Mensenrechten in Nederland - College voor de Rechten van de Mens

advertisement
Mensenrechten
in Nederland
Jaarlijkse rapportage van het
College voor de Rechten van de Mens
START ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Een samenleving waarin iedereen tot
zijn recht kan komen, bevordert de
verbinding en de verbondenheid
tussen mensen. Participatie
bevorderen en uitsluiting voorkomen
is een verantwoordelijkheid van de
hele samenleving.
◀ VORIGE
1
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Voorwoord
In 2015 speelden verschil­
lende onderwerpen een
grote rol in het maatschap­
pelijke debat die van
belang zijn voor de
mensenrechten. Het jaar
begon met het in werking
treden van de decentralisa­
tie in de zorg naar de
gemeenten. Bevoegdheden en budgetten gaan over naar
instanties en mensen die dichtbij de cliënt – de mens
– zouden staan. Maar in de praktijk is het voor de zorg­
verleners vaak een heel nieuw gegeven dat wat zij dage­
lijks moeten doen niets anders is dan het verwezenlijken
van mensenrechten. Ook de grotere toestroom van
vluchtelingen naar ons land heeft grote gevolgen gehad
voor de verwezenlijking van mensenrechten. Dat zijn
immers rechten die voor iedereen gelden ongeacht
afkomst of verblijfsstatus. Daarnaast werd 2015 gete­
kend door verschillende terroristische aanslagen en ging
de discussie over discriminatie onverminderd voort.
Ontwikkelingen die een plek hebben gekregen in deze
Rapportage mensenrechten in Nederland over 2015.
betekenen voor de naleving van mensenrechten.
Gekozen is voor de maatregelen die de regering treft
in de strijd tegen het terrorisme, de gevolgen van de
hervormingen in het sociale domein en discriminatie.
Het zijn zeer verschillende thema’s, onderling verbon­
den door de rode draad van participatie. Het doel van
veel mensenrechtennormen is het bewerkstelligen van
participatie: mensen tot hun recht laten komen in de
samenleving. Het recht op participatie is daarnaast in
zichzelf een belangrijk mensenrecht dat in verschil­
lende verdragen wordt benoemd.
Naast de drie grote hoofdstukken zijn er vijf andere
thema’s waarop het College relevante ontwikkelingen
en zorgpunten benoemt. Dat zijn migratie en mensen­
rechten, het verdrag inzake de rechten van personen
met een handicap, geweld tegen vrouwen en rechts­
bescherming. Ook is er aandacht voor de internatio­
nale procedures waarin Nederland zich op
verschillende terreinen over zijn gevoerde beleid en
praktijk verantwoording heeft afgelegd. Evenals in
eerdere edities zijn in deze Rapportage interviews
opgenomen. Onder andere met mensen die waren
betrokken bij de bespreking van de Nederlandse
rapportage over rassendiscriminatie in augustus 2015
bij de VN Mensenrechtenraad in Genève.
Voor u ligt de Rapportage mensenrechten in
Nederland. Deze heeft een andere opzet dan u van
ons gewend bent. De Rapportage bevat drie themati­
sche hoofdstukken waarin het College uitwerkt wat
belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen in 2015
◀ VORIGE
Adriana van Dooijeweert
Voorzitter College voor de Rechten van de Mens
2
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
‹
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Inleiding
Participatie of uitsluiting?
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan
komen, bevordert de verbinding en de verbondenheid
tussen mensen. Dat is niet vrijblijvend. Tegenover het
recht gewaardeerd deel uit te maken van de samen­
leving hebben mensen de verantwoordelijkheid de
samen­leving als entiteit en de individuele leden ervan
te respecteren. Dat is een belangrijke grondslag van de
rechtsstaat, waarin de bescherming en de bevordering
van mensenrechten voorop staat.
Het thema participatie en uitsluiting loopt als een
rode draad door de drie thematische hoofdstukken in
deze jaarlijkse rapportage. De hoofdstukken, die gaan
over veiligheid en de strijd tegen terrorisme, mensen­
rechten op lokaal niveau na de decentralisaties in het
sociale domein en discriminatie, laten zien dat het niet
kunnen participeren niet alleen een persoonlijk drama
is, maar ook verstrekkende gevolgen kan hebben voor
de samenleving als geheel.
Participatie en uitsluiting keerzijden van
­dezelfde medaille
Participatie onderdeel van menselijke
waardigheid
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Participatie gaat niet altijd vanzelf. Mensen hebben
vaardigheden nodig om te kunnen deelnemen aan de
samenleving. Onderwijs speelt daarbij een belangrijke
rol, daarin doet men de kennis en vaardigheden op die
nodig zijn om als burger te kunnen functioneren in de
maatschappij. Ook arbeid is hierbij van belang.
Voldoende inkomen vergemakkelijkt niet alleen partici­
patie in het maatschappelijk leven, maar het netwerk
en de kennis en vaardigheden die men in het werk
opdoet betekenen vaak een opstap naar andere onder­
delen van het openbare leven, zoals een positie waarin
men meer invloed kan uitoefenen in het openbaar
bestuur of in de politiek. Inspanningen van het individu
om onderwijs te volgen en een baan te zoeken zijn
uiteraard noodzakelijk, maar niet altijd afdoende.
››
Participatie bevorderen en dus uitsluiting voorkomen
is een verantwoordelijkheid van de hele samenleving.
Uit mensenrechtennormen volgen voor de centrale en
de lokale overheid helder omschreven verplichtingen,
waarop burgers hen kunnen aanspreken. Op grond
van mensenrechtenverdragen kan een individu welis­
waar niet rechtstreeks tot iets worden verplicht, maar
elke burger heeft wel een belangrijk aandeel in het
bereiken van een inclusieve samenleving. Gelijke
behandeling en participatie is niet alleen een zaak van
de overheid, maar ook van de individuele burgers
onderling. Menselijke waardigheid krijgt vorm in
verbinding met anderen. Dat betekent aandacht van
het ene individu voor het andere individu met al zijn
mogelijkheden, beperkingen en behoeften.
◀ VORIGE
3
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
‹
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
zijn gekomen. Het is van belang dat degenen die hier
opvang krijgen of zich hier gaan vestigen zo snel
mogelijk kunnen meedoen aan de Nederlandse
samenleving. Dat is bevorderlijk voor hun welzijn en
hun waardigheid, maar ook de Nederlandse samen­
leving als geheel heeft daar baat bij.
Als het onderwijs, de buurt, de arbeidsmarkt, de
­politiek - de maatschappij dus - niet open staan voor
de participatie van (groepen) individuen, bijvoorbeeld
omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met
een verstandelijke of lichamelijke beperking, of omdat
mensen vanwege hun geslacht, religie of afkomst
worden buitengesloten, dan stuit de bereidheid om te
participeren op de grenzen die de maatschappij trekt.
Dat vraagt aanpassing van de maatschappij, niet van
het betreffende individu. De overheid heeft daarin een
belangrijke rol te spelen. Dat de overheid zich op veel
terreinen een kleinere rol toebedeelt en nadruk legt op
de eigen verantwoordelijkheden en zelfredzaamheid
van individuen, kan ongewenste effecten hebben voor
de inclusieve samenleving. Vanuit het perspectief van
mensenrechten rust op zowel de centrale als de lokale
overheid de verplichting zich sterk te maken voor een
inclusieve samenleving voor iedereen waar mogelijk
en effectief op te treden tegen discriminatie.
‘Participatiesamenleving’ zou synoniem moeten zijn
met ‘inclusieve samenleving’.
Bescherming van mensenrechten en strijd
tegen discriminatie bevordert veiligheid
De strijd tegen terrorisme wordt niet gewonnen door
uitsluitend repressieve maatregelen te treffen. Het
gevoel niet als gelijkwaardig behandeld c.q. uitgesloten
te worden kan, naast andere factoren, fungeren als een
voedingsbodem voor radicalisering tot terrorisme.
Het is van belang dat overheid en politiek alles op
alles zetten om te voorkomen dat we steeds meer in
een vicieuze cirkel terechtkomen van vooroordelen
– discriminatie – bevestiging van vooroordelen. Dat
zou een neerwaartse spiraal voor de samenhang in de
Nederlandse samenleving betekenen. Veel terroristen
claimen te handelen in naam van de Islam. Dat bete­
kent niet dat alle moslims (potentiële) terroristen zijn
en als zodanig behandeld mogen worden. Gebeurt dat
laatste wel, dan handelen we in strijd met een van de
fundamentele waarden en rechten van onze samen­
leving, en dragen we bij aan de voedingsbodem van
terrorisme. De strijd tegen discriminatie is een essen­
tieel onderdeel van de strijd tegen terrorisme.
››
Inclusieve samenleving hand in hand met
bevordering mensenrechten
Een inclusieve samenleving waarin iedereen gelijk is
en niemand is uitgesloten wegens huidskleur, afkomst,
godsdienst, geslacht, beperking of welke grond dan
ook bevordert de bescherming van mensenrechten en
vice versa: de naleving van mensenrechten draagt bij
aan een inclusieve samenleving. Dit is ook voor
andere thema’s relevant. Denk aan de discussies over
de vluchtelingen die de afgelopen tijd naar Nederland
◀ VORIGE
4
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
‹
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Mensenrechten bieden kaders
Mensenrechten zijn fundamentele normen waaraan
beleid en regelgeving moet worden getoetst. Juist als
het gaat om onderwerpen waar zowel individuele
belangen spelen als een zwaarwegend algemeen
belang. In bijvoorbeeld de discussie over veiligheid
lijkt het er vaak op dat die belangen lijnrecht tegenover
elkaar staan. Het College laat zien hoe de verschil­
lende belangen met elkaar zijn verstrengeld en hoe het
mensenrechtelijk kader een handvat biedt om afwegin­
gen te maken. Dit kader is bij uitstek geschikt om de
balans te vinden tussen het belang van het individu
enerzijds en dat van andere individuen en de hele
samenleving anderzijds. Te vergaande inperking van
individuele vrijheden en onvoldoende bescherming
van individuen in een kwetsbare situatie gaan uitein­
delijk ten koste van de samenleving als geheel.
primaire taak van de overheid. Inperkingen van vrij­
heidsrechten om dat te bereiken zijn legitiem, mits die
binnen de ­grenzen blijven die door mensenrechten
zijn gesteld. Bij voornemens voor nieuwe maatregelen
dient steeds de vraag te worden beantwoord of inbreu­
ken op mensenrechten noodzakelijk en effectief zijn.
Tevens moet het risico op stigmatiserende effecten
voor bepaalde bevolkingsgroepen worden afgewogen,
want die kunnen juist een averechts effect op de veilig­
heid met zich brengen. Ook is het belangrijk dat derge­
lijke maatregelen, zeker als het gaat om ingrepen in de
bewegingsvrijheid van burgers, zoveel mogelijk tijdelijk
van aard zijn. Veel maatregelen die inbreuken op
­vrijheidsrechten mogelijk maken, creëren bestuurlijke
bevoegdheden. Dat mag niet ten koste gaan van
mensenrechtelijke waarborgen, zoals voorafgaande ››
Veiligheid
Het begrip veiligheid omvat meer dan uitsluitend de
fysieke dimensie van lijf, leden en bezittingen.
Veiligheid gaat ook over rechtsstatelijke waarden,
grond- en mensenrechten. Als die sneuvelen in de
strijd tegen het terrorisme, dan verliest de samen­
leving. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid
om de veiligheid in brede zin te beschermen en alle
(fysieke en juridische) dimensies in evenwicht te
houden. Verschillende maatregelen die terrorisme
beogen te bestrijden raken sommige groepen meer
dan andere. Dat draagt bij aan de stigmatisering van
leden van bevolkingsgroepen, vooral moslims, en
daarmee aan hun uitsluiting. Het beschermen van de
veiligheid is vanzelfsprekend van groot belang en een
◀ VORIGE
5
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
‹
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Lokaal beleid
rechterlijke toetsing bij maatregelen die diep ingrijpen
in de privésfeer en de bewegingsvrijheid. Bij de strijd
tegen terrorisme en de maatregelen die de veiligheid
moeten waarborgen moet het uitgangspunt een open,
rechtvaardige, inclusieve en pluriforme samenleving
zijn, die is gebaseerd op respect voor de rechten van
de mens en economische kansen voor iedereen.
De grootschalige hervormingen in het sociale domein
hebben grote gevolgen voor burgers, vooral voor
­degenen die zich in een kwetsbare situatie bevinden.
Gemeenten hebben belangrijke verantwoordelijkheden
gekregen om burgers te ondersteunen zodat zij
kunnen meedoen aan de maatschappij. Maar ook de
burgers zelf zijn medeverantwoordelijk: zelfredzaam­
heid en inzetten van het eigen sociale netwerk staan
voorop. Meer mogelijkheden om met ondersteuning
in een ‘gewone’ omgeving te blijven en meer zeggen­
schap over de ondersteuning kunnen bijdragen aan de
autonomie en menselijke waardigheid. Er zijn echter
zorgelijke signalen over de druk die er bij het individu
en zijn omgeving ligt en over de problemen met de
toegankelijkheid van voorzieningen. Het is uitdrukke­
lijk de bedoeling dat niemand buiten de boot valt. Dat
dreigt wel degelijk te gebeuren. Verschillende groepen
mensen, zoals ouderen en mensen met een beperking,
krijgen niet altijd de ondersteuning die nodig is om
zelfstandig te wonen én te kunnen deelnemen aan de
maatschappij. Recht op toegang tot zorg is geen
gunst. Mensenrechten dragen de overheid op de
mensen te beschermen die dat nodig hebben. Dat
vraagt om een proactieve rol van gemeenten; het is
aan hen om met de mensen in contact te komen die
zich niet zelf tot de gemeente wenden en die ook geen
eigen netwerk hebben waarop zij kunnen leunen.
Gemeenten moeten maatregelen treffen en werkwijzen
ontwikkelen om ervoor te zorgen dat zij weten welke
individuen zich in een kwetsbare situatie bevinden,
wat daarvan de oorzaken zijn en wat nodig is om dat
te verhelpen. Gemeenten moeten zorgen voor
››
Aanbevelingen
■■ Maak
alleen nieuwe anti-terreurwetten die in
duur beperkt zijn, bijvoorbeeld door het
­opnemen van een horizonbepaling.
■■ Stel bij nieuwe anti-terreurwetten en maatrege­
len altijd de vraag: is dit wel echt noodzakelijk
en bestaan hier niet al wettelijke mogelijkheden
voor?
■■ Voorzie in voorafgaande rechterlijke toetsing
bij anti-terreurmaatregelen waarbij diep wordt
ingegrepen in de privésfeer of de
bewegingsvrijheid.
■■ Zorg dat aan anti-terreurmaatregelen steeds
een concreet besluit ten grondslag ligt. Dit
besluit moet voor de burger kenbaar zijn, zodat
deze zich hier met een rechtsmiddel tegen kan
verweren.
■■ Stel bij het opstellen van nieuwe anti-terreur­
maatregelen steeds de vraag of de voorgeno­
men maatregelen effectief zijn om terreur te
bestrijden/voorkomen en of ze geen averechtse
effecten opleveren.
◀ VORIGE
6
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
‹
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
goed toegankelijke informatie. De centrale overheid is
ervoor verantwoordelijk te onderzoeken wat de gevol­
gen zijn van de transities vanuit het perspectief van
mensenrechten, met speciale aandacht voor groepen
die zich in een kwetsbare situatie bevinden. Dat vraagt
om bewustwording en deskundigheidsbevordering
over mensenrechten bij gemeenten. De systeem­
verantwoordelijkheid van de centrale overheid houdt
in dat zij er waar nodig aan bijdraagt dat gemeenten
in staat zijn de mensenrechten op lokaal niveau te
beschermen, bevorderen en verwezenlijken.
››
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Aanbevelingen
■■ Gemeenten:
verzeker dat er goed inzicht is in
groepen en individuen die zich in een kwetsbare
situatie bevinden en wat daarvan de oorzaken
zijn. Ontwikkel beleid en tref concrete maat­
regelen, in samenspraak met de betrokkenen,
om de mensenrechten van die individuen te
­beschermen en te voorkomen dat ‘maatwerk’
uitmondt in willekeur.
■■ Centrale overheid: onderzoek vanuit het pers­
pectief van mensenrechten wat de gevolgen zijn
van de transities. Dat vraagt om speciale aandacht
voor groepen die zich in een kwetsbare situatie
bevinden. Draag er waar nodig aan bij dat
gemeenten in staat zijn de mensenrechten op
lokaal niveau te beschermen, bevorderen en
verwezenlijken.
◀ VORIGE
■■ Centrale
overheid: zorg ervoor dat gemeenten
gegevens verzamelen die inzicht geven in de mate
waarin de mensenrechten van burgers zijn
beschermd en waar er knelpunten zijn. Spreek
gemeenten aan op hun verantwoordelijkheden en
tref aanvullende maatregelen als de uitkomsten
van de monitoring daartoe aanleiding geven.
