit hoofdstuk zijn behandeld laten zien dat de Nederlandse praktijk hierop geen uitzondering vormt. tevoren. Zo’n tien jaar geleden stelde het kabinet bepaalde feiten strafbaar en maakte het de opsporing makkelijker om terrorisme te bestrijden. Nu ligt het accent op de aanvulling van die strafrechtelijke instru­ menten door bestuurlijke maatregelen. Die bestuur­ lijke maatregelen zijn echter niet per definitie ‘milder’ dan de eerder tot stand gebrachte strafrechtelijke maat­regelen. De inbreuk op mensenrechten is ook bij die bestuurlijke maatregelen aanzienlijk. Zo vormt de intrekking van het Nederlanderschap van uit­­ reizigers in wezen een moderne vorm van verbanning en leveren diverse andere bestuurlijke maatregelen een fikse aantasting van de bewegingsvrijheid op. ›› Zowel vanuit het oogpunt van terrorismebestrijding als vanuit een breder veiligheidsperspectief wordt de rechtshandhaving aangepast en komt wetgeving tot stand die belangrijke consequenties heeft voor de verhouding tussen overheid en burgers. De inbreuken op de privacy en gegevensbescherming die in die wetgeving52 zijn voorzien, zijn omvangrijker dan ooit 52 O.m. in het voorstel voor een nieuwe Wet op de inlichtingenen veiligheidsdiensten en in het wetsvoorstel Computercriminaliteit III ◀ VORIGE 39 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Het vastleggen van voldoende waarborgen tegen misbruik of oneigenlijk gebruik van bevoegdheden is des te meer van belang, omdat de voorziene maat­ regelen en bevoegdheden niet slechts voor een beperkte periode zullen worden uitgevoerd en toe­­ gepast. De huidige transnationale terreurdreiging heeft geen duidelijk begin of eind. De kans dat eenmaal gecreëerde bevoegdheden op enig moment weer worden ingetrokken, is zeer klein. Bij de als ­tijdelijk geïntroduceerde bestuurlijke maatregelen is er nu al de politieke roep om deze een definitief ­karakter te geven. De maatregelen dienen een legitiem (veiligheids)doel. Dat doet niet af aan het vereiste dat een strikte toets moet plaatsvinden op legaliteit, noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. Het College is er niet van overtuigd dat op alle onderdelen is voldaan aan deze vereisten. De wetten die de bestuurlijke bevoegdheden regelen hanteren dusdanig vage termen dat onvoldoende voldaan wordt aan de ­voorzienbaarheidseis (onderdeel van het legaliteits­ vereiste). Dat resulteert in rechtsonzekerheid en mogelijk ook in rechtsongelijkheid. Bovendien plaatst het College vraagtekens bij de effectiviteit van sommige van de maatregelen: ineffectieve maat­ regelen die mensenrechten aantasten zijn niet-nood­ zakelijk of disproportioneel. Relevant bij dit alles is dat juist in het internationale juridisch kader ten aanzien van terrorismebestrijding het accent begint te verschuiven. Internationale ­afspraken en aanbevelingen – in het kader van de VN, de EU en de Raad van Europa – leggen steeds meer nadruk op de waarde van niet-repressieve mechanis­ men ter voorkoming van extremistisch geweld. Het College is er evenmin van overtuigd dat er voldoende waarborgen tegen misbruik en oneigenlijk gebruik van die ingrijpende bevoegdheden zijn. De bestuursrechtelijke rechtsbescherming kan naar haar aard pas na toepassing van bevoegdheden worden ingeroepen. Dat is geen goed tegenwicht voor het ingrijpende karakter van de maatregelen die de autoriteiten kunnen treffen. Maatregelen die zulke vergaande gevolgen hebben voor de burger vragen om een voorafgaande rechterlijke toets. Dat geldt ook voor de grootschalige inbreuken op de privacy en het tele­ communicatiegeheim waartoe de inlichtingendiensten bevoegd worden. Bij voorkeur moet die daar worden gecombineerd met een evenzeer bindend rechtmatig­ heidstoezicht door een onafhankelijke toezichthouder gedurende de operaties van de diensten. ◀ VORIGE Terreuraanslagen vormen in zekere zin een wanhoops­ middel, met als hoogst haalbare doel het zaaien van dusdanig veel angst dat de democratische rechtsstaat zichzelf gaat ondermijnen door een overreactie op de geweldsprovocatie. Bij het streven naar veiligheid dienen in een vitale rechtsstaat de maatregelen die getroffen worden om de rechtsstaat te beschermen in overeenstemming te zijn met de waarden en ­beginselen die deel uitmaken van die rechtsstaat. Als dat niet gebeurt, kan de overheid terecht het verwijt worden gemaakt dat zij zelf die rechtsstaat ›› 40 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? ‹ 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › in gevaar brengt. Het is juist in moeilijke tijden dat het recht – en in het bijzonder de mensenrechten – zijn waarde dient te bewijzen. De geschiedenis leert dat hard ingrijpen tegen terrorisme ook juist escalerend kan werken53. “Als fundamentele vrijheden worden opgeofferd in ruil voor niet meer dan de schijn van veiligheid, als veiligheidsbevordering gepaard gaat met maatschappelijke polarisatie en tweedeling en met overheidsinterventies op onduidelijke gronden en naar aanleiding van onschuldige gedragingen, dan verliest de ­­ demo­cratische rechtsstaat.” Als fundamentele vrijheden worden opgeofferd in ruil voor niet meer dan de schijn van veiligheid, als veilig­ heidsbevordering gepaard gaat met maatschappelijke polarisatie en tweedeling en met overheidsinterventies op onduidelijke gronden en naar aanleiding van onschuldige gedragingen, dan verliest de democrati­ sche rechtsstaat. Het College onderschrijft ten volle de conclusie van zowel de Secretaris-Generaal van de VN als de VN-rapporteur inzake mensenrechten en ­terrorismebestrijding dat ‘the creation of open, ­equitable, inclusive and pluralist societies, based on full respect for human rights and with economic opportunities for all’ het meest tastbare en betekenis­ volle alternatief voor gewelddadig extremisme vormt en daardoor de meest veelbelovende en effectieve manier om dit extremisme tegen te gaan54. ■ 53 De Graaf, B. Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, Den Haag: Bju 2010. 54 UN Secretary-General Plan of Action to Prevent Violent Extremism, VN Doc. A/70/674 (7 januari 2016), §7. Report of the Special rapporteur on the promotion and protection of human rights and fundamental freedoms while countering terrorism, VN Doc. A/HRC/31/65 (22 februari 2016), § 16. ◀ VORIGE 41 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › 2 Recht of gunst? DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › › › Mensenrechten, sociaal domein en lokaal beleid 2.1 INLEIDING › 2.2 UITGANGSPUNT PAST BIJ MENSENRECHTEN › 2.3 MENSENRECHTEN ALS TOETSINGSKADER › 2.4 KANSEN: DE BURGER CENTRAAL › 2.5 DE PRAKTIJK NA RUIM EEN JAAR: KNELPUNTEN IN INHOUD EN PROCES › 2.6 RANDVOORWAARDEN DIE DE CENTRALE EN LOKALE OVERHEID IN DE GATEN MOET (BLIJVEN) HOUDEN › 2.7 VERANDERENDE ROL VAN DE CENTRALE OVERHEID › 2.8 CONCLUSIE › ◀ VORIGE 42 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 2.1Inleiding beslag gekregen. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) en de Participatiewet hebben gemeenten er veel taken bij gekregen. Zij zijn nu verantwoordelijk voor ondersteuning en begeleiding van hun inwoners. De ingrijpende veranderingen rond zorg aan ouderen en langdurig zieken, zoals neergelegd in de Wet lang­ durige zorg (Wlz), hangen hier nauw mee samen. Het gaat hier niet alleen om het beleggen van de verant­ woordelijkheid bij andere overheidsorganen, het gaat ook om een meer doelmatige besteding van middelen – minder middelen welteverstaan. De hervormingen zijn daarmee onderdeel van de ontwikkeling naar minder overheid en meer eigen verantwoordelijkheid voor burgers. Het doel van het kabinet is ‘een land met een compacte en krachtige overheid, die ruimte geeft en kansen biedt waar het kan en beschermt als dat nodig is, zodat niemand tussen wal en schip raakt55.’ Eigen kracht, zelfregie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. Dat zijn kernbegrippen in de hedendaagse samenleving. De rol van de verzorgings­ staat, met een overheid die veel voorzieningen treft voor onder meer gezondheid en ondersteuning van burgers, is kleiner geworden. De overheid stuurt haar bevolking aan op een versterking van de horizontale zorgrelaties. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘de participatie­samenleving’. De burger wendt zich tot de eigen omgeving voor zorg en ondersteuning, en pas als dat niet kan tot de overheid. De overheid laat steeds meer over aan de burger, zijn netwerk en ­financiële middelen. Zo’n grote omslag in de relatie tussen een overheid en haar burgers gaat uiteraard gepaard met nieuwe wetten en nieuw beleid. De decentralisaties in het sociaal domein vormen een van de grootste operaties. In 2015 hebben de hervormingen op dit terrein hun 55 Troonrede 2013. ◀ VORIGE 43 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Zorg en ondersteuning: recht of gunst? Waar zorg en ondersteuning voorheen nog een ­kwestie waren van charitas, een zaak van individuele beoordeling en willekeur, is in de loop van de vorige eeuw een uitgebreid stelsel van afdwingbare aan­­ spraken ontstaan, gefinancierd uit de collectieve middelen, waaraan de bevolking bijdraagt door middel van ­belastingen en sociale verzekeringen. Veel mensen beschouwen het krijgen van voorzieningen daarom als een recht. De juridische veranderingen en de herschik­ king van taken in het sociale domein en de daarmee toenemende vrije ruimte voor individuele beoordeling, ­betekenen nog geen terugtred naar de situatie van ­liefdadigheid van de 19e eeuw. Sociale rechten zijn stevig verankerd in wetgeving en naleving is onder­ worpen aan rechterlijk toetsing. Gijsbert Vonk signa­ leert desalniettemin dat bepaalde ontwikkelingen het vertrouwen in de daadwerkelijke naleving van deze rechten kunnen ondermijnen. Hij noemt als voor­ beelden de ‘versnippering van rechtsbescherming, een afkalving van de gesubsidieerde rechtsbijstand en verhoging van griffiegeld’56. Vonk wijst ook op wat hij noemt ‘de ex-juridiserings­ reflex’, waarmee hij doelt op ontwikkelingen waarbij gemeenten hun vrije beleidsruimte aangrijpen als middel om voorzieningen buiten de sfeer van het recht te houden57. 56 Vonk, G. (ed.), Klingenberg, A., Munneke, S., Tollenaar, A. Rechtsstatelijke aspecten van de decentralisaties in het sociale domein, Rijksuniversiteit Groningen: Vakgroep Bestuursrecht & Bestuurskunde, 2016 p. 134. 57 Vonk, G., ‘Kwetsbare verzorgingsstaat. Over juridische aspecten van ernstige armoede in Nederland’, NJB 2015, jrg. 90, pp. 1280-1288, p. 1285. ◀ VORIGE 44 Dit doet de vraag rijzen hoe mensenrechten zich verhouden tot de veranderingen in het sociale domein. Past de rechtenlogica nog wel in de huidige tijdsgeest van zelfredzaamheid, ‘doe-het-zelf’ en eigen kracht? En wat zijn de mensenrechtelijke kaders voor de centrale en de lokale overheid bij de uitvoering van taken in het sociale domein? VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Transitie in het sociale domein als kans In dit hoofdstuk In dit hoofdstuk komt vanuit het perspectief van de mensenrechten een aantal aspecten van de huidige stand van zaken in het sociale domein aan bod. Het is uiteraard slechts een selectie van de veranderingen, en ook een selectie van de ontstane problemen, kansen en uitdagingen. In paragraaf 2.2 tot en met 2.4 wordt besproken of het uitgangspunt bij de mensenrechten past, het toetsingskader en welke kansen de verande­ ringen de burger biedt. In paragraaf 2.5 gaat de aandacht uit naar de knelpunten waarvan de contou­ ren in de loop van 2015 duidelijk zichtbaar zijn gewor­ den. Welke groepen worden het hardst getroffen? Welke situaties en werkwijzen leveren een risico op vanuit mensenrechtelijk perspectief? Welke rol speelt de centrale overheid? En wat is het mensenrechtelijk kader voor gemeenten? In paragraaf 2.6 en 2.7 bespre­ ken we noodzakelijke randvoorwaarden en de verande­ rende rol van de overheid. We sluiten dit hoofdstuk af met een conclusie. De veranderingen in het sociale domein gericht op het versterken van eigen kracht en autonomie van mensen en die gemeenten een grotere rol geven, bieden kansen om mensenrechten te realiseren dicht bij huis. Dit roept de woorden in herinnering van Eleanor Roosevelt, een van de opstellers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: “Waar begin­ nen de universele mensenrechten? Op kleine plaatsen, dicht bij huis (…) die plekken zijn de wereld van indivi­ duele mensen. Als deze rechten daar geen betekenis hebben, hebben ze weinig betekenis ergens anders.” Het College ziet de transitie in het sociale domein dan ook uitdrukkelijk als een kans zoals we ook in para­ graaf 2.4 bespreken. Het centraal stellen van de (auto­ nomie van) de burger en diens behoeften draagt bij aan de bescherming en bevordering van zijn mensen­ rechten. De veranderingen zijn omvangrijk en gaan vanzelfsprekend niet zonder slag of stoot. Het moet tenslotte anders en er is minder geld. De veranderin­ gen treffen mensen die zich veelal in een kwetsbare positie bevinden en de gevolgen zijn soms ingrijpend. ◀ VORIGE 45 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 2.2Uitgangspunt past bij mensenrechten De transities betreffen een ongekend grote operatie en de ontwikkelingen zijn nog pril. Aanloopproblemen bij een operatie op deze schaal zijn begrijpelijk en onver­ mijdelijk. Het feit dat de hervormingen plaatsvinden in het sociale domein waar het mensen in een kwetsbare situatie betreft, is een reden voor het College voor de Rechten van de Mens om de vinger aan de pols te houden58. De overall rapportage over het sociaal domein van het SCP benoemt als kwetsbare groepen mensen die over weinig hulpbronnen beschikken, zoals opleiding, inkomen, een goede gezondheid en werk59. Een actieve rol voor de burger bij het organiseren en invullen van de benodigde zorg en ondersteuning geeft hem of haar meer regie en zeggenschap. De Memorie van Toelichting bij de Wmo 2015 erkent het belang van zeggenschap van de cliënt die een maatwerkvoorzie­ ning aanvraagt60. Vanuit het oogpunt van mensenrech­ ten is dat een goede zaak. Autonomie en menselijke waardigheid zijn nauw met elkaar verbonden. Zelfregie bij het vormgeven van de benodigde ondersteuning, kan het gevoel van eigenwaarde bevorderen. Er dient rekening mee te worden gehouden dat het voor Het beleid van de overheid is erop gericht dat mensen – ook mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben – vaker in hun eigen huis blijven wonen in een gewone wijk. Dat past bij het streven naar een inclu­ sieve samenleving: iedereen kan op gelijkwaardige wijze deelnemen aan de maatschappij. Ook zelfstan­ dig wonen kan bijdragen aan autonomie. Autonomie is niet een kwestie van zwart of wit. Mensen kunnen op sommige terreinen heel goed in staat zijn voor zichzelf te zorgen, en op andere terreinen niet; of op het ene moment wel en het andere moment niet. Het beginsel van autonomie moet goed in balans zijn met het beschermingsbeginsel. Uit een SCP-onderzoek over 2014 blijkt dat ongeveer 10% van de Nederlandse bevolking al zorg en onder­ steuning ontvangt vanuit hun sociale netwerk. Voor het overgrote deel (75%) van deze mensen is dat de enige vorm van zorg en ondersteuning die zij krijgen61. ›› 58 Mensenrechten en lokaal beleid is dan ook opgenomen als een van de punten in het strategische programma 2016-2019 van het College voor de Rechten van de Mens. 59SCP, De overall rapportage sociaal domein, Rondom de transitie, Den Haag: SCP, 2016, p. 10. 60 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3, p. 36. ◀ VORIGE mensen die ondersteuning nodig hebben belastend kan zijn hulp te vragen aan hun eigen omgeving. Dat brengt hen in een situatie waarin zij afhankelijk zijn van anderen, waardoor de relatie niet meer op gelijkwaar­ digheid is gebaseerd. Voor sommigen is dat wellicht geen probleem, voor anderen wel. 61SCP, Zorg en ondersteuning in Nederland: kerncijfers 2014, Den Haag: SCP, 2014, p. 7. 46 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Dit biedt echter niet voor iedereen uitkomst. In het onderzoek zei bijna een op de tien Nederlanders niemand in hun sociale omgeving te hebben die ­gedurende drie maanden informele hulp zou kunnen bieden. Bij 65-plussers en degenen met een gezond­ heidsbeperking is dat ongeveer een op vijf62. Vooral mensen die gebruik maken van een Wmo-voorziening kunnen niet altijd een beroep doen op een sociaal netwerk63. Een mensenrechtenperspectief vereist niet dat iedereen exact dezelfde voorziening van de overheid krijgt, maar wel dat de overheid bewaakt dat iedereen de mogelijk­ heid heeft aan de samenleving deel te nemen. Het mensenrechtenperspectief vereist ook dat de ­overheid de mensen beschermt die dat niet kunnen. Anders ontstaat spanning met een ander mensen­rechtelijk beginsel: dat van de menselijke waardigheid. ■ 62 SCP, Zorg en ondersteuning in Nederland, p. 19-21. 63SCP, De overall rapportage sociaal domein, Rondom de transitie, Den Haag: SCP 2016, hoofdstuk 3. 2.3 Mensenrechten als toetsingskader participatiebeginsel, dat garandeert dat mensen ­betrokken moeten worden bij beslissingen die hen aangaan, spelen eveneens een belangrijke rol. De decentralisatieoperaties raken aan de praktische vormgeving en realisatie van mensenrechten. De wijzi­ gingen in het sociale domein treffen vooral mensen in kwetsbare situaties: ouderen die hulp behoeven, ­kinderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische ­problemen. Het beleid raakt met name economische en sociale mensenrechten zoals het recht op zorg, sociale ­zekerheid, arbeid en huisvesting, maar ook burger­ rechten en politieke rechten zoals het recht op privacy zijn in het geding. Het non-discriminatiebeginsel, dat garandeert dat niemand in de uitoefening van zijn mensenrechten mag worden gediscrimineerd, en het ◀ VORIGE Om maatwerk en een integrale benadering mogelijk te maken hebben gemeenten beleidsvrijheid nodig. Hoe meer de wetten open laten, hoe beter dat gaat. Dat heeft voordelen, omdat gemeenten op de ­behoeften van de individuele burger kunnen inspelen. Er kleven echter ook nadelen aan. Het is voor de burger belangrijk dat hij weet waarop hij aanspraak kan maken, dat zijn rechten duidelijk zijn vastgelegd en dat duidelijk is binnen welke marges de ›› 47 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S gemeenten hun beleid uitvoeren. Als de wet al te veel open laat, vergroot dat het risico op onduidelijkheden voor de burger en op willekeur bij de besluitvorming. Gemeenten hebben veel beleidsruimte om maatwerk te leveren, maar de beleidsruimte wordt begrensd door de wet en andere regels, waaronder mensenrechten. Het gaat om fundamentele rechten, zoals het recht op gezondheidszorg, het recht op lichamelijke integriteit en het recht op een behoorlijke levensstandaard. De gemeenten moeten zich daar bij het maken en uitvoeren van beleid en beslissingen aan houden. ■ 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 2.4Kansen: de burger centraal 3 DISCRIMINATIE › Dichtbij de burger DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR zelfredzaamheid, inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp die het eigen sociale netwerk kan bieden, ­mantelzorg en algemene voorzieningen. De gemeente kan een maatwerkvoorziening leveren ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie. Zelfredzaamheid betekent dat iemand in staat is de noodzakelijke ­algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren en een gestructureerd huishouden kan voeren. Participatie betekent dat iemand kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer64. In 2015 zijn 393 gemeenten volop bezig geweest met het verder vormgeven van tal van taken in het sociale domein, van Jeugdzorg tot aan de hulp aan ouderen. In de Rapportage over 2014 signaleerde het College dat dit kansen biedt om mensenrechten beter te verwezenlijken. Gemeenten staan letterlijk dichter bij de burger. Zij weten – of zouden moeten weten – hoe een wijk is samengesteld, of er bijvoorbeeld veel ­ouderen wonen, of juist veel jonge gezinnen of alleen­ staanden. Dat is nodig om te weten welke behoefte er is aan maatschappelijke voorzieningen. De gemeente onderzoekt de individuele behoefte aan ondersteuning van de burger. Zij doet dat, vaak in een zogeheten ‘keukentafelgesprek’. Zij kijkt naar behoeften, mate van 64 Art. 1.1.1 Wmo 2015. › ◀ VORIGE 48 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Integrale benadering Een belangrijk uitgangspunt in het nieuwe beleid is dat de gemeente de problematiek van één persoon of van één gezin meer integraal kan beoordelen. Nu de gemeente verschillende verantwoordelijkheden heeft, kan zij optreden als regisseur en de besluitvorming en de uitvoering op een breed terrein op elkaar afstem­ men. Op uiteenlopende wijzen geven gemeenten invulling aan deze nieuwe mogelijkheden. De meeste grotere gemeenten werken met sociale wijkteams, waarin verschillende invalshoeken en disciplines verte­ genwoordigd zijn65. Binnen een gezin kunnen verschillende problemen tegelijk spelen. Bijvoorbeeld huiselijk geweld, werk­ loosheid, schulden en opvoedingsproblemen. Een sociaal wijkteam bestaat uit professionals van verschil­ lende disciplines en/of organisaties, die hun zorg en ondersteuning op elkaar afstemmen en zo bewoners beter kunnen ondersteunen. Het sociale wijkteam bekijkt de problemen niet los van elkaar, maar in samenhang. Als verschillende soorten ondersteuning nodig zijn, kan het wijkteam dat in kaart brengen en op elkaar afstemmen. Door de samenwerking kunnen invalshoeken aan bod komen die anders wellicht buiten beeld blijven. Voor de betrokkenen is het goed dat zij één aanspreekpunt hebben. Eén gezin, één plan en één hulpverlener maken het voor de burger overzichtelijker en eenvoudiger66. Op zich is een dergelijke integrale benadering te beschouwen als een positieve ontwikkeling, die de realisatie van bepaalde mensenrechten in een concrete situatie via ‘maatwerk’ nader bij kan brengen. 65 Movisie en NJi, Sociale (wijk)teams in beeld, Stand van zaken na decentralisaties. Movisie: 2016, p. 6. 66 Gebaseerd op Aandacht voor iedereen, Kennisdossier 14: Sociale wijkteams, Movisie: 2015. ◀ VORIGE Conclusie Vanuit mensenrechtelijk perspectief bieden de hervor­ mingen in het sociale domein gericht op het verster­ ken van zelfregie, autonomie en participatie, kansen. De mogelijkheden voor maatwerk kunnen zorgen voor betere kwaliteit, waarbij de burger het uitgangspunt is. 49 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 2.5 De praktijk na ruim een jaar: knelpunten in inhoud en proces Op grond van signalen die bij het College zijn binnen­ gekomen en rapporten en onderzoeken van diverse instanties, tekenen zich de contouren af van een aantal knelpunten in het sociale domein. In deze paragraaf beschrijven we eerst hoe sommige groepen buiten de boot dreigen te vallen of waar bepaalde werkwijzen op gespannen voet staan met mensenrechten. Niet alle gesignaleerde problemen zijn het directe gevolg van de transities die hebben plaatsgevonden. Sommige problemen bestonden ook al voor de decentralisaties. Wie valt buiten de boot? › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › We gaan in op zeven verschillende situaties: 1 Burgers vermijden zorg door hoge kosten eigen bijdrage De toegankelijkheid en beschikbaarheid van voorzie­ ningen staan onder druk als gevolg van de financiële problemen die zijn gesignaleerd. Er zijn berichten over ouderen die niet snel bij gemeenten aankloppen voor steun, omdat zij een eigen bijdrage voor hulp in de huishouding of de thuiszorg moeten betalen67. Door een stapeling van eigen bijdragen gaan mensen zorg mijden. MEE NL rapporteert dat er te weinig onder­ steuning bij financiële zaken is voor mensen met een beperking. De Nationale ombudsman constateert in zijn rapport ‘Een onverwacht hoge rekening’ dat burgers van hun gemeente nauwelijks of geen ­informatie krijgen over de hoogte van de eigen bijdrage voor hun ondersteuning. Deze informatie hebben zij nodig om ‘weloverwogen te kunnen b ­ eslissen of zij wel of niet gebruik (kunnen) maken van de aan­geboden zorg of ondersteuning68.’ Veel mensen worden maan­ den later overvallen door soms zeer hoge ­facturen. ›› 67 http://www.skipr.nl/actueel/id23480-ouderen-mijden-zorg-omkosten.html 68 Nationale ombudsman, Een onverwacht hoge rekening, Den Haag: maart 2016, p. 34. ◀ VORIGE 50 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De Nationale ombudsman vindt dat burgers van de overheid mogen verwachten dat zij ‘actief, adequaat en daarmee tijdig worden g­ eïnformeerd over de hoogte van de Wmo-eigen bijdrage69.’ tijdig gesignaleerd kan worden of mensen voldoende financiële draagkracht hebben. Er kan financiële ondersteuning op maat worden geleverd. Ook bij mensen die een middeninkomen hebben (…)72.’ Eenzelfde uitkomst volgde uit een iets eerder versche­ nen onderzoek van Ieder(in) en het tijdschrift Binnenlands Bestuur70. In reactie op Kamervragen gaf de staatssecretaris aan dat zorgmijding door te hoge eigen bijdragen ‘onacceptabel’ is. En legde vervolgens de bal bij de gemeenten: ‘Gemeenten zijn op grond van de wet gehouden om in het onderzoek ter voorbe­ reiding op het besluit tot ondersteuning aandacht te besteden aan de financiële situatie en de mogelijkhe­ den van de betrokkene71.’ De VNG heeft gemeenten gewezen op de instrumenten die zij hebben om de eigen bijdrage te verlagen. De VNG adviseert de gemeenten om ook aan de keukentafel de financiële draagkracht van een huishouden mee te nemen, zodat 2 Mensen zonder rechtmatig verblijf hebben geen aanspraak op Wmo-voorzieningen De Wmo 2015 bepaalt welke mensen aanspraak kunnen maken op voorzieningen. Mensen die niet rechtmatig in Nederland verblijven, kunnen geen beroep doen op maatwerkvoorzieningen op basis van de Wmo 2015. Eind 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uitspraak gedaan over de opvang van niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen. De CRvB oordeelde dat gemeenten bevoegd zijn een verzoek om opvang op grond van de Wmo 2015 van een niet-rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling af te wijzen op de grond dat de noodzaak om opvang te bieden ontbreekt, aangezien er sprake is van een ‘voorliggende voor­ ziening’. Met andere woorden: omdat zij op een andere voorziening een beroep kunnen doen. Deze vreemdelingen kunnen immers gebruikmaken van opvangvoorzieningen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) of de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor opvang in een vrijheids­ beperkende locatie73. Het moge ­duidelijk zijn dat niet alle niet-rechtmatig in Nederland verblijvende ›› 69 Nationale ombudsman, Een onverwacht hoge rekening, Den Haag: maart 2016, p. 34. 70 https://iederin.nl/nieuws/17790/het-onderzoek-waar-niemandomheen-kon/ en http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/ nieuws/kwart-zorggebruikers-mijdt-dure-zorg.9518647.lynkx 71 Kamerstukken II 2015-2016, 29538, nr. 5. 72 VNG, Brief aan de leden ‘Hoogte eigen bijdrage Wmo’, 1 maart 2016. https://vng.nl/files/vng/brieven/2016/20160301_ ledenbrief_hoogte-eigen-bijdragen-wmo.pdf 73 CRvB 26-11-2015, nr. 15/4189 WMO, CRvB 26-11-2015, nr. 14/5442 WMO, en CRvB 26-11-2015, nr. 14/4389 WMO. “De Nationale ombudsman vindt dat burgers van de overheid mogen verwachten dat zij ‘actief, adequaat en daarmee tijdig worden geïnformeerd over de hoogte van de Wmoeigen bijdrage.” ◀ VORIGE 51 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 4 Krijgen ouderen voldoende hulp? De gevolgen van de hervormingen in het sociale domein raken ouderen op verschillende manieren. De nadruk ligt op zelfredzaamheid en het streven is om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Alleen degenen die 24 uur per dag, 7 dagen per week, zorg nodig hebben, komen in aanmerking voor zorg op basis van de Wlz in een verpleeghuis. Ouderen die thuis wonen, dienen een beroep te doen op informele hulp. Zoals hierboven al geschetst, is er een aanzien­ lijke groep ouderen die aangeven dat zij niemand in hun sociale netwerk hebben op wie zij een dergelijk beroep kunnen doen. vreemdelingen van deze voorziening gebruik zullen maken, omdat dat consequenties heeft voor hun verblijf in Nederland. Al lijkt dit op papier een sluitend systeem, in de praktijk betekent het dat een deel van deze groep mensen op straat rondzwerft, omdat zij geen onderdak hebben en zijn aangewezen op de lief­dadigheid van ­individuele burgers, kerken of NGO’s. 3 Minder opvangplaatsen voor slachtoffers van ­huiselijk geweld De decentralisatie heeft de beleidsverantwoordelijkheid van gemeentes ook sterk vergroot op het gebied van de zorg voor en de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld. Uit enkele rapporten blijkt echter dat de bezuini­ gingen waarmee de decentralisaties gepaard zijn gegaan tot gevolg hebben dat er onvoldoende opvangplekken zijn om aan alle slachtoffers van ­partnergeweld opvang en ondersteuning te bieden. In sommige regio’s is vijftig procent bezuinigd op vaste opvangplekken. Wie niet in de opvang terecht kan, is aangewezen op ambulante hulp­verlening. Dat betekent dat veel slachtoffers niet anders kunnen dan thuis blijven bij de gewelddadige partner74. Vrouwen zonder geldige verblijfsstatus die met huiselijk geweld of eer-gerelateerd geweld te maken hebben, moeten worden opgevangen in de vrouwen­ opvang. Desalniettemin zijn er signalen dat deze vrou­ wen geen toegang krijgen tot opvang vanwege hun verblijfstatus. Dit is in strijd met verschillende ­verdragen, waaronder het Verdrag van Istanbul75. “Er is een aanzienlijke groep ouderen die aangeven dat zij niemand in hun sociale netwerk hebben op wie zij een dergelijk beroep kunnen doen.” Het College signaleerde in zijn jaarlijkse rapportage 2014 ook andere risico’s. Een van de problemen is dat mantelzorgers soms de zorg niet goed aankunnen, en de zorg kan ontsporen in huiselijk geweld. De regering heeft een Actieplan opgesteld: ‘Ouderen in Veilige Handen (2015-2017)’. Zij streeft er naar dat in 2017 alle gemeenten specifiek beleid hebben op het gebied van ouderenmishandeling. In 2015 verscheen een SCP-onderzoek naar ouderenmishandeling, waaronder mishandeling van ouderen in de huiselijke sfeer. Een van de conclusies is dat er slechts beperkt zicht is op het werkelijke aantal slachtoffers van ›› 74 De Kring van Veiligheid, Huiselijk geweld te lijf, p. 15. 75 Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. ◀ VORIGE 52 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ouderen­mishandeling76. Het is daarom positief als gemeenten specifiek beleid gaan maken om deze vorm van mishandeling te voorkomen en te bestrijden. Dat vraagt een forse inspanning van gemeenten, juist nu het moeilijk is te ontdekken waar sprake is van huiselijk geweld. Deze groep ouderen wendt zich niet snel zelf tot een meldpunt of een hulpverlener. Nu meer ouderen langer thuis blijven wonen en zijn aangewezen op informele hulp, is te verwachten dat het probleem toeneemt. Een grote verandering die de Wmo 2015 teweegbracht betreft huishoudelijke hulp. In de voorganger van deze wet bestond een expliciete aanspraak daarop – die is er niet meer. Voor wie al hulp had, was er een overgangsregeling. Nieuwe ­cliënten kunnen niet langer rekenen op het bestaande aanbod. Op grond van de Wmo 2015 kunnen mensen die huishoudelijke hulp echt nodig hebben en die niet uit eigen middelen kunnen betalen een maatwerk­ voorziening vragen. Het budget daarvoor is echter sterk geslonken77 en veel gemeenten hebben dan ook flink gesneden in deze voorziening78. Niet elke oudere kan dit compenseren met een beroep op de eigen omgeving. Deze maatregel kan dan ook tot gevolg hebben dat ouderen te weinig hulp krijgen en hun huis niet goed genoeg kunnen schoonmaken, waardoor onhygiënische situaties kunnen ontstaan. Zij kunnen dan in feite niet zelfstandig wonen, terwijl zij nog niet in aanmerking komen voor opname in een verpleeg­ huis. Op deze manier ontstaat een gat in de bescher­ ming van ouderen die op gespannen voet staat met mensenrechten zoals het recht op een behoorlijke levensstandaard (artikel 11 IVESCR); het recht van ouderen op sociale bescherming (artikel 23 ESH) en het recht op bescherming van de persoonlijke levens­ sfeer (artikel 8 EVRM). In Deel II van het Europees Sociaal Handvest is artikel 23 verder uit­­gewerkt. Staten zijn verplicht passende maatregelen te nemen om ouderen in staat te stellen een onaf­hankelijk bestaan te leiden in hun gewone omgeving zolang zij dit wensen en kunnen, door middel van het beschikbaar stellen van huisvesting aangepast aan hun behoeften en hun gezondheidstoestand, dan wel van passende bijstand bij de aanpassing van hun woning en de gezondheidszorg en diensten die in verband met hun toestand nodig zijn. 76SCP, Ouderenmishandeling in Nederland. Inzicht in kennis over omvang en achtergrond van ouderen die slachtoffer zijn van ouderenmishandeling, Den Haag, p. 10. 77 Het budget dat het Rijk voor huishoudelijke hulp beschikbaar stelt is structureel verminderd met 32% in 2015 oplopend naar 40% in 2016. Kamerstukken II, 2013/2014, 29 538, nr. 384, p.4, Inspectie SZW, Huishoudelijke hulp 1 in beweging, verkennende studie, p.17. 78 Zie Allers, J., ‘Bezuinigingen in het licht van sociale grondrechten’, NTM/NJCM Bulletin, pp. 277-295 voor een overzicht van de verschillende maatregelen die gemeenten hebben genomen met betrekking tot de voorziening huishoudelijke hulp. ◀ VORIGE “Zij kunnen dan in feite niet zelfstandig wonen, terwijl zij nog niet in aanmerking komen voor opname in een verpleeghuis.” ›› 53 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › In 2015 heeft een aantal burgers, waaronder veel ­ouderen, zich tot de rechter gewend nadat zij hun huishoudelijke hulp zijn kwijtgeraakt onder de Wmo 201579. De zaken betroffen niet alleen de inhoud van een beschikking, maar ook de onderzoeksprocedure. Vooralsnog is het gemeentelijke beleid onder de Wmo 2015 alleen nog voorgelegd aan verschillende Nederlandse rechters en getoetst aan de Wmo 2015. Internationale mensenrechtennormen hebben nog geen grote rol gespeeld. Uit deze zaken komt wel naar voren dat het benodigde onderzoek naar de hulp­ behoefte niet altijd zorgvuldig plaatsvindt. Staten moeten mensen informeren over de diensten en voor­ zieningen die beschikbaar zijn en over de mogelijk­ heden hiervan gebruik te maken. Als het onderzoek ›› 79 Inmiddels zijn er >3000 bezwaar- en beroepsprocedures over afwijzing c.q. vermindering van huishoudelijke hulp. ◀ VORIGE 54 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › niet op behoorlijke wijze wordt uitgevoerd, waardoor cliënten niet de voorziening krijgen die zij nodig hebben, voldoet de gemeente niet aan de verplichtingen die uit mensenrechtenverdragen volgen. Op 18 mei 2016 deed de Centrale Raad van Beroep een belangrijke uitspraak over de Wmo 2015. In de eerste plaats oordeelt de CRvB dat huishoudelijke verzorging een prestatie is die onder de Wmo 2015 valt80. De CRvB bevestigt dat gemeenten beleids­ vrijheid hebben bij de uitvoering van de Wmo, maar dat die is begrensd door artikel 2.3.5, derde lid, Wmo. Daarin staat dat een maatwerkvoorziening een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaam­ heid of participatie van de cliënt. Volgens de CRvB betekent dit dat indien het onderzoek uitwijst dat in het concrete geval maatwerk moet worden geboden, niet kan worden volstaan met standaardoplossingen81. In deze zaak kende de gemeente als collectieve maat­ werkvoorziening 78 uur toe voor ondersteuning bij de schoonmaak. Die norm was niet gebaseerd op objec­ tief en onafhankelijk onderzoek, maar op het financiële kader van de gemeente. Het college van B&W heeft niet aangetoond dat met 78 uur per jaar een schoon en leefbaar huis kan worden gerealiseerd. Daarom heeft het niet in redelijkheid tot de vaststelling van het beleid kunnen komen82. De Wmo 2015 bepaalt dat mensen in aan­ merking komen voor een maatwerkvoorziening als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit hun sociale netwerk voldoende zelfredzaam zijn of in staat zijn tot participatie (artikel 1.2.1). ‘Gebruikelijke hulp’ is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in ­redelijkheid mag worden verwacht van de ­echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (art. 1.1.1). Algemene voorzieningen omvatten het ‘aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning’ (artikel 1.1.1). 80 CRvB, 18 mei 2016, zaaknummer 15/4490 WMO15, ECLI:NL:CRVB:2016:1402, par. 5.6.1. 81 Ibidem, par. 5.6.2. 82 Ibidem, par. 5.7.2. ◀ VORIGE ›› 55 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 5 Gevolgen voor vrouwen Het College signaleert dat de gevolgen van de ­hervormingen in de (langdurige) zorg met name ­voelbaar zijn voor vrouwen. Hulpbehoevende mensen blijven langer thuis wonen, en moeten een beroep doen op hun omgeving voor hulp en ondersteuning. De omgeving levert ‘gebruikelijke hulp’ en mantelzorg. Het is te verwachten dat er rechtszaken zullen komen over de vraag wat ‘gebruikelijke hulp’ is, en wie mag bepalen wat dat inhoudt. Wordt bij een keukentafel­ gesprek gevraagd naar de mogelijke inzet van de ­dochter en de schoondochter? Of kijkt men ook ­expliciet naar wat de zoon en de schoonzoon kunnen doen? Of gaan vrouwen er zelf al bij voorbaat van uit dat zij een groter aandeel in de hulp en verzorging gaan leveren, omdat de maatschappij dat nu eenmaal van hen verwacht? In 2015 publiceerde het SCP de rapporten ‘Vrouwen, mannen en de hulp aan (schoon) ouders’83 en ‘Informele hulp: wie doet er wat84? Uit deze rapporten blijkt dat mantelzorg voornamelijk voor rekening komt van vrouwen met alle gevolgen van dien voor hun baan, positie op de arbeidsmarkt en economische onafhankelijkheid. Artikel 11 van het Vrouwenverdrag draagt staten op te zorgen voor gelijke toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt en partners te steunen bij het combineren van arbeid en zorgtaken. Artikel 5 van hetzelfde verdrag verplicht staten stereotype opvattingen over de rolverdeling tussen vrouwen en mannen te bestrijden. Bovendien blijkt mantelzorg vaak te leiden tot ziekteverzuim en uitval op het werk (10% van werkende mantelzorgers gaat minder werken of stopt (tijdelijk)). Onderzoek naar het effect van de maatregelen op de verhouding tussen ­mantelzorg en economische zelfstandigheid is daarom van belang. De regering en de gemeente moeten oog hebben voor de gendereffecten van de wetten en, waar nodig, bijsturen. Verder is met de Wmo 2015 de verantwoordelijkheid in zorgrelaties verschoven van overheid naar private actoren – met de gemeente als regisseur. Dit heeft in 2015 grote gevolgen gehad in de thuiszorg. De grote aantallen ontslagen in de thuiszorg hebben grote gevolgen, die met name laagopgeleide vrouwen heeft getroffen. 83SCP, Vrouwen, mannen en de hulp aan (schoon)ouders, Den Haag: SCP, 2015. 84SCP, Informele hulp: wie doet er wat?, Den Haag: SCP, 2015. ◀ VORIGE 56 ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › De gevolgen van de hervormingen in het sociale domein raken ouderen op verschillende manieren. Staten zijn verplicht passende maatregelen te nemen om ouderen in staat te stellen een onafhankelijk bestaan te leiden in hun gewone omgeving zolang zij dit wensen en kunnen. DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 57 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 6Jongeren die jeugdzorg nodig hebben In 2015 is veel misgegaan wat betreft de opvang van en hulpverlening aan slachtoffers van kindermishandeling, een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van kinderen. Er is veel kritiek op de jeugd­ zorg die nu is ondergebracht bij ‘Veilig Thuis’85. In 2015 heeft de Kinderombudsman drie keer onderzocht in hoeverre toegang tot en de kwaliteit van de jeugdhulp in gemeenten op orde is86. De Kinderombudsman constateerde knelpunten87 in de samenwerking, de toegang, de veiligheid en de bekostiging. Voorts signa­ leerde hij een zorgwekkende groei van de wachtlijsten. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen heeft haar zorgen uitgesproken over het gebrek aan expertise bij wijkteams voor wat betreft seksueel geweld tegen kinderen en mensen­ handel88. Een ander probleem dat zij signaleert is dat toegang tot de jeugd-GGZ te beperkt is voor slacht­ offers van seksueel geweld en mensenhandel. Mensen zonder gediagnosticeerde stoornis hebben geen aanspraak op de vergoeding van behandeling binnen de GGZ. Dat betekent dat een minderjarig slachtoffer van seksueel geweld of mensenhandel dat zeer ernstige problemen ervaart maar nog geen stoornis heeft ontwikkeld, mogelijk geen toegang krijgt tot ­ervaren behandelaars in de jeugd-GGZ. Lichte vormen van hulp door de huisarts, maatschappelijk werker of wijkteam kunnen onvoldoende zijn om de ontwikkeling van stoornissen te voorkomen. De Nationaal Rapporteur pleit daarom voor het waarborgen van de toegang tot de jeugd-GGZ voor slachtoffers van ­seksueel geweld en mensenhandel met (ernstige) problemen89. Ook het VN-Kinderrechtencomité deed aanbevelingen voor het verbeteren van de lokale aanpak van kindermishandeling. Artikel 19 van het Kinderrechtenverdrag vereist een breed scala aan maatregelen ter bescherming van kinderen90. 7 Ingrijpende wijzigingen voor mensen met een beperking en chronisch zieken De stelselwijzigingen zijn ook voor mensen met een beperking ingrijpend. MEE Nederland rapporteerde dat er nog veel onduidelijkheden zijn bij cliënten, aanbieders, verwijzers, indicatiestellers, zorgkantoren en gemeenten over wanneer een cliënt onder de Wmo 2015, de Zvw, de Wlz en/of de Jeugdwet valt. Met als gevolg dat cliënten niet op tijd passende onder­ steuning krijgen, van het kastje naar de muur worden gestuurd of zelfs tussen wal en schip vallen. Cliënten en hun netwerk zijn door de onduidelijkheden veel tijd kwijt met het vinden van de weg naar de juiste 85 Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg, De kwaliteit van Veilig Thuis Stap 1, Landelijk Beeld, Utrecht: Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2016. 86 Zie: deelrapporten 1, 2 en 3 ‘De zorg waar ze recht op hebben. Onderzoek naar de toegang tot en de kwaliteit van jeugdhulp na decentralisatie’ www.Kinderombudsman.nl. 87 Zie conclusie deelrapport 3. 88 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen, Zorg voor voldoende expertise in wijkteams, nieuwsbericht 24 april 2015. ◀ VORIGE 89Ibidem. 90 Committee on the Rights of the Child, General comment No. 13 (2011), The right of the child to freedom from all forms of violence, p. 18 e.v. ›› 58 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › instantie en raken daarbij gefrustreerd91.’ Bij de toepassing van de Wmo 2015 blijkt dat kennis over en ervaring met specifieke doelgroepen nog onvoldoende is. Zij komen daarom niet of te laat in beeld, of krijgen niet de goede ondersteuning. Bijvoorbeeld: Wmo-consulenten en het wijkteam overschatten soms mensen met een verstandelijke beperking, eisen te veel van hen, en tonen weinig begrip als iets fout gaat. worden gehaald, kunnen werkgevers een boete krijgen van 5.000 euro per werknemer. Deze doelstelling is mooi, en in overeenstemming met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Echter, er doen zich diverse problemen voor bij de uitvoering van de wet die in de weg staan dat alle arbeidsbeperkten die kunnen werken ook daad­ werkelijk aan een baan worden geholpen. Zo richt de Participatiewet zich alleen op mensen die via het UWV en de sociale werkvoorziening werken of een uitkering ontvangen. Er zijn diverse maatregelen getroffen om werkgevers te stimuleren mensen met een beperking in dienst te nemen. Zij kunnen onder­ steuning krijgen, bijvoorbeeld een jobcoach die de werknemer begeleidt, een loonkostensubsidie of een werkplekvoorziening. Mensen met een arbeidsbeper­ king die niet tot deze groep behoren, bijvoorbeeld omdat zij geen uitkering krijgen, vallen buiten de banenafspraak. Ieder(in) geeft als voorbeeld de mensen met een arbeidshandicap die per uur meer dan het minimumloon (de uitsluitingsgrens) kunnen verdienen, maar vanwege hun beperking slechts part­ time kunnen werken. Zij kunnen dus toch maar een bescheiden inkomen verwerven. Zij tellen niet mee voor de gemaakte baanafspraken, en hebben daarom minder kans op werk92. Mensen die buiten de afspra­ ken vallen, zijn minder aantrekkelijk voor werkgevers, omdat zij dan het quotum niet halen en omdat zij dan geen subsidie krijgen. Het College merkt hier op dat de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) discriminatie op ›› De Participatiewet heeft onder andere tot doel dat zo veel mogelijk mensen, met of zonder arbeidsbeper­ king, werk vinden. Een van de maatregelen is de ­afsluiting van de toegang tot sociale werkplaatsen. Alleen wie op 31 december 2014 een vast contract had, houdt zijn plaats. Gemeenten hebben tot taak zo veel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking naar werk bij een ‘gewone’ werkgever toe te leiden, zo nodig met ondersteuning vanuit de gemeente. Op 1 mei 2015 is de Wet banen­ afspraak en quotum arbeidsbeperkten (soms Quotumwet genoemd) in werking getreden. Het doel van beide wetten is werkgevers te stimuleren mensen met een beperking in dienst te nemen. In het Sociaal Akkoord van april 2013 staat dat de private sector de komende tien jaar 100.000 extra banen creëert. Daarnaast creëert de overheid in de publieke sector 25.000 extra banen. Van jaar tot jaar wordt bijgehou­ den hoeveel banen er voor mensen met een beperking bijkomen. Als blijkt dat de afgesproken aantallen niet 91 MEE Nederland, Trend- en signaleringsrapportage 2016, Utrecht: MEE NL, 2016, p. 4. ◀ VORIGE 92Ieder(in), Inbreng AO Participatiewet 29 oktober, 22 oktober 2015. 