■■ Gemeenten: zorg ervoor dat zorg en ondersteu­
ning daadwerkelijk toegankelijk en beschikbaar
zijn. Hanteer bij het maken van beleid en bij
besluitvorming in individuele gevallen de criteria
die voortvloeien uit internationale
mensenrechtennormen.
■■ Gemeenten: zorg ervoor dat burgers weten dat zij
recht hebben op een onafhankelijke cliëntonder­
steuner. Dit is een belangrijk aspect van de
rechtsbescherming.
7
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
‹
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Discriminatie
Discriminatie kan een oorzaak zijn van uitsluiting van
de maatschappij. Soms is er sprake van directe,
­openlijke en opzettelijke discriminatie, maar veel vaker
gaat het om subtiele vormen van discriminatie, of
onbewuste discriminatie. Deze zijn moeilijk te bewijzen,
maar hebben grote gevolgen voor participatie.
Ze vormen belemmeringen voor de uitoefening van
mensenrechten, zoals het recht op onderwijs, recht op
arbeid en vrijheid van vestiging. De overheid heeft een
plicht participatie te garanderen en iedereen gelijke
mogelijkheden te bieden. Dat vraagt om een actieve rol
van de overheid voor de bescherming van individuen
tegen discriminatie en daarmee de bevordering van
mensenrechten, zoals het recht op arbeid en recht op
onderwijs.
Discriminatie is een beladen term. Onbewuste discri­
minatie komt vaak voort uit het toepassen van voor­
oordelen over een groep op een individu. Dat
tegengaan vraagt om inzet van overheid en samen­
leving. Bewustwording door kennis over discriminatie
en de effecten daarvan is een belangrijke stap. Dat
bevordert herkenning en erkenning van de problemen.
Daarnaast moeten maatregelen worden getroffen waar­
bij mensen worden beschermd en hun rechten worden
gerespecteerd. Dit kan via preventie, actieve deelname
en stellingname in debatten en via handhaving. ■
◀ VORIGE
8
Aanbevelingen
■■ Geef
bij de voorlichting over en aanpak van
discriminatie mee dat discriminatie geen
­geïsoleerd probleem is. Wijs erop dat vrijwaring
van discriminatie de voorwaarde is voor het
uitoefenen van alle andere mensenrechten, en
wijs op de impact die discriminatie heeft op
individuen, de samenleving en de rechtsstaat.
■■ Zie erop toe dat scholen een veilige omgeving
bieden om discriminatie bij stages bespreek­
baar te maken voor studenten en docenten,
waarbij het belang en de rechten van studenten
voorop staan.
■■ Zie erop toe dat aanpassingen die worden
aangebracht om de maatschappelijke en
­politieke participatie van mensen met een
beperking mogelijk te maken, in overeen­
stemming zijn met het VN Verdrag inzake de
rechten van personen met een handicap dat
vanaf 14 juli van kracht wordt in Nederland.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Deel I: Maatschappelijke
thema’s
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
9
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
1 Veiligheid
voor alles?
Een mensenrecht op
veiligheid of (de schijn van)
veiligheid als bedreiging
voor de mensenrechten?
1.1 INLEIDING ›
1.2 HET INTERNATIONALE JURIDISCHE KADER ›
1.3 REGELREFLEX: STEEDS WEER NIEUWE WETTEN? ›
1.4 DE KEERZIJDE VAN HET VEILIGHEIDSSTREVEN: ENKELE WAARSCHUWINGEN ›
1.5 CONCLUSIE ›
◀ VORIGE
10
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
1.1Inleiding
Als er één onderwerp is dat in het afgelopen jaar de
aandacht getrokken heeft van zowel beleidsmakers als
burgers, is het wel de openbare veiligheid. Aanslagen in
diverse landen hebben duidelijk gemaakt dat de dreiging
van terreur tegen onschuldige burgers actueel en reëel
is. Vaak vinden aanslagen ver weg plaats, in Afrika of het
Midden-Oosten, maar soms ook heel dichtbij (Frankrijk,
Denemarken, België). Het terrorisme­dreigingsniveau in
Nederland is al langere tijd ‘­substantieel’. Dat is het op
een na hoogste dreigingsniveau1.
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
Gewelddadig extremisme en terreuraanslagen kunnen
worden aangemerkt als een negeren van de inherente
waardigheid van iedere mens en als een bedreiging
voor de verwezenlijking van mensenrechten2. Het
beschermen van de bevolking tegen terreuraanslagen
en andere bedreigingen van het recht op leven is een
primaire overheidstaak. In zoverre is sprake van een
‘mensenrecht op veiligheid’3. Als overheidsinstanties
6 RECHTSBESCHERMING
›
1
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
›
kennis hebben van een concrete en onmiddellijke
­dreiging tegen het leven van een bepaald individu of
een bepaalde groep, kan het niet-bieden van bescher­
ming aan dit individu of deze groep een schending
van het recht op leven opleveren4.
Hoewel Nederland zelf in recente jaren niet is getrof­
fen door terreurdaden, kan en mag de impact van de
gebeurtenissen in landen om ons heen, vooral voor
bevolkingsgroepen die extra risico lopen slachtoffer te
worden van een terreurdaad, niet worden onderschat.
Die impact vraagt om een alerte en daadkrachtige
overheid, die met haar maatregelen echter niet haar
doel voorbij moet schieten. Ook – en juist – in deze
tijd is het noodzakelijk de mensenrechten overeind te
houden.
››
4
2
3
Actualisatie dreigingsbeeld terrorisme Nederland, nr. 40,
november 2015, Kamerstukken II 2015/16, 29754, 319, p. 3.
Zie o.m. het Plan of Action on Preventing Violent Extremism
van de Secretaris-Generaal van de VN, VN Doc. A/70/674
(7 januari 2016), par. 1.
De preambule van de kort na de aanslagen van 11 september 2001
door het Comité van Ministers van de Raad van Europa
opgestelde Guidelines on human rights and the fight against
terrorism spreekt in dit verband van een ‘imperative duty of States
to protect their populations against possible terrorist acts’
(onderdeel f).
◀ VORIGE
11
Zie o.m. EHRM 28 oktober 1998, nr. 23452/94 (Osman/VK).
Deze ‘positieve verplichting’ voor de staat tot bescherming
van het recht op leven moet volgens het Hof echter zodanig
geïnterpreteerd worden dat het de autoriteiten niet voor
onmogelijke of onredelijke verplichtingen plaatst.
De verplichting geldt met name in die gevallen waarin ‘the
authorities knew or ought to have known at the time of the
existence of a real and immediate risk to the life of an identified
individual or individuals from the criminal acts of a third party
and that they failed to take measures within the scope of their
powers which, judged reasonably, might have been expected to
avoid that risk’(§ 116).
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
Maak alleen nieuwe anti-terreurwetten die in duur beperkt zijn,
bijvoorbeeld door het opnemen van een horizonbepaling.
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
Aanbeveling
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De geschiedenis leert dat juist bij juridische
­maat­regelen om vormen van terrorisme of andere
nood­situaties te bestrijden grote waakzaamheid
­geboden is. Nieuwe wetten en regels in reactie op
terreurdreiging of crisissituaties leveren in vrijwel alle
gevallen een inperking op van de vrijheid en andere
fundamentele rechten van burgers. Extra ingewikkeld
is daarbij dat de hedendaagse transnationale dreiging
van terrorisme niet van voorbijgaande aard is. De
hoeveelheid factoren die deze dreiging in de hand
werkt is dermate groot dat een duidelijk einde van die
dreiging geenszins in zicht is. De soms zeer ingrij­
pende ­inbreuken op mensenrechten die uit de nieuwe
wet­­geving voortvloeien, krijgen daardoor al snel een
­­vrijwel permanent karakter. Ook als die aanvankelijk
­gepresenteerd zijn als tijdelijke (nood)maatregelen in
reactie op een crisissituatie5.
5
Bovendien is er het risico van ‘doorschietende’ grond­
rechtenbeperkingen: maatregelen of wetsvoorstellen
die een op zich legitiem (veiligheids)doel dienen, maar
tevens een niet-noodzakelijke of disproportionele
aantasting van bepaalde grondrechten opleveren. Vaak
omdat ze helemaal niet zo effectief zijn in het bestrij­
den van het kwaad dat ze willen bestrijden. Of omdat
ze te weinig waarborgen bevatten tegen misbruik of
oneigenlijk gebruik van ingrijpende bevoegdheden.
In dit hoofdstuk:
Vanuit het vierdubbele perspectief – van (1) niet-tijde­
lijkheid, (2) risico op doorschietende aantasting van
grondrechten, (3) soms twijfelachtige effectiviteit en
(4) gebrekkige waarborgen – wijdt het College in dit
hoofdstuk een beschouwing aan veiligheidsmaat­
regelen in Nederland. De aandacht gaat daarbij in de
eerste plaats uit naar maatregelen die voortvloeien uit
het in augustus 2014 door het kabinet gelanceerde
Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme6.
De maatregelen in dit actieprogramma richten zich in
het bijzonder op de problematiek van de ‘jihad­
gangers’, personen die vanuit Nederland naar het ››
Denk in dit verband aan de Franse uitzonderingstoestand, die
na het uitroepen in november 2015 al enkele malen werd
verlengd (Zie: Loof, J.P., ‘De Franse noodtoestand na de aanslagen
in Parijs: mensenrechtenbescherming op een lager pitje’, Tijdschrift
voor Constitutioneel Recht 2015, nr. 2, pp. 153-167). Denk ook
aan het Nederlandse voorstel voor een Tijdelijke wet
bestuursrechtelijke maatregelen terrorismebestrijding. Bij de
behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer pleitten
verschillende partijen al voor een permanente status van de in
dit wetsvoorstel voorziene maatregelen.
◀ VORIGE
6
12
Kamerstukken II 2013/14, 29754, nr. 253.
VOLGENDE ▶
HOME
›
›
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Midden-Oosten reizen om zich daar aan te sluiten bij
een ­terroristische groepering en personen die dit
hebben gedaan en op een bepaald moment weer
(willen) ­terugkeren naar Nederland. Daarnaast komen
bredere ontwikkelingen op het terrein van veiligheids­
bevordering en rechtshandhaving aan bod: het ­werken
aan de hand van risicoprofielen, uitbreiding van de
bevoegdheden van inlichtingendiensten, het vaker
­grijpen naar bestuurlijke maatregelen en bestuurs­
rechtelijke handhaving of afdoening (in plaats van
strafrechtelijke) en de toenemende omvang van
inbreuken op de persoonlijke levenssfeer als gevolg
van maat­regelen in de sfeer van veiligheids­bevordering
en criminaliteitsbestrijding.
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
In paragraaf 1.2 staan we eerst stil bij het inter­
nationale (juridische) kader. Dat kader omvat twee
componenten. In de eerste plaats de actuele inter­
nationale context van de terrorismebestrijdings­
maatregelen. Welke afspraken zijn op internationaal
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
INLEIDING
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
◀ VORIGE
niveau gemaakt over het tegengaan en voorkomen
van terreur­aanslagen? Welke aanbevelingen zijn door
internationale en Europese instanties gedaan aan de
staten? De tweede component bestaat uit de relevante
mensenrechten, want ook die worden in belangrijke
mate beschermd door internationale normen.
Paragraaf 1.3 behandelt welke mensenrechten geraakt
worden door terrorismebestrijdingsmaat­regelen en
andere initiatieven ter bevordering van de veiligheid.
In paragraaf 1.4 volgt een meer precieze signalering
van enkele ont­wikkelingen op het terrein van veilig­
heidsbevordering en rechtshandhaving, geïllustreerd
met enkele recente voorbeelden van wetsvoorstellen
­waarbij het College mensenrechtelijke vraagtekens
plaatst en een blik werpt op de praktijk van de
­zogenoemde ‘integrale aanpak’. De gesignaleerde
ontwikkelingen worden in paragraaf 1.5 nader geanaly­
seerd, wat uitmondt in een viertal waarschuwingen.
We sluiten af met een ­conclusie. ■
13
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Terrorismebestrijding: de actuele internationale context
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
1.2 Het internationale juridische kader
›
Het grensoverschrijdende karakter van terrorisme
vraagt om samenwerking tussen staten. Op het niveau
van de VN, de Raad van Europa en de EU maken
staten afspraken om terrorisme te bestrijden en te
voorkomen. Het Nederlandse beleid is deels een
uitwerking van die internationale afspraken.
Verenigde Naties
In 2014 evalueerde de Algemene Vergadering van de
VN de Global Counter-Terrorism Strategy uit 20067.
De VN-lidstaten spraken in het bijzonder hun zorgen
uit over het sterk toenemende aantal foreign terrorist
fighters of ‘jihadgangers’. In een resolutie riep de
Algemene Vergadering de staten op de onderlinge
samenwerking te versterken om dit fenomeen tegen te
gaan8. Vervolgens nam de VN-Veiligheidsraad twee
resoluties aan9. De Veiligheidsraad dringt erop aan dat
staten alle noodzakelijke maatregelen treffen om de
stroom aan foreign fighters richting het MiddenOosten te onderdrukken, om jihadgangers te ­
berechten en om uitreizen tegen te gaan. Dit alles
door verstevigde grensbewaking en verbeterde trans­
nationale informatieuitwisseling. Maar ook door
­strafbaarstelling van pogingen tot en financiering van
uitreizen met het doel terroristische misdrijven te
plegen, voor te bereiden of te plannen, dan wel daar­
toe training te volgen10. Deze Veiligheidsraadresoluties
brachten de Europese landen ertoe begin 2015 een
Additioneel Protocol op te stellen bij het Raad van
Europa Verdrag ter voorkoming van terrorisme
(Verdrag van Warschau)11. De artikelen 2, 3 en 4 van
dit Protocol geven de Staten een bindende opdracht
7
8
9
10 VN Doc. S/RES/2170 (2014), § 8, 9 en 12; S/RES/2178 (2014),
§ 6.
11 CETS No. 217. Zie ook Explanatory report to the Additional
Protocol on the Convention on the Prevention of Terrorism,
CM (2015) 61.
VN Doc. A/RES/60/288 (2006).
VN Doc. A/RES/68/276 (2014), § 31.
VN Doc. S/RES/2170 (2014) en UN.Doc. S/RES/2178 (2014).
◀ VORIGE
14
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
12 S/RES/2178 (2014), § 16.
Comité van Ministers van de Raad van Europa
extremisme en voor het opbouwen van een ‘tegen­
verhaal’ in de sociale media en op het Internet.
Daar lijken immers religieus en ander radicalisme en
pogingen tot ­werving van jihadgangers welig te
tieren13.
Er is intussen wel een Actieplan van het Comité van
Ministers van de Raad van Europa om gewelddadig
extremisme en radicalisering die zouden kunnen
leiden tot terrorisme te bestrijden. Daarin is meer
aandacht voor preventieve maatregelen, bijvoorbeeld
voor initiatieven in het onderwijs gericht op het weer­
baar maken van jongeren tegen de lokroep van
13 CM (2015) 74.
›
›
Europese Unie
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Uiteraard is er ook binnen de Europese Unie aandacht
voor de aanpak van gewelddadig extremisme en
­radicalisering. De EU vernieuwde in 2015 haar CounterTerrorism Strategy uit 2006, na de aanslag op de
Charlie Hebdo-redactie. Deze is nu meer gericht op de
problematiek van de jihadgangers. De prioriteit ligt bij
6 RECHTSBESCHERMING
empowering youths, families, women, and religious,
cultural and education leaders’ en door sociale ­cohesie
en inclusie te bevorderen12. Dat de Veiligheidsraad hier
überhaupt aandacht aan besteedt is een nieuw element
in zijn resoluties over dit thema. ■
tot deze strafbaarstelling. Dit Protocol werkt alleen de
strafrechtelijke, repressieve aanpak van gewelddadig
extremisme uit. Daarmee voldoen de Raad van
Europa-lidstaten nog niet aan de dringende aanbeve­
lingen van de Veiligheidsraad verder te kijken dan de
repressie en meer in te zetten op de maatschappelijke
omstandigheden die het verspreiden van gewelddadig
­extremisme kunnen tegengaan, bijvoorbeeld ‘by
◀ VORIGE
(1) het aanpakken en voorkomen van terrorisme, (2)
radicalisering richting terrorisme en (3) werving voor
en financiering van terrorisme, met bijzondere
aandacht voor de kwestie van buitenlandse terroristi­
sche strijders. Daarnaast wordt ingezet op (4)
­versterkte grensbeveiliging door middel van
››
15
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
systematische en gecoördineerde toetsing van de
desbetreffende databases op grond van een
risicobeoordeling14.
Naast deze geactualiseerde EU-strategie is er in
EU-verband ook sprake van bevriezing van financiële
tegoeden van personen en organisaties die door de
VN of EU op een zogenoemde sanctielijst zijn
geplaatst. In 2015 stelde de Europese Commissie een
Europese veiligheidsagenda vast waarin de noodzaak
werd onderstreept om nog effectiever en daad­
krachtiger maatregelen te treffen om de financiering
van ­terrorisme tegen te gaan15. Hiervoor heeft de
Commissie inmiddels een actieplan vastgesteld16.
In de nasleep van de aanslagen in Parijs in november
2015 namen de verzamelde ministers van Justitie en
Binnenlandse zaken van de EU-lidstaten een
­verklaring aan getiteld ‘Een krachtiger strafrechtelijke
reactie op radicalisering tot terrorisme en geweld­
dadig e­ xtremisme’. Het opvallende aan deze
­ver­klaring is dat er, anders dan de titel doet ver­­
moeden, geen enkele overweging in staat die ziet
op ­uit­breiding van de mogelijkheden tot straf­
rechtelijk ingrijpen. De ­lidstaten worden juist opge­
roepen om, binnen de strafrechtsketen, te komen
tot alternatieve of aan­vullende maatregelen, naast
vervolging en/of detentie. Genoemd worden
‘weloverwogen en op maat g­ esneden beleid ter
­voorkoming van radicalisering tot terrorisme en
geweld­dadig extremisme in gevangenissen’,
­‘deradicaliserings- en afstandnemings-/reclasserings-­
programma’s in de gevangenis, als v­ oorbereiding op
de vrijlating’ en ‘programma’s ter bevordering van
re-integratie na de vrijlating’17. ■
14 Conclusies JBZ-Raad 16 juni 2015 over de vernieuwde
internetveiligheidsstrategie voor de Europese Unie 2015-2020,
9798/15, pp. 9-10.
15 COM (2015) 185 final. Zie ook de resolutie van het EP van 9 juli
2015 over deze Europese veiligheidsagenda (2015/2697(RSP)).
16 COM (2016) 50 final.
17 Conclusies JBZ-Raad 20 november 2015 over een krachtiger
strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en
gewelddadig extremisme, 845/15.
◀ VORIGE
16
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Welke mensenrechten spelen een rol bij terrorismebestrijding?
Ontegenzeggelijk hebben maatregelen ter bestrijding
van gewelddadig extremisme en terrorisme een forse
impact op de fundamentele rechten en vrijheden van
burgers. De belangrijkste rechten die onder druk
komen te staan zijn het recht op bescherming van de
persoonlijke levenssfeer, de vestigings- en bewegings­
vrijheid en de vrijheid van meningsuiting. Bij de al
­langer bestaande mogelijkheden tot toepassing van
(preventief) fouilleren, afluisteren en cameratoezicht,
is het recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer in het geding. Het intrekken van de
Nederlandse nationaliteit van een zogenoemde
­‘uitreiziger’ of het opleggen van een gebiedsverbod
aan personen die op grond van hun gedragingen in
verband worden gebracht met terroristische activi­
teiten, maken inbreuk op het recht op bewegings­
vrijheid. Beide maatregelen zijn voorzien in het pakket
antiterrorismewetgeving dat de regering in november
2015 aan de Tweede Kamer voorlegde en dat
­inmiddels grotendeels door deze is aanvaard.
burgemeester was er vanwege die uitlatingen een
groot risico op verstoring van de openbare orde. Dit
raakt aan de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid
van godsdienst. Het sinds augustus 2014 geldende
demonstratieverbod in de Haagse Schilderswijk, dat
de burgemeester instelde na confrontaties tussen ­
pro- en contra-ISIS betogers, perkt de demonstratie­
vrijheid in.
Het gaat in de hierboven genoemde voorbeelden
niet om absolute rechten. Dus de voor­gestelde
of toegepaste beperkende maatregelen kunnen
best gerechtvaardigd zijn. Bij elke ­maatregel die
de uitoefening van vrijheids­rechten beperkt, is
een zorgvuldige en grondige toets nodig. Steeds
is de vraag of de beperking een voldoende
­precieze grondslag heeft in de wet en of deze
niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.
Naast de door de regering voorgestelde maatregelen
zien we ook op lokaal niveau voorbeelden van maat­
regelen die vrijheidsrechten inperken. Zo verbood de
burgemeester van Eindhoven in 2015 buitenlandse
gastsprekers een Islamitische conferentie te laten
­bijwonen vanwege hun eerdere negatieve uitlatingen
over homo’s, Joden en ongelovigen. Volgens de
◀ VORIGE
17
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Indirecte effecten op de uitoefening van mensenrechten
Antiterrorisme- en andere veiligheidsmaatregelen
hebben dikwijls ook indirecte – en daardoor soms
minder zichtbare – effecten op de uitoefening van
mensenrechten. Het ontnemen van de Nederlandse
nationaliteit van ‘uitreizigers’ of ‘Syriëgangers’
­betekent indirect ook een ontneming van het
­kiesrecht. Voorstellen om kerkgenootschappen
gemakkelijker te kunnen verbieden raken aan de
verenigingsvrijheid. Als de inlichtingen- en veilig­
heidsdiensten meer bevoegdheden krijgen om
communicatiegegevens te onderscheppen, te ver­­
zamelen en op te slaan, tast dat niet alleen de privacy
aan, maar ook andere mensenrechten. Van verschil­
lende kanten is erop gewezen18 dat mensen er dan in
hun communicatie rekening mee gaan houden dat
die niet geheim is. Ook worden zij terughoudender
om bepaalde informatie op te zoeken of om met
bepaalde personen contact te onder­houden.
Men spreekt dan van een verkillend effect (chilling
effect) op de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid
van informatievergaring, de vrijheid van vereniging
en vergadering en de godsdienstvrijheid. Daarnaast
is de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen
advocaten en hun cliënten onvoldoende
­gegarandeerd, waardoor de equality of arms in
­gerechtelijke procedures in het geding zou kunnen
komen, hetgeen onderdeel is van het recht op een
eerlijk proces19.
19 Zie o.m. Democratic and effective oversight of national security
services, Issue paper published by the Council of Europe
Commissioner for Human Rights, Strasbourg: Council of
Europe, mei 2015; European Parliament, Report on the US NSA
surveillance programme, surveillance bodies in various Member
States and their impact on EU citizens’ fundamental rights and
on transatlantic cooperation in Justice and Home Affairs,
Committee on Civil Liberties, Justice and Home Affairs,
Rapporteur: Claude Moraes, 21 februari 2014, Doc. No.
A7-0139/2014; Report of the Office of the UN High
Commissioner for Human Rights, The Right to Privacy in the
Digital Age, VN Doc. A/HRC/27/37, 30 June 2014. Vergelijk op
dit punt de conclusies van het HvJ EU in zaak C–293/12 (Digital
Rights Ireland) t.a.v. de algemene bewaarplicht voor telecombedrijven en internet service providers van de zogenoemde
verkeersgegevens van al hun klanten.
18 Zie o.m. WRR-rapport Big data in een veilige en vrije samenleving,
Den Haag 2015, § 4.5.4.
◀ VORIGE
18
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Aantasting van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het discriminatieverbod
bij het opstellen van risicoprofielen risico te koppelen
aan etnische of nationale herkomst en godsdienst.
Daarmee ligt het gevaar van discriminatie en stigmati­
sering op de loer. In zijn meest recente rapport waar­
schuwt VN-rapporteur Ben Emmerson (Special
Rapporteur on the promotion and protection of human
rights while countering terrorism) hier expliciet voor20.
Bij elke potentiële maatregel is op de achtergrond
steeds sprake van een mogelijke aantasting van de
vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en het
discriminatieverbod. Het Actieprogramma Integrale
aanpak jihadisme maakt alleen al door zijn titel
­duidelijk dat het zich in het bijzonder richt op
­personen met een islamitische achtergrond. Dat is
gezien het karakter van de hedendaagse terreurdrei­
ging wellicht niet ­onlogisch, maar het houdt wel het
risico in dat de anti-terreurmaatregelen vooral mensen
met een bepaalde geloofsovertuiging en etnische
achtergrond, behorende tot minderheidsgroeperingen,
treffen. Al te makkelijk ontstaat immers de neiging om
20 Report of the Special Rapporteur on the promotion and
protection of human rights and fundamental freedoms while
countering terrorism, VN Doc. A/HRC/31/65 (22 februari 2016),
§37.
Administratieve detentie
administratieve detentie. Hierbij is van eminent belang
dat verschillende mensenrechtenverdragen, waaronder
het EVRM en het IVBPR, niet of nauwelijks ruimte
laten voor dergelijke administratieve detentie.
Ten slotte speelt in diverse politieke discussies over
maatregelen met betrekking tot terugkerende jihad­
gangers ook telkens de zoektocht naar eventuele
vormen van vrijheidsbeneming zonder (voorafgaande)
betrokkenheid van de rechter, naar vormen van
◀ VORIGE
19
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1.3 Regelreflex: steeds weer nieuwe wetten?
aanleiding van de aanslagen in omringende landen en
de toegenomen terreurdreiging. Deze werden met
name g­ epresenteerd in het hierboven reeds genoemde
Actieprogramma integrale aanpak jihadisme (hierna:
actieprogramma).
Een bijna automatische reflex op daden van terreur is
de roep om nieuwe wetten en meer vrijheids­
beperkende bevoegdheden voor autoriteiten. Ook in
Nederland zijn in de afgelopen jaren diverse wetsvoor­
stellen gepresenteerd en maatregelen genomen naar
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Nieuwe wijn in oude zakken?
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
Opmerkelijk is dat bij de wetsvoorstellen die zijn voort­
gevloeid uit het actieprogramma soms juridische
constructies worden gebruikt die eerder ook al eens
werden voorgesteld, maar toen vanwege ernstige
kritiek van de Raad van State of de Tweede Kamer zijn
aangepast of niet zijn doorgezet21.
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
21 Zie bijvoorbeeld het Advies van het College op het
conceptwetsvoorstel voor een herziene Wet bijzondere
maatregelen grootstedelijke problematiek. Dit voorstel beoogt
screening toe te passen in bepaalde buurten voor sociale
huurwoningen in het kader van het tegengaan van verloedering,
maar ook van extremisme en radicalisering. Dit laatste
onderdeel van het wetsvoorstel was in dezelfde vage wettelijke
termen gegoten die eerder in ander verband (buiten de sfeer
van terrorismebestrijding) onaanvaardbaar werden geacht.
In maart 2016 heeft de Tweede Kamer ingestemd met dit
wetsvoorstel (Kamerstukken II 2015-2016, 34314).
◀ VORIGE
Ook zien we de herintroductie van bepaalde bestuur­
lijke maatregelen waarvan een eerder kabinet
oordeelde dat die waarschijnlijk een toets door het
EHRM niet zouden kunnen doorstaan22. Ook buiten
de veiligheids­wetgeving die specifiek uit het actie­
programma is voortgevloeid doet dit fenomeen zich
voor. In het kader van de criminaliteitsbestrijding stelt
de regering vandaag de dag soms maatregelen voor
die in de praktijk een stelselmatige aantasting van de
persoonlijke levenssfeer inhouden die een jaar of
­vijftien geleden nog als onevenredig werd beschouwd
(het hieronder te bespreken wetsvoorstel
Computercriminaliteit III is daarvan een voorbeeld). ››
22 Dit was in 2011 één van de argumenten om intrekking van het
wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid te
onderbouwen.
20
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Dit zijn feiten die op zichzelf al duidelijk maken dat
er reden is voor een kritische blik op deze wetgeving.
Waar het gaat om de recente voorstellen voor
­anti­terrorismewetgeving gaat het bij een deel van die
wetgeving vooral om de b
­ estrijding van symp­tomen.
Al eerder merkte het College op dat aan het actiepro­
gramma en de daarin voorgestelde maatregelen geen
gedegen analyse van de mogelijke oorzaken van radi­
calisering tot t­ errorisme ten grondslag lijkt te hebben
gelegen. Inmiddels heeft de Nationaal Coördinator
Terrorisme en Veiligheid (NCTV), in het kader van het
Nederlandse EU-voorzitterschap, wél een onderzoek
laten doen naar de oorzaken van radicalisering en
gewelddadig extremisme. Dit onderzoek werd in april
2016 g­ epubliceerd door het Internationaal Centrum
voor Contraterrorisme in Den Haag23. ■
Het introduceren van maatregelen zonder vooraf
een goed beeld te hebben of deze zullen
­bijdragen aan de oplossing van het probleem,
roept het beeld op van ‘eerst doen, dan denken’.
En maatregelen die geen deel van de oplossing
vormen, lopen het risico zelf deel van het
­probleem te worden24.
24 Dit fenomeen doet zich in de ogen van het College bij
verschillende van de voorgestelde of inmiddels ingevoerde
maatregelen voor (zie verder in paragraaf ‘Enkele
wetsvoorstellen nader beschouwd’).
23 ICCT Research Paper, The Foreign Fighters Phenomenon in
the European Union. Profiles, Threats & Policies, Den Haag,
april 2016.
◀ VORIGE
21
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Gebrekkige rechtsbescherming en vraagtekens bij noodzaak en proportionaliteit
Een ander zorgwekkend punt is de neiging om in
toenemende mate te werken met bestuursrechtelijke
maatregelen. Dit gebeurt zowel in enkele recente
­terrorismebestrijdingsvoorstellen als – al langer – bij
de veiligheidsbevordering en rechtshandhaving in het
algemeen.
In diverse wetsvoorstellen die voortvloeien uit
het actieprogramma kunnen grote vraagtekens
worden geplaatst bij de noodzakelijkheid en de
proportionaliteit van de voorgestelde maat­
regelen. Sommige daarvan houden wel een
grondrechtenbeperking in, maar leveren niet of
nauwelijks een effectieve bijdrage aan bijvoorbeeld het tegengaan van uitreizen of terug­
keren van jihadgangers, terwijl ze wel
ongewenste neveneffecten hebben. Een wettelijke maatregel die niet echt helpt om het (op
zich legitieme) doel te bereiken, maar wel een
aanzienlijke grondrechtenbeperking inhoudt, is
al snel niet-noodzakelijk of disproportioneel.
De regering heeft de bestuurlijke maatregelen in het
kader van de terrorismebestrijding gepresenteerd als
minder indringend dan strafrechtelijke of strafvorder­
lijke maatregelen, omdat ze doorgaans niet een vrij­
heidsbenemend, maar slechts een vrijheidsbeperkend
karakter hebben. Dat neemt niet weg dat de inbreuken
op mensenrechten die uit deze maatregelen voort­
vloeien zodanig vergaand zijn dat naar het oordeel van
het College hieraan een wettelijke basis ten grondslag
moet liggen, met stevige waarborgen tegen misbruik
en willekeur. De wet moet voldoende duidelijk en
nauwkeurig omschrijven in welke gevallen en onder
welke omstandigheden een bepaalde bevoegdheid
mag worden toegepast (de voorzienbaarheidseis).
Bij diverse recente wetsvoorstellen wordt de inzet van
ingrijpende bevoegdheden echter gereguleerd met
vage termen die veel interpretatieruimte laten voor de
uitvoeringsinstanties. Daardoor is het voor de burger
niet duidelijk op grond van welke gedragingen de
­overheid hem kan confronteren met grondrechten­
beperkend ingrijpen.
◀ VORIGE
Verder moet een goede rechtsbescherming gewaar­
borgd zijn. De bestuursrechtelijke rechtsbescherming
die in de voorstellen is voorzien, heeft daarbij – naar
haar aard – het gebrek dat die pas kan worden ingeroe­
pen nadat de betreffende maatregel is getroffen (een
fundamenteel verschil met de rechtsbescherming in
het strafrecht). Bij maatregelen met zulke grote conse­
quenties voor het genot van fundamentele ­rechten,
past volgens het College een rechterlijke t­ oetsing
››
22
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
die plaatsvindt voorafgaand aan de uitoefening van de
bevoegdheid. Dit geldt niet alleen in r­ elatie tot de
bestuurlijke maatregelen die zijn voor­gesteld in het
kader van het actieprogramma, maar ook meer in het
algemeen ten aanzien van vormen van bestuurlijke
rechtshandhaving die ingrijpen in de persoonlijke
levenssfeer en andere grondrechten van burgers25.
De reactie van het kabinet dat een dergelijke vooraf­
gaande toets niet past in het stelsel van de bestuurs­
rechtelijke rechtsbescherming, is geen inhoudelijk
antwoord.
25 Zie voor een pleidooi in deze lijn Barkhuysen, T., Van Emmerik,
M.L., e.a., Adequate rechts-bescherming bij grondrechtenbeperkend
overheidsingrijpen, Deventer: WoltersKluwer 2014. Vergelijk ook
het ongevraagde advies van de Afdeling advisering van de Raad
van State over rechtsbescherming bij bestuurlijke sancties
waarin een discrepantie tussen de ingrijpendheid van de
bestuurlijke sancties en de daarbij voorziene bestuursrechtelijke
rechtsbescherming wordt gesignaleerd; Staatscourant 2015, nr.