59 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › grond van een handicap verbiedt. Dit houdt onder meer in dat werkgevers in een aanpassing moeten voorzien, tenzij dat onevenredig belastend zou zijn voor de werkgever. Maar ook mensen voor wie de wet wel is bedoeld, lopen tegen problemen aan. Het blijkt moeilijk om in het zogeheten doelgroepenregister van het UWV te komen. Daarvoor is een indicatie van het UWV nodig. Landelijk gezien krijgt slechts 20% van de mensen die gemeenten bij UWV voordragen ook daadwerkelijk zo’n indicatie93. Alleen als iemand uit het doelgroepenregister aan het werk is, telt de werk­ plek mee voor de banenafspraak. In een Algemeen Overleg op 29 oktober 2015 zijn veel problemen aan de orde geweest, wat tot een aantal aanpassingen heeft geleid om de uitvoering van de wet te versoepe­ len94. Over het hierboven beschreven probleem zei de staatssecretaris dat er nog onvoldoende informatie beschikbaar is om gefundeerde uitspraken te doen. Gemeenten, UWV en SZW gebruiken de komende ›› 94 Maatregelen vereenvoudiging Participatiewet en Wet Banenafspraak, brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2015. 93 http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/criteriadoelgroepenregister-niet-versoepeld.9502577.lynkx. ◀ VORIGE 60 VOLGENDE ▶ HOME › › 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › tijd om meer kwalitatieve informatie te verzamelen, aldus de staatssecretaris. Volgens een voortgangsbrief is in de eerste maand na de versoepeling het aantal ­aanvragen voor een beoordeling arbeidsvermogen gestegen95. De criteria voor opname in het doel­ groepenregister zijn echter niet versoepeld. In de ­praktijk is gebleken dat de Quotumwet ertoe leidt dat bepaalde groepen ten opzichte van andere groepen 2 RECHT OF GUNST? ‹ 95 Voortgang vereenvoudiging Participatiewet/Wet banenafspraak, brief aan de Tweede Kamer van 23 februari 2016. 3 DISCRIMINATIE › INLEIDING DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › met een beperking zijn achtergesteld. Er zijn maat­ regelen noodzakelijk, omdat dit niet in overeenstem­ ming is met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. In 2015 heeft het College signalen ontvangen waaruit blijkt dat de werkwijze waarmee vorm wordt gegeven aan het beleid in het sociale domein vanuit mensen­ rechtenperspectief bepaalde risico’s met zich meebrengt. Aanbeveling Gemeenten: verzeker dat er goed inzicht is in groepen en individuen die zich in een kwetsbare situatie bevinden en de oorzaken daarvan. Ontwikkel beleid en tref concrete maatregelen, in samenspraak met de b­ etrokkenen, om de mensenrechten van die individuen te beschermen en te voorkomen dat ‘maatwerk’ uitmondt in willekeur. Centrale overheid: onderzoek vanuit het perspectief van mensenrechten wat de gevolgen zijn van de transities. Dat vraagt om speciale aandacht voor groepen die zich in een kwetsbare situatie bevinden. Draag er waar nodig aan bij dat gemeenten in staat zijn de mensenrechten op lokaal niveau te beschermen, bevorderen en verwezenlijken. ■ ◀ VORIGE 61 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Proces van melding tot en met beschikking is niet consistent 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR Welke werkwijzen staan op gespannen voet met mensenrechten? › het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienst­ verlening op het gebied van maatschappelijke onder­ steuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen98.’ De beschikbaar­ heid van een onafhankelijke cliënt­ondersteuner is nog niet overal goed geregeld. Als de cliëntondersteuning in de wijkteams is ondergebracht, is de onafhankelijk­ heid niet altijd geborgd. Ook voorzien niet alle gemeenten in de mogelijkheid passende cliëntonder­ steuning buiten het wijkteam te zoeken. Een ander punt is dat de focus ligt op de Wmo en niet of nauwelijks op participatie en passend onderwijs. ›› Uit onderzoek WMO 2015 blijkt dat veel gemeenten in de praktijk de procedure van melding tot en met het verslag van het onderzoek respectievelijk beschikking maatwerkvoorziening verschillend en in sommige gevallen op ondoorzichtige wijze uitvoeren96. Ook de voorzieningenrechter oordeelde in een snel toe­­ nemend aantal zaken dat gemeenten onvoldoende zorgvuldig onderzoek hadden gedaan toegespitst op de zorgvrager97. Vaak is het een gemeenteambtenaar die op huis­ bezoek komt in verband met een aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Dat is geen onafhankelijke partij, en bovendien iemand van wie de aanvrager afhankelijk is. Op grond van de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht cliëntondersteuning als kosteloze algemene voorziening te organiseren voor alle ­(groepen) burgers. Cliëntondersteuning houdt in ‘onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en 96ANBO, Spelregels Wmo 2015 inzake ‘het onderzoek’, Woerden: ANBO, 2015, p. 3. 97 Voor een overzicht van de Wmo-jurisprudentie zie de site van de VNG: https://vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijkeondersteuning/wmo-2015/jurisprudentie-overzicht-wmo. ◀ VORIGE 62 98 Artikel 1.1.1. Wmo. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN Maatwerk vraagt aandacht voor verschillen in culturen Niet iedereen weet de weg te vinden naar het Wmo-loket en weet welke voorzieningen mogelijk zijn. Het Kennisplatform Integratie en Samenleving stelt: ‘Met name mantelzorgers uit lagere sociale klassen, mensen die de taal niet machtig zijn of multiprobleemgezinnen weten de ondersteuning niet te vinden. Tegelijkertijd weten de organisaties voor mantelzorgondersteuning hen […] niet te bereiken99.’ Het voeren van keukentafelgesprekken vraagt inlevingsvermogen in de cliënt. Doet hij zich niet beter voor dan hij is omdat hij zich schaamt om hulp te vragen? › › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Aanbeveling Gemeenten: zorg ervoor dat burgers weten dat zij recht hebben op een onafhankelijke cliëntondersteuner. Dit is een belangrijk aspect van de rechtsbescherming. ■ 99 http://www.kis.nl/artikel/bereik-de-mantelzorger-metmaatwerk-en-cultuursensitiviteit ◀ VORIGE 63 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Privacy: verwerking persoonsgegevens door gemeenten In zijn Rapportage over 2014 wees het College op de zorgen over de bescherming van de privacy tijdens de ‘keukentafelgesprekken’, waarin de zorgaanvrager veel medische en financiële gegevens moet overleggen. In 2015 deed de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens door gemeenten in het sociale domein. Bij de decen­ tralisaties is de uitvoering van verschillende taken aan gemeenten overgelaten. Dat betekent dat gemeenten het algemene juridisch kader voor de verwerking van persoonsgegevens zelf moeten concretiseren en toespitsen op de uitvoering van taken in het sociaal domein. Het concludeerde dat het in de onderzochte gemeenten veelal ontbreekt aan zowel een goede analyse van dit algemene juridisch kader als aan de verdere concretisering daarvan voor de specifieke gemeentelijke praktijk100. De AP concludeerde dat: ■■ ‘Het ontbreekt aan een heldere bepaling van wanneer en waarom toestemming wordt gevraagd bij de verwerking van persoonsgegevens in het ­sociaal domein; ■■ Er gebreken kleven aan de manier waarop de toestemmingsprocedures zijn vormgegeven; ■■ Er gebreken kleven aan de manier waarop de ­informatieplicht over de verwerking van persoons­ gegevens in het sociaal domein wordt nagekomen; ■■ Geen van de 41 gemeenten heeft duidelijk onder­ scheiden wanneer toestemming nodig is, waarvoor toestemming nodig is en aan welke voorwaarden deze toestemming dan moet voldoen101.’ 100 Autoriteit Persoonsgegevens, ‘De rol van toestemming in het sociaal domein’, Den Haag: AP, 2016, p. 23. ◀ VORIGE 101Ibidem. 64 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Van formeel naar informeel – toegang tot de rechter Gemeenten hebben niet alleen meer ruimte gekregen om in het sociale domein eigen beleidskeuzes te maken maar ook om beslissingen te nemen in het individuele geval; het gaat immers om het leveren van individueel maatwerk. Het centraal stellen van de burger en zijn behoeften is vanzelfsprekend positief vanuit mensenrechtelijk perspectief. Er kleeft echter het risico aan van strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals onder meer beschermd door artikel 1 van de Grondwet en Protocol 12 bij het EVRM. Het systeem van rechts­bescherming is er om inbreuken hierop in te dammen of te repareren. Het is dan ook van groot belang dat er toegang is tot effectieve rechtsbescher­ ming. Dit is ook een mensenrecht102. Bij de participatiesamenleving gaat het erom de zorgrelaties tussen private actoren te activeren, met de gemeente als regisseur. De uitvoering van de zorg en de maatschappelijke ondersteuning vindt doorgaans plaats door private aanbieders. De consequentie hier­ van is dat de beslissingen over het toekennen van zorg of maatschappelijke ondersteuning sterk verweven zijn met de uitvoering van die zorg, die doorgaans in handen ligt van private partijen. Toekenning van enige voorziening aan een individu vindt daardoor plaats op een manier die het minder gemakkelijk maakt om het moment van definitieve vaststelling van de toekenning ›› 102 Zie bijvoorbeeld artikel 13 EVRM. ◀ VORIGE te identificeren. Er is sprake van een reeks contact­ momenten met overheidsfunctionarissen en/of mede­ werkers van de private instelling waarbij niet alle contacten uitmonden in een formele, schriftelijke beslissing. Een groot deel van de procedure vindt hier­ mee plaats in een informele setting. Hieraan kleeft het bezwaar dat het voor de burger die meent dat hij niet krijgt wat hem toekomt, het niet altijd duidelijk is of dit ligt aan de besluitvorming van de gemeente of aan de uitvoering door de instelling. Het gevolg is dat onduidelijk is of bezwaar moet worden gemaakt bij de bestuursrechter of geklaagd moet worden bij de Ombudsman. Voor zover een private instelling is betrokken staat de weg naar de burgerlijke rechter open. Het gevolg van dit alles is een versnipperde en daardoor minder toegankelijke en ook minder effec­ tieve rechtsbescherming. Terwijl nu juist de noodzaak van effectieve rechtsbescherming sterk wordt bena­ drukt, voor zover het in dit soort gevallen gaat om de vormgeving van sociale grondrechten vanuit een het internationale mensenrechtelijke kader. 65 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › Democratische controle 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › Zoals hierboven aangeduid, vindt de uitvoering van de zorg en maatschappelijke ondersteuning doorgaans plaats door private aanbieders. De contracten die gemeenten met die aanbieders sluiten worden veelal niet meer per individuele gemeente afgesloten, maar in een samenwerkingsverband. Hierbij kan worden aangesloten bij een bestaand intergemeentelijk 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN Bovendien wordt er gewerkt aan een lange termijn oplossing voor de geschetste problematiek. De gedachten gaan daarbij uit naar een wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht. Dit is evenwel een proces van jaren terwijl in de tussentijd grote aantallen toekenningsbeslissingen worden genomen. ■ De problemen met de geschillenbeslechting in het sociale domein zijn onderkend. In opdracht van het ministerie van BZK is een Handreiking geschillen­ beslechting sociaal domein gemaakt die gemeenten faciliteert om hun klacht en bezwaarprocedures op een laagdrempelige informele manier in te richten en integraal te behandelen. Hierbij kan de burger zich uiteindelijk tot de gemeente wenden en is het niet van belang of het gaat om een formeel besluit of een uitvoeringshandeling. ◀ VORIGE samenwerkingsverband (gemeenschappelijke regeling) of een ad hoc samenwerking. In beide gevallen staat de lokale volksvertegenwoordiging, de gemeenteraad, die in het lokale bestuursstelsel de ultieme controle­ rende taak vervult, op afstand. Feitelijk schieten de democratische controle- en verantwoordings­ mechanismen dan tekort. 66 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 2.6Randvoorwaarden die de centrale en lokale overheid in de gaten moet (blijven) houden Mensenrechten zijn normen waaraan ook lokale over­ heden, als organen van de staat, zich moeten houden. Mensenrechten zijn ook richtsnoeren waaraan lokale overheden hun beleid behoren te toetsen. Belangrijke uitgangspunten van economische en sociale mensen­ rechten zijn beschikbaarheid en toegankelijkheid. Dat houdt in dat goede zorg daadwerkelijk beschikbaar moet zijn. Het is nodig daarbij rekening te houden met verschil­ len tussen mensen, en te garanderen dat zorg beschik­ baar is voor vrouwen en meisjes, migranten, mensen met diverse godsdienstige overtuigingen en levensbeschou­ wing, mensen met een beperking en chronisch zieken. Het non-discriminatiebeginsel speelt hierbij een belang­ rijke rol. De staatssecretaris heeft inmiddels herhaaldelijk gezegd dat het verlenen van mantelzorg niet verplicht is103. Dat standpunt onderschrijft dat zorg en onder­ steuning beschikbaar moeten blijven. Desalniettemin ­ver­­schijnen in de media regelmatig berichten van mantel­ zorgers over professionele zorgverleners, zoals de thuis­ hulp, die taken bij hen neerleggen104. Deze knel­punten in de ­praktijk verdienen serieuze aandacht. Een ander belangrijk aspect is toegankelijkheid. Daaronder valt economische toegankelijkheid, oftewel betaalbaarheid. Diensten moeten voor iedereen betaal­ baar zijn, ook voor sociaal zwakkeren. Mensen die minder te besteden hebben, zouden niet buiten­ proportioneel belast moeten worden met zorguitgaven in vergelijking met rijkeren. Dat mensen zorg mijden vanwege de hoge kosten verdient de aandacht. Het gaat ook om toegankelijkheid van informatie: iedereen heeft het recht informatie en ideeën over gezondheids­ kwesties te zoeken, te ontvangen en te verspreiden. Dat geldt ook voor informatie over de voorwaarden waaronder de gemeente zorg of ondersteuning verleent, zoals de gevraagde eigen bijdrage. Toegankelijkheid van informatie mag echter geen inbreuk maken op het recht op bescherming van persoonlijke gegevens. Het hierboven aan­­gehaalde rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens laat zien dat de huidige situatie daar nog niet aan voldoet. ›› 103 O.m. in Kamerstukken II, 2014–2015, 29 538, nr. 187, p. 2. 104 Zie o.m. Van Hintum, M., Dat is een taak voor de familie, zegt de thuiszorg steeds, NRC, 26 maart 2016. ◀ VORIGE 67 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De internationaal toezicht­houdende organen107 hebben een aantal normen geformuleerd waaraan maatregelen die afbreuk doen aan het verwezenlijken van sociale rechten moeten voldoen108: ■■ de maatregel is noodzakelijk en proportioneel en dient een legitiem doel; ■■ de maatregel tast de nakoming van minimum ­kernverplichtingen niet aan; ■■ de maatregel is niet discriminerend en beschermt de rechten van kwetsbare groepen; ■■ betrokkenen hebben inspraak gehad; ■■ er heeft een onafhankelijke beoordeling plaatsgevonden; ■■ de maatregel is van tijdelijke aard. Bij de beoordeling of een regressieve maatregel een schending van mensenrechten oplevert hanteren de toezichthoudende organen altijd een redelijkheidstoets. De wijkteams hebben veel verschillende expertises nodig om aan alle zorgvragen te kunnen voldoen. Kunnen zij zich in alle cliënten inleven? Komen zij overal? Een peiling van Movisie en NJi wees uit dat gemeenten zelf vinden dat de wijkteams nog te weinig preventief en outreachend kunnen werken105. “Een peiling van Movisie en NJi wees uit dat gemeenten zelf vinden dat de wijkteams nog te weinig preventief en outreachend kunnen werken.” De hervormingen in het sociale domein gaan gepaard met versoberingsmaatregelen. De bezuinigingen ­dwingen de lokale overheden tot het maken van keuzes. Deze keuzes vallen binnen de beleidsvrijheid van gemeenten, maar mensenrechtennormen bieden de randvoorwaarden waarbinnen die keuzes gemaakt zullen moeten worden. Verschillende comités die toezicht houden op de implementatie van mensen­ rechtenverdragen hebben gewaarschuwd dat bezuini­ gingsprogramma’s niet mogen leiden tot schending van sociale rechten106. 105 Movisie en NJi, zie noot 65, p. 6. 106 A.G. Pillay, Chairperson Committee on Economic, Social and Cultural Rights, Letter to States Parties, UN Doc. CESCR/48th/ SP/MAB/SW, 16 May 2012; European Committee on Social Rights, ECSR, ‘General Introduction’, Conclusions, Vol. XIX-2, p.13. ◀ VORIGE 107 Het betreft hier met name het Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (CESCR) en het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR). 108 Allers, J., ‘Bezuinigingen in het licht van sociale grondrechten’, NTM/NJCM Bulletin, Jrg. 40, nr. 3 (2015), pp. 277-295. ›› 68 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › Aanbeveling Gemeenten: zorg ervoor dat zorg en ondersteuning daadwerkelijk toegankelijk en beschikbaar zijn. Hanteer bij het maken van beleid en bij besluitvorming in individuele gevallen de criteria die voortvloeien uit internationale mensenrechtennormen. ■ 2.7Veranderende rol van de centrale overheid DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Ogenschijnlijk zit er een zekere spanning tussen de (noodzaak van) beleidsruimte die lokale overheden hebben om vorm te geven aan de taken in het sociale domein en de mate waarin de centrale overheid bezien vanuit het perspectief van de mensenrechten­ verdragen kan terugtreden. Het feit dat lokale ­over­heden steeds meer autonome bevoegdheden hebben gekregen bij de vormgeving en realisatie van mensenrechten, wil niet zeggen dat de verantwoorde­ lijkheid van de centrale overheid ophoudt109. Een decentraal sociaal stelsel kan geen excuus vormen voor het niet nakomen van internationale verplichtingen. De Nederlandse regering is ten opzichte van inter­nationale toezichthouders de autoriteit die wordt aangesproken op naleving van verdragen. Met andere woorden, de centrale overheid behoudt de systeemverantwoordelijkheid. Die systeemverantwoordelijkheid voor de naleving van mensenrechten bestaat uit verschillende elementen. Ten eerste moet de naleving van mensenrechten­ normen ook door lokale overheden worden gewaar­ borgd door wetgeving die de kaders aangeeft waarbinnen decentrale overheden mogen opereren. Er moet ook worden voorzien in voldoende (financiële) middelen. Daarnaast rust op de centrale overheid de (systeem)verantwoordelijkheid toezicht erop te houden dat ook daadwerkelijk binnen die kaders wordt geopereerd. Om te kunnen voldoen aan de ›› 109 ECSR, Decision on the merits 70/2011 The Central Association of Carers in Finland tegen Finland, par. 55 ◀ VORIGE 69 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › rapportageplicht aan de internationale verdrags­ comités, moet de regering beschikken over een voldoende duidelijk beeld van de verdragsimplemen­ tatie in de decentrale praktijk. Daartoe is een vorm van monitoring van en gegevensverzameling over die decentrale uitvoeringspraktijk nodig die verder gaat dan het gebruikelijke bestuurlijk toezicht in de zin van ingrijpen in geval van decentraal onwettig handelen, doorkruising van nationaal beleid of anderszins ­tekortschieten. Het waarmaken van de systeem­ verantwoordelijkheid betekent ook dat de verant­ woordelijke minister de gemeenten aanspreekt op hun verantwoordelijkheden of aanvullende maatregelen treft als uit de uitkomsten van de monitoring daartoe aanleiding geven110. Bovendien bevorderen deze monitoring en deze ­gegevensverzameling – als tweede deel van de systeem­ verantwoordelijkheid – het bewustzijn bij gemeenten en andere instanties van de relevante mensenrechten­ normen. De uitkomsten kunnen aan­­leiding geven voor gemeenten om hun beleid te ­evalueren en bij te stellen. En waar nodig de toegang tot noodzakelijke voorzienin­ gen en ondersteuning aan kwetsbare groepen zeker te stellen. Het derde element van de systeemverantwoor­ delijkheid van de centrale overheid is de verantwoorde­ lijkheid om zorg te dragen voor voldoende kennis op het decentrale niveau omtrent de precieze inhoud van relevante mensenrechtennormen. Met de decentralisa­ tie in het sociale domein hebben gemeenten ruimte gekregen om een eigen afweging te maken. Gemeenten krijgen daarmee een eigen ver­­antwoordelijkheid om te zorgen dat zij bij hun b ­ eslissing in een individueel geval niet buiten de mensenrechtelijke kaders treden. Gemeenten zijn verplicht mensenrechten, burger en politieke rechten én economische, sociale en culturele rechten te respecteren, beschermen en bevorderen. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 110SCP, De overall rapportage sociaal domein, Rondom de transitie, Den Haag: SCP 2016, p. 7. Aanbeveling Centrale overheid: zorg ervoor dat gemeenten gegevens verzamelen die inzicht geven in de mate waarin de mensenrechten van burgers zijn beschermd en waar er knelpunten zijn. Spreek gemeenten aan op hun verantwoordelijkheden en tref aanvullende maatregelen als de ­uitkomsten van de monitoring daartoe aanleiding geven. ■ ◀ VORIGE 70 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 2.8Conclusie In 2015 zijn Nederlandse gemeenten volop verder gegaan met het vormgeven en uitvoeren van de nieuwe taken op het terrein van jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie. De eerste 17 maanden laten zien dat er de nodige knelpunten zijn in de uitvoering van het nieuwe beleid. Dat er enige tijd overheen gaat voordat alles goed verloopt, is niet verrassend. De signalen van de druk die er ligt op de omgeving van de burger die zorg en ondersteuning nodig heeft, zijn echter zorgelijk. Het mag formeel zo zijn dat mantelzorg niet verplicht is, als het beroep op de naasten groot is door de niet-sluitende formele zorg voelen zij dat duidelijk anders. Toegang tot zorg komt zo onder druk en als er gaten vallen in de zorg en ondersteuning kan dat leiden tot tekortschietende zorg voor mensen in een kwetsbare situatie. leiden tot een inbreuk op mensenrechten. Of daarvan sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het is aan gemeenten om niet alleen de mensenrechten te respecteren, maar ook ze te beschermen en te bevorderen. De centrale overheid heeft de verantwoordelijkheid te bewaken dat gemeen­ ten zich houden aan het mensenrechtelijke kader. Een aantal situaties en werkwijzen die zijn beschreven in dit hoofdstuk kunnen ervoor zorgen dat mensen­ rechten in de knel komen. Het is van belang dat burgers hun rechten in de praktijk kunnen uitoefenen. Gemeenten moeten daarom het mensenrechtelijk kader als uitgangspunt nemen bij het vormgeven en uitvoeren van hun beleid en het nemen van beslissin­ gen in individuele gevallen. Daarbij staat het individu en zijn rechten, mogelijkheden en behoeften centraal. Gemeenten maken dan in beleidsstukken inzichtelijk hoe zij bijvoorbeeld vormgeven aan toegankelijkheid van voorzieningen en hoe zij burgers daarover laten meebeslissen. Het laat zien hoe gemeenten afwegin­ gen maken tussen verschillende belangen. Als het gaat om beslissingen in individuele gevallen, laten zij duidelijk zien hoe zij burgers informeren, ervoor zorgen dat burgers de informatie ook daad­werkelijk begrijpen en wat de consequenties van hun beslissin­ gen zijn. Zij hebben aandacht voor de vertrouwelijk­ heid van persoonsgegevens. Dit alles vraagt om deskundigheidsbevordering. ›› Ook bij de vrouwenopvang zijn de gesignaleerde proble­ men ernstig. Het gaat hier om vrouwen die opvang en ondersteuning nodig hebben wegens huiselijk geweld. Dit is niet het soort ondersteuning dat uitstel kan ver­ dragen. De problemen bij de jeugdzorg zijn eveneens dusdanig dat het de vraag is of de toegang tot deze vorm van zorg voldoende gewaarborgd is. Omdat hier mensenrechten in het geding zijn, vragen deze situaties om onmiddellijke aandacht. Als gemeenten deze burgers niet voorzien in de ­benodigde zorg, dan kan dit in individuele gevallen ◀ VORIGE 71 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? ‹ 3 DISCRIMINATIE › Het recht op toegang tot zorg is geen gunst. Mensenrechten, ook sociale rechten, zijn verankerd in onze Grondwet en in mensenrechtenverdragen. In dit hoofdstuk is aandacht besteed aan mensen voor wie de toegang tot zorg en ondersteuning in de knel komt. Ook al zijn de transities nog van recente datum, het is al wel duidelijk dat verschillende groepen in de samen­ leving de veranderingen buitenproportioneel hard raken. En, zoals de Koning in zijn Troonrede zei, het is aan de overheid de mensen te beschermen die dat nodig hebben. Zodat zij niet tussen wal en schip vallen. Precies om die bescherming draaien mensen­ rechten. Het zijn fundamentele rechten, die niet zijn af te nemen door een wijziging van beleid. ■ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 72 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › 3 Discriminatie DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Herkenning, erkenning, begrip en vooruitzien 3.1 INLEIDING › 3.2 HERKENNING: HET ‘ZIEN’ VAN DISCRIMINATIE IN CONCRETE SITUATIES › 3.3 ERKENNING: INZIEN WAT DISCRIMINATIE INHOUDT › 3.4 BEGRIP: DOORZIEN WAT ER BIJ DISCRIMINATIE OP HET SPEL STAAT › 3.5 CONCLUSIE › ◀ VORIGE 73 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 3.1Inleiding Herkenbaarheid is een van de problemen die de aanpak van discriminatie in de weg staat. Uit onder­ zoek blijkt dat mensen vaak wel weten dat discrimina­ tie niet mag, maar dat ze niet precies weten wanneer iets discriminatie is111. Ze herkennen discriminatie vaak niet als het zich voordoet in de praktijk. “Ben jij een student en naast je studie op zoek naar een leuke bijbaan?”, luidt de tekst van de personeelsadvertentie waarin een hotelketen vraagt om een barmedewerker en een kamermeisje/jongen112. Is deze advertentie discriminerend? Op het ­eerste gezicht niet. Toch mag de hotelketen niet vragen naar studenten voor een (bij)baan. Dat is discriminatie naar leeftijd. Waarom? Daarop komen we in paragraaf 3.2 terug. Ander voorbeeld: de meeste Nederlanders wijzen discriminatie op grond van huidskleur af, maar als de politie jonge mannen van Surinaamse of Antilliaanse afkomst in een dure auto van de weg haalt voor controle vanwege hun huidskleur en leeftijd, dan vinden velen dat terecht114. Deze voorbeelden 113Motivaction, Mensenrechten in Nederland 2011. 