30280 (advies) en Kamerstukken II 2015-2016, 34300-VI, nr. 72
(reactie kabinet).
Aanbeveling
Stel bij nieuwe anti-terreurwetten en -maatregelen altijd de vraag: is dit wel
echt noodzakelijk en bestaan hier niet al wettelijke mogelijkheden voor?
Voorzie bij anti-terreurmaatregelen waarbij diep wordt ingegrepen in de
­privésfeer of de bewegingsvrijheid altijd in voorafgaande rechtelijke toetsing. ■
◀ VORIGE
23
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Antiterrorismemaatregelen hebben
dikwijls ook indirecte – en daardoor
minder zichtbare – effecten op de
uitoefening van mensenrechten.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
24
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Enkele wetsvoorstellen nader beschouwd
In deze paragraaf bespreken we – bij wijze van
­voorbeeld – enkele specifieke wetsvoorstellen die de
hierboven genoemde punten illustreren.
alleen geldt voor personen die naast de Nederlandse
nationaliteit ook nog over een andere nationaliteit
beschikken, is het voor de betrokkenen mogelijk op
basis daarvan het grondgebied van de EU (en dus ook
Nederland) binnen te reizen. Het met dit wetsvoorstel
te bereiken effect zal dan ook tamelijk gering zijn en
dat maakt de noodzaak en proportionaliteit van de
inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en de bewe­
gingsvrijheid die eruit voortvloeit uiterst dubieus.
1 Gebrekkige effectiviteit van en maatschappelijke
tweedeling in wetsvoorstellen over intrekken
Nederlanderschap
Na veroordeling voor een terroristisch misdrijf kan de
minister van Veiligheid en Justitie de betrokkene het
Nederlanderschap ontnemen, althans als deze over
een dubbele nationaliteit beschikt26. Recent is door de
Tweede Kamer een wetsvoorstel aanvaard dat een stap
verder gaat en voorziet in intrekking van het
Nederlanderschap door de minister wegens deelname
aan een terroristische organisatie27. Het doel hiervan is
dat uitgereisde jihadgangers niet meer de Nederlandse
nationaliteit hebben en daarmee geen recht meer
hebben op toegang tot Nederland. Of dat in de praktijk
betekent dat zij Nederland daadwerkelijk niet meer in
komen, valt zeer te betwijfelen. Aangezien de wet
Dat onderscheid ten aanzien van mensen die naast de
Nederlandse nog een andere nationaliteit hebben –
bedoeld om staatloosheid te voorkomen – doet in de
eerste plaats de vraag rijzen of het objectief gerecht­
vaardigd is (zoals vereist wordt door het discriminatie­
verbod). Voor een objectieve rechtvaardiging is,
behalve een redelijke verhouding tussen doel en
middel, ook noodzakelijk dat wordt voldaan aan het
subsidiariteitsvereiste: kan het doel niet op een
andere, minder ingrijpende, manier worden bereikt? ››
26 Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijk­
heden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroris­
tische misdrijven, Kamerstukken 2015-2016, 34016, Stb. 2016, 121.
27 Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband
met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van
de nationale veiligheid, Kamerstukken II 2015-2016, 34356
(R2064), nrs. 1-5.
◀ VORIGE
25
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
In Frankrijk is de politieke discussie over een wetsvoor­
stel met deze strekking hoog opgelopen. Dit resul­
teerde onder meer in het aftreden van de Minister van
Justitie en uiteindelijk in het intrekken van het betref­
fende wetsvoorstel vanwege onenigheid tussen de
beide kamers van het Franse parlement.
Vooral mensen met een migratieachtergrond
lopen het risico op maatschappelijke tweedeling
en stigmatiseringseffecten. Dit zal vaak voor­
komen bij mensen met een dubbele nationaliteit. In Nederland zijn deze risico’s bij de
parlementaire oordeelsvorming niet heel
nadrukkelijk betrokken. Ten onrechte. Zowel
vanuit het principiële mensenrechtelijke uitgangspunt van gelijkwaardigheid van burgers
als vanuit het perspectief van een effectieve
­strategie om terreuraanslagen te voorkomen
verdienen deze aspecten juist alle aandacht.
2 Vage termen en onduidelijke bevoegdheids­
afbakening in voorstel Tijdelijke wet bestuurlijke
maatregelen terrorismebestrijding29
Een ander wetsvoorstel voorziet in een aantal
­vrijheidsbeperkende bestuursrechtelijke maatregelen.
Het gaat onder meer om het instellen van een meld­
plicht, het opleggen van een persoonsverbod of een
gebiedsverbod, bijvoorbeeld een verbod het Binnenhof te
betreden of in de buurt van bepaalde politici te komen.
De politie kan naleving van deze verboden eventueel
controleren door het aanbrengen van een enkelband.
Op dit punt lijken reeds bestaande wettelijke mogelijk­
heden via het strafrecht al voldoende om het beoogde
veiligheidsdoel te bereiken28. In de tweede plaats heeft
het gemaakte onderscheid een risicovol neveneffect:
bipatride personen hebben in wezen een tweederangs
Nederlanderschap, een Nederlanderschap dat hen kan
worden afgenomen.
Het kabinet erkent dat de voorgestelde maatregelen
zeer ingrijpend zijn. Om die reden is nadrukkelijk
gekozen voor een tijdelijke wet, die vijf jaar na
­inwerkingtreding automatisch vervalt. Zorgwekkend is
dat de erkenning van het ingrijpende karakter van de
maatregelen in het parlementaire debat al snel
­verwatert. Diverse fracties hebben al de vraag gesteld
of de tijdelijkheid van de wet wel zo nodig is. In de wet
komen veel vage termen voor, wat op gespannen voet
staat met de hierboven al genoemde voorzien­
baarheideis. Zo zou het op basis van dit voorstel
››
28 Het strafrecht biedt reeds mogelijkheden tot vervolging van
terugkerende jihadgangers voor verschillende strafbare feiten.
Weliswaar betoogt de MvT bij het wetsvoorstel dat de maatregel
van intrekking van de nationaliteit noodzakelijk is omdat inzet
van het strafrecht niet kan voorkomen dat een uitreiziger die
geoefend is in het gebruik van geweld of het gebruik van geweld
heeft gefaciliteerd, terugkeert naar Nederland. Vraag is evenwel
of met het opwerpen van zoveel mogelijk drempels om
terugkeer naar Nederland te verhinderen de veiligheid altijd wel
het best gediend wordt en of een strafrechtelijk traject in dit
soort situaties niet juist meer mogelijkheden biedt voor
resocialisatie van de betrokken uitreiziger.
◀ VORIGE
29 Het wetsvoorstel Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen
terrorismebestrijding, Kamerstukken II 2015-2016, 34359, nrs. 1-5.
26
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
veiligheid opleveren, terwijl ze wel kunnen resulteren
in aanzienlijke beperkingen van fundamentele rechten
zoals het recht op bescherming van de privacy en
bewegingsvrijheid.
mogelijk worden een meldplicht, een persoonsverbod
of een gebiedsverbod op te leggen aan een ‘persoon
die op grond van zijn gedragingen in verband kan
worden gebracht met terroristische activiteiten of de
ondersteuning daarvan’. De wettekst bevat hier maar
liefst drie vage begrippen, namelijk ‘in verband bren­
gen met’, ‘terroristische activiteiten’ en ‘ondersteu­
ning’. De memorie van toelichting geeft geen nadere
­definitie van deze termen. Dat betekent dat de wet de
uitleg overlaat aan degenen die de maatregelen
toepassen. Degene op wie zij ze toepassen, weten
vooraf onvoldoende of hun gedrag aanleiding kan
geven tot de maatregel.
3 Grootschaliger onderschepping van
­telecommunicatiegegevens in de nieuwe WIV
Verder wil de regering de bevoegdheden van de
­inlichtingendiensten uitbreiden met een wijziging van
de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
(WIV). De diensten mogen dan op grotere schaal dan
nu telecommunicatie en andere gegevensoverdracht
via het kabelnetwerk onderscheppen. Dit mag nu
alleen bij onderzoek gericht op een bepaald individu of
een groep individuen. In het wetsvoorstel is voorzien
dat communicatieonderschepping ook is toegestaan
ten aanzien van een onbepaalde groep individuen
­(bulkinterceptie), zolang die onderschepping maar
plaatsvindt in het kader van een concrete onder­
zoeksopdracht. Deze inperking neemt evenwel niet
weg dat de interceptiebevoegdheid een grote impact
heeft op de privacy en communicatievrijheid van, in
potentie, alle Nederlanders. De noodzaak tot een zo
grootschalige inbreuk op de rechten van individuen is
niet overtuigend onderbouwd en de vraag is of dit
überhaupt mogelijk is.
“Zo zou het op basis van dit voorstel mogelijk
worden een meldplicht, een persoonsverbod of
een gebiedsverbod op te leggen aan een
‘persoon die op grond van zijn gedragingen in
verband kan worden gebracht met
terroristische activiteiten of de ondersteuning
daarvan’.”
Wel geeft de memorie van toelichting voorbeelden van
gedragingen die deel zouden kunnen uitmaken van
een patroon dat duidt op betrokkenheid bij terroristi­
sche activiteiten: bezoeken van bepaalde websites,
contact met personen die zijn teruggekeerd uit
­jihadistisch strijdgebied, uitleg verschaffen over radi­
cale geloofsopvattingen. Het College constateert dat
dit stuk voor stuk gedragingen zijn die op zichzelf
geen rechtstreekse of onmiddellijke bedreiging van de
◀ VORIGE
“De inlichtingendiensten mogen op grotere
schaal dan nu telecommunicatie en andere
gegevensoverdracht via het kabelnetwerk
››
onderscheppen.”
27
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Vanuit mensenrechtelijk oogpunt is ook de wijze
waarop het toezicht op de uitoefening van de bevoegd­
heden tot communicatieonderschepping is vorm­
gegeven belangrijk30. Essentieel element van de
mensenrechtelijke maatstaven is onafhankelijk rechter­
lijk of semi-rechterlijk toezicht voorafgaand aan de
uitoefening van de bevoegdheden. In het wetsvoorstel
dat in april 2016 naar de Raad van State is gestuurd,
lijkt daarin te worden voorzien. Maar wel op een
gekunstelde manier die mogelijk niet zo’n sterke
rechtsbescherming oplevert.
Ter toelichting daarop het volgende. Waar het gaat om
de schending van het briefgeheim, het achterhalen van
journalistieke bronnen of het volgen van advocaten die
contact hebben met hun cliënten, moet de rechtbank
toestemming verlenen. De EHRM-jurisprudentie
verplicht daar ook toe31. In alle andere gevallen beslist
een nieuwe Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden
(TIB) of de door de minister verleende toestemming
voor een interceptieoperatie voldoet aan de wettelijke
vereisten. De onafhankelijkheid van deze TIB is minder
gewaarborgd dan die van de rechter. Ook is de vraag
32 Het Amerikaanse rechtssysteem kent een vergelijkbare vorm
van voorafgaande rechterlijke toetsing en inmiddels is duidelijk
geworden dat die in de afgelopen jaren geenszins als een rem
op de uitoefening van de afluisterbevoegdheden heeft
gefunctioneerd. Zie Privacy and Civil Liberties Oversight Board,
Report on the Telephone Records Programme Conducted under
Section 215 of the USA PATRIOT Act and on the Operations of
the Foreign Intelligence Surveillance Court, 23 januari 2014,
https://www.pclob.gov/library.html, p. 11.
33 Zie Loof & Uzman e.a. 2015 (supra noot 29), § 4.3.2.
34 Zie Jacobs, B.P.F., ‘Select while you collect. Over de voorgestelde
interceptiebevoegdheden voor inlichtingen- en
veiligheidsdiensten’, NJB 2016/198, p. 257.
30 Zie College voor de Rechten van de Mens, Advies
Conceptwetsvoorstel Wet op de inlichtingen en
veiligheidsdiensten, Utrecht 31 augustus 2015. Vergelijk ook de
Reactie van de CTIVD op het conceptwetsvoorstel Wet op de
inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Den Haag, 26 augustus
2015 en Loof, J.P., Uzman, J., e.a., Het mensenrechtenkader voor
het Nederlandse stelsel van toezicht op de inlichtingen- en
veiligheidsdiensten, Universiteit Leiden, augustus 2015,
raadpleegbaar via www.ctivd.nl.
31 EHRM 22 november 2012, (Telegraaf Media Nederland
Landelijke Media B.V. e.a./Nederland).
◀ VORIGE
hoe indringend de TIB de beslissingen van de minister
in de praktijk zal kunnen toetsen. Het wetsvoorstel en
de toelichting daarbij wekken vooralsnog de indruk dat
de TIB alleen zal kunnen toetsen of het toestemmings­
besluit voldoende draagkrachtig is gemotiveerd32.
Bovendien is de toetsing door de TIB slechts een
momentopname. Het Europese Hof voor de Rechten
van de Mens hecht juist grote waarde aan een onafhan­
kelijke instantie die de mogelijkheid heeft om ­gedurende
een operatie toezicht uit te oefenen en zo nodig een
bindende beslissing te nemen over stopzetting daar­
van33. Dit is relevant omdat de noodzaak en de propor­
tionaliteit van een interceptieoperatie ook ­gedurende de
uitvoering daarvan daaraan kunnen ontvallen, bijvoor­
beeld door een gebrek aan verwerkingscapaciteit bij de
diensten34. Echter, in zo’n vorm van bindend recht­
matigheidstoezicht voorziet het wetsvoorstel niet.
Er is wel voorzien in rechtmatigheidstoezicht door de
Commissie van toezicht op de inlichtingen en veilig­
heidsdiensten, maar het oordeel van die commissie
kan worden overruled door de minister.
››
28
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
4 Ongekend omvangrijke privacyinbreuken in
­wetsvoorstel Computercriminaliteit III
Ook relevant in dit kader is het wetsvoorstel
Computercriminaliteit III dat op 22 december 2015
naar de Tweede Kamer is gestuurd. Volgens dit voor­
stel (artikel 126nba en 126uba Sv) mag de politie
straks heimelijk inbreken op computers en mobiele
telefoons, maar ook op andere elektronische appara­
ten (denk aan tablet, router, USB-stick, slimme meter,
navigatiesysteem, geavanceerd horloge of pacemaker).
De politie mag de inhoud van die apparaten door­
zoeken en het gebruik ervan monitoren. Zo kan ook
het surfgedrag, de communicatie en bijvoorbeeld de
locatie van een laptop of een mobiele telefoon gedu­
rende die periode gevolgd worden. Daarbij mag de
politie hulprogramma’s installeren om bijvoorbeeld
beveiligingen te doorbreken, wachtwoorden te achter­
halen of de GPS aan te zetten om de locatie te peilen.
Voor vrijwel al deze onderzoekshandelingen geldt dat
een machtiging nodig is van de rechter-commissaris,
op verzoek van de officier van justitie.
Ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) stelt
dat de uitbreiding die de voorgestelde nieuwe
bevoegdheid biedt ‘ongekend omvangrijk’ is36.
Volgens de AP worden ‘in veel gevallen’ gegevens afgeluisterd van ‘een grote groep burgers
tot wie de verdenking zich niet richt’.
De memorie van toelichting bevat wel uitgebreide
overwegingen over de hedendaagse technologische
ontwikkelingen die de bestaande onderzoeksmogelijk­
heden tekort doen schieten. Uit die overwegingen
blijkt echter niet waarom er een dwingende maat­
schappelijke noodzaak is voor voorgestelde bevoegd­
heden die zó omvangrijk zijn. Daarnaast zijn de in het
wetsvoorstel gecreëerde hackbevoegdheden niet
duidelijk afgebakend. Vragen als bij welke vorm van
verdenking mag worden gehackt (bij terroristische
misdrijven is een ‘aanwijzing’ al voldoende), hoe lang
dat mag gebeuren, welke gegevens vervolgens
­verzameld mogen worden en van wie en wat er daarna
mee mag gebeuren, worden vooralsnog onvoldoende
duidelijk beantwoord. ■
Deze waarborg van een voorafgaande rechterlijke
machtiging is belangrijk, maar doet niets af aan de
enorme omvang van de privacyinbreuk. Zoals de Raad
van State in zijn advies opmerkt35, levert de ruimte die
het wetsvoorstel biedt aan het via software volgen van
gegevensstromen in de praktijk een situatie op die in
niets verschilt van het permanent waarnemen wat zich
in een woning afspeelt.
36 Advies van het College Bescherming Persoonsgegevens
(tegenwoordig: Autoriteit Per-soonsgegevens) van
17 februari 2014, p. 8. Het advies is te raadplegen via
www.autoriteitpersoonsgegevens.nl.
›
35 Kamerstukken II 2015-2016, 34372, nr. 4, p. 4-5.
◀ VORIGE
29
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Integrale aanpak in de praktijk: de ‘black box’ van een ongrijpbare overheid
In het kader van het Actieprogramma Integrale aanpak
jihadisme – en ook breder binnen de beleidsvorming
op het terrein van de veiligheid – worden het politie­
apparaat en de veiligheidsdiensten steeds meer gezien
als onderdeel van een veiligheidsalliantie. Deze
­alliantie bestaat daarnaast ook uit jeugd- en gezins­
zorg­instanties, onderwijsinstanties en andere gemeen­
telijke diensten. Er wordt in toenemende mate gewerkt
in netwerksamenwerkingsverbanden die ­partners uit
de strafrechtketen, de zorgketen, ­gemeentelijke
­partners en bestuur verbinden in de aanpak van
complexe problematiek. Daarbij worden werkproces­
sen op elkaar afgestemd, zodat strafrecht en zorg
elkaar aanvullen.
Aan een dergelijke aanpak kleven belangrijke voor­
delen. De veiligheid wordt in het algemeen niet
gediend met langs elkaar heen werkende overheids­
diensten. Incidenteel zou een gebrek aan afstemming
zelfs kunnen leiden tot een tekortschieten in de
­positieve verplichtingen van de overheid tot het bieden
van bescherming tegen onmiddellijke veiligheids­
bedreigingen. Bovendien verdient het aanbeveling om
niet alleen door een strafrechtelijke of anderszins
repressieve lens naar terrorismebestrijding te kijken.
In paragraaf 1.2 kwam al aan de orde hoe in internatio­
nale aanbevelingen en actieplannen juist steeds meer
nadruk wordt gelegd op alternatieve strategieën en
instrumenten.
◀ VORIGE
Er is echter ook een schaduwkant en dat is de ongrijp­
baarheid van de overheidsinterventie. Uit een eerste
verkennend onderzoek door het College37 komt naar
voren dat de gelijktijdige inzet van diverse vormen van
‘bemoeizorg’, in situaties waarin door politie of
­inlichtingendiensten radicalisering of contacten met
jihadgangers wordt verondersteld, karakteristiek is
voor de aanpak. Bijvoorbeeld een combinatie van
­huisbezoeken door de wijkagent of buurtregisseur,
toepassing van kinderbeschermingsmaatregelen of
aandringen op het accepteren van opvoedingsonder­
steuning. In de praktijk kan dit leiden tot situaties
waarin betrokkenen zich overvallen voelen door
diverse overheidsinstanties, waarbij soms o
­ nduidelijk
blijft wat nu precies de aanleiding vormt voor de over­
heidsbemoeienis. Veelal is het een AIVD-ambtsbericht
dat ten grondslag ligt aan het optreden van (door­
gaans gemeentelijke) instanties. En dat optreden
levert een inmenging in de persoonlijke levenssfeer
van betrokkenen op, omdat het aanbod van ‘bemoei­
zorg’ niet als geheel vrijblijvend wordt ervaren.
Afwijzen van zo’n aanbod kan immers worden
­opgevat als indicatie dat er in het betrokken
­huishouden ‘iets mis is’.
››
37 Het College voor de Rechten van de Mens verzamelde in dit
kader mediapublicaties over en commentaren op
overheidsinterventies ten aanzien van terrorismeverdachten en
voerde gesprekken met rechtshulpverleners.
30
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
“Het is voor zo’n burger lastig te achterhalen
welke organisatie op grond van welke
bevoegdheid een betreffende maatregel
neemt. Ook is het voor de burger vaak niet
duidelijk wat de gronden zijn van de
genoemde maatregelen.”
bestuursrechtelijke rechtsbescherming niet is toe­­
gesneden op de weinig geformaliseerde vorm van de
beslissingen waarmee de burger wordt
geconfronteerd.
“De burger stuit als het ware op een ‘black
box’ aan overheidszijde waartegen het vrijwel
onmogelijk is verweer in te stellen.”
Het is voor zo’n burger lastig te achterhalen welke
organisatie op grond van welke bevoegdheid de betref­
fende maatregel neemt. Ook is het voor de burger
vaak niet duidelijk wat de gronden zijn van de
genoemde maatregelen. De inhoud van het AIVDambtsbericht dat ten grondslag ligt aan de overheids­
bemoeienis blijft vaak onduidelijk. Dat maakt het voor
de betrokken burgers moeilijk eventuele rechtsmidde­
len aan te wenden tegen deze overheidsinterventies.
De burger stuit als het ware op een ‘black box’ aan
overheidszijde waartegen het vrijwel onmogelijk is
verweer in te stellen, ook al omdat de
Bovendien nemen de diverse instanties geen zelf­
standig besluit, maar baseren ze zich op en verwijzen
ze naar de initiatieven van andere instanties. Als de
­‘jihadismebestrijdingsmachinerie’ eenmaal loopt, is hij
bijna niet meer te stoppen. Ook als de initiële maat­
regel wordt beëindigd omdat deze niet gegrond was of
niet meer nodig wordt geacht, lopen de acties van
andere instellingen vaak door. Bij personen die hier­
mee worden geconfronteerd leidt dit tot een gevoel
van machteloosheid.
Aanbeveling
Zorg dat aan anti-terreurmaatregelen steeds een concreet besluit ten
­grondslag ligt. Dit besluit moet voor de burger kenbaar zijn, zodat deze
zich hier met een rechtsmiddel tegen kan verweren. ■
◀ VORIGE
31
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1.4 De keerzijde van het veiligheidsstreven:
enkele waarschuwingen
‹
Veiligheid versus mensenrechten? Valkuilen in het veiligheidsdenken
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
In de maatschappelijke – en ook de politieke – discussie
wordt menigmaal gesuggereerd dat veiligheid en
mensenrechten tegenover elkaar staan: of men
behoudt zijn vrijheid of men leeft in veiligheid. In de
afgelopen decennia is een steeds sterkere veiligheids­
cultuur ontstaan waarin alles draait om controle van
risico’s en waarin steeds verdergaand overheids­
ingrijpen plaatsvindt om de veiligheid te garanderen.
Er lijkt sprake te zijn van een soort automatisme om
ieder gebleken veiligheidsrisico met preventieve regel­
geving tegen te gaan en ieder incident met nieuwe en
­strengere regelgeving te beantwoorden (de ‘risico-­
regelreflex’38). Daarnaast is er een verschil tussen de
objectieve veiligheid en de subjectieve beleving daar­
van. De maatschappelijke discussie over en de felle
protesten tegen de vestiging van asielzoekerscentra of
noodopvanglocaties in diverse gemeenten heeft
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
duidelijk gemaakt dat het veiligheidsgevoel van burgers
lang niet altijd correspondeert met reële risico’s. Ook
bij beslissingen over maatregelen tegen terrorisme lijkt
het gevoel van onveiligheid een grote rol te spelen.
Hoewel wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond
dat strenge maatregelen niet per se tot minder
­terrorisme leiden39, blijft bij veel burgers kennelijk de
behoefte bestaan om daadkrachtig optreden te zien.
Voor beleidsmakers is relevant dat die subjectieve en
objectieve onveiligheid om een verschillende aanpak
kunnen vragen. Het bestrijden van daadwerkelijke
­risico’s kan om andere maatregelen vragen dan die het
gevoel van veiligheid vergroten. Als met deze realiteit
onvoldoende rekening wordt gehouden, kan het zijn
dat maatregelen hun doel niet bereiken of zelfs
averechts werken40.
››
38 Zie o.m. Van der Woude, M.A.H., Wetgeving in een veiligheids­
cultuur. Totstandkoming van antiterrorismewetgeving in Nederland
bezien van uit maatschappelijke en (rechts)politieke context,
Den Haag: Bju 2010, p. 43 e.v.; SCP – Continu Onderzoek
Burgerperspectieven, Den Haag: SCP 2014; ‘Risico’s en de
regelreflex: ook nuchtere burgers verwachten regels’,
­­­­­­­Burgerperspectieven, Den Haag: SCP 2014 (2) p. 31-49.
◀ VORIGE
39 De Graaf, B., Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in
Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, Den Haag: Bju 2010.
40Ibidem.
32
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Terecht merkt Gerards in de Rechtspraaklezing 2015 op
dat bij iedere discussie over veiligheid steeds de vraag
gesteld moet worden of sprake is van een ­objectief
bepaalbaar risico of eerder om een gevoel van onveilig­
heid, met hoeveel onzekerheden dat risico is omgeven
en welke aard het precies heeft: ‘Als we dat eenmaal
weten, kunnen we gaan nadenken over de vraag of het
nodig is om (dit veiligheidsrisico) te bestrijden, over de
vraag hoe we dat dan willen doen, en vooral ook: wat
we bereid zijn om op te offeren voor een grotere veilig­
heid of voor een groter gevoel van veiligheid’41.
slechts een triviaal algemeen veiligheidsbelang dient.
Anders is men geneigd de inbreuk te accepteren voor
de goede zaak43.
Maar ook als wel duidelijk is welk veiligheidsbelang
een bepaalde maatregel beoogt, blijft het maken van
een afweging ten opzichte van in het geding zijnde
vrijheidsrechten een heikele zaak. Een bekende valkuil
is dat beleidsmakers en leden van de wetgevende
macht het veiligheidsbelang doorgaans veel concreter
voor zich zien dan de abstracte individuele vrijheden.
Dit maakt de afweging al snel onzuiver42. Het introdu­
ceren van de mogelijkheid tot grootschaliger onder­
schepping van communicatie door
inlichtingendiensten vormt een bedreiging van de
privacy van iedereen. Dit zal echter niet iedereen direct
zo ervaren, omdat de gevolgen ervan voor individuele
personen niet gelijk merkbaar zijn. Bij een weging van
belangen zal de privacy van het individu al snel het
onderspit delven, tenzij de inbreuk op de privacy
Het recht op bescherming van de privacy en het recht
op gegevensbescherming is echter meer dan een
­individueel recht. Het onbespied kunnen leven is een
van de fundamenten van de democratische samen­
leving44. Datzelfde geldt ook voor andere mensen­
rechten, zoals het recht op een eerlijk proces en het
daarvan onderdeel uitmakende beginsel dat iedereen
voor onschuldig wordt gehouden tot zijn schuld
­bewezen is. Handhaving van deze rechten is in het
belang van elk individu, maar ook van de samenleving
als geheel. Als deze rechten op de helling gaan, staat
de rechtsstaat – het beschermingsmechanisme
voor een vrije en open samenleving – op het spel. ››
“Het recht op bescherming van de privacy en
het recht op gegevensbescherming is echter
meer dan een individueel recht. Het onbespied
kunnen leven is een van de fundamenten van
de democratische samenleving.”
43 Solove, D.J., Nothing To Hide. The False Trade-off Between Privacy
and Security, Yale Uni-versity Press 2011.
44 Zie het rapport van de RvE-mensenrechtencommissaris,
Protecting the right to privacy in the fight against terrorism,
CommDH/IssuePaper(2008)3, p. 1.
41 Gerards, J.H., Rechtspraaklezing 2015 - ‘Veiligheid, grondrechten
en de rechter’, Leiden 10 september 2015.
42Ibidem.
◀ VORIGE
33
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Een andere valkuil bij de oordeelsvorming over veilig­
heid en mensenrechten is het ‘denken vanuit het eigen
perspectief’. De beknotting van vrijheden bij het
­streven naar veiligheid in het algemeen en terrorisme­
bestrijding in het bijzonder treft meestal niet onszelf,
maar hoofdzakelijk anderen: personen van buiten­
landse afkomst, aanhangers van een andere gods­
dienst, immigranten. Maatregelen die vooral ten koste
gaan van de rechten van anderen en niet die van
onszelf accepteert men sneller.
Oriëntatie op veiligheidsbegrip
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
bestempeld – zoals veelvuldig gebeurt – als ‘aanslagen op onze vrije manier van leven’, dan moet
het in het ­terrorismebestrijdingsbeleid ook gaan
om de bescherming van rechtstatelijke waarden en
­fundamentele rechten die die geestelijke vrijheid
en zelfbeschikkingsruimte waarborgen. Dan zijn
veiligheid en individuele vrijheid geen t­ egenpolen. ■
Wat nodig is in discussies rond veiligheid en
­mensenrechten, is een heroriëntatie op het
­veiligheidsbegrip. Dikwijls wordt bij dit begrip in
eerste instantie gedacht aan de ‘fysieke’ veiligheid
van mensen, aan bescherming van het leven en de
eigendom van burgers. Veiligheid omvat echter
ook een component van geestelijke vrijheid en
ruimte om jezelf te zijn. Als terreurdaden worden
◀ VORIGE
34
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
Averechtse effecten: toename van maatschappelijke spanningen en polarisatie,
risico op vervreemding en verwijdering
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Diverse deskundigen hebben erop gewezen dat in veel
staten de focus bij de bestrijding van gewelddadig extre­
misme te eenzijdig ligt op radicalisering in religieuze
opvattingen. Hoewel die focus in Nederland niet zo
eenzijdig is45, komt de religieuze dimensie soms wel
nadrukkelijk naar voren. Dit was bijvoorbeeld te zien in
de discussie over het al dan niet verbieden van salafisme.
Aan de focus op religie als katalysator van onvrede met
of haat jegens de westerse vrije samenleving, kleven
­risico’s. Enerzijds is die focus niet zonder grond, omdat
niet te ontkennen valt dat religieuze opvattingen (niet
exclusief islam) en vormen van prediking soms aanzet­
ten tot een afkeren van de ‘zondige’ samenleving en tot
een ‘wij tegen zij’-houding. Anderzijds is binnen alle
­religies duidelijk sprake van een grote meerderheid van
aanhangers die hun geloof beschouwen als bron van
vrede, vrijgevigheid en compassie met medemensen in
plaats van vijandigheid en haat.
De focus op religie kan al te makkelijk in de hand werken
dat andere factoren over het hoofd worden gezien of
onvoldoende aandacht krijgen. Radicalisering tot
­terrorisme is doorgaans een proces dat van veel meer
factoren afhankelijk is dan alleen religieuze opvattingen.
In zijn rapport over de aanpak van religieus
geweld inventariseerde VN-rapporteur inzake
godsdienstvrijheid Bielefeldt in 2013 een hele
serie factoren: angst voor (vermeende)
­bedreigingen, in de ban zijn van samenzweringstheorieën, minachting jegens bepaalde andere
bevolkingsgroepen, gebrek aan vertrouwen in
publieke instituties, onvrede over de eigen
­economische en sociale positie, etc46.
In een beleid gericht op het tegengaan van (deels)
­religieus geïnspireerd geweld zal respect voor de
mensen die bepaalde geloofsopvattingen huldigen
centraal moeten staan. Dat betekent niet dat kritiek op
die geloofsopvattingen niet zou zijn toegestaan,
››
45 In het Actieprogramma Integrale aanpak jihadismebestrijding is
bijvoorbeeld ook aandacht voor versterking van de informatie­
positie van de overheid ten aanzien van maatschappelijke
spanningen in bredere zin en voor sociaal-maatschappelijke
begeleiding van jongeren richting een baan, sport of scholing om
zo de aantrekkingskracht van extremistisch gedachtegoed te
verminderen.
◀ VORIGE
46 Report of the Special Rapporteur on freedom of religion or
belief, Heiner Bielefeldt, VN Doc. A/HRC/25/58 26 december
2013, §19-24.
35
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
het gaat om respect voor en het erkennen van de
menselijke waardigheid van de mensen die deze
opvattingen aanhangen. Die waardigheid is immers
– zo stelt onder meer de preambule van de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens – inherent aan
het mens-zijn en staat los van de aangehangen
opvattingen.
Het College heeft in zijn adviezen over de reeks
wetsvoorstellen die voortvloeide uit het
Actieprogramma, steeds gewezen op het potentieel stigmatiserende effect van de voorgenomen
maatregelen. Dit kan leiden tot verdere polari­
satie in de samenleving, waarin op een bepaald
moment ook volkomen onschuldige religieus
geïnspireerde gedragingen als vormen van radicalisering worden bestempeld47. Als de lasten
van de veiligheidswaarborging in disproportionele mate bij een bepaalde bevolkingsgroep
komen te liggen, bijvoorbeeld personen met een
migratieachtergrond of met een islamitische
geloofsovertuiging, dan levert dat risico’s op.