114 Dit overkwam de rapper Typhoon onlangs. De politie hield hem naar eigen zeggen staande omdat ze de combinatie van leeftijd, huidskleur en de ‘dure’ auto verdacht vond (en dus niet omdat er sprake was van verdacht gedrag ofwel een objectieve aanleiding voor de aan-houding). Deze actie van de politie valt onder de noemer ‘etnisch profileren’ (zie o.m. NRC, 31 mei 2016). 111 Zie Nationaal Comité 4 en 5 mei, Onderzoek uitgelicht. Vrijheid en onvrijheid door de generaties heen, 2015/2016, Utrecht: Universiteit Utrecht, p. 48. Zie ook Motivaction, Mensen-rechten in Nederland - publieksmeting – 2015, Motivaction 2015; Motivaction, Mensenrechten in Nederland, Motivaction 2011. 112 College voor de Rechten van de Mens, 7 oktober 2015, oordeelnummer 2015-110. ◀ VORIGE Daarbij speelt een rol dat mensen wel weten dat ze niet mogen discrimineren, maar in concrete situaties toch onderscheid maken tussen groepen. Uit recent onderzoek blijkt dat 64,6% van de Nederlanders vindt dat het anti-discriminatieprincipe altijd nageleefd moet worden. Maar de steun hiervoor verdwijnt deels als het gaat om een concrete situatie: slechts eenderde (32,8%) van de Nederlanders vindt dat vrouwen nooit voor een baan geweigerd mogen worden door werk­ gevers omdat zij zwanger zijn. Uit ander onderzoek bleek al dat bijna eenderde van de Nederlandse bevol­ king het niet zo bezwaarlijk vindt als vrouwen voor hetzelfde werk minder salaris krijgen dan mannen. Ondanks dat vrijwel iedereen ongelijke behandeling van vrouwen en mannen in het algemeen afwijst113. ›› 74 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › In dit hoofdstuk illustreren dat mensen in een concrete situatie vaak niet de discriminatie herkennen die ze op een meer algemeen en abstract niveau afkeuren of dit als een uitzondering zien. Hetzelfde zien we terug bij mensen­ rechten. Gaat het om bepaalde groepen, dan wordt gemakkelijk goedgepraat als mensenrechten voor deze groepen een beetje minder gelden. Denk aan perso­ nen in een rolstoel die hun recht op mobiliteit niet goed kunnen realiseren doordat ze alleen met veel moeite en hulp met het openbaar vervoer kunnen reizen. De neiging om dat te zien als pech is groot. Het gebruik van het openbaar vervoer voor deze groep ziet men toch eerder als een gunst dan als een recht. In de volgende paragrafen 3.2 tot en met 3.4 illustreren we achtereenvolgens de problematiek van ‘zien’, ‘inzien’ en ‘doorzien’ van discriminatie. We lichten deze problematiek toe aan de hand van een aantal concrete discriminatiesituaties waarmee het College voor de Rechten van de Mens in 2015 te maken heeft gehad, met aandacht voor de mensenrechtelijke aspecten. We behandelen achtereenvolgens de thema’s leeftijdsdiscriminatie, ongelijke toegang tot stages, zwangerschapsdiscriminatie en belemmerin­ gen voor de uitoefening van het kiesrecht door mensen met een beperking. In paragraaf 3.5 sluiten we in de conclusie af met enkele inzichten over het ‘voor­ zien’ van discriminatie: wat kunnen mensen zelf doen om discriminatie te verminderen en mensenrechten te realiseren? Waar moeten we beginnen? ■ Conclusie Er gaapt een kloof tussen gelijke (mensen-)rechten in abstracto, die vrijwel iedereen ziet en onderschrijft, en discriminatie in concrete situaties, waarin discriminatie soms over het hoofd wordt gezien en het accepteren van ‘uitzonderingen’ heel gewoon is. Met name het voorbeeld van mensen met een beperking illustreert dat herkenning alleen niet genoeg is om discriminatie tegen te gaan. Behalve discriminatie ‘zien’ moet men ook ‘inzien’ dat mensen gelijke ­rechten hebben onge­ acht de groep waartoe ze behoren en ongeacht de ­sociale erkenning van die groep, en dat discriminatie betekent dat mensen in de uitoefening van hun mensenrechten worden belemmerd. Mensenrechten en de waarden waarvoor deze staan, helpen verder beter te ‘doorzien’ wat er op het spel staat en waarom het discriminatieverbod zo belangrijk is. Om met Cruyff te spreken: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.” ◀ VORIGE 75 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ 3.2 Herkenning: het ‘zien’ van discriminatie in concrete situaties Discriminatie is vaak indirect en daarom moeilijk te herkennen. Juist omdat het gaat om neutrale formule­ ringen, zoals ‘studenten’, ‘scholieren’, ‘gepensioneer­ den’, etc. Bewustwording hiervan is nodig om deze vorm van discriminatie te voorkomen. Discriminatie kan ook moeilijk herkenbaar zijn als het gaat om stereotypen en daarop gebaseerde vooroordelen. Hieronder staan drie concrete situaties van discrimi­ natie die moeilijk te herkennen zijn. Vervolgens leggen we uit wat de gevolgen kunnen zijn van deze discriminatie. “Discriminatie is vaak indirect en daarom moeilijk te herkennen.” DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN Discriminatie is vaak indirect 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › We kijken nogmaals naar de advertentietekst van de hotelketen: “Ben jij student en naast je studie op zoek naar een leuke bijbaan?115” Waarom is dit moeilijk te herkennen als leeftijdsdiscriminatie? Door naar studenten te vragen verwijst de hotelketen niet recht­ streeks naar leeftijd. Zij vraagt niet naar ‘jongeren’ of ‘personen tot 25 jaar’. Daardoor wordt geen direct, maar wel indirect onderscheid naar leeftijd gemaakt. Van indirect onderscheid is sprake bij een, in dit geval, neutraal ogend criterium – studenten – dat in de praktijk benadeling van bepaalde groepen tot gevolg heeft. En dat is hier aan de orde: omdat studenten voor het overgrote deel jonge mensen zijn, worden mensen die de studentenleeftijd zijn gepasseerd uitge­ sloten van sollicitatie. Ook door de combinatie met ‘bijbaan’ lijkt het alsof ouderen niet voor de functie in aanmerking komen. Indirect onderscheid maken naar leeftijd is verboden, tenzij er een objectieve rechtvaar­ diging voor is: een goede reden die het onderscheid kan legitimeren. De centrale vraag is dus: wat was de reden van de hotelketen om studenten te vragen? De hotelketen wilde daarmee mensen aanspreken die op zoek zijn naar een oproepcontract, waaraan ›› 115 College voor de Rechten van de Mens, 7 oktober 2015, oordeelnummer 2015-110. ◀ VORIGE 76 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › aangeven waarom het nodig was om hiervoor per se studenten te rekru­teren. De hotelketen heeft de indruk dat de reden om studenten te vragen hoogstwaarschijn­ lijk leeftijd is, niet weg kunnen nemen. Vanwege het ontbreken van een objectieve rechtvaardiging voor het leeftijdsonderscheid is hier sprake van leeftijds­ discriminatie. En dat was ook precies het oordeel van het College. ■ geen garantie is verbonden voor het aantal te werken uren. Maar in plaats van te vragen naar studenten, had de hotelketen ook in de advertentie kunnen vermelden waar het eigenlijk om te doen was: mensen vragen voor een oproepcontract zonder urengarantie. Daarmee had de keten de groep aangesproken die zij wilde aanspre­ ken zonder een andere groep uit te sluiten, zoals ‘oudere mensen’. Of iemand al dan niet studeert, is irrelevant voor de (bij)baan, en de hotelketen kon niet Discriminatie bij stages vaak niet gezien en omzeild Het is algemeen bekend dat studenten met een migrantenachtergrond moeilijk aan een stage komen. Moeilijker dan hun medestudenten zonder die achter­ grond. In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de stage een verplicht onderdeel van de opleiding; zonder stage kunnen studenten hun opleiding niet afmaken en krijgen ze geen startkwalificatie. Het verkennende onderzoek ‘Mbo en de stagemarkt, wat is de rol van discriminatie?’ van het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) stelt vast dat etnische afkomst een rol speelt bij het moeilijk verwerven van een stage116. De onderzoekers constateren dat discri­ minatie naar afkomst en religie voorkomt maar dat het vaak onopgemerkt blijft, en dat dit veel te maken heeft 116 Kennisplatform Integratie en Samenleving, Mbo en de stagemarkt, wat is de rol van dis-criminatie? Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2016. ◀ VORIGE 77 met het bedekte en indirecte karakter ervan. Het komt vaak voor dat studentes met een hoofddoek worden afgewezen voor een stage, maar ze worden zelden openlijk afgewezen omdat ze ‘Turks’ of ‘Marokkaans’ zijn of ‘moslim’. Dat zou direct onderscheid naar ­etnische afkomst respectievelijk godsdienst zijn en dat is wettelijk verboden. Meestal verloopt het anders: bedrijven en organisaties wijzen deze stagiaires af in neutrale bewoordingen die ogenschijnlijk niets met religie of afkomst van doen hebben: ze vinden dat een hoofddoek niet past bij de uitstraling van het bedrijf, of vinden een hoofddoek niet representatief. Veel mensen zien hier niets discriminerends in: een bedrijf mag toch zeker wel eisen stellen aan zijn personeel? Hoe onredelijk is dat? Ook veel onderwijsprofessionals zien een verzoek om ‘stagiaires zonder hoofddoek’ niet als discriminatie, zo constateert bovengenoemd KIS-onderzoek. Maar dat is het meestal wel. ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Aanbeveling Zie erop toe dat scholen een veilige omgeving bieden om discriminatie bij stages bespreekbaar te maken voor studenten en docenten, waarbij het belang en de rechten van studenten voorop staan. ■ Verzoek om een stagiaire zonder hoofddoek is al snel discriminatie in dit geval groepen die om ­religieuze redenen hun hoofd bedekken. Gedacht kan worden aan moslim­ meisjes en -vrouwen (die een hoofddoek dragen) of Sikhs (die een tulband dragen). Zo’n algemeen verbod is alleen toegestaan als er een goede reden voor is die het indirecte onderscheid naar religie ‘objectief’ kan recht­ vaardigen. Bij de hoofddoek kan dat het risico op brand­ gevaar of het belang van hygiëne zijn, bijvoorbeeld bij het werken in een keuken of ziekenhuis. Zo’n verbod kan ook toegestaan zijn in bijzondere ambten waar neutrali­ teit een zwaarwegend vereiste is, zoals bij sommige functies binnen de p ­ olitie of bij de rechterlijke macht. Maar dat komt in de praktijk weinig voor. Indirecte discriminatie is niet altijd even gemakkelijk te herkennen, juist omdat het om neutrale maatregelen gaat en er lang niet altijd discriminerende bedoelingen in het spel zijn. Maar dat gebrek aan herkenning en bewustzijn van discriminatie heeft wel grote gevolgen voor de ­benadeelde groep en ook voor de samenleving. ›› Veel mensen realiseren zich niet dat een verzoek om een stagiaire zonder hoofddoek, of een afwijzing vanwege de hoofddoek, vrijwel altijd neerkomt op discriminatie naar godsdienst. Dit kan op twee manie­ ren. Nogal eens wordt als reden voor de afwijzing ­gegeven dat de hoofddoek niet past bij de ‘neutrale’ uitstraling van de overheidsorganisatie of het bedrijf. Omdat deze reden verwijst naar de hoofddoek als ­religieuze uiting is er sprake van direct onderscheid naar godsdienst. Afwijzing om die reden is verboden, tenzij het een organisatie op religieuze grondslag betreft, een christelijke of een joodse organisatie bijvoorbeeld. Dan is de afwijzing bij wijze van uitzondering en onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Verder kan een alge­ meen, neutraal geformuleerd verbod voor alle hoofd­ deksels inclusief hoofddoeken, petjes en hoedjes, indirect onderscheid zijn naar godsdienst en ook dat is verboden. De reden hiervoor is dat zo’n algemeen verbod bepaalde groepen meer benadeelt dan andere, ◀ VORIGE 78 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Een hoofddoek is geen petje dat je even af doet. De wet beschermt de vrijheid van godsdienst die alle mensen gelijkelijk toekomt. Daartoe ­behoren ook uitingen van een godsdienst, zoals het dragen van een hoofddoek, een keppel of een t­ ulband. Het feit dat religieuze hoofdbedekking wettelijk is beschermd, maakt dat de hoofddoek niet te vergelijken is met zomaar een petje of hoedje. Dat kan men afdoen als een werkgever dat eist, al is dat misschien vervelend. Dit raakt ­mensen niet in hun geloofsovertuiging en brengt hen niet in gewetensnood. Het dragen van een petje of hoedje is ook geen religieuze plicht. Een hoofddoek dragen is dat wel, ook al ziet niet iedere moslim dat zo. Voor degenen die er een dragen is het een religieus voorschrift waaraan zij zich ­moeten houden. Daarom is het dragen van een hoofddoek ook geen persoonlijke keuze of voorkeur. En daarom behoort het afdoen van de hoofddoek of andere religieuze hoofdbedekking ook niet tot de normale aanpassingen die een werkgever van een stagiair of werknemer mag vragen. En het is ook niet ‘de prijs die je nu eenmaal moet ­betalen’ als je een stage of baan wilt. Nieuwenhuis hierover: “Door de werkgever – overheid of particulier – gestelde restricties aan het ­belijden kunnen in beginsel ook als inmengingen [in het recht de godsdienst te belijden] worden beschouwd. De redenering dat men toch ander werk kan zoeken zodat er geen sprake is van een inmenging, is in zijn algemeenheid onjuist117.” Precies tegen het betalen van die prijs beschermen het discriminatieverbod en de godsdienstvrijheid. In beginsel mag iedereen zijn godsdienst uiten in de openbare ruimte, ook op het werk en ook in de meeste overheids­ functies. Het publieke karakter van een overheidsfunctie alleen is niet genoeg om beperking te rechtvaardigen118. Beperking van godsdienstige ­uitingen of gedragingen kan soms zijn toegestaan, maar in werksituaties alleen als het echt nodig is en het professioneel f­unctioneren belemmert. 117 A. Nieuwenhuis, ‘Vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst en levensovertuiging’, in: J. Gerards e.a. (eindred.), Grondrechten. De Nationale, Europese en Internationale dimensie, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 45-69, , p. 52. Dit ligt anders als er sprake is van een ‘expensive taste’: een persoonlijke smaak of voorkeur waarvan men redelijkerwijs niet kan verwachten dat deze wettelijk wordt beschermd en waarvan ‘de kosten’ die dit meebrengt voor eigen rekening komen (zie o.m. B. Barry, Culture & Equality, Cambridge: Polity Press 2001, p. 37). 118 M. D. Evans, Manual on the Wearing of Religious Symbols in Public Areas, Leiden/Boston: Martinus Nijhoff 2009, p.76. ›› ◀ VORIGE 79 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ Daarom is het ook zo belangrijk dat werkgevers zich bewust zijn van vooroordelen en stereotypen. Waarom is het afdoen van de hoofddoek eigenlijk nodig voor de baan? Waarom is een hoofddoek eigenlijk niet repre­ sentatief? Waarom past een hoofddoek eigenlijk niet bij de – moderne, modieuze of neutrale – uitstraling van een bedrijf, wat bedoelt men daar precies mee? Men moet zich daarbij afvragen in hoeverre de wens om een stagiaire zonder hoofddoek is ingegeven door sleetse clichébeelden als ‘meisjes met een hoofddoek zijn niet modern en niet geëmancipeerd’, of ‘meisjes die een hoofddoek dragen zijn fundamentalistisch’. ■ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 80 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Negatieve beeldvorming creëert negatieve verwachtingen niet vertrouwd kunnen worden met de kassa bijvoor­ beeld. Werkgevers geven dan door – bewuste of onbe­ wuste – associatie met die beeldvorming, de voorkeur aan een stagiair van autochtoon-Nederlandse afkomst. Soms hebben werkgevers ook zelf enkele slechte ­ervaringen met studenten uit die groep en zijn die de reden voor afwijzing119. Ook jongens van Marokkaanse of Turkse afkomst die aan het mbo studeren worden zelden openlijk op hun etnische afkomst of geloof afgewezen als zij solliciteren naar een stage of een leerwerkplek bij een ‘Hollands’ bedrijf. Stagebegeleiders ontvangen ‘meer indirecte signalen dan direct discriminerende verzoeken’ van werkgevers, meldt eerder genoemd KIS-onderzoek. Nu kan men nooit met zekerheid zeggen dat discriminatie naar afkomst of religie de oorzaak is van een afwijzing en niet andere, relevante, werkgerelateerde factoren. Heel soms wordt een vermoeden van discriminatie wel hard gemaakt: als dezelfde student twee keer sollici­ teert, één keer onder eigen naam en één keer onder een Nederlands klinkende naam, en hij of zij de eerste keer niet en de tweede keer wel op gesprek mag komen. Maar veel vaker is discriminatie niet te bewij­ zen. Bijvoorbeeld als bedrijven zich bij het aannemen van een stagiair van Marokkaanse afkomst – bewust of onbewust – laten beïnvloeden door negatieve beeld­ vorming over migranten in de media, die los staat van hun eigen ervaringen met deze groepen. Vooral buiten de grote steden waar minder migranten wonen, zijn bedrijven huiverig om een stagiair van Marokkaanse afkomst aan te nemen, vanwege de reputatie die ‘Marokkanen’ hebben: ‘onbetrouwbaar en crimineel’, zo komt naar voren uit genoemd KIS-onderzoek. Op grond van die beeldvorming over groepen hebben werkgevers negatieve verwachtingen van stagiairs uit die groep: dat ze vaak te laat komen of stelen en dus ◀ VORIGE Stilzwijgende acceptatie van discriminatie Stagebegeleiders staan voor het probleem dat ze al hun studenten een stageplaats moeten bezorgen. Om dat te bereiken proberen zij soms studenten met een migrantenachtergrond al bij voorbaat te plaatsen bij bedrijven met eenzelfde etnische ­achtergrond (‘etnische match’). Daar worden zij meestal wel aangenomen, want, zoals een docent het formuleert: “Die weten wel het onderscheid te maken tussen een Mohammed en een Mohammed.”120. Dit lijkt een klassieke ‘win-win-­ situatie’: de student geen studievertraging en geen confrontatie met discriminatie, en de docent weer een s­ tudent onder de pannen. Maar zo’n match op basis van etniciteit betekent wel stilzwijgende acceptatie van discriminatie. 119 KIS-onderzoek 2016, p. 13. 120Ibidem. 81 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Kleine verschillen, grote gevolgen “Ongelijke toegang tot stages creëert dus ongelijke kansen op de arbeidsmarkt.” Discriminatie bij stages in het mbo heeft grote gevol­ gen voor de Nederlandse maatschappij. En dit is ernstig, want er staat nogal wat op het spel: een hele groep mbo-studenten kan het recht op onderwijs niet uitoefenen als ze geen stageplek kunnen vinden of studievertraging oplopen. En op de langere termijn heeft ongelijke toegang tot stages vérstrekkende ­gevolgen: studenten die stage hebben gelopen bij een ‘etnische ondernemer’ maken later waarschijnlijk minder kans op de reguliere banenmarkt. Een stage is bovendien vaak een opstap naar een eerste baan – tussen de 40% en 85% van de leerbedrijven neemt een stagiair na een succesvolle stage in dienst.121 Ongelijke toegang tot stages creëert dus ongelijke kansen op de arbeidsmarkt. Een ander ongewenst gevolg is dat ‘etnische matching’ onbedoeld etnische segregatie op de stage- en arbeidsmarkt en in de samenleving bevordert. Dit bevordert weer een ‘wij-zij-denken’ en stereotiepe groepsbeelden. Het niet herkennen van kwalijke ­praktijken (matching op basis van ­etniciteit, beoorde­ ling op basis van negatieve beeldvorming in plaats van op geschiktheid) en het stellen van ­discriminerende eisen aan stagiairs (onnodige ­representativiteitseisen en kledingvoorschriften) hebben dus vérstrekkende gevolgen. Voor individuen en voor de samenleving. Discriminatie naar afkomst en religie bij de toegang tot stages leidt ertoe dat studenten hun recht op onderwijs niet goed uit kunnen oefenen; discriminatie sluit hen uit van stageplekken, leidt tot studie­ vertraging en uiteindelijk tot ongelijke kansen op de reguliere arbeidsmarkt en een etnisch gesegregeerde samenleving. Herkenning van bedekte, indirecte vormen van ­discriminatie en bewustwording van stereotiepe ­beelden over afkomst en religie zijn essentieel om dit proces te doorbreken. 121 SBB Barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt, Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) juni 2015, pp. 2-3. ◀ VORIGE 82 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ 3.3 Erkenning: Inzien wat discriminatie inhoudt Het ‘zien’ (herkennen) van discriminatie in concrete situaties is niet genoeg. Ook als mensen discriminatie wel zien zijn ze er immers niet per se tegen. Denk aan de houding tegenover vrouwen die minder betaald ­krijgen voor hetzelfde werk en homoseksuelen die openlijk homo zijn op straat. Ook ‘inzien’ wat ­discriminatie inhoudt, is nodig voor discriminatie­­­bestrijding. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › › Discriminatie als intentie én effect 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Voor veel mensen is discriminatie openlijke, bewuste en bedoelde discriminatie waarbij opzet in het spel is. Op grond daarvan concluderen ze dat discriminatie niet veel voorkomt. Maar wie uitgaat van opzet ziet veel over het hoofd. We zagen hierboven dat discrimi­ natie in veel gevallen helemaal niet openlijk en inten­ tioneel is. Bij discriminatie gaat het niet zozeer om de bedoeling maar vooral om het effect van algemene, 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ◀ VORIGE neutrale voorschriften, en van stereotypering bijvoor­ beeld. Zo’n effect zagen we hierboven: individuele mbo-studenten van Marokkaanse en Turkse komaf worden uitgesloten van stages op grond van associa­ ties met negatieve beeldvorming over deze groepen. Hoe werkt stereotypering en hoe leidt dit tot discriminatie? 83 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Hoe leidt stereotypering tot discriminatie?122 Stereotypen zijn algemene beelden over de kenmerken, de eigenschappen en het gedrag van een groep: ‘Polen zijn alcoholisten’ en ‘vrouwen zijn zorgzaam en ­sociaal’ en ‘dikke mensen zijn gezellig’. Stereotypen zijn generalisaties en versimpelingen van de werkelijk­ heid, clichébeelden. Nu heeft iedereen onvermijdelijk stereotypen en vooroordelen. Zo werken onze herse­ nen nu eenmaal. Om alle informatie die we op een dag krijgen te verwerken, delen we deze in algemene categorieën in, waaronder stereotypen. Op basis daar­ van kunnen we ons snel een beeld vormen van nieuwe en onbekende personen en situaties en weten we wat we ongeveer kunnen verwachten. Dat maakt stereo­ typen dus heel handig, we kunnen eigenlijk niet zonder. Stereotypen zijn daarnaast behulpzaam in onze omgang met andere mensen. Mensen verdelen de wereld in twee groepen: de groep waar ze zelf bij horen en andere groepen. Van de eigen groep, waar­ van ze de mensen goed kennen, hebben ze een ­positief en genuanceerd beeld. Over andere groepen denken ze vaak negatief en ongenuanceerd: de mensen uit die groepen zien ze als allemaal hetzelfde. Dat is hoe algemene, stereotiepe beelden ontstaan. “Mensen verdelen de wereld in twee groepen: de groep waar ze zelf bij horen en andere groepen. Van de eigen groep, waarvan ze de mensen goed kennen, hebben ze een positief en genuanceerd beeld. Over andere groepen denken ze vaak negatief en ongenuanceerd.” ›› 122 Deze paragraaf is gebaseerd op twee producten van het College voor de Rechten van de Mens: Lite-ratuuronderzoek. De juiste persoon op de juiste plaats. De rol van stereotypering bij de toegang tot de arbeidsmarkt 2013, en de training Selecteren zonder vooroordelen 2014. ◀ VORIGE 84 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ worden in een bepaalde situatie. Ook mensen van Marokkaanse afkomst zelf niet, en ook de grootste anti-racisten niet, zo laat onderzoek zien. Het huidige politieke klimaat is ook niet bevorderlijk voor het nuan­ ceren van de negatieve beeldvorming rond moslims. De angst voor terroristische aanslagen zit er goed in en velen vrezen daarnaast voor wat wel de ‘islamise­ ring’ van Nederland wordt genoemd. De hoofddoek zien zij als een teken daarvan. In hun ogen is de hoofddoek niet een religieuze uiting, maar een politiek statement. ■ Vooral impliciete stereotypen zijn van belang voor discriminatie. Die ontstaan door associaties in onze hersenen waarvan we ons meestal niet bewust zijn. Daardoor kunnen we ze ook niet goed beïnvloeden. Voorbeeld: een jongeman met een Marokkaanse achternaam of uiterlijk wordt in a split second geasso­ cieerd met het beeld ‘onbetrouwbaar en crimineel’ dat we kennen uit de media. Het maken van dergelijke associaties is een automatisch en in die zin neutraal proces. Zoals gezegd, zo werken onze hersenen, los van onze bewuste voorkeuren en meningen. Niemand ontsnapt aan die associaties als die opgeroepen Stereotypen kloppen bijna nooit DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › versimpelde clichébeelden, en komen dus meestal niet overeen met de werkelijkheid. Maar ook als stereo­ typen wel gebaseerd zijn op feiten – en er bijvoorbeeld statistisch bewijs zou zijn voor het stereotype dat Marokkaans-Nederlandse jongemannen crimineel zijn, omdat er relatief veel jongemannen met die achter­ grond in de gevangenis zitten – dan nog is het ­discriminatie om op grond van dit stereotype een ­individuele stagiair af te wijzen. Dat is nou precies discriminatie. Er is op zich weinig mis met het hebben van stereo­ typen – we hebben ze allemaal. Maar dit verandert zodra we ze gaan gebruiken en mensen erdoor ­benadelen. Dan leiden ze tot discriminatie, ook al is dat niet zo bedoeld. Zo kan het stereotiepe beeld dat Polen altijd dronken zijn, ertoe leiden dat Poolse ­individuen de discotheek niet in mogen. Veel mensen zien stereotyperen echter niet als discriminatie – stereo­typen zijn toch vaak waar? Polen drinken toch ook heel veel, en zorgen toch ook voor overlast? Maar stereo­typen over groepen zijn veralgemeniseringen, ◀ VORIGE ›› 85 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Zoals art. 1 van het Verdrag inzake de uitbanning van Rassendiscriminatie ook aangeeft, omvat discriminatie zowel bedoelingen als effecten. In dit Verdrag wordt onder ‘rassendiscriminatie’ verstaan: ‘any distinction, exclusion, restriction or preference based on race, colour, descent, or national or ethnic origin which has the purpose or effect of nullifying or impairing the recognition, enjoyment or exercise, on an equal ­footing, of human rights and fundamental freedoms in the political, economic, social, cultural or any other field of public life’. Hetzelfde Verdrag verplicht in artikel 7 de overheid ook om doeltreffende maat­ regelen te nemen tegen vooroordelen die tot rassen­ discriminatie kunnen leiden. De eerder geschetste situaties laten zien dat werkgevers zich meer bewust moeten zijn vooroordelen en stereotypen: waarom is het afdoen van de hoofddoek eigenlijk nodig voor de baan? Waarom is een hoofddoek eigenlijk niet ­representatief? Waarom past een hoofddoek eigenlijk niet bij de – moderne, modieuze of ­neutrale – uitstraling van een bedrijf, wat bedoelt men daar precies mee? Men moet zich daarbij afvragen in hoeverre de wens om een stagiaire zonder hoofddoek is ingegeven door sleetse clichébeelden als ‘meisjes met een hoofddoek zijn niet modern en niet geëmancipeerd’, of ‘meisjes die een hoofddoek dragen zijn fundamentalistisch’. Stereotypering kan dus leiden tot uitsluiting en ­discriminatie. Dat laat het KIS-onderzoek naar discri­ minatie bij stages ook zien123. Het feit dat impliciete stereo­typeringen niet discriminerend bedoeld zijn, maar het gevolg zijn van een reeks neurale en sociale processen waar we weinig grip op lijken te hebben, is niet ­relevant voor het discriminatieverbod. 123 Deze bevinding wordt bevestigd door SCP-onderzoek, zie o.m. I. Andriessen, & E. Nievers e.a., Liever Mark dan Mohammed?, Den Haag: SCP 2010; I. Andriessen, I.B. van der Ent e.a., Op afkomst afgewezen, Den Haag: SCP 2015. K. Wittebrood & I. Andriessen, Aan het werk vanuit een bijstands- of werkloosheidsuitkering: inventariserend onderzoek van beleid gericht op toegang tot de arbeidsmarkt van niet-westerse werkzoekenden in zes grote gemeenten, Den Haag: SCP 2014. ◀ VORIGE 86 Behalve discriminatie zien, is dus ook inzien wat ­discriminatie inhoudt belangrijk: bijvoorbeeld dat discriminatie niet per se bewust en intentioneel hoeft te zijn, en dat stereotypen niet altijd onschuldig zijn en kunnen leiden tot discriminatie. Evenzeer van belang is doorzien, anders gezegd: begrijpen wat het betekent om gediscrimineerd te worden: wat staat er op het spel? Mensenrechten en de onderliggende waarden die ze uitdrukken en beschermen, helpen dit te begrij­ pen. Ook mensenrechtenverdragen helpen daarbij, door te beschrijven wat discriminatie inhoudt en wat er nodig is om mensenrechten ‘gelijk en volledig’ te kunnen benutten124. ■ 124 Vertaling van ‘equal and full enjoyment of human rights’. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › Behalve discriminatie zien, is inzien wat discriminatie inhoudt belangrijk. Mensenrechten en de onderliggende waarden die ze uitdrukken en beschermen, helpen dit te begrijpen. DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 87 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 3.4Begrip: doorzien wat er bij discriminatie op het spel staat › Onaflegbare persoonskenmerken 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ Wat er op het spel staat bij discriminatie komt tot uitdrukking in de persoons- of groepskenmerken waarop het discriminatieverbod van toepassing is; de wet beschrijft dat als beschermde gronden. De gelijke­ behandelingswetgeving verbiedt discriminatie naar onder meer ras, geslacht, godsdienst, levensbeschou­ wing, politieke overtuiging, seksuele gerichtheid, leef­ tijd, nationaliteit, handicap en chronische ziekte. Ook het discriminatieverbod in internationale verdragen heeft betrekking op persoons- of groepskenmerken. Artikel 26 van het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) noemt in de discriminatie­ bepaling naast de al genoemde beschermde persoonskenmerken ook nog ‘politieke en andere overtuigingen’ en ‘sociale afkomst’. Wat een deel van deze persoons- of groepskenmerken met elkaar gemeen heeft, is de ‘onveranderlijkheid’ en ‘onafleg­ baarheid’ van deze kenmerken125. Dit geldt bijvoor­ beeld voor de persoonskenmerken ras (waaronder verstaan wordt huidskleur en etnische afkomst), 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › geslacht, leeftijd en ook seksuele gerichtheid. Het idee hierachter is dat het fysieke, grotendeels aangeboren kenmerken betreft die onveranderbaar zijn en die mensen ook niet kunnen afleggen, zelfs niet als ze dat zouden willen. Als mensen gediscrimineerd worden vanwege persoonskenmerken die ze niet kunnen afleg­ gen maar die wel bepalen wie ze zijn, dan tast dat hun waardigheid aan. Net als sociale afkomst is ook natio­ nale afkomst een persoonskenmerk dat iemand niet gemakkelijk kan afleggen. 125 Zie T. Loenen, Gelijkheid als juridisch beginsel. Een conceptuele analyse van de norm van gelijke behandeling en non-discriminatie, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, p. 11. ◀ VORIGE 88 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Identiteitsbepalende persoonskenmerken Wat een ander deel van de genoemde persoons­ kenmerken gemeen heeft, zoals religieuze overtuiging, levensbeschouwing en politieke overtuiging, is dat ze bepalend zijn voor iemands identiteit126. Deze ken­­ merken zijn strikt genomen niet onveranderlijk of on-­ aflegbaar, omdat ze betrekking hebben op gedachten, overtuigingen en meningen waarvoor mensen kunnen kiezen en die ze ook kunnen veranderen. Maar omdat deze kenmerken in sterke mate bepalend zijn voor iemands identiteit, leefwijze en opvatting over wat een goed leven is127, is het praktisch onmogelijk om ze af te leggen en ligt discriminatie op grond van één van deze kenmerken ook erg gevoelig. De gedachte hierachter is dat mensen deze kenmerken niet kunnen afleggen zonder daarmee ernstige schade te berokkenen aan hun identiteit en hun leefwijze. De hoofddoek als uiting van een geloofsovertuiging is hiervan een voorbeeld. Anders gezegd: discriminatie van mensen op grond van deze persoonskenmerken ligt zo gevoelig om dat dit hen in hun waardigheid aantast. 126Ibidem. 127 Nieuwenhuis 2013 (noot 117), p.45 e.v. Waarom is het discriminatieverbod onmisbaar? Waarom is discriminatie zo ernstig dat een discrimina­ tieverbod niet alleen is opgenomen in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, de Grondwet en de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), maar ook in alle andere belangrijke internationale verdragen? Non-discriminatie zit als het ware ingebak­ ken in het concept van universele mensenrechten zelf: “Rechten en grondrechten krijgen pas betekenis als ze in gelijke mate aan alle mensen toekomen (..). Als alleen mannen het kiesrecht kunnen uitoefenen doet dit afbreuk aan de fundamentele gelijkwaardigheid van ◀ VORIGE 89 ieder individu128.” Erkenning van de waardigheid die alle mensen ‘intrinsiek’ en in gelijke mate bezitten omdat ze mens zijn, is immers de kern van de mensenrechten, en miskenning van die waardigheid is wat discriminatie zo ernstig maakt. 128 J. Gerards, ‘Het recht op gelijke behandeling en het verbod van discriminatie’, in: J. Gerards e.a. (eindred.) , Grondrechten. De nationale, Europese en Internationale dimensie, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 1-23, p.1. ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE › › ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Discriminatie-ervaringen tasten bij uitstek de waardig­ heid van mensen aan. Discriminatie verhindert het uitoefenen van zijn mensenrechten en miskent daar­ mee de waardigheid die personen in gelijke mate toekomt. ■ Geen gunst maar een recht Het belang van het discriminatieverbod laten we zien aan de hand twee concrete situaties waarover in 2015 bij het College veel klachten binnenkwamen. In beide situaties was er onvoldoende oog voor mensen­ rechtelijke aspecten van discriminatie. discrimineert, dat weten maar weinig mensen. Want, op het eerste gezicht: hoe onredelijk is dat? Is een ­tijdelijk contract daar niet juist voor bedoeld? Wie gaat nu een tijdelijke vervanger zoeken voor een tijdelijke kracht? In oordeel 2015-103 zet het College uiteen waarom ook in deze situatie sprake is van discrimina­ tie op grond van zwangerschap, en daarmee van discriminatie naar geslacht. Een medewerkster bij een uitzendbureau stelt haar werkgever op de hoogte van het feit dat zij drie maan­ den zwanger is en graag haar zwangerschapsverlof wil inplannen. De werkgever laat haar echter weten dat hij haar tijdelijke contract, dat over een aantal maanden afloopt, niet wil verlengen. Vraag hierbij: heeft de werk­ gever de vrouw gediscrimineerd door haar zwanger­ schap een rol te laten spelen bij zijn beslissing? Omdat uitsluitend vrouwen zwanger kunnen worden, is er volgens de wet sprake van direct onderscheid naar geslacht wanneer zwangerschap de reden is voor het niet verlengen van een arbeidscontract. En zwanger­ schapsverlof staat daarbij op één lijn met de zwanger­ schap zelf, omdat de (voorzienbare) afwezigheid ›› 1 Tijdelijk contract van zwangere werkneemster niet verlengd Toen de campagne over zwangerschapsdiscriminatie op het werk van het College in oktober 2015 van start ging, kwam er meteen een groot aantal klachten van vrouwen binnen129. Het ging over situaties die ieder­ een wel herkent: werkgevers die een zwangere vrouw niet aannemen, terwijl zij de beste kandidaat is. Werkgevers die bij de sollicitatie openlijk of in bedekte termen naar zwangerschap of een kinderwens vragen. Maar dat een werkgever die een medewerkster in ­tijdelijk dienst ontslaat als haar contract afloopt ook 129 Deze campagne was de aanleiding voor een vervolg van het onderzoek Hoe is het bevallen?, dat het College in 2012 heeft gedaan naar zwangerschapsdiscriminatie op het werk. ◀ VORIGE 90 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › van vrouwen wegens hun zwangerschapsverlof het directe en onlosmakelijke gevolg is van de zwanger­ schap. De centrale vraag bij genoemde situatie is dus: heeft het uitzendbureau direct onderscheid naar geslacht gemaakt door de zwangerschap van de vrou­ wen enige rol te laten spelen in het besluit om het contract van de vrouw niet te verlengen? Zo ja, dan is dit direct onderscheid naar geslacht en hiervoor is geen objectieve rechtvaardiging mogelijk. Het uitzendbureau wist dat de vrouw zwanger was toen zij bekend maakte haar contract niet te willen verlengen en gaf ook aan dat de opdrachtgevers ­tevreden waren over haar functioneren. Dat droeg bij aan het vermoeden van discriminatie. De reden om haar contract niet te verlengen was dat het uitzend­ bureau niet wist of er tegen de tijd dat de medewerk­ ster terug zou komen van zwangerschapsverlof, nog voldoende werk voor haar zou zijn, in verband met veranderende werkzaamheden bij de opdrachtgever. Dit klinkt niet onredelijk. Maar het uitzendbureau kijkt normaal gesproken niet vier of vijf maanden vooruit bij de beslissing om het contract wel of niet te verlengen, zoals het deed bij de zwangere medewerkster. Op grond van alle feiten tezamen, concludeert het College dat het uitzendbureau het vermoeden niet heeft kunnen wegnemen dat de afwezigheid van de vrouw als gevolg van haar zwangerschapsverlof mede een rol heeft gespeeld bij het besluit om haar arbeidsovereen­ komst niet te verlengen. Conclusie: het uitzendbureau discrimineerde de vrouw op grond van geslacht door haar contract niet te verlengen. ◀ VORIGE 91 De reden waarom discriminatie op grond van zwanger­ schap en daaruit volgend verlof zo ernstig is, is dat dit vrouwen belemmert om hun recht op arbeid uit te oefenen. Dit is een fundamenteel recht dat essentieel is voor het realiseren van andere rechten en de waar­ digheid van mensen. Vrouwen worden uitgesloten van een baan vanwege hun zwangerschap, alsof dit een persoonlijke keuze is waarvoor zij nu eenmaal een prijs moet betalen. Maar het is geen keuze, althans geen keuze zoals andere. Zwangerschap, of liever het vermogen daartoe, is inherent aan de vrouwelijke conditie en in die zin een ‘onveranderlijk en onafleg­ baar persoonskenmerk’. Daarom beschermen mensenrechten vrouwen tegen onderscheid op grond van zwangerschap en tegen sancties die hierop staan, zoals het mislopen van een baan of het niet verlengen van een contract. Ook verlenging van een arbeids­ contract bij zwangerschap is geen gunst maar een recht, een mensenrecht dat vrouwen kunnen afdwingen. Bewustwording hiervan is nodig, ook omdat het VN-Vrouwenverdrag aan dit recht een plicht tot een harde aanpak van zwangerschapsdiscriminatie door de overheid verbindt. 2 Discriminatie naar handicap ook door het niet ­verrichten van aanpassingen Bij veel mensen is onbekend dat ook het niet verrichten van aanpassingen die hindernissen wegnemen om mensen met een beperking op gelijke voet met anderen te kunnen laten meedoen aan het maatschappelijk leven in strijd kan zijn met het wettelijk verbod van discriminatie naar handicap en chronische ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ ziekte130. De afwezigheid van een traplift of een ruime toegangsdeur kan dus een vorm van discriminatie naar handicap zijn. Uitgangspunt daarbij is de inter­ pretatie die het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD) geeft van het begrip handicap. Daarbij wordt een beperking niet puur en alleen als een persoonskenmerk opgevat, maar ook als een aspect van de omgeving, als een omgevingskenmerk kortom: een handicap is “een beperking die het gevolg is van langdurige lichame­ lijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels, een persoon kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen deel te nemen aan de samenleving131.” Daarmee is sprake van een omslag van een medische naar een meer sociale visie op handicap. Deze perspectiefverandering brengt een verschuiving van verantwoordelijkheden mee: deze liggen minder bij het individu met zijn beperkingen en meer bij de samenleving die drempels opwerpt tegen maatschappelijke participatie. Waar aanpassingen eerst werden gezien als een gunst aan mensen met een beperking, moet men zich realiseren dat aanpas­ singen nu moeten worden gezien als een recht, waar­ tegenover plichten van de overheid staan. Precies zoals ook het VN-Verdrag inzake de rechten van ­personen met een handicap beoogt. 131 Zie Europese Hof van Justitie, 11 april 2013, HK Danmark, ECLI:EU:C:2013:222, punten 37, 39. 130 De WGBH/CZ. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN › Aanbeveling 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › Zie erop toe dat aanpassingen die worden aangebracht om de maatschappelijke en politieke participatie van mensen met een beperking mogelijk te maken, in overeenstemming zijn met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap dat vanaf 14 juli van kracht wordt in Nederland. ■ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN ◀ VORIGE 92 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Voorbeeld: Belemmering van uitoefening stemrecht Sinds twee jaar ontvangt het College regelmatig klachten over stemlokalen die niet zijn aangepast aan de beperkingen van mensen: mensen in een rolstoel worden gehinderd door drempels of ­trappen bij de ingang van het stemlokaal en slechtziende mensen kunnen het stemformulier niet goed lezen. Begin 2016 heeft het parlement een wetsvoorstel aangenomen ter wijziging van de Kieswet132. Dit moet ertoe leiden dat stem­lokalen voor 100% toegankelijk worden voor kiezers met een lichamelijk beperking, zodat zij zoveel mogelijk zelfstandig hun stem uit kunnen brengen bij verkiezingen. Deze gewijzigde Kieswet treedt in werking na de ratificatie van het CRPD in dit najaar. Het College heeft er in verschillende adviezen op gewezen dat de aanpassingen van de Kieswet in het licht van het Verdrag onvoldoende zijn. voorschrijft? Daarvoor is veel meer vereist dan de fysieke toegankelijkheid van alle stemlokalen. Behalve mensen in een rolstoel, moeten ook blinde en slechtziende mensen in staat worden gesteld zelfstandig te kunnen stemmen. Bijvoorbeeld door stembiljetten in braille beschikbaar te stellen. Voor mensen met een verstandelijke ­beperking kan worden gedacht aan het afdrukken van partij-iconen bovenaan de lijst met politieke partijen, zodat zij begrijpen op welke ­partij zij hun stem kunnen uitbrengen. Maar zover is het nog niet. Zolang mensen met een beperking niet ­kunnen stemmen door een gebrek aan aanpas­singen, is er sprake van discriminatie. Er zijn nog de nodige belemmeringen die moeten worden ­weggehaald voordat mensen met een beperking hun recht op politieke participatie ­‘volledig’ k­ unnen benutten. En dus niet alleen ‘gelijk’. Want het bijzondere van dit VN-Verdrag is dat het niet slechts formele gelijkheid nastreeft. ‘Even slecht is ook gelijk’ voldoet dus niet133. Want wat is er voor nodig om te bereiken dat ­mensen met een beperking hun stemrecht – toch een belangrijk politiek recht – ‘gelijk en volledig’ kunnen benutten, zoals genoemd VN-Verdrag 133 Zie voor een toelichting hierop, I. Boerefijn, ‘Violence against women’, in: M. van den Brink e.a. (red.), Equality and human rights: nothing but trouble? (liber amicorum Titia Loenen), Utrecht: SIM/Universiteit Utrecht 2015. 132 Kamerstukken II 2015-2016, 33990, nr. 33. ◀ VORIGE 93 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 3.5Conclusie “Vooruitzien: hoe kunnen we discriminatie vóór zijn?” We hebben beschreven wat er zoal voor nodig is om discriminatie te verminderen: ‘zien’ van discriminatie als deze zich voordoet in concrete situaties (herkennen), ‘inzien’ wat discriminatie is en inhoudt (erkennen), en ‘doorzien’ waarom discriminatie zo ernstig is (begrijpen), door te beseffen wat het betekent en welke impact het heeft op de waardigheid, de vrijheid en de autonomie die aan alle mensen toekomen omdat ze mensen zijn. En discriminatie te zien als miskenning daarvan. › › Wat kunnen we nu doen tegen discriminatie? 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De verantwoordelijkheid om discriminatie tegen te gaan en mensenrechten voor iedereen te garanderen, ligt primair bij de overheid. Zij heeft de plicht gelijke kansen te creëren en bijvoorbeeld aanpassingen aan te brengen voor mensen met een beperking. Maar ook burgers kunnen hierbij een rol spelen, en die is vooral om zelf niet te discrimineren: in de eigen omgeving, dichtbij, op school, op het werk en in de buurt, zoals Eleanor Roosevelt de betekenis van mensenrechten 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ◀ VORIGE 94 ‘op kleine plaatsen, dichtbij huis’ beschreef. Bewustwording is hierbij het sleutelwoord. Daarmee begint het tegengaan van discriminatie. Mensen moeten zich bewust worden van wat discriminatie is – dat discriminatie niet altijd openlijk en bedoeld is. Je ervan bewust worden dat discriminatie vaak bedekt en indirect is, en zelden direct en openlijk, al komt dat ook voor. Je bewust worden van je eigen stereotypen die je onvermijdelijk hebt en de gevolgen die deze ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE ‹ DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › baan, en leidt tot sociale uitsluiting, segregatie en ­frustraties. Als je je hiervan bewust bent, kun je discri­ minatie beter voorzien en ook vóór zijn. Dan ben je alerter en heb je een visie op discriminatie die je uit kunt dragen, als overheid, school, bedrijf en individu. Want waar dat het geval is, krijgen discriminatie en vooroordelen minder kans. En dat is urgent, want discriminatie heeft vérstrekkende gevolgen, voor ­individuen en de samenleving. kunnen hebben. Je ervan bewust zijn dat zwanger­ schap en het dragen van een hoofddoek geen persoonlijke keuzes zijn als andere. Je bewust worden van wat er op het spel staat bij discriminatie. Dat discriminatie mensen belemmert hun mensenrechten uit te uitoefenen en dat hierdoor hun waardigheid en vrijheid wordt aangetast en miskend. Dat discriminatie ongelijke kansen creëert op belangrijke maatschappe­ lijke goederen als een opleiding, een stageplek of een Aanbeveling Geef bij de voorlichting over en aanpak van discriminatie mee dat discriminatie geen geïsoleerd probleem is. Wijs erop dat vrijwaring van discriminatie de ­voorwaarde is voor het uitoefenen van alle andere mensenrechten, en wijs op de impact die discriminatie heeft op individuen, de samenleving en de rechtsstaat. ■ ◀ VORIGE 95 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Deel 2: Belangrijke ontwikkelingen en zorgpunten ◀ VORIGE 96 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 4 Migratie en mensenrechten DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN ‹ 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 4.1 MENSENRECHTEN BIJ DE OPVANG VAN ASIELZOEKERS › 4.2 BED, BAD EN BROOD › ◀ VORIGE 97 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 4.1 Mensenrechten bij de opvang van asielzoekers › Zorgpunten 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › De hoge instroom van asielzoekers naar Nederland leidde in 2015 tot het inrichten van noodvoorzieningen zoals de crisisnoodopvang en de noodopvang, naast de reguliere asielzoekerscentra (AZC’s). De crisis­ noodopvang mag maximaal 3-6 dagen duren 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? waardoor asielzoekers soms meer dan 10 keer moeten verhuizen. Die vele verhuizingen zijn schadelijk voor de gezondheid van asielzoekers, in het bijzonder voor kinderen. ›› DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN ‹ 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 98 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN ‹ 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › In de noodopvang verblijven asielzoekers doorgaans een paar maanden, in hallen, paviljoens of leeg­ staande gebouwen. Aandacht voor de bescherming van mensenrechten is nodig. Na een onderzoek in oktober 2015 kwam het College tot de conclusie dat de mensenrechten op dat moment gewaarborgd waren, maar dat de kans op schending van mensenrechten toeneemt naarmate de periode in de noodopvang langer duurt. Kinderen van asielzoekers hebben recht op onderwijs. Het College concludeerde dat het te lang duurt voor zij naar school kunnen. De noodopvang Heumensoord bood onderdak aan ongeveer 3.000 asielzoekers in woonpaviljoens voor een periode van zo’n zes maanden. Bewoners klaag­ den over de veiligheid, leefbaarheid en de uitzichtloos­ heid van hun situatie. Het College bracht samen met de Nationale ombudsman een bezoek aan de locatie. Dit resulteerde in een reeks aanbevelingen aan de staatssecretaris. Het College concludeerde dat juist die risico’s waar het in oktober op wees, zich in › Ontwikkelingen 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De intentie om noodopvang zo veel mogelijk te ­beperken is terug te zien in het bestuursakkoord tussen de VNG en het kabinet van 27 november 2015. Hierin zijn zij onder andere overeengekomen dat 6 RECHTSBESCHERMING ◀ VORIGE Het College voor de Rechten van de Mens bezocht eind 2015 zeven opvanglocaties voor asielzoekers. Het College concludeerde dat de toegang tot mensenrechten voor volwassenen op dat moment voldoende was. Er is toegang tot zorg, onderdak, voedsel en kleding. Naarmate asielzoekers langer in de (crisis)nood­opvang ­zitten, neemt de kans toe dat hun gezondheid en veiligheid in het gedrang komen. Ten aanzien van kinderen concludeerde het College dat hun rechten niet voldoende gewaarborgd zijn ­vanwege de vele verhuizingen die schadelijk zijn voor hun gezondheid. Ook de tijdige ­toegang tot onderwijs is niet gewaarborgd. Heumensoord voltrokken. Daarnaast waren de ­klachtenprocedures niet op orde en herkende het COA-personeel klachten over discriminatie tussen bewoners onderling niet als zodanig. ■ crisisopvang zoveel mogelijk dient te worden ­vermeden en dat de IND procedures sneller moet afhandelen. 99 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › De kans op schending van mensenrechten neemt toe naarmate de periode in de noodopvang voor asielzoekers langer duurt. Ook zijn de vele verhuizingen schadelijk voor de gezondheid van asielzoekers, in het bijzonder voor kinderen. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN ‹ 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 100 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Ontwikkelingen 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 4.2Bed, bad en brood ‹ 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De Nederlandse overheid eist van ongedocumenteerden dat zij meewerken aan hun vertrek om in aanmerking te komen voor toegang tot basale voorzieningen. Een dergelijke voorwaarde kan een drempel zijn om toegang te krijgen de belangrijkste levensbehoeften zoals onder­ dak, voedsel en kleding. Ongedocumenteerden kunnen nergens aanspraak op maken, behalve op medisch noodzakelijke zorg, onderwijs en rechtsbescherming, en mogen niet werken. Zij kunnen daarom moeilijk in hun eigen levensbehoeften voorzien. Er is daarom een risico dat hun recht op een adequate levensstandaard wordt geschonden en zij hun menselijke waardigheid verliezen. Kern van de uitspraken is dat de staatssecretaris bij het bieden van onderdak aan ongedocumenteerde vreemde­ lingen de voorwaarde mag stellen dat zij meewerken aan vertrek uit Nederland. In bijzondere gevallen kan van deze voorwaarde worden afgeweken. En omdat het Rijk geschikte opvang aan ongedocumenteerde vreem­ delingen aanbiedt (voor degene die meewerken aan hun terugkeer), bestaat volgens de CRvB een sluitend stelsel van opvang en hoeven gemeenten daar niet langer voor te zorgen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De gemeenten onderhandelen nog altijd met het Rijk over een Bestuursakkoord dat de verhoudingen op dit vlak verder zal invullen. Mede als gevolg van de uitspraak van het Europees Comité inzake Sociale Rechten (ECSR) en de daarop volgende resolutie van het Comité van Ministers van de Raad van Europa zijn er al geruime tijd discussies over wat de ‘bed bad brood’ regeling is gaan heten. Een belangrijk onderdeel in de discussie is de verhou­ ding tussen de verantwoordelijkheden van de centrale overheid en gemeenten. In uitspraken van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn de verplichtingen van respectievelijk het Rijk en de gemeenten ten aanzien van de opvang van onge­ documenteerden verder geconcretiseerd. Artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) garandeert het recht op sociale en medische bijstand. In een uitspraak van 10 november 2014 oordeelde het ECSR (de onafhankelijk toezicht­ houder op de naleving van het ESH) dat Nederland de rechten van mensen zonder verblijfstitel schendt door hen uit te sluiten van sociale bijstand en onderdak, als de menselijke waardigheid in het geding is. Het Comité van Ministers van de Raad van Europa onderschreef dit oordeel in een ­resolutie van 15 april 2015. ◀ VORIGE 101 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “Iedereen heeft een geschiedenis en dat is fascinerend. Op het moment dat je die leert, leer je de persoon kennen.” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN ‹ 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Miriam van Heerde is moeder van twee kinderen en een gedreven vrijwilligster. Als 12-jarig meisje was Miriam al geïnteresseerd in andere mensen. Met haar zakgeld trakteerde ze een dakloze man op een kopje koffie in ruil voor een gesprek. Deze ervaring is een bijzonder moment in het leven van Miriam. “Na het gesprek zag ik hem niet meer als dakloze maar als een man met een verhaal, net als jij en ik.” Miriam is als burger betrokken bij de opvang van asielzoekers in Nederland. Ze onderhoudt persoonlijk contact met hen, ondersteunt waar nodig of onderneemt activiteiten met hen. Door de vluchtelingen die ze leerde kennen, was Miriam ook zijdelings betrokken bij het tentenkamp Heumensoord. Ze heeft bijzondere herinneringen aan Heumensoord. Maar er waren ook minder mooie momenten: “Mensen verblijven langdurig op plekken waar weinig persoonlijke bewegingsvrijheid en geen privacy is. De vele verhuizingen maken het haast onmogelijk om echte contacten op te bouwen. Er is weinig ruimte en er zijn weinig middelen om talenten te ontplooien. Of met andere woorden: om een beetje jezelf te kunnen zijn. Als je daar als vrijwilliger iets aan wilt bijdragen dan loop je tegen grenzen aan”, vertelt Miriam. Omgaan met andere mensen beschouwt Miriam dan ook als een kans om haar omgeving beter te leren begrijpen. “Iedereen heeft een geschiedenis en dat is fascinerend. Op het moment dat je die leert, leer je de persoon kennen, vervolgt ze. “Dan is het niet meer een asielzoeker of een buitenlander, maar dan is het een mens met een verhaal. Op heel veel punten afwijkend van jouw verhaal, maar ook altijd met een heleboel overeenkomsten.” Momenteel blijft Miriam zich inzetten voor vluchtelingen. Ze heeft regelmatig overleg met haar gemeente en neemt deel aan verschillende werkgroepen en bijeenkomsten over asielzoekers en vluchtelingen. “Ik vind niet dat ik mijn vrije tijd aan het opofferen ben. Ik ben gewoon mezelf, ik geef wat ik in me heb en daar word ik blij van. Zo simpel is het. Ik voel me niet moreel verplicht, ik word er simpelweg gelukkig van”, aldus Miriam. ◀ VORIGE 102 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 5 Geweld tegen vrouwen DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ‹ 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 5.1 RATIFICATIE VERDRAG VAN ISTANBUL › 5.2 MAATREGELEN TEGEN HUWELIJKSDWANG › 5.3 POLITIE STELT HET SLACHTOFFER VAN HUISELIJK GEWELD NIET CENTRAAL › 5.4 HULPVERLENING SCHIET TEKORT › 5.5 ONVOLDOENDE HULP EN OPVANG VOOR SLACHTOFFERS VAN HUISELIJK GEWELD ZONDER GELDIGE VERBLIJFSTITEL › 5.6 HUWELIJKSE GEVANGENSCHAP › ◀ VORIGE 103 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Ontwikkelingen 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN 5.1 Ratificatie Verdrag van Istanbul › ‹ 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Nederland heeft het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, beter bekend als het Verdrag van Istanbul, geratificeerd. Het is op 1 maart 2016 voor Nederland in werking getreden. Dit alom­ vattende verdrag legt verplichtingen op aan Nederland om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te ­bestrijden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat geweld tegen vrouwen nog steeds een ernstig en omvangrijk probleem is. Het Verdrag van Istanbul kan een nieuwe impuls geven aan het Nederlandse beleid en de ­praktijk op het gebied van huiselijk geweld. 5.2 Maatregelen tegen huwelijksdwang Ontwikkelingen beide partijen nietigverklaring vragen. Ook het OM kan dat doen. Bovendien zijn er diverse initiatieven vanuit de overheid en andere instanties gericht op bewustwording bij het publiek en training van politie en hulpverleners. Op 5 december 2015 is de Wet tegengaan huwelijks­ dwang in werking getreden. Deze wet regelt de civiel­ rechtelijke consequenties van een huwelijk dat onder dwang is gesloten. Het Openbaar Ministerie (OM) kan een huwelijk stuiten als sprake is van dwang. Als een huwelijk is gesloten onder dwang kan een van ◀ VORIGE 104 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 5.3 Politie stelt het slachtoffer van huiselijk geweld niet centraal › Zorgpunten 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › In 2015 haalden diverse moorden op vrouwen door hun (ex-) partner het nieuws. In een van die zaken stelde de politie zichzelf de vraag of zij goed was omgegaan met de meldingen van het slachtoffer en de aangifte van bedreiging. De politie stelde zelf een onderzoek in, en liet vervolgens een onafhankelijke commissie onderzoek doen. De commissie ­concludeerde, onder meer, dat het perspectief van het slachtoffer onderbelicht was gebleven. In de politie­ organisatie ligt de nadruk op dossiervorming en het aanleveren van een vervolgbare zaak bij het Openbaar Ministerie. De algemene zorgtaak van de politie krijgt onvoldoende aandacht. In dit concrete geval had dit ertoe geleid dat de impact van de dreiging op het slachtoffer uit het oog was verloren. Dat het hier niet om een incident gaat blijkt uit een onderzoek van TNO en de politie (2015). Politiemedewerkers zijn bij incidenten van huiselijk geweld vooral gericht op opsporing en in mindere mate op wat nodig is om het geweld te doen stoppen of op de veiligheid van slachtoffers. 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ‹ 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 105 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 5.4 Hulpverlening schiet tekort Zorgpunten 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ‹ Een ander knelpunt is dat de hulpverlening voor slachtoffers van huiselijk geweld tekortschiet. Er zijn lange wachttijden en er is onvoldoende specialistische hulp voor slachtoffers om in alle gevallen maatwerk te kunnen bieden. Er is geen landelijk toezicht op de kwaliteit en capaciteit van de opvang. 5.5 Onvoldoende hulp en opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld zonder geldige verblijfstitel › Zorgpunten 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Vrouwen zonder geldige verblijfstitel zijn extra ­kwetsbaar voor huiselijk geweld. Zij vrezen dat aangifte nadelige consequenties heeft voor hun verblijf in Nederland. De opvang van deze groep slachtoffers is in de wet niet goed geregeld. Mensen zonder geldig verblijf hebben op basis van de Wet maatschappelijke 6 RECHTSBESCHERMING ◀ VORIGE 106 ondersteuning geen recht op een maatwerk­ voorziening, zoals de vrouwenopvang. Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) kan op die regel een uitzondering worden gemaakt. Een dergelijke amvb is er nog niet. Het College heeft verschillende signalen ontvangen dat slachtoffers van huiselijk geweld ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE › › › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ‹ 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › zonder geldige verblijfstitel geen of moeilijk toegang tot opvang krijgen. Daardoor is het voor deze groep nog moeilijker om uit een geweldsituatie te komen. Mensenrechtenverdragen verplichten de overheid hulp te bieden aan alle slachtoffers van huiselijk geweld. ■ 5.6Huwelijkse gevangenschap Zorgpunten In het geval van huwelijkse gevangenschap is het onmogelijk voor één van de echtgenoten (meestal de echtgenote) om het huwelijk te beëindigen. Zij blijft tegen haar wil juridisch en/of volgens religieuze voor­ schriften gehuwd. De rechter oordeelt per geval en kwalificeert niet alle situaties van huwelijkse gevangen­ schap als onrechtmatige daad. Het vaststellen en bewijzen van dwang bij het aangaan van een huwelijk en bij huwelijkse gevangenschap is moeilijk. De drem­ pel voor slachtoffers en familieleden om melding te maken van deze situaties is hoog; bewijs leveren van een dwangsituatie is moeilijk. Daar komt nog bij dat er een risico kan zijn op uitsluiting, of represailles door de echtgenoot of de familie. Er is niet snel sprake van ‘dwang’ in strafrechtelijke zin. Dat leidt vooral tot ◀ VORIGE 107 problemen bij huwelijkse gevangenschap; dan blijkt vaak dat die hoge drempel niet is overschreden. Maar zelfs als er wel vervolging van de echtgenoot heeft plaatsgevonden, is dat geen garantie voor een civiel­ rechtelijke ontbinding van het huwelijk en het einde van de huwelijkse gevangenschap. Het Verdrag van Istanbul bevat concreet omschreven verplichtingen voor staten om geweld te voorkomen en te bestrijden. Het beschrijft onder meer wat voor ondersteuning en voorzieningen zij slachtoffers moeten bieden. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Vrouwen zonder geldige verblijfstitel zijn extra kwetsbaar voor huiselijk geweld. Zij vrezen dat aangifte nadelige consequenties heeft voor hun verblijf in Nederland. De opvang van deze groep slachtoffers is in de wet niet goed geregeld. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ‹ 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 108 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “De aanpak van geweld in ­afhankelijkheidsrelaties is erg complex.” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN ‹ 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Johannes Dijkstra is teamleider bij Fier. Dit is een expertisecentrum voor het voorkomen en stoppen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, zoals mensenhandel en geweld tegen vrouwen. Ook biedt het hulp aan slachtoffers. Johannes is gedreven om de patronen van geweld te doorbreken. “Soms kun je iemand niet individueel helpen maar soms ook wel. Dat zijn altijd de kersen op de taart. Soms kun je binnen hele gezinnen ­zorgen dat de dynamiek verandert waardoor het probleem niet wordt overgenomen door de volgende generatie. Dat is mijn drijfveer, om dat zo goed ­mogelijk te doen.” “De aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is erg complex”, meent Johannes. “Daarom moet je mensen serieus nemen. Je hebt met heftige problematiek te maken die impact heeft op het hele ­systeem. Mensen schamen zich. Ze hebben vaak een band met de individuen door wie ze trauma’s hebben opgelopen. Een ouder, een partner, een kind… Dat is lastig voor iemand om daaruit te komen.” ◀ VORIGE 109 Het voorkomen van geweld gebeurt onder andere via een landelijke voorziening; de Fier-chat. “De chat is uniek” vertelt Johannes. “Mensen kunnen er anoniem zijn. Je verleent op een laagdrempelige manier hulp. We bieden mensen de juiste tools. Soms is je verhaal kunnen doen al hulpverlenend en soms stippelen we samen een pad uit.” Waar mogelijk brengt Johannes persoonlijke accenten aan in zijn werk. “Je kunt nog zo’n goed hulp­aanbod hebben, nog zulke goede inhoud, nog zulke goede tips, maar ik vind het belangrijk dat we de verbinding kunnen maken richting cliënten, er een klik ontstaat en ze het gevoel krijgen dat ze er toe doen. Soms zitten mensen in een fase waar ze helemaal nog geen hulp willen. Dat ze nog niet inzien dat het fout gaat. Dan is het heel belangrijk om aansluiting te kunnen vinden met de doelgroep en van daaruit de hulp te bieden die ze willen”. Het stimuleren van zelfontplooiing is een belangrijk onderdeel in de aanpak van geweld. “Mensen krijgen dan het gevoel dat ze iets waard zijn; ‘kijk eens wat mij lukt’. Daar haal ik mijn energie uit”, aldus Johannes. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 6 Rechtsbescherming DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › 6.1 RECHTSBIJSTAND TIJDENS POLITIEVERHOOR › 6.2 ZSM-WERKWIJZE › 6.3 LEVENSLANG › ◀ VORIGE 110 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? Ontwikkelingen › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 6.1 Rechtsbijstand tijdens politieverhoor › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › In Nederland hebben verdachten sinds 1 maart 2016 een recht op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor. Dat is belangrijk voor de verwezenlijking van het recht op een eerlijk proces. Het politieverhoor is een ­cruciale fase in het strafproces, omdat het een belang­ rijk onderdeel is van het onderzoek naar de feiten. De uitkomst heeft gevolgen voor beslissingen over de inzet van andere middelen gericht op waarheids­ vinding. Er staat dan ook veel druk op de verdachte die zich in een kwetsbare positie bevindt en niet altijd goed zicht heeft op zijn/haar rechten en de ­consequenties van zijn/haar handelen. Professionele bijstand om het belang van de verdachte te verdedigen is daarom noodzakelijk. Het recht op rechtsbijstand in het strafproces is gegarandeerd in, onder andere, artikel 6 EVRM. In het arrest Salduz t. Turkije van 27 november 2008 oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat het recht op rechts­ bijstand tijdens politieverhoor nodig is om te voldoen aan de garanties van een eerlijk proces. De Europese Unie nam vervolgens Richtlijn 2013/48/EU aan, die Nederland in nationale wetgeving zal implementeren. De vraag is of de huidige regelingen het mogelijk maken dat verdachten hun recht effectief kunnen uitoefenen. Advocaten stellen dat zij tijdens het verhoor een actieve rol moeten kunnen vervullen en tijdens het verhoor opmerkingen moeten kunnen maken en vragen moeten kunnen stellen. Ook zijn zij van mening dat de hoogte van de vergoeding niet in verhouding staat tot de tijd die zij investeren. In een kort geding dat de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten aanspanden tegen de Staat zijn hun eisen omtrent vergoeding afgewezen. ›› Nederland moet voor 27 november 2016 een EU-Richtlijn in een wettelijke regeling uitvoeren. Op 22 december 2015 oordeelde de Hoge Raad dat het recht op rechtsbijstand tijdens politieverhoor vanaf 1 maart 2016 zou gelden. Het College van Procureurs-Generaal legde vervolgens regels vast in een beleidsbrief. Deze gaan over de exacte rol en bevoegdheden van de advocaat en de politie­ ambtenaar. Een beleidsregel van de Raad voor de Rechtsbijstand bevat regels omtrent de vergoeding van advocaten voor rechtsbijstand. ◀ VORIGE 111 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Hoge Raad dat met zijn arrest van 22 december 2015 op het oog heeft gehad. Het antwoord op deze vragen zal grote invloed hebben op de wet die alsnog vóór 27 november in werking moet treden. ■ De voorzieningenrechter heeft prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad. De Hoge Raad is gevraagd of de regels, zoals deze zijn opgesteld door het College voor Procureurs-Generaal, een beperking inhouden van het recht op verhoorbijstand zoals de DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 112 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? Zorgpunten › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN 6.2ZSM-werkwijze › › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › In veel ZSM-zaken blijkt het bewijs in het dossier ontoereikend om een strafbeschikking op te kunnen leggen en is het onduidelijk in hoeverre het bewijs betrouwbaar is. Ook is niet duidelijk of minderjarigen in ZSM-zaken altijd toegang krijgen tot rechtsbijstand. Deze conclusies trok de Procureur-Generaal, die in 2014 onderzoek liet doen naar de OM-strafbeschikking, waaronder de strafbeschikking in ZSM-zaken. De PG concludeert dat het besluit dat iemand schuldig is, in te veel gevallen, onzorgvuldig tot stand komt. Nu het OM de ZSM-procedure in steeds meer zaken toepast, is aandacht voor de waarborgen voor het recht op een eerlijk proces noodzakelijk. Verplichte rechtsbijstand tijdens de hele ZSM-procedure vergroot de rechtsbescherming van verdachten. Zo blijkt uit onderzoek van het WODC, dat de in 2014-2015 uitgevoerde pilots met verplichte rechtsbijstand onderzocht. Er is geen vervolg gegeven aan deze pilots. Na 1 maart 2016 is rechtsbijstand bij politieverhoor ook in ZSM-zaken verplicht. ◀ VORIGE Wat is ZSM? ZSM staat voor Zo snel, slim, selectief, simpel, en samenlevingsgericht Mogelijk. In de ZSMwerkwijze beslist de officier van justitie zo snel mogelijk na aanhouding van een verdachte over het verdere verloop van de procedure. De Officier kan een straf opleggen, met een straf­beschikking, dus zonder tussenkomst van een rechter. De ZSM-procedure biedt het OM de mogelijkheid om veelvoorkomende misdaad snel en efficiënt af te handelen. Een straf­ beschikking heeft grote gevolgen voor de ­verdachte, waaronder een strafblad. Het recht op een eerlijk proces, waaronder het recht te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging, is gegarandeerd in, onder andere, artikel 6 EVRM. 113 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › De Nederlandse praktijk en regelgeving betreffende levenslange gevangenisstraf voldoet niet aan het recht op vrijwaring van onmenselijke behandeling of bestraffing. Er moet op het moment van oplegging van de straf sprake zijn van vooruitzicht op mogelijke vrijlating. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 114 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Zorgpunten 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 6.3Levenslang De Nederlandse praktijk en regelgeving betreffende levenslange gevangenisstraf voldoet niet aan het recht op vrijwaring van onmenselijke behandeling of ­bestraffing. In Nederland betekent een levenslange gevangenisstraf echt levenslange opsluiting. De enige mogelijkheid om eerder vrij te komen is als de staats­ secretaris van Veiligheid en Justitie gratie verleent. Tot 1986 gebeurde dat met enige regelmaat. Maar in de afgelopen 30 jaar is nog maar één keer gratie verleend. De man die toen gratie kreeg lag op sterven en overleed kort na zijn vrijlating. Ongeveer 40 mensen › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › Twee uitspraken laten zien dat instanties erkennen dat de Nederlandse praktijk en regelgeving niet voldoet aan mensenrechtelijke eisen op dit gebied. De Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) oordeelde een tot levenslang veroordeelde recht heeft op verlof. Zo’n verlof is namelijk nodig voor een correcte uitvoering van een resocialisatieplan, dat weer 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR Een levenslange gevangenisstraf is op zichzelf niet in strijd met mensenrechtennormen, indien aan een aantal voorwaarden is voldaan. Dat heeft het EHRM geoordeeld. Er moet op het moment van oplegging van de straf sprake zijn van vooruitzicht op mogelijke vrijlating en er moet een effectieve herzienings­ mogelijkheid zijn. › Ontwikkelingen 5 GEWELD TEGEN VROUWEN zitten momenteel levenslange gevangenisstraf uit. Rechters legde de afgelopen jaren steeds vaker een levenslange gevangenisstraf op. › ◀ VORIGE 115 wordt meegewogen in de beoordeling van een ­gratieverzoek. De Rechtbank Assen weigerde een levenslange gevangenisstraf op te leggen. Beide instanties refereerden aan de rechtspraak van het EHRM en het feit dat de Nederlandse wetgeving en de toepassing ervan niet voldoen aan de eisen die het EVRM oplegt. ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › In april 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangegeven dat hij de Nederlandse wet wil aanpassen zodat in Nederland levenslange gevangenis­straf niet leidt tot onmenselijke behande­ ling of bestraffing. De precieze aanpassingen zijn nog onderwerp van discussie. Belangrijk is dat levenslang gestraften een perspectief krijgen om in aanmerking te komen voor herziening en op mogelijke vrijlating. Het recht op vrijwaring van foltering en onmenselijke behandeling en bestraffing is gegarandeerd in artikel 3 EVRM. In het arrest Vinter t. Verenigd Koninkrijk (2013) oordeelde het EHRM dat een levenslange gevangenisstraf zonder perspectief om in aanmerking te kunnen komen voor vrijlating een vorm van onmenselijke behandeling of bestraffing is. In het arrest Murray t. Nederland oordeelde het EHRM op 26 april 2016 in vergelijkbare zin. Murray zat een levenslange gevangenisstraf uit in Curaçao en heeft de gouverneur herhaaldelijk om gratie gevraagd. De gouverneur wijst zijn verzoeken iedere keer af. De afwijzing was mede gebaseerd op de psychische problemen van de heer Murray. Tijdens zijn detentie kreeg ◀ VORIGE 116 De herziening moet plaatsvinden op basis van ­objectieve en kenbare ­criteria en er moeten proce­ durele waarborgen bestaan, zoals het motiveren van de beslissing. Verder blijkt uit internationaal en verge­ lijkend recht dat er duidelijke steun bestaat voor een herziening niet later dan 25 jaar na het opleggen van de levenslange gevangenisstraf, met vervolgens ­periodieke herzieningsmomenten. Murray geen goede psychische hulp om daar enige positieve verandering in te realiseren. Het EHRM bevestigde zijn uitspraak uit de zaak Vinter. Al op het moment van oplegging van de levenslange gevangenisstraf moet sprake zijn van een voor­ uitzicht op mogelijke vrijlating en van een ­herzieningsmogelijkheid. Anders is er sprake van een onmenselijke bestraffing. In de zaak Murray heeft Nederland volgens het EHRM niet genoeg gedaan om hem te behandelen voor zijn psychi­ roblemen. Daardoor was het voor de heer sche p Murray in feite onmogelijk geworden om ooit nog vrij te komen. Het EHRM oordeelt daarom dat de Nederland artikel 3 EVRM geschonden heeft. ■ VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “Voor cliënten is verhoorbijstand prettig. Al is het maar om daar niet alleen te zitten.” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE › › › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING ‹ 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Anne-Marie van Ginneken is strafrechtadvocaat in Utrecht. Sinds 1 maart 2016 biedt zij ook rechts­ bijstand tijdens een politieverhoor. tegenover twee politierechercheurs zit, is voor hem ontzettend belangrijk”. “Het is een positieve ontwikkeling”, meent Anne-Marie. “Voor cliënten is verhoorbijstand prettig. Al is het maar om daar niet alleen te zitten.” Tijdens een politieverhoor bevindt een verdachte zich in een kwetsbare positie. “Verdachten die worden aangehouden zijn van hun recht op vrijheid beroofd en alleen al om die reden zijn ze de zwakkere partij”, benadrukt Anne-Marie. “Daarbij komt dat het ‘zijn van verdachte’ grote gevolgen kan hebben en het afleggen van een verkeerde verklaring dus ook”. Volgens Anne-Marie maakt de aanwezigheid van een advocaat dat mensen zorgvuldiger werken. “Dat is eigenlijk de grootste winst. Het is controleerbaar geworden. Het verloop van een verhoor, de ­manier waarop vragen worden gesteld, de ­strategie die de politie hanteert: als buitenstaander met verstand van zaken kun je het proces bewaken. Alleen al het feit dat de verdachte niet alleen ◀ VORIGE 117 “Voor veel mensen is een politieverhoor verwarrend”, vertelt Anne-Marie. “Verdachten weten op voorhand veelal niet hoe de politie bij hen is uitgekomen, hoeveel men weet, wat ze kunnen verwachten.” Daarom adviseert ze anderen hoe zich op te stellen tijdens een verhoor. “Je probeert op basis van de beschikbare informatie een cliënt zo goed mogelijk te adviseren. En wijst ze op de mogelijke consequenties van het zwijgen of verklaren.” Ook daarom vindt Anne-Marie rechtsbijstand belangrijk. “Het betekent dat je cliënten kunt behoeden voor verklaringen die misschien onverstandig zijn. Als verdachte kan iemand immers makkelijk mee­ werken aan zijn eigen veroordeling door het afleggen van bijvoorbeeld een leugenachtige verklaring. Daarom kan het soms verstandig zijn om te zwijgen. Als advocaat ben je er om de verdachte zodanig te informeren dat hij weet wat de gevolgen zijn van zijn verklaring zodat hij zelf kan beslissen wat hij wel en niet wil verklaren”, aldus Anne-Marie. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 7 Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ‹ › 7.1 RATIFICATIE VAN HET VERDRAG › 7.2 AANVAARDING KLACHTRECHT VERBETERT RECHTSBESCHERMING › 7.3 INTERPRETATIEVE VERKLARINGEN GAAN TE VER › 7.4 NALEVING VERDRAG IN CARIBISCH NEDERLAND › 7.5 VRIJHEIDSBEPERKINGEN IN DE ZORG › 7.6 NIEUWE WETTEN OP KOMST › 7.7 ONDERWIJS VOOR KINDEREN MET EEN BEPERKING › 7.8 TOEGANKELIJKE WEBSITES OVERHEID › ◀ VORIGE 118 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 7.1 Ratificatie van het Verdrag Ontwikkelingen 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Nederland ratificeerde op 14 juni 2016 het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het is goed nieuws dat Nederland zich hiermee ­eindelijk – tien jaar na totstandkoming van het verdrag – aansluit bij de andere landen die dit verdrag al eerder hebben goedgekeurd. Met de goedkeuring van het Verdrag laat Nederland zien dat mensen met een beperking volwaardig aan de samenleving moeten kunnen deelnemen. Er zijn nog heel wat stappen nodig om een inclusieve samenleving te bereiken. De regering heeft een implementatieplan aan­­ gekondigd. Dat zou concrete doelstellingen, maat­ regelen en een bijbehorend tijdpad moeten omvatten. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 119 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 7.2 Aanvaarding klachtrecht verbetert rechtsbescherming › Zorgpunten 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Nederland heeft het klachtrecht dat is geregeld in het Facultatieve protocol bij het Verdrag nog niet aanvaard. Er zijn vergelijkbare protocollen bij andere verdragen, die ook nog niet zijn geratificeerd. De regering wil de beslissing over ratificatie van deze verschillende instrumenten in samenhang nemen. Ratificatie van het Facultatieve protocol maakt het moge­ lijk dat individuen een klacht kunnen indienen bij het Comité inzake de rechten van personen met een 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN handicap. Dat biedt een aanvullende rechtsbescherming aan personen met een beperking die menen dat er een schending is van een of meer verdragsbepalingen en daarover op nationaal niveau geen gehoor vinden. De uitspraken van het Comité zullen de normen die in het verdrag staan verhelderen en helpen de regering bij de naleving van het verdrag. Ratificatie van het Facultatieve protocol is dan ook van groot belang. 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 7.3 Interpretatieve verklaringen gaan te ver 6 RECHTSBESCHERMING › Zorgpunten 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › De regering zal bij zeven verdragsartikelen een ­interpretatieve verklaring afleggen. Daarin geeft Nederland aan hoe het bepalingen uit het Verdrag uitlegt. Omdat sommige verklaringen de toepassing ◀ VORIGE van het verdrag inperken, zijn ze in feite voor­ behouden. Het College plaatst kanttekeningen bij de noodzaak en legitimiteit van deze verklaringen. 120 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 7.4 Naleving Verdrag in Caribisch Nederland Zorgpunten 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › juli 2016 is afgerond. Daarna stelt de regering een plan van aanpak op om regelgeving en beleid aan te passen zodat het Verdrag kan worden uitgevoerd. Het is van belang dat de regering hierbij voortvarend te werk gaat. Na ratificatie zal Nederland het Verdrag niet meteen in Caribisch Nederland uitvoeren. Eerst vindt een onderzoek plaats om vast te stellen welke aan­passin­ gen van regelgeving en beleid in Caribisch Nederland nodig zijn. Het kabinet verwacht dat dit onderzoek in 7.5 Vrijheidsbeperkingen in de zorg DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Zorgpunten terugdringen van separatie” en “Toezicht vrijheids­ beperking onder dwang”. Hieruit blijkt dat separatie van cliënten in de GGZ nog te vaak voorkomt. Ook in de zorg voor ouderen en voor mensen met een verstandelijke beperking is nog te vaak sprake van dwangbehande­lingen, zoals separatie, fixatie en gedwongen ­medicatie. Dit is niet in overeenstemming met ver­­dragen waaraan Nederland gebonden is. Ook strookt het niet met het Verdrag inzake de ­rechten van ­personen met een handicap. Binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), de ouderenzorg en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wordt hard gewerkt aan het terugdringen van vrijheidsbeperking. Dit werpt zijn vruchten af. Separatie van cliënten komt minder vaak voor dan in het verleden. Toch zijn er nog meer inspanningen nodig om vrijheidsbeperkingen verder terug te dringen. Dat blijkt uit onderzoek dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in 2015 publiceerde: “GGZ-instellingen investeren in ◀ VORIGE 121 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 7.6 Nieuwe wetten op komst Ontwikkelingen 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Mensenrechtenverdragen bevatten strenge normen voor toepassing van dwangmaatregelen. Het Comité voor de rechten van personen met een handicap stelt zich zelfs op het standpunt dat alle dwangmaatregelen strijdig zijn met mensenrechten. Het spoort aan tot het afschaffen van beleid en wettelijke bepalingen die gedwongen zorg toestaan. Volgens internationale normen is vrijheidsbeperking alleen toegestaan als een cliënt een gevaar vormt voor zichzelf of voor anderen. Toepassen van dwang mag alleen als uiterste redmid­ del worden gebruikt. Dwangmaatregelen dienen op de minst belastende wijze te worden uitgevoerd en de toepassing hiervan moet regelmatig worden geëvalu­ eerd. Verder moet de persoon in kwestie zoveel ­mogelijk bij de besluitvorming betrokken worden. Dwangmaatregelen mogen alleen plaatvinden in ­daarvoor geschikte voorzieningen en onder medisch toezicht in de context van het behandelplan. IGZ die ook door de minister van VWS is onder­ schreven. Gezien de noodzaak tot verdere terug­ dringing van dwangmaatregelen is het van groot belang dat deze richtlijn spoedig tot stand komt, dat GGZ-instellingen deze gaan toepassen en dat de IGZ toeziet op naleving met inachtneming van de inter­ nationale mensenrechtennormen op dit punt. Het recht van personen met een handicap om op voet van gelijkheid met anderen hun recht op vrijheid en veiligheid van hun persoon te ­genieten is gegarandeerd in artikel 14 van het Verdrag. Het recht niet te worden onderworpen aan foltering of aan wrede, onmenselijke of ­vernederende behandelingen of bestraffingen staat in artikel 15 van het Verdrag. De wetsvoorstellen Zorg en Dwang en Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg regelen dat dwang in de zorg alleen is toegestaan als andere maatregelen niet werken. De regering is van mening dat dit in overeen­ stemming is met mensenrechtennormen. Daarnaast stellen GGZ-instellingen een multidisciplinaire richtlijn dwang en drang op, als reactie op een oproep van de ◀ VORIGE 122 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Nederland ratificeerde op 14 juni 2016 het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het College voor de Rechten van de Mens is toezichthouder op de naleving en implementatie van het Verdrag in Nederland. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 123 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 7.7 Onderwijs voor kinderen met een beperking › Zorgpunten 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Iedereen heeft recht op onderwijs, ook kinderen met een beperking. De Wet passend onderwijs legt scholen verplichtingen op om toegang van kinderen met een beperking te realiseren. De Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte verplicht scholen doeltreffende aanpassingen te doen voor leer­ lingen met een beperking. Toch komt het nog steeds voor dat scholen en opleidingen hen niet toelaten, of dat zij geen aanpassing willen doen. Daardoor kunnen veel kinderen met een beperking hun recht op onder­ wijs niet uitoefenen, en zitten zij thuis. 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Het recht op gelijke toegang tot onderwijs is gegarandeerd in artikel 24 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. ◀ VORIGE 124 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S Zorgpunten 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 7.8 Toegankelijke websites overheid dus niet bruikbaar voor mensen die niet goed kunnen zien of horen, moeite hebben met ingewikkelde teksten of geen muis kunnen gebruiken. En dat terwijl gemeenten steeds meer gebruik maken van digitale dienstverlening. Vanaf 1 januari 2015 moeten overheidswebsites toegankelijk voor iedereen zijn. Dat is in de praktijk nog niet het geval. Het College onderzocht in 2015 de websites van gemeenten. Slechts 7% van de websites van gemeenten bleek toegankelijk voor mensen met een beperking. De meerderheid van de websites was Ontwikkelingen › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Zowel gemeenten als de minister van BZK hebben naar aanleiding van dit onderzoek maatregelen ­genomen om de toegankelijkheid van overheids­ websites te verbeteren. Er komt een wettelijke regeling en er is een Toegankelijkheidsassistent voor web­­ redacteuren van de overheid. Deze kan toetsen of informatie voor een website toegankelijk is. ◀ VORIGE Het recht op toegankelijke informatie en ­communicatie is gewaarborgd in artikel 9 van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. 125 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “We geven mensen een handvat om trots op zichzelf te zijn. Dat ze er mogen zijn en dat ze gehoord worden.” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP ‹ 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › Monica Boschman is eindredacteur en schrijft ­artikelen voor het tijdschrift Tof. Een blad dat zich richt op mensen met een verstandelijke beperking. Voor het schrijven van de artikelen maakt Monica regelmatig uitstapjes. Deze momenten zijn waardevol. “Je gaat bij iemand op bezoek om te praten over een onderwerp. Dus je laat iemand vertellen over een hobby of je gaat met iemand op pad om foto’s te maken. Dan ben je in contact met een persoon en dan heb je een kijkje in het leven van die ander. Dat vind ik heel inspirerend. We hebben het vaak over groepen mensen maar uiteindelijk gaat het niet om mensen met een beperking, maar om mensen.” De achterliggende gedachte van het tijdschrift Tof is het recht op informatie, vertelt Monica. “Als je mee wilt denken over je eigen leven en zeggenschap wilt hebben, dan heb je informatie nodig. Maar dan moet je die informatie wel kunnen begrijpen. Daarom maken wij Tof in eenvoudige taal en met veel beeldmateriaal. Speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking. Zodat zij de boodschap het zelf kunnen lezen of voorgelezen kunnen worden.” Wat Monica bijzonder vindt aan haar werk, is het bieden van een stukje empowerment. “We geven mensen een handvat om trots te zijn op zichzelf. We bieden een platform waar zij hun verhaal mogen vertellen om zo anderen weer te inspireren”, aldus Monica. Het tijdschrift voor mensen met een beperking is vooral een tijdschrift dóór mensen met een beperking. De inhoud wordt nauwgezet afgestemd met de doelgroep. “We krijgen mailtjes van mensen dat ze in het blad willen. Dat ze een verhaal willen vertellen. Dit kan variëren van ‘Ik ben met een bekende Nederlander op de foto geweest’ tot ‘Ik maak mooie kunst’. We proberen zoveel mogelijk mensen zelf aan het woord te laten”, benadrukt Monica. ◀ VORIGE 126 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 8 Nationale implementatie en infrastructuur DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ 8.1 SLAGKRACHT NATIONAAL ACTIEPLAN MENSENRECHTEN ONTBREEKT IN DE BREEDTE › 8.2 RATIFICATIE VAN VERDRAGEN › 8.3 INTERNATIONALE RAPPORTAGES EN AANBEVELINGEN › 8.4 UITSPRAKEN IN INDIVIDUELE KLACHTPROCEDURES › 8.5 EUROPEES HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS › 8.6 DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN › ◀ VORIGE 127 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ 8.1 Slagkracht Nationaal Actieplan Mensenrechten ontbreekt in de breedte Kamercommissie over gaat maar in andere Kamerdebatten is geen aandacht voor het plan. Slagkracht ontbreekt wanneer het thema’s betreft die buiten de bevoegdheid van de minister van BZK vallen en die controversiëler zijn zoals vreemdelingen en terrorismebestrijding. Mensenrechten zijn niet beperkt tot de portefeuille van de minister van BZK en de implementatie van mensenrechten vergt dan ook inspanning van het gehele kabinet. De samenhang ontbreekt tussen het actieplan en andere relevantie actieplannen op deelterreinen zoals discriminatie en bedrijven en mensenrechten. In 2013 heeft minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het eerste Nationaal Actieplan Mensenrechten aangeboden aan de Tweede Kamer. Het plan biedt een overzicht van de infrastructuur van mensenrechtenbescherming en beoogt een platform voor dialoog en monitoring te bieden. In juni 2015 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer de tussen­ rapportage van het plan besproken. Tegelijkertijd is ook de kabinetsreactie op de Jaarrapportage 2013 van het College besproken. Mensenrechten raken echter aan meer onderwerpen dan waar deze ◀ VORIGE 128 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 8.2Ratificatie van verdragen Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Het Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (CRPD) is 14 juni 2016 geratificeerd. Bekrachtiging van het Verdrag is van belang omdat het de staat verplicht om alle terreinen van het maatschappelijk leven voor deze doelgroep toegankelijk te maken. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Facultatieve protocollen Het kabinet heeft geen stappen gezet richting bekrach­ tiging van de facultatieve protocollen die individueel klachtrecht regelen bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, Kinderrechtenverdrag en het Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. ◀ VORIGE 129 Dergelijke klachtprocedures maken het mogelijk dat mensen, die menen dat hun rechten die in de verdragen zijn gegarandeerd zijn geschonden, kunnen een klacht voorleggen bij een internationaal toezichthoudend comité. Dat is een waardevolle aanvullende rechtsbe­ scherming en belangrijk voor de uitleg van de rechten. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › Protocol 15 bij het EVRM wijzigingen zijn bedoeld om de autoriteit van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te ­garanderen, de effectiviteit van zijn uitspraken te vergroten en de klachtprocedure verder te stroomlijnen. De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel aangenomen ter goedkeuring van Protocol 15 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het Protocol brengt procedurele wijzingen aan in het EVRM. Deze Verdrag van Istanbul Op 18 november 2015 ratificeerde Nederland het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voor­ komen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul). Het Verdrag is op 1 maart 2016 in werking getreden. In Nederland heeft 45% van alle vrouwen ouder dan 15 jaar ooit te maken gehad met lichamelijk en/of seksueel geweld. Het Verdrag geeft een nieuwe impuls aan de aanpak van dit maatschappelijke probleem. In het Verdrag staan nauwkeurig omschreven verplichtingen om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden. Op internationaal niveau houdt een groep van des­­ kundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen (GREVIO) toezicht op de uitvoering van het Verdrag. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ ◀ VORIGE 130 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 8.3 Internationale rapportages en aanbevelingen › VN-Kinderrechtencomité 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › In mei 2015 vond de constructieve dialoog van Nederland met het VN-Kinderrechtencomité plaats. Het College vroeg in zijn rapportages aandacht voor discriminatie van kinderen met een beperking, de aanpak van meisjesslachtoffers van mensenhandel en 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? het belang van mensenrechteneducatie. In het slot­ commentaar doet het Comité aanbevelingen over onder meer Caribisch Nederland, decentralisaties in het sociale domein, kindermishandeling en vreemdelingenkinderen. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN Comité inzake de uitbanning van rassendiscriminatie 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ verantwoordelijkheid teveel bij de burger zelf legt. Het CERD doet aanbevelingen over onder meer mensen van niet-westerse afkomst die een kleinere kans hebben op een baan, meisjes met een hoofddoek die geen stageplaats vinden, ­horecadiscriminatie en etnische profilering. In augustus 2015 besprak het Comité inzake de uit­­ banning van rassendiscriminatie (CERD) de ­rapportage van Nederland. Het College rapporteerde ook aan het CERD. Een van de punten die het College naar voren bracht is dat de overheid te weinig doet om discriminatie aan te pakken en de ◀ VORIGE 131 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › VN Werkgroep van Experts over Afrikaanse Afkomst Op 28 september 2015 besprak de VN Mensen­ rechtenraad het rapport over Nederland van de VN Werkgroep van Experts over Afrikaanse Afkomst. Het College reageerde op het rapport in een ­videoboodschap tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad. De Werkgroep doet ­aan­­bevelingen over onder meer etnisch profileren, mensenrechteneducatie voor ­kinderen en ­professionals en het bevorderen van de meldings­ bereidheid van racisme. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ ◀ VORIGE 132 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Vertraging rapportage IVESCR en IVBPR De deadline voor Nederland om de rapportage in te dienen bij het VN Mensenrechtencomité was 31 juli 2014. Dit rapport is op 1 juni 2016 nog steeds niet ingediend. Het rapport aan het VN Comité inzake economische, sociale en culturele rechten is in april 2016 ingediend, een klein jaar te laat. Comité ter Preventie van Foltering Het Comité ter Preventie van Foltering (CPT) bezocht Caribisch Nederland en de andere landen van het koninkrijk in 2014. Het Comité ging naar de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland op Bonaire. In 2015 verscheen het rapport van het CPT en de reactie van de regering daarop. Het Comité deed de aanbeveling dat gearresteerde personen toegang tot een advocaat moeten hebben, ook tijdens politieverhoor. De rege­ ring acht dit moeilijk te realiseren maar zal in het licht van de implementatie van EU richtlijn 2013/48/EU de mogelijkheden bekijken (zie ook het hoofdstuk rechts­ bescherming). Andere aanbevelingen betreffen de hoge detentieratio en de verblijfs­omstandigheden in politiecellen en in de justitiële inrichting. Naar verwachting wordt in het najaar van 2016 een nieuw detentiecentrum geopend. ◀ VORIGE In 2015 publiceerde het CPT ook een rapport over een FRONTEX-vlucht vanuit Rotterdam naar Nigeria waar­ bij 24 vreemdelingen zijn uitgezet. Het Comité deed aanbevelingen en vroeg om informatie over de voor­ bereidingen en uitvoering van de uitzetting, de over­ dracht aan de Nigeriaanse autoriteiten, het gebruik van geweld, de rol van nationale toezichthouders, de debriefing van het team en de klachtenprocedure. De meeste aanbevelingen implementeert de regering of zal dat gaan doen. 133 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Het College vraagt aandacht voor discriminatie van kinderen met een beperking, de aanpak van meisjesslachtoffers van mensen­handel, mensenrechten­ educatie, kindermishandeling en vreemde­lingen­kinderen. ◀ VORIGE 134 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 8.4Uitspraken in individuele klachtprocedures › Uitspraken VN comités - De Blok et al. t. Nederland nog steeds niet nageleefd 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › In september 2014 concludeerde het Comité inzake de uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) in de zaak De Blok et al. dat Nederland discrimineerde door vrouwelijke zzp’ers in de periode 2004-2008 een zwangerschapsuitkering te weigeren. De regering legt de uitspraak naast zich neer omdat zij vindt dat artikel 11 lid 2 niet op zzp’ers van toepassing is en geen recht­ streekse werking kan worden ontleend aan dit artikel. 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › › VN-Comité tegen Foltering 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Het VN-Comité tegen Foltering constateerde in de asielgerelateerde zaken F.B. (613/2014, 20 november 2015) en M.C. (569/2013, 30 november 2015) dat Nederland de vrouwen die de klachten hadden inge­ diend niet naar Guinee mocht uitzetten vanwege het reële risico te worden onderworpen aan genitale verminking. 5 GEWELD TEGEN VROUWEN Nederland heeft zich destijds ingezet voor de totstandkoming van de klachtenprocedure bij het Verdrag. Het is dan ook verontrustend dat de Nederlandse regering de aanbeveling van het Comité niet opvolgt en niet erkent dat het recht op een ­vergoeding voor zelfstandig werkende vrouwen ook voortvloeit uit het Verdrag. ◀ VORIGE Het Comité concludeert dat er in de specifieke omstandigheden van deze zaak sprake is van een behandeling die onder foltering valt. Een aantal klachten die bij het VN-Mensenrechtencomité en het VN-Vrouwencomité zijn ingediend waren asiel-gerelateerd en zijn niet ontvankelijk verklaard. 135 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › 8.5 Europees Hof voor de Rechten van de Mens had aangegeven dat in de betreffende zaak was ­gehandeld in strijd met de EVRM-verplichtingen en aan het slachtoffer een schadevergoeding was aan­­ geboden (het betrof een geval van ophouding ter ondervraging die langer had geduurd dan wettelijk toegestaan). De overige zaken werden van de rol geschrapt, soms nadat de regering met de verzoeker een minnelijke schikking was overeengekomen. In 2015 heeft het Hof geen uitspraak tegen Nederland gedaan. Wel zijn er ontvankelijkheidsbeslissingen genomen over 31 zaken. Veel van die zaken betroffen de uitzetting van vreemdelingen. In ruim de helft van de zaken achtte het Hof het verzoekschrift kennelijk ongegrond en daardoor niet-ontvankelijk. In een enkele zaak gebeurde dit nadat de Nederlandse ­regering in een zogenoemde unilaterale verklaring DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN Vreemdelingenzaken en het verbod van foltering 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Op 12 januari 2016 deed het EHRM uitspraken in vijf ­vreemdelingenzaken. Het Hof constateerde dat het verbod van foltering (artikel 3 EVRM) niet was geschonden. ◀ VORIGE 136 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Arrest Garib Mevrouw Garib mocht van de gemeente Rotterdam niet binnen de Tarwewijk in Rotterdam verhuizen naar een andere woning. Het besluit van de gemeente vloeit voort uit een wet die tot doel heeft om het aantal probleemwijken terug te dringen en het leefklimaat te bevorderen. Het Hof constateert in februari 2016 geen schending van de vrijheid van beweging (art. 2 Protocol No. 4 EVRM). De beperkingen in haar ­vrijheid zijn gerechtvaardigd om het doel van de wet te bereiken. Arrest Gillissen De Centrale Raad van Beroep had meneer Gillissen zijn verzoek om getuigen te horen afgewezen. Het Hof veroordeelde Nederland op 15 maart 2016 voor een schending van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 lid 1 EVRM). Arrest Murray Op 26 april 2016 constateerde het EHRM in het arrest Murray t. Nederland, dat er een schending van artikel 3 was. Dit recht garandeert het recht te zijn gevrijwaard van foltering en andere onmenselijke behandeling of bestraffing. Murray zat een levenslange gevangenisstraf uit in Curaçao en heeft de gouverneur herhaaldelijk om ◀ VORIGE 137 gratie gevraagd. De gouverneur wijst zijn verzoeken iedere keer af. De afwijzing was mede ­gebaseerd op de psychische problemen van de heer Murray. Tijdens zijn detentie kreeg Murray geen goede psychische hulp om daar enige positieve verandering in te realiseren. Het EHRM bevestigde zijn uitspraak in Vinter. Al op ›› VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ hem te behandelen voor zijn psychische problemen. Daardoor was het voor de heer Murray in feite onmo­ gelijk geworden om ooit nog vrij te komen. Het EHRM oordeelt daarom dat de Nederland artikel 3 EVRM geschonden heeft. ■ het moment van oplegging van de levenslange gevan­ genisstraf moet sprake zijn van een vooruitzicht op mogelijke vrijlating en van een ­herzieningsmogelijkheid. Anders is er sprake van een onmenselijke bestraffing. In de zaak Murray heeft Nederland volgens het EHRM niet genoeg gedaan om 8.6Duurzame ontwikkelingsdoelen In september 2015 hebben de VN lidstaten de duur­ zame ontwikkelingsdoelen aangenomen. De 17 nieuwe werelddoelen voor 2030 zijn het vervolg op de Millenniumdoelen. De doelen zien op het bestrijden van extreme armoede maar ook op onder meer het tegengaan van ongelijkheid en aanwezigheid van (mensenrechten)educatie. Er is een ook een rol weggelegd voor bedrijven om de doelen te realiseren. ◀ VORIGE 138 Het Centraal Bureau voor de Statistiek stelt samen met andere organisaties indicatoren op om de voort­ gang te meten en is ook betrokken bij de rapportage over Nederland. Mensenrechten zijn verweven met de werelddoelen dus daar moet aandacht voor zijn bij het monitoren en implementeren van de doelen in Nederland. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Comité inzake de uitbanning van rassendiscriminatie Op 18 en 19 augustus 2015 besprak het Comité inzake de uitbanning van rassendiscriminatie (CERD) met Nederland haar rapportage. Het VN Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van ­discriminatie verplicht staten te ­rapporteren over de vorderingen in de ­naleving van het Verdrag. Bij de bespreking waren verschillende partijen betrokken waaronder het NJCM, het Landelijk Platform Slavernijverleden, het NRC Handelsblad, de overheid en het College voor de Rechten van de Mens. De volgende reeks interviews illustreert hoe zij de bespreking hebben ervaren. ◀ VORIGE 139 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “Het is voor de Nederlandse regerings­ delegatie goed is om te horen waar mensen in de wereld, die zich in rassen­ discriminatie verdiepen, druk over maken.” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE › › › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Bas Blokker is journalist bij het NRC Handelsblad. Terugblikkend op de VN-zitting onderschrijft Bas de meerwaarde ervan. “Een zitting heeft zin. Al is het maar voor het groepje ambtenaren dat in de delegatie zit. De Nederlandse regeringsdelegatie heeft er ook veel energie in gestoken. Ik denk dat het voor hen goed is om te horen waar mensen in de wereld, die zich in het rassendiscriminatie verdiepen, druk over maken.” Via eerdere artikelen die Bas schreef over rassen­ discriminatie, is hij verbonden met het onderwerp. “Ik heb voor de krant veel geschreven over de ­discussie rond zwarte piet. Zo ben ik bekend ­geraakt met het thema rassendiscriminatie. Ik vind het ­belangrijk om alle ontwikkelingen op dit gebied ­nauwgezet te volgen. Daarom heb ik de kans om bij de VN hoorzitting aanwezig te zijn met beide handen aangegrepen. Het is een goede manier om hetzelfde fenomeen vanuit een andere invalshoek te beschrijven.” De scenerie in Genève deed Bas denken aan James Bondfilms met Sean Connery. “Ik had het idee dat ik al reizend terug naar de jaren-70 was gegaan. Mijn verwachting was dat ik in een moderne omgeving terecht zou komen, maar ik vond het een beetje als in Koude Oorlogsfilms. De manier waarop de verhoorkamer was ingericht, de oorschelpjes voor de vertaling. Heel ouderwets en leuk om te gebruiken als journalist.” ◀ VORIGE 140 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “Ieder Comitélid heeft zijn eigen inzichten en redeneert vanuit een bepaald oogpunt. Dat was heel bijzonder” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Natasja Moritz is Programmacoördinator Inclusie & Discriminatie bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is medeverantwoordelijk voor de naleving van VN Verdragen in Nederland. Wanneer de Nederlandse regering zich moet verantwoorden bij een VN hoorzitting, dan is een goede voorbereiding van belang, zegt Natasja. “We waren aanwezig met een delegatieleider, afdelingshoofd, een collega en ik. Een voor­ lichter is later ingevlogen vanwege de media-aandacht rondom de kwestie zwarte piet. Racisme raakt verschillende departementen. Daarbij is uit voor­ gaande VN zittingen gebleken dat het nodig is om met een flinke delegatie aanwezig te zijn. Daarom waren er ook collega’s van vreemdelingenbeleid, politiezaken, strafrecht en van Binnen- en Buitenlandse Zaken.” ◀ VORIGE 141 Natasja vergelijkt de VN hoorzitting met een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer. “Daar ­worden vragen afgevuurd die ter plekke moeten worden beantwoord. De vragen die je overdag krijgt moeten ’s avonds allemaal verwerkt worden. We waren tot diep in de nacht bezig.” Tijdens de hoorzitting gebeurde er iets opmerkelijks. “Er ontstond een geëmotioneerde discussie tussen de Comitéleden over zwarte piet. Dat gaf de zitting een bepaalde dynamiek. Ieder Comitélid heeft zijn eigen inzichten en redeneert vanuit een bepaald oogpunt. Dat was heel bijzonder”, aldus Natasja. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “Als nationaal mensenrechteninstituut onderscheidt het College zich van de andere aanwezigen tijdens de VN hoorzitting” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Ineke Boerefijn is Coördinerend Beleidsadviseur bij het College voor de Rechten van de Mens en presenteerde tijdens de VN hoorzitting een rapport van het College over rassendiscriminatie. “Als nationaal mensenrechteninstituut onderscheidt het College zich van de andere aanwezigen tijdens de VN hoorzitting”, vertelt Ineke. “Vertegenwoordigers van de overheid zijn de hoofdrolspelers en hebben de meest prominente plek. De NGO’s hebben een eigen rol. Als nationaal instituut zit je daar ergens tussenin. Letterlijk en figuurlijk. Je ziet dat het kantoor van de Hoge Commissaris er goed over na heeft moeten denken waar ze instituten als het College plaatst en wanneer zij tijdens de zitting mogen spreken.” ◀ VORIGE 142 Gedurende de twee dagen waarover de zitting was verspreid, sprak Ineke met diverse leden van het Comité. “Ik kon heel informeel praten met verschillende comitéleden. De aparte bijeenkomst met de rapporteur en andere leden was voor mij het hoogtepunt van de bijeenkomst. De zitting was heel bijzonder. Ik was vaker bij dit soort zittingen geweest als waarnemer en als NGO-vertegenwoordiger, maar om daar als College aan deel te nemen was ontzettend interessant”, aldus Ineke. VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › “Het Comité bleek heel goed op de hoogte van de situatie in Nederland. Een aantal comitéleden refereerde zelfs direct naar onze rapportage.” DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR ‹ Eefje De Kroon is bestuurslid van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM). Zij gaf een toelichting op de NGO-schaduw­ rapportage, gecoördineerd door het NJCM en ­ingediend namens 26 NGO’s, aan het CERD. structureel met racisme te maken krijgen. Het rapport wordt breed gedragen door het maatschappelijk middenveld. Veel verschillende organisaties hebben meegeschreven. Bovendien is het op feiten gebaseerd en juridisch onderbouwd. Dat maakt dat het impact heeft”, vertelt Eefje. Tijdens het informele uurtje dat er is voor een ­dialoog tussen de Comitéleden en NGO’s bleek hoe goed de Comitéleden waren ingelezen. “Zij bleken goed op de hoogte van de situatie in Nederland. Een aantal comitéleden refereerde zelfs direct naar onze rapportage”, benadrukt Eefje. Ook was zij aangenaam verrast door de belangstelling tijdens een lunchvergadering. “Vaak schuift alleen de ­rapporteur aan om extra informatie te verzamelen. Maar er waren ook zes of zeven andere comitéleden aanwezig. Dit toont aan hoe belangrijk zij het ­vinden om te weten wat er speelt in Nederland.” De officiële sessie was spannend. “Het is altijd afwachten of het Comité jouw punten inbrengt tijdens de dialoog, en of het de vinger op de zere plek legt. Het Comité ondervroeg de Nederlandse regeringsdelegatie echter kritisch, en kwam terug op vragen die de staat slechts marginaal beantwoordde”, vervolgt Eefje. Er zit veel tijd in de voorbereiding van een sessie, voor het NJCM, het Comité en de staat. “De aan­ bevelingen zouden gezien moeten worden als een kans – ook door de regering – en niet als een ­bedreiging. Een effectievere aanpak van rassen­ discriminatie heeft veel voordelen voor de hele Nederlandse samenleving”, aldus Eefje. De betrokkenheid van het NJCM bestond voor­ namelijk uit het coördineren van en meeschrijven aan de gezamenlijke NGO-schaduwrapportage. “Ons rapport laat zien hoe mensen in Nederland ◀ VORIGE 143 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › Afkortingen DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE ADV Antidiscriminatie voorzieningen AIVD Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AMvB Algemene maatregel van Bestuur AP Autoriteit Persoonsgegevens AWGB Algemene wet gelijke behandeling AZC Asielzoekercentrum BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties CERD Committee on the Elimination of Racial Discrimination / Comité inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers CPT Comité ter Preventie van Foltering / Committee for the Prevention of Torture CRPD Convention on the rights of persons with disabilities / Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap › CRvB Centrale Raad van Beroep CTIVD Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten › ECSR Europees Comité inzake Sociale Rechten EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens ESH Europees Sociaal Handvest EU Europese Unie EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens GREVIO Groep deskundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen/Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence › › › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN 6 RECHTSBESCHERMING 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › › › ◀ VORIGE 144 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › Gw Grondwet HR Hoge Raad HvJ Europees Hof van Justitie IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg IND Immigratie- en Naturalisatiedienst IS Islamitische Staat IVBPR Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten IVESCR Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten KIS Kennisplatform Integratie en Samenleving Mbo Middelbaar Beroepsonderwijs MvT Memorie van Toelichting NCTV Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid Ngo non-gouvernementele organisatie NJi Nederlands Jeugdinstituut NSA National Security Agency OM Openbaar Ministerie PG Procureur Generaal RSJ Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming RvE Raad van Europa SBB Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven › SCP Sociaal en Cultureel Planbureau SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid › TIB Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE › › › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN 5 GEWELD TEGEN VROUWEN 6 RECHTSBESCHERMING 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › › › ◀ VORIGE 145 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? 2 RECHT OF GUNST? 3 DISCRIMINATIE › › › VN Verenigde Naties VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wgbh/cz Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte Wiv Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten Wlz Wet langdurige zorg Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning WODC Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum ZSM Zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk Zvw Zorgverzekeringswet DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING › 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP › 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › ◀ VORIGE 146 VOLGENDE ▶ HOME INLEIDING › › DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 1 VEILIGHEID VOOR ALLES? › 2 RECHT OF GUNST? › 3 DISCRIMINATIE › DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN 4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN › 5 GEWELD TEGEN VROUWEN › 6 RECHTSBESCHERMING 7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP 8 NATIONALE IMPLEMENTATIE EN INFRASTRUCTUUR › › › Colofon Dit is een uitgave van het College voor de Rechten van de Mens College voor de Rechten van de Mens Kleinesingel 1-3 Postbus 16001 3500 DA Utrecht 030 888 38 88 [email protected] www.mensenrechten.nl Voor vragen kunt een mail sturen of bellen. Fotografie Peter de Ruiter Ontwerp Ontwerpwerk Publicatiedatum: juli 2016 ◀ VORIGE 147