Daarbij moet vooral worden gedacht aan het
risico van een zich opbouwend wantrouwen bij
die bevolkingsgroep tegen de rest van de samenleving, waardoor juist radicalisering in de hand
wordt gewerkt. Daarom is beleid ter bestrijding
van discriminatie en uitsluiting ook essentieel
om de veiligheid te bevorderen48. ■
Onderdeel hiervan is dat de publieke instituties en
rechtsstatelijke structuren voor iedereen op dezelfde
wijze functioneren. Vanuit dat perspectief moet
worden gewaakt voor een benadering waarin het
beleid zich specifiek richt op aanhangers van een
bepaalde religie en rechtsstatelijke waarborgen voor
deze groep op een lager pitje worden gezet. Ook is het
belangrijk te waken voor ‘ongrijpbare’ overheids­
interventies (zie paragraaf ‘Enkele wetsvoorstellen
nader beschouwd’) waartegen in de praktijk niet of
nauwelijks rechtsmiddelen aan te wenden zijn. Deze
kunnen maar al te gemakkelijk leiden tot een verwijde­
ring tussen het betrokken individu en diens omgeving
en de rest van de samenleving. Met een dergelijke
verwijdering is de veiligheid uiteindelijk niet gediend.
47 Het besluit van een onderwijzeres op een basisschool in het
Gooi om voortaan een hoofddoek te willen dragen werd in
sociale media reeds als een vorm van radicalisering benoemd.
48 Zie in dit verband Weggemans, D.J., en De Graaf, B.A., Na de
vrijlating. Een exploratieve studie naar recidive en re-integratie van
jihadistische ex-gedetineerden, Politie & Wetenschap, Apeldoorn;
Universiteit Leiden; Universiteit Utrecht 2015, p. 42: ‘Uit een
onderzoek naar radicaliseringsprocessen onder de Nederlandse
jongeren bleek dat hun gevoelens van uitsluiting worden
aangewakkerd door herhaaldelijke afwijzing voor stageplaatsen.’
◀ VORIGE
36
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
‹
›
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Gedachtenvrijheid onder druk en zoeken naar ­vormen van bestuurlijke vrijheidsbeneming
De essentie van contraterrorismebeleid is het
­voor­komen van terroristische aanslagen.
Overheidsinterventies worden daarom steeds meer
ingezet naar aanleiding van uitingen, indicaties en
gedragingen die kunnen wijzen op een mogelijke
terreurdaad in de toekomst. Daarbij tekent zich de
twee volgende patronen af:
Als gevolg hiervan kan vrijheidsbeperkende overheids­
interventie al aan de orde zijn terwijl een daad­
werkelijke aantasting van de veiligheid nog ver weg is.
In deze tendens schuilt het gevaar dat mensen worden
gestraft om wat ze denken en op basis van voor­
spellingen van wat zij (mogelijk) gaan doen, in plaats
van op basis van concrete handelingen of gedragingen.
Het enkel huldigen van een bepaald ­radicaal gedachte­
goed en het tot uiting brengen van het feit dat men dit
gedachtegoed aanhangt, kan reeds een reden vormen
voor het opleggen van een van de maatregelen. Dat is
een uitholling van het funda­mentele beginsel dat ieder
mens vrij is om te denken wat hij wil.
1 Oprekking van definitie van strafbare feiten
De definitie van strafbare feiten is opgerekt door
­allerhande voorbereidingshandelingen strafbaar te
stellen en daarvoor ook voorlopige hechtenis toe te
staan, bijvoorbeeld het bijeenbrengen van voorwerpen
waarmee een aanslag zou kunnen worden gepleegd49.
Hierdoor is vrijheidsbeneming mogelijk voor minder
ernstige vormen van veiligheidsbedreiging. Om die
verruimde strafbaarstellingen heen wordt vervolgens
als het ware een ring gelegd van bestuurlijke maat­
regelen met een vrijheidsbeperkend karakter.
Die bestuurlijke maatregelen zijn dan toepasbaar in
die gevallen waarin nog geen sprake is van strafbaar
handelen of voorbereiding van strafbare feiten.
2 Bestuurlijke vrijheidsbeneming
Er is toenemende druk om in aanvulling op de
verruimde mogelijkheden tot vrijheidsbeneming in het
kader van strafrechtelijke of strafvorderlijke trajecten te
zoeken naar vormen van bestuurlijke vrijheids­
beneming, naar detentie die niet wordt opgelegd of
gecontroleerd door de rechter maar door het bestuur.
Het College onderstreept dat deze vorm van detentie
alleen voor zeer korte duur (enkele uren, maximaal
enkele dagen) toepasbaar is zonder in strijd te komen
met artikel 5 lid 3 EVRM. Langduriger toepassing van
deze vorm van detentie, bijvoorbeeld als vorm van
internering van teruggekeerde jihadgangers, is onver­
enigbaar met de mensenrechtelijke normen.
49 Zie art. 46 Wetboek van Strafrecht. Dit artikel is in 2007
gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van de Wijziging
van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht
en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot
opsporing en vervolging van terroristische misdrijven.
◀ VORIGE
37
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Het alziende oog van de overheid: ineffectieve ‘dataobesitas’
Om de hierboven geschetste strafbaar gestelde voor­
bereidingshandelingen en de bestuurlijke preventieve
maatregelen te kunnen treffen, is een grootschalige
monitoring van gedragingen van individuen nood­
zakelijk. Dit geeft mede aanleiding tot het verruimen van
de bevoegdheden tot heimelijke informatieverzameling
door de inlichtingendiensten en ook tot het op grote
schaal delen van persoonlijke gegevens en andere
­privacygevoelige informatie door diverse overheids­­­­
instanties (in het kader van de integrale aanpak). Dit
grootschalig verzamelen en delen van gegevens over
individuen houdt het risico in zich dat een zogenoemde
‘surveillance-­cultuur’ ontstaat waarin diverse overheids­
diensten aanzienlijke groepen burgers bij voortduring in
de gaten houden. Dit veelvuldig monitoren van gedra­
gingen van burgers heeft een niet te onderschatten
­chilling effect op de uit­­oefening van allerlei grondrechten.
Het simpele feit dat gegevens worden verzameld en
opgeslagen, en mogelijk zullen worden gebruikt (of
gelekt of gehackt), leidt tot een terughoudendheid niet
alleen in de uit­­oefening van de communicatievrijheid,
maar ­bijvoorbeeld ook in de uitoefening van de uitingsen godsdienstvrijheid. Bovendien valt bij deze expan­
sieve informatieverzamelingsdrang, deze ‘dataobesitas’
aan de zijde van de overheid, een enorm vraagteken te
plaatsen wat betreft de effectiviteit. Bij veel van de
terreuraanslagen die de afgelopen tijd in de landen om
ons heen hebben plaatsgevonden, lag de reden waarom
veiligheidsdiensten niet bij machte waren om deze te
◀ VORIGE
38
voorkomen niet in een gebrek aan informatie of een
gebrek aan bevoegdheden om informatie te vergaren.
Het ging mis bij de interpretatie en w
­ aardering van de
al aanwezige informatie of bij de uitwisseling daarvan
met diensten van andere landen50.
››
Contraterrorisme-experts zijn het erover eens
dat gerichte communicatie-interceptie veel
­effectiever is dan ongerichte bulkinterceptie,
zoals voorgesteld in de wijziging van de Wiv.
Ook Amerikaans onderzoek laat zien dat er geen
enkele situatie is geweest waarin de massale
ongerichte interceptie van telecommunicatie
door de NSA heeft geleid tot het voorkomen van
een terroristische aanslag in Amerika. Niet voor
niets is deze bevoegdheid voor de NSA in
november 2015 geschrapt51.
50 Zie o.m. Tokmetzis, D., ‘Zo is de Europese samenwerking tussen
opsporings- en veilig-heidsdiensten (niet) geregeld’,
De Correspondent, 15 april 2016, https://decorrespondent.nl/
4320/Zo-is-de-Europese-samenwerking-tussen-opsporings-enveiligheidsdiensten-niet-geregeld/1157417173440-38392b68 en
De Koning, B., en Tokmet-zis, D., ‘Waarom geheime diensten
altijd terroristen over het hoofd zullen blijven zien’, De
Correspondent, 15 april 2016, https://decorrespondent.nl/4334/
Waarom-geheime-diensten-altijd-terroristen-over-het-hoofdzullen-blijven-zien/593013930212-0ef60362.
51 Jacobs 2016 (supra noot 33), p. 258.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Aanbeveling
Stel bij het opstellen van nieuwe anti-terreurmaatregelen steeds de vraag of de
voorgenomen maatregelen effectief zijn om terreur te bestrijden/te voorkomen
en of ze geen averechtse effecten opleveren. ■
1.5Conclusie
De dreiging van terreur levert – dikwijls meer dan
andere veiligheidsbedreigingen – een sterke maat­
schappelijke en politieke druk op om maatregelen te
treffen die diep ingrijpen in de rechten en vrijheden
van burgers. De beleidsinitiatieven en wetsvoorstellen
die in dit hoofdstuk zijn behandeld laten zien dat de
Nederlandse praktijk hierop geen uitzondering vormt.
tevoren. Zo’n tien jaar geleden stelde het kabinet
bepaalde feiten strafbaar en maakte het de opsporing
makkelijker om terrorisme te bestrijden. Nu ligt het
accent op de aanvulling van die strafrechtelijke instru­
menten door bestuurlijke maatregelen. Die bestuur­
lijke maatregelen zijn echter niet per definitie ‘milder’
dan de eerder tot stand gebrachte strafrechtelijke
maat­regelen. De inbreuk op mensenrechten is ook
bij die bestuurlijke maatregelen aanzienlijk. Zo vormt
de intrekking van het Nederlanderschap van uit­­
reizigers in wezen een moderne vorm van verbanning
en leveren diverse andere bestuurlijke maatregelen
een fikse aantasting van de bewegingsvrijheid op. ››
Zowel vanuit het oogpunt van terrorismebestrijding
als vanuit een breder veiligheidsperspectief wordt de
rechtshandhaving aangepast en komt wetgeving tot
stand die belangrijke consequenties heeft voor de
verhouding tussen overheid en burgers. De inbreuken
op de privacy en gegevensbescherming die in die
wetgeving52 zijn voorzien, zijn omvangrijker dan ooit
52 O.m. in het voorstel voor een nieuwe Wet op de inlichtingenen veiligheidsdiensten en in het wetsvoorstel
Computercriminaliteit III
◀ VORIGE
39
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Het vastleggen van voldoende waarborgen tegen
misbruik of oneigenlijk gebruik van bevoegdheden is
des te meer van belang, omdat de voorziene maat­
regelen en bevoegdheden niet slechts voor een
beperkte periode zullen worden uitgevoerd en toe­­
gepast. De huidige transnationale terreurdreiging
heeft geen duidelijk begin of eind. De kans dat
eenmaal gecreëerde bevoegdheden op enig moment
weer worden ingetrokken, is zeer klein. Bij de als
­tijdelijk geïntroduceerde bestuurlijke maatregelen is
er nu al de politieke roep om deze een definitief
­karakter te geven.
De maatregelen dienen een legitiem (veiligheids)doel.
Dat doet niet af aan het vereiste dat een strikte toets
moet plaatsvinden op legaliteit, noodzakelijkheid,
proportionaliteit en subsidiariteit. Het College is er
niet van overtuigd dat op alle onderdelen is voldaan
aan deze vereisten. De wetten die de bestuurlijke
bevoegdheden regelen hanteren dusdanig vage
termen dat onvoldoende voldaan wordt aan de
­voorzienbaarheidseis (onderdeel van het legaliteits­
vereiste). Dat resulteert in rechtsonzekerheid en
mogelijk ook in rechtsongelijkheid. Bovendien plaatst
het College vraagtekens bij de effectiviteit van
sommige van de maatregelen: ineffectieve maat­
regelen die mensenrechten aantasten zijn niet-nood­
zakelijk of disproportioneel.
Relevant bij dit alles is dat juist in het internationale
juridisch kader ten aanzien van terrorismebestrijding
het accent begint te verschuiven. Internationale
­afspraken en aanbevelingen – in het kader van de VN,
de EU en de Raad van Europa – leggen steeds meer
nadruk op de waarde van niet-repressieve mechanis­
men ter voorkoming van extremistisch geweld.
Het College is er evenmin van overtuigd dat er
voldoende waarborgen tegen misbruik en oneigenlijk
gebruik van die ingrijpende bevoegdheden zijn.
De bestuursrechtelijke rechtsbescherming kan naar
haar aard pas na toepassing van bevoegdheden
worden ingeroepen. Dat is geen goed tegenwicht voor
het ingrijpende karakter van de maatregelen die de
autoriteiten kunnen treffen. Maatregelen die zulke
vergaande gevolgen hebben voor de burger vragen om
een voorafgaande rechterlijke toets. Dat geldt ook voor
de grootschalige inbreuken op de privacy en het tele­
communicatiegeheim waartoe de inlichtingendiensten
bevoegd worden. Bij voorkeur moet die daar worden
gecombineerd met een evenzeer bindend rechtmatig­
heidstoezicht door een onafhankelijke toezichthouder
gedurende de operaties van de diensten.
◀ VORIGE
Terreuraanslagen vormen in zekere zin een wanhoops­
middel, met als hoogst haalbare doel het zaaien van
dusdanig veel angst dat de democratische rechtsstaat
zichzelf gaat ondermijnen door een overreactie op de
geweldsprovocatie. Bij het streven naar veiligheid
dienen in een vitale rechtsstaat de maatregelen die
getroffen worden om de rechtsstaat te beschermen in
overeenstemming te zijn met de waarden en
­beginselen die deel uitmaken van die rechtsstaat.
Als dat niet gebeurt, kan de overheid terecht het
verwijt worden gemaakt dat zij zelf die rechtsstaat ››
40
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
‹
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
in gevaar brengt. Het is juist in moeilijke tijden dat het
recht – en in het bijzonder de mensenrechten – zijn
waarde dient te bewijzen. De geschiedenis leert dat
hard ingrijpen tegen terrorisme ook juist escalerend
kan werken53.
“Als fundamentele vrijheden worden opgeofferd
in ruil voor niet meer dan de schijn van
veiligheid, als veiligheidsbevordering gepaard
gaat met maatschappelijke polarisatie en
tweedeling en met overheidsinterventies op
onduidelijke gronden en naar aanleiding van
onschuldige gedragingen, dan verliest de ­­
demo­cratische rechtsstaat.”
Als fundamentele vrijheden worden opgeofferd in ruil
voor niet meer dan de schijn van veiligheid, als veilig­
heidsbevordering gepaard gaat met maatschappelijke
polarisatie en tweedeling en met overheidsinterventies
op onduidelijke gronden en naar aanleiding van
onschuldige gedragingen, dan verliest de democrati­
sche rechtsstaat. Het College onderschrijft ten volle
de conclusie van zowel de Secretaris-Generaal van de
VN als de VN-rapporteur inzake mensenrechten en
­terrorismebestrijding dat ‘the creation of open,
­equitable, inclusive and pluralist societies, based on
full respect for human rights and with economic
opportunities for all’ het meest tastbare en betekenis­
volle alternatief voor gewelddadig extremisme vormt
en daardoor de meest veelbelovende en effectieve
manier om dit extremisme tegen te gaan54. ■
53 De Graaf, B. Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in
Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, Den Haag: Bju 2010.
54 UN Secretary-General Plan of Action to Prevent Violent
Extremism, VN Doc. A/70/674 (7 januari 2016), §7. Report of
the Special rapporteur on the promotion and protection of
human rights and fundamental freedoms while countering
terrorism, VN Doc. A/HRC/31/65 (22 februari 2016), § 16.
◀ VORIGE
41
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
2 Recht of gunst?
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
›
›
Mensenrechten, sociaal domein
en lokaal beleid
2.1 INLEIDING ›
2.2 UITGANGSPUNT PAST BIJ MENSENRECHTEN ›
2.3 MENSENRECHTEN ALS TOETSINGSKADER ›
2.4 KANSEN: DE BURGER CENTRAAL ›
2.5 DE PRAKTIJK NA RUIM EEN JAAR: KNELPUNTEN IN INHOUD EN PROCES ›
2.6 RANDVOORWAARDEN DIE DE CENTRALE EN LOKALE OVERHEID IN DE GATEN MOET (BLIJVEN) HOUDEN ›
2.7 VERANDERENDE ROL VAN DE CENTRALE OVERHEID ›
2.8 CONCLUSIE ›
◀ VORIGE
42
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
2.1Inleiding
beslag gekregen. Met de inwerkingtreding van de
Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo 2015) en de Participatiewet hebben gemeenten
er veel taken bij gekregen. Zij zijn nu verantwoordelijk
voor ondersteuning en begeleiding van hun inwoners.
De ingrijpende veranderingen rond zorg aan ouderen
en langdurig zieken, zoals neergelegd in de Wet lang­
durige zorg (Wlz), hangen hier nauw mee samen. Het
gaat hier niet alleen om het beleggen van de verant­
woordelijkheid bij andere overheidsorganen, het gaat
ook om een meer doelmatige besteding van middelen
– minder middelen welteverstaan. De hervormingen
zijn daarmee onderdeel van de ontwikkeling naar
minder overheid en meer eigen verantwoordelijkheid
voor burgers. Het doel van het kabinet is ‘een land
met een compacte en krachtige overheid, die ruimte
geeft en kansen biedt waar het kan en beschermt als
dat nodig is, zodat niemand tussen wal en schip
raakt55.’
Eigen kracht, zelfregie, zelfredzaamheid en eigen
verantwoordelijkheid. Dat zijn kernbegrippen in de
hedendaagse samenleving. De rol van de verzorgings­
staat, met een overheid die veel voorzieningen treft
voor onder meer gezondheid en ondersteuning van
burgers, is kleiner geworden. De overheid stuurt haar
bevolking aan op een versterking van de horizontale
zorgrelaties. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘de
participatie­samenleving’. De burger wendt zich tot de
eigen omgeving voor zorg en ondersteuning, en pas
als dat niet kan tot de overheid. De overheid laat
steeds meer over aan de burger, zijn netwerk en
­financiële middelen.
Zo’n grote omslag in de relatie tussen een overheid en
haar burgers gaat uiteraard gepaard met nieuwe
wetten en nieuw beleid. De decentralisaties in het
sociaal domein vormen een van de grootste operaties.
In 2015 hebben de hervormingen op dit terrein hun
55 Troonrede 2013.
◀ VORIGE
43
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Zorg en ondersteuning: recht of gunst?
Waar zorg en ondersteuning voorheen nog een
­kwestie waren van charitas, een zaak van individuele
beoordeling en willekeur, is in de loop van de vorige
eeuw een uitgebreid stelsel van afdwingbare aan­­
spraken ontstaan, gefinancierd uit de collectieve
middelen, waaraan de bevolking bijdraagt door middel
van ­belastingen en sociale verzekeringen. Veel mensen
beschouwen het krijgen van voorzieningen daarom als
een recht. De juridische veranderingen en de herschik­
king van taken in het sociale domein en de daarmee
toenemende vrije ruimte voor individuele beoordeling,
­betekenen nog geen terugtred naar de situatie van
­liefdadigheid van de 19e eeuw. Sociale rechten zijn
stevig verankerd in wetgeving en naleving is onder­
worpen aan rechterlijk toetsing. Gijsbert Vonk signa­
leert desalniettemin dat bepaalde ontwikkelingen het
vertrouwen in de daadwerkelijke naleving van deze
rechten kunnen ondermijnen. Hij noemt als voor­
beelden de ‘versnippering van rechtsbescherming,
een afkalving van de gesubsidieerde rechtsbijstand en
verhoging van griffiegeld’56.
Vonk wijst ook op wat hij noemt ‘de ex-juridiserings­
reflex’, waarmee hij doelt op ontwikkelingen waarbij
gemeenten hun vrije beleidsruimte aangrijpen als
middel om voorzieningen buiten de sfeer van het
recht te houden57.
56 Vonk, G. (ed.), Klingenberg, A., Munneke, S., Tollenaar, A.
Rechtsstatelijke aspecten van de decentralisaties in het sociale
domein, Rijksuniversiteit Groningen: Vakgroep Bestuursrecht &
Bestuurskunde, 2016 p. 134.
57 Vonk, G., ‘Kwetsbare verzorgingsstaat. Over juridische aspecten
van ernstige armoede in Nederland’, NJB 2015, jrg. 90, pp.
1280-1288, p. 1285.
◀ VORIGE
44
Dit doet de vraag rijzen hoe mensenrechten zich
verhouden tot de veranderingen in het sociale domein.
Past de rechtenlogica nog wel in de huidige tijdsgeest
van zelfredzaamheid, ‘doe-het-zelf’ en eigen kracht?
En wat zijn de mensenrechtelijke kaders voor de
centrale en de lokale overheid bij de uitvoering van
taken in het sociale domein?
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Transitie in het sociale domein als kans
In dit hoofdstuk
In dit hoofdstuk komt vanuit het perspectief van de
mensenrechten een aantal aspecten van de huidige
stand van zaken in het sociale domein aan bod. Het is
uiteraard slechts een selectie van de veranderingen, en
ook een selectie van de ontstane problemen, kansen
en uitdagingen. In paragraaf 2.2 tot en met 2.4 wordt
besproken of het uitgangspunt bij de mensenrechten
past, het toetsingskader en welke kansen de verande­
ringen de burger biedt. In paragraaf 2.5 gaat de
aandacht uit naar de knelpunten waarvan de contou­
ren in de loop van 2015 duidelijk zichtbaar zijn gewor­
den. Welke groepen worden het hardst getroffen?
Welke situaties en werkwijzen leveren een risico op
vanuit mensenrechtelijk perspectief? Welke rol speelt
de centrale overheid? En wat is het mensenrechtelijk
kader voor gemeenten? In paragraaf 2.6 en 2.7 bespre­
ken we noodzakelijke randvoorwaarden en de verande­
rende rol van de overheid. We sluiten dit hoofdstuk af
met een conclusie.
De veranderingen in het sociale domein gericht op het
versterken van eigen kracht en autonomie van mensen
en die gemeenten een grotere rol geven, bieden
kansen om mensenrechten te realiseren dicht bij huis.
Dit roept de woorden in herinnering van Eleanor
Roosevelt, een van de opstellers van de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens: “Waar begin­
nen de universele mensenrechten? Op kleine plaatsen,
dicht bij huis (…) die plekken zijn de wereld van indivi­
duele mensen. Als deze rechten daar geen betekenis
hebben, hebben ze weinig betekenis ergens anders.”
Het College ziet de transitie in het sociale domein dan
ook uitdrukkelijk als een kans zoals we ook in para­
graaf 2.4 bespreken. Het centraal stellen van de (auto­
nomie van) de burger en diens behoeften draagt bij
aan de bescherming en bevordering van zijn mensen­
rechten. De veranderingen zijn omvangrijk en gaan
vanzelfsprekend niet zonder slag of stoot. Het moet
tenslotte anders en er is minder geld. De veranderin­
gen treffen mensen die zich veelal in een kwetsbare
positie bevinden en de gevolgen zijn soms ingrijpend.
◀ VORIGE
45
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
2.2Uitgangspunt past bij mensenrechten
De transities betreffen een ongekend grote operatie en
de ontwikkelingen zijn nog pril. Aanloopproblemen bij
een operatie op deze schaal zijn begrijpelijk en onver­
mijdelijk. Het feit dat de hervormingen plaatsvinden in
het sociale domein waar het mensen in een kwetsbare
situatie betreft, is een reden voor het College voor de
Rechten van de Mens om de vinger aan de pols te
houden58. De overall rapportage over het sociaal
domein van het SCP benoemt als kwetsbare groepen
mensen die over weinig hulpbronnen beschikken, zoals
opleiding, inkomen, een goede gezondheid en werk59.
Een actieve rol voor de burger bij het organiseren en
invullen van de benodigde zorg en ondersteuning geeft
hem of haar meer regie en zeggenschap. De Memorie
van Toelichting bij de Wmo 2015 erkent het belang van
zeggenschap van de cliënt die een maatwerkvoorzie­
ning aanvraagt60. Vanuit het oogpunt van mensenrech­
ten is dat een goede zaak. Autonomie en menselijke
waardigheid zijn nauw met elkaar verbonden. Zelfregie
bij het vormgeven van de benodigde ondersteuning,
kan het gevoel van eigenwaarde bevorderen. Er dient
rekening mee te worden gehouden dat het voor
Het beleid van de overheid is erop gericht dat mensen
– ook mensen die zorg en ondersteuning nodig
hebben – vaker in hun eigen huis blijven wonen in een
gewone wijk. Dat past bij het streven naar een inclu­
sieve samenleving: iedereen kan op gelijkwaardige
wijze deelnemen aan de maatschappij. Ook zelfstan­
dig wonen kan bijdragen aan autonomie. Autonomie
is niet een kwestie van zwart of wit. Mensen kunnen
op sommige terreinen heel goed in staat zijn voor
zichzelf te zorgen, en op andere terreinen niet; of op
het ene moment wel en het andere moment niet. Het
beginsel van autonomie moet goed in balans zijn met
het beschermingsbeginsel.
Uit een SCP-onderzoek over 2014 blijkt dat ongeveer
10% van de Nederlandse bevolking al zorg en onder­
steuning ontvangt vanuit hun sociale netwerk. Voor het
overgrote deel (75%) van deze mensen is dat de enige
vorm van zorg en ondersteuning die zij krijgen61.
››
58 Mensenrechten en lokaal beleid is dan ook opgenomen als een
van de punten in het strategische programma 2016-2019 van
het College voor de Rechten van de Mens.
59SCP, De overall rapportage sociaal domein, Rondom de transitie,
Den Haag: SCP, 2016, p. 10.
60 Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3, p. 36.
◀ VORIGE
mensen die ondersteuning nodig hebben belastend
kan zijn hulp te vragen aan hun eigen omgeving. Dat
brengt hen in een situatie waarin zij afhankelijk zijn van
anderen, waardoor de relatie niet meer op gelijkwaar­
digheid is gebaseerd. Voor sommigen is dat wellicht
geen probleem, voor anderen wel.
61SCP, Zorg en ondersteuning in Nederland: kerncijfers 2014,
Den Haag: SCP, 2014, p. 7.
46
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Dit biedt echter niet voor iedereen uitkomst. In het
onderzoek zei bijna een op de tien Nederlanders
niemand in hun sociale omgeving te hebben die
­gedurende drie maanden informele hulp zou kunnen
bieden. Bij 65-plussers en degenen met een gezond­
heidsbeperking is dat ongeveer een op vijf62. Vooral
mensen die gebruik maken van een Wmo-voorziening
kunnen niet altijd een beroep doen op een sociaal
netwerk63.
Een mensenrechtenperspectief vereist niet dat iedereen
exact dezelfde voorziening van de overheid krijgt, maar
wel dat de overheid bewaakt dat iedereen de mogelijk­
heid heeft aan de samenleving deel te nemen. Het
mensenrechtenperspectief vereist ook dat de ­overheid
de mensen beschermt die dat niet kunnen. Anders
ontstaat spanning met een ander mensen­rechtelijk
beginsel: dat van de menselijke waardigheid. ■
62 SCP, Zorg en ondersteuning in Nederland, p. 19-21.
63SCP, De overall rapportage sociaal domein, Rondom de transitie,
Den Haag: SCP 2016, hoofdstuk 3.
2.3 Mensenrechten als toetsingskader
participatiebeginsel, dat garandeert dat mensen
­betrokken moeten worden bij beslissingen die hen
aangaan, spelen eveneens een belangrijke rol.
De decentralisatieoperaties raken aan de praktische
vormgeving en realisatie van mensenrechten. De wijzi­
gingen in het sociale domein treffen vooral mensen in
kwetsbare situaties: ouderen die hulp behoeven,
­kinderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke
beperking en mensen met psychiatrische ­problemen.
Het beleid raakt met name economische en sociale
mensenrechten zoals het recht op zorg, sociale
­zekerheid, arbeid en huisvesting, maar ook burger­
rechten en politieke rechten zoals het recht op privacy
zijn in het geding. Het non-discriminatiebeginsel, dat
garandeert dat niemand in de uitoefening van zijn
mensenrechten mag worden gediscrimineerd, en het
◀ VORIGE
Om maatwerk en een integrale benadering mogelijk te
maken hebben gemeenten beleidsvrijheid nodig.
Hoe meer de wetten open laten, hoe beter dat gaat.
Dat heeft voordelen, omdat gemeenten op de
­behoeften van de individuele burger kunnen inspelen.
Er kleven echter ook nadelen aan. Het is voor de
burger belangrijk dat hij weet waarop hij aanspraak
kan maken, dat zijn rechten duidelijk zijn vastgelegd
en dat duidelijk is binnen welke marges de
››
47
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
gemeenten hun beleid uitvoeren. Als de wet al te veel
open laat, vergroot dat het risico op onduidelijkheden
voor de burger en op willekeur bij de besluitvorming.
Gemeenten hebben veel beleidsruimte om maatwerk te
leveren, maar de beleidsruimte wordt begrensd door
de wet en andere regels, waaronder mensenrechten.
Het gaat om fundamentele rechten, zoals het recht op
gezondheidszorg, het recht op lichamelijke integriteit
en het recht op een behoorlijke levensstandaard.
De gemeenten moeten zich daar bij het maken en
uitvoeren van beleid en beslissingen aan houden. ■
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
2.4Kansen: de burger centraal
3 DISCRIMINATIE
›
Dichtbij de burger
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
zelfredzaamheid, inzet van eigen kracht, gebruikelijke
hulp die het eigen sociale netwerk kan bieden,
­mantelzorg en algemene voorzieningen. De gemeente
kan een maatwerkvoorziening leveren ten behoeve
van zelfredzaamheid en participatie. Zelfredzaamheid
betekent dat iemand in staat is de noodzakelijke
­algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren
en een gestructureerd huishouden kan voeren.
Participatie betekent dat iemand kan deelnemen aan
het maatschappelijk verkeer64.
In 2015 zijn 393 gemeenten volop bezig geweest met
het verder vormgeven van tal van taken in het sociale
domein, van Jeugdzorg tot aan de hulp aan ouderen.
In de Rapportage over 2014 signaleerde het College
dat dit kansen biedt om mensenrechten beter te
verwezenlijken. Gemeenten staan letterlijk dichter bij
de burger. Zij weten – of zouden moeten weten – hoe
een wijk is samengesteld, of er bijvoorbeeld veel
­ouderen wonen, of juist veel jonge gezinnen of alleen­
staanden. Dat is nodig om te weten welke behoefte er
is aan maatschappelijke voorzieningen. De gemeente
onderzoekt de individuele behoefte aan ondersteuning
van de burger. Zij doet dat, vaak in een zogeheten
‘keukentafelgesprek’. Zij kijkt naar behoeften, mate van
64 Art. 1.1.1 Wmo 2015.
›
◀ VORIGE
48
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Integrale benadering
Een belangrijk uitgangspunt in het nieuwe beleid is
dat de gemeente de problematiek van één persoon of
van één gezin meer integraal kan beoordelen. Nu de
gemeente verschillende verantwoordelijkheden heeft,
kan zij optreden als regisseur en de besluitvorming en
de uitvoering op een breed terrein op elkaar afstem­
men. Op uiteenlopende wijzen geven gemeenten
invulling aan deze nieuwe mogelijkheden. De meeste
grotere gemeenten werken met sociale wijkteams,
waarin verschillende invalshoeken en disciplines verte­
genwoordigd zijn65.
Binnen een gezin kunnen verschillende problemen
tegelijk spelen. Bijvoorbeeld huiselijk geweld, werk­
loosheid, schulden en opvoedingsproblemen. Een
sociaal wijkteam bestaat uit professionals van verschil­
lende disciplines en/of organisaties, die hun zorg en
ondersteuning op elkaar afstemmen en zo bewoners
beter kunnen ondersteunen. Het sociale wijkteam
bekijkt de problemen niet los van elkaar, maar in
samenhang. Als verschillende soorten ondersteuning
nodig zijn, kan het wijkteam dat in kaart brengen en
op elkaar afstemmen. Door de samenwerking kunnen
invalshoeken aan bod komen die anders wellicht
buiten beeld blijven. Voor de betrokkenen is het goed
dat zij één aanspreekpunt hebben. Eén gezin, één plan
en één hulpverlener maken het voor de burger
overzichtelijker en eenvoudiger66. Op zich is een
dergelijke integrale benadering te beschouwen als een
positieve ontwikkeling, die de realisatie van bepaalde
mensenrechten in een concrete situatie via ‘maatwerk’
nader bij kan brengen.
65 Movisie en NJi, Sociale (wijk)teams in beeld, Stand van zaken na
decentralisaties. Movisie: 2016, p. 6.
66 Gebaseerd op Aandacht voor iedereen, Kennisdossier 14: Sociale
wijkteams, Movisie: 2015.
◀ VORIGE
Conclusie
Vanuit mensenrechtelijk perspectief bieden de hervor­
mingen in het sociale domein gericht op het verster­
ken van zelfregie, autonomie en participatie, kansen.
De mogelijkheden voor maatwerk kunnen zorgen voor
betere kwaliteit, waarbij de burger het uitgangspunt is.
49
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
2.5 De praktijk na ruim een jaar:
knelpunten in inhoud en proces
Op grond van signalen die bij het College zijn binnen­
gekomen en rapporten en onderzoeken van diverse
instanties, tekenen zich de contouren af van een aantal
knelpunten in het sociale domein. In deze paragraaf
beschrijven we eerst hoe sommige groepen buiten de
boot dreigen te vallen of waar bepaalde werkwijzen op
gespannen voet staan met mensenrechten. Niet alle
gesignaleerde problemen zijn het directe gevolg van
de transities die hebben plaatsgevonden. Sommige
problemen bestonden ook al voor de
decentralisaties.
Wie valt buiten de boot?
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
We gaan in op zeven verschillende situaties:
1 Burgers vermijden zorg door hoge kosten eigen
bijdrage
De toegankelijkheid en beschikbaarheid van voorzie­
ningen staan onder druk als gevolg van de financiële
problemen die zijn gesignaleerd. Er zijn berichten over
ouderen die niet snel bij gemeenten aankloppen voor
steun, omdat zij een eigen bijdrage voor hulp in de
huishouding of de thuiszorg moeten betalen67. Door
een stapeling van eigen bijdragen gaan mensen zorg
mijden. MEE NL rapporteert dat er te weinig onder­
steuning bij financiële zaken is voor mensen met een
beperking. De Nationale ombudsman constateert in
zijn rapport ‘Een onverwacht hoge rekening’ dat
burgers van hun gemeente nauwelijks of geen
­informatie krijgen over de hoogte van de eigen bijdrage
voor hun ondersteuning. Deze informatie hebben zij
nodig om ‘weloverwogen te kunnen b
­ eslissen of zij wel
of niet gebruik (kunnen) maken van de aan­geboden
zorg of ondersteuning68.’ Veel mensen worden maan­
den later overvallen door soms zeer hoge ­facturen. ››
67 http://www.skipr.nl/actueel/id23480-ouderen-mijden-zorg-omkosten.html
68 Nationale ombudsman, Een onverwacht hoge rekening,
Den Haag: maart 2016, p. 34.
◀ VORIGE
50
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De Nationale ombudsman vindt dat burgers van de
overheid mogen verwachten dat zij ‘actief, adequaat en
daarmee tijdig worden g­ eïnformeerd over de hoogte
van de Wmo-eigen bijdrage69.’
tijdig gesignaleerd kan worden of mensen voldoende
financiële draagkracht hebben. Er kan financiële
ondersteuning op maat worden geleverd. Ook bij
mensen die een middeninkomen hebben (…)72.’
Eenzelfde uitkomst volgde uit een iets eerder versche­
nen onderzoek van Ieder(in) en het tijdschrift
Binnenlands Bestuur70. In reactie op Kamervragen gaf
de staatssecretaris aan dat zorgmijding door te hoge
eigen bijdragen ‘onacceptabel’ is. En legde vervolgens
de bal bij de gemeenten: ‘Gemeenten zijn op grond
van de wet gehouden om in het onderzoek ter voorbe­
reiding op het besluit tot ondersteuning aandacht te
besteden aan de financiële situatie en de mogelijkhe­
den van de betrokkene71.’ De VNG heeft gemeenten
gewezen op de instrumenten die zij hebben om de
eigen bijdrage te verlagen. De VNG adviseert de
gemeenten om ook aan de keukentafel de financiële
draagkracht van een huishouden mee te nemen, zodat
2 Mensen zonder rechtmatig verblijf hebben geen
aanspraak op Wmo-voorzieningen
De Wmo 2015 bepaalt welke mensen aanspraak kunnen
maken op voorzieningen. Mensen die niet rechtmatig
in Nederland verblijven, kunnen geen beroep doen op
maatwerkvoorzieningen op basis van de Wmo 2015.
Eind 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB)
uitspraak gedaan over de opvang van niet rechtmatig
verblijvende vreemdelingen. De CRvB oordeelde dat
gemeenten bevoegd zijn een verzoek om opvang op
grond van de Wmo 2015 van een niet-rechtmatig in
Nederland verblijvende vreemdeling af te wijzen op de
grond dat de noodzaak om opvang te bieden ontbreekt,
aangezien er sprake is van een ‘voorliggende voor­
ziening’. Met andere woorden: omdat zij op een
andere voorziening een beroep kunnen doen.
Deze vreemdelingen kunnen immers gebruikmaken
van opvangvoorzieningen van het Centraal Orgaan
opvang Asielzoekers (COA) of de staatssecretaris van
Veiligheid en Justitie voor opvang in een vrijheids­
beperkende locatie73. Het moge ­duidelijk zijn dat niet
alle niet-rechtmatig in Nederland verblijvende
››
69 Nationale ombudsman, Een onverwacht hoge rekening,
Den Haag: maart 2016, p. 34.
70 https://iederin.nl/nieuws/17790/het-onderzoek-waar-niemandomheen-kon/ en http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/
nieuws/kwart-zorggebruikers-mijdt-dure-zorg.9518647.lynkx
71 Kamerstukken II 2015-2016, 29538, nr. 5.
72 VNG, Brief aan de leden ‘Hoogte eigen bijdrage Wmo’, 1 maart
2016. https://vng.nl/files/vng/brieven/2016/20160301_
ledenbrief_hoogte-eigen-bijdragen-wmo.pdf
73 CRvB 26-11-2015, nr. 15/4189 WMO, CRvB 26-11-2015, nr.
14/5442 WMO, en CRvB 26-11-2015, nr. 14/4389 WMO.
“De Nationale ombudsman vindt dat burgers
van de overheid mogen verwachten dat zij
‘actief, adequaat en daarmee tijdig worden
geïnformeerd over de hoogte van de Wmoeigen bijdrage.”
◀ VORIGE
51
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
4 Krijgen ouderen voldoende hulp?
De gevolgen van de hervormingen in het sociale
domein raken ouderen op verschillende manieren.
De nadruk ligt op zelfredzaamheid en het streven is
om ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen.
Alleen degenen die 24 uur per dag, 7 dagen per week,
zorg nodig hebben, komen in aanmerking voor zorg
op basis van de Wlz in een verpleeghuis. Ouderen die
thuis wonen, dienen een beroep te doen op informele
hulp. Zoals hierboven al geschetst, is er een aanzien­
lijke groep ouderen die aangeven dat zij niemand in
hun sociale netwerk hebben op wie zij een dergelijk
beroep kunnen doen.
vreemdelingen van deze voorziening gebruik zullen
maken, omdat dat consequenties heeft voor hun verblijf
in Nederland. Al lijkt dit op papier een sluitend systeem,
in de praktijk betekent het dat een deel van deze groep
mensen op straat rondzwerft, omdat zij geen onderdak
hebben en zijn aangewezen op de lief­dadigheid van
­individuele burgers, kerken of NGO’s.
3 Minder opvangplaatsen voor slachtoffers van
­huiselijk geweld
De decentralisatie heeft de beleidsverantwoordelijkheid
van gemeentes ook sterk vergroot op het gebied van de
zorg voor en de opvang van slachtoffers van huiselijk
geweld. Uit enkele rapporten blijkt echter dat de bezuini­
gingen waarmee de decentralisaties gepaard zijn gegaan
tot gevolg hebben dat er onvoldoende opvangplekken
zijn om aan alle slachtoffers van ­partnergeweld opvang
en ondersteuning te bieden. In sommige regio’s is vijftig
procent bezuinigd op vaste opvangplekken. Wie niet in
de opvang terecht kan, is aangewezen op ambulante
hulp­verlening. Dat betekent dat veel slachtoffers niet
anders kunnen dan thuis blijven bij de gewelddadige
partner74. Vrouwen zonder geldige verblijfsstatus die
met huiselijk geweld of eer-gerelateerd geweld te maken
hebben, moeten worden opgevangen in de vrouwen­
opvang. Desalniettemin zijn er signalen dat deze vrou­
wen geen toegang krijgen tot opvang vanwege hun
verblijfstatus. Dit is in strijd met verschillende ­verdragen,
waaronder het Verdrag van Istanbul75.
“Er is een aanzienlijke groep ouderen die
aangeven dat zij niemand in hun sociale
netwerk hebben op wie zij een dergelijk beroep
kunnen doen.”
Het College signaleerde in zijn jaarlijkse rapportage
2014 ook andere risico’s. Een van de problemen is dat
mantelzorgers soms de zorg niet goed aankunnen, en
de zorg kan ontsporen in huiselijk geweld. De regering
heeft een Actieplan opgesteld: ‘Ouderen in Veilige
Handen (2015-2017)’. Zij streeft er naar dat in 2017
alle gemeenten specifiek beleid hebben op het gebied
van ouderenmishandeling. In 2015 verscheen een
SCP-onderzoek naar ouderenmishandeling, waaronder
mishandeling van ouderen in de huiselijke sfeer.
Een van de conclusies is dat er slechts beperkt zicht
is op het werkelijke aantal slachtoffers van
››
74 De Kring van Veiligheid, Huiselijk geweld te lijf, p. 15.
75 Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en
bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
◀ VORIGE
52
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
ouderen­mishandeling76. Het is daarom positief als
gemeenten specifiek beleid gaan maken om deze vorm
van mishandeling te voorkomen en te bestrijden.
Dat vraagt een forse inspanning van gemeenten, juist
nu het moeilijk is te ontdekken waar sprake is van
huiselijk geweld. Deze groep ouderen wendt zich niet
snel zelf tot een meldpunt of een hulpverlener.
Nu meer ouderen langer thuis blijven wonen en zijn
aangewezen op informele hulp, is te verwachten dat
het probleem toeneemt. Een grote verandering die de
Wmo 2015 teweegbracht betreft huishoudelijke hulp.
In de voorganger van deze wet bestond een expliciete
aanspraak daarop – die is er niet meer. Voor wie al
hulp had, was er een overgangsregeling. Nieuwe
­cliënten kunnen niet langer rekenen op het bestaande
aanbod. Op grond van de Wmo 2015 kunnen mensen
die huishoudelijke hulp echt nodig hebben en die niet
uit eigen middelen kunnen betalen een maatwerk­
voorziening vragen. Het budget daarvoor is echter
sterk geslonken77 en veel gemeenten hebben dan ook
flink gesneden in deze voorziening78. Niet elke oudere
kan dit compenseren met een beroep op de eigen
omgeving. Deze maatregel kan dan ook tot gevolg
hebben dat ouderen te weinig hulp krijgen en hun huis
niet goed genoeg kunnen schoonmaken, waardoor
onhygiënische situaties kunnen ontstaan. Zij kunnen
dan in feite niet zelfstandig wonen, terwijl zij nog niet
in aanmerking komen voor opname in een verpleeg­
huis. Op deze manier ontstaat een gat in de bescher­
ming van ouderen die op gespannen voet staat met
mensenrechten zoals het recht op een behoorlijke
levensstandaard (artikel 11 IVESCR); het recht van
ouderen op sociale bescherming (artikel 23 ESH) en
het recht op bescherming van de persoonlijke levens­
sfeer (artikel 8 EVRM). In Deel II van het Europees
Sociaal Handvest is artikel 23 verder uit­­gewerkt. Staten
zijn verplicht passende maatregelen te nemen om
ouderen in staat te stellen een onaf­hankelijk bestaan
te leiden in hun gewone omgeving zolang zij dit
wensen en kunnen, door middel van het beschikbaar
stellen van huisvesting aangepast aan hun behoeften
en hun gezondheidstoestand, dan wel van passende
bijstand bij de aanpassing van hun woning en de
gezondheidszorg en diensten die in verband met hun
toestand nodig zijn.
76SCP, Ouderenmishandeling in Nederland. Inzicht in kennis over
omvang en achtergrond van ouderen die slachtoffer zijn van
ouderenmishandeling, Den Haag, p. 10.
77 Het budget dat het Rijk voor huishoudelijke hulp beschikbaar
stelt is structureel verminderd met 32% in 2015 oplopend naar
40% in 2016. Kamerstukken II, 2013/2014, 29 538, nr. 384, p.4,
Inspectie SZW, Huishoudelijke hulp 1 in beweging, verkennende
studie, p.17.
78 Zie Allers, J., ‘Bezuinigingen in het licht van sociale grondrechten’,
NTM/NJCM Bulletin, pp. 277-295 voor een overzicht van de
verschillende maatregelen die gemeenten hebben genomen met
betrekking tot de voorziening huishoudelijke hulp.
◀ VORIGE
“Zij kunnen dan in feite niet zelfstandig
wonen, terwijl zij nog niet in aanmerking
komen voor opname in een verpleeghuis.”
››
53
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
In 2015 heeft een aantal burgers, waaronder veel
­ouderen, zich tot de rechter gewend nadat zij hun
huishoudelijke hulp zijn kwijtgeraakt onder de Wmo
201579. De zaken betroffen niet alleen de inhoud van
een beschikking, maar ook de onderzoeksprocedure.
Vooralsnog is het gemeentelijke beleid onder de Wmo
2015 alleen nog voorgelegd aan verschillende
Nederlandse rechters en getoetst aan de Wmo 2015.
Internationale mensenrechtennormen hebben nog
geen grote rol gespeeld. Uit deze zaken komt wel naar
voren dat het benodigde onderzoek naar de hulp­
behoefte niet altijd zorgvuldig plaatsvindt. Staten
moeten mensen informeren over de diensten en voor­
zieningen die beschikbaar zijn en over de mogelijk­
heden hiervan gebruik te maken. Als het onderzoek ››
79 Inmiddels zijn er >3000 bezwaar- en beroepsprocedures over
afwijzing c.q. vermindering van huishoudelijke hulp.
◀ VORIGE
54
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
niet op behoorlijke wijze wordt uitgevoerd, waardoor
cliënten niet de voorziening krijgen die zij nodig hebben,
voldoet de gemeente niet aan de verplichtingen die uit
mensenrechtenverdragen volgen.
Op 18 mei 2016 deed de Centrale Raad van Beroep
een belangrijke uitspraak over de Wmo 2015. In de
eerste plaats oordeelt de CRvB dat huishoudelijke
verzorging een prestatie is die onder de Wmo 2015
valt80. De CRvB bevestigt dat gemeenten beleids­
vrijheid hebben bij de uitvoering van de Wmo, maar
dat die is begrensd door artikel 2.3.5, derde lid, Wmo.
Daarin staat dat een maatwerkvoorziening een
passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaam­
heid of participatie van de cliënt. Volgens de CRvB
betekent dit dat indien het onderzoek uitwijst dat in
het concrete geval maatwerk moet worden geboden,
niet kan worden volstaan met standaardoplossingen81.
In deze zaak kende de gemeente als collectieve maat­
werkvoorziening 78 uur toe voor ondersteuning bij de
schoonmaak. Die norm was niet gebaseerd op objec­
tief en onafhankelijk onderzoek, maar op het financiële
kader van de gemeente. Het college van B&W heeft
niet aangetoond dat met 78 uur per jaar een schoon
en leefbaar huis kan worden gerealiseerd. Daarom
heeft het niet in redelijkheid tot de vaststelling van het
beleid kunnen komen82.
De Wmo 2015 bepaalt dat mensen in aan­
merking komen voor een maatwerkvoorziening
als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke
hulp, met mantelzorg of met hulp van andere
personen uit hun sociale netwerk voldoende
zelfredzaam zijn of in staat zijn tot participatie
(artikel 1.2.1). ‘Gebruikelijke hulp’ is de hulp die
naar algemeen aanvaarde opvattingen in
­redelijkheid mag worden verwacht van de
­echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of
andere huisgenoten (art. 1.1.1).
Algemene voorzieningen omvatten het ‘aanbod
van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers,
toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning’ (artikel 1.1.1).
80 CRvB, 18 mei 2016, zaaknummer 15/4490 WMO15,
ECLI:NL:CRVB:2016:1402, par. 5.6.1.
81 Ibidem, par. 5.6.2.
82 Ibidem, par. 5.7.2.
◀ VORIGE
››
55
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
5 Gevolgen voor vrouwen
Het College signaleert dat de gevolgen van de
­hervormingen in de (langdurige) zorg met name
­voelbaar zijn voor vrouwen. Hulpbehoevende mensen
blijven langer thuis wonen, en moeten een beroep
doen op hun omgeving voor hulp en ondersteuning.
De omgeving levert ‘gebruikelijke hulp’ en mantelzorg.
Het is te verwachten dat er rechtszaken zullen komen
over de vraag wat ‘gebruikelijke hulp’ is, en wie mag
bepalen wat dat inhoudt. Wordt bij een keukentafel­
gesprek gevraagd naar de mogelijke inzet van de
­dochter en de schoondochter? Of kijkt men ook
­expliciet naar wat de zoon en de schoonzoon kunnen
doen? Of gaan vrouwen er zelf al bij voorbaat van uit
dat zij een groter aandeel in de hulp en verzorging
gaan leveren, omdat de maatschappij dat nu eenmaal
van hen verwacht?
In 2015 publiceerde het SCP de rapporten
‘Vrouwen, mannen en de hulp aan (schoon)
ouders’83 en ‘Informele hulp: wie doet er wat84?
Uit deze rapporten blijkt dat mantelzorg voornamelijk voor rekening komt van vrouwen met alle
gevolgen van dien voor hun baan, positie op de
arbeidsmarkt en economische onafhankelijkheid. Artikel 11 van het Vrouwenverdrag draagt
staten op te zorgen voor gelijke toegang van
vrouwen tot de arbeidsmarkt en partners te
steunen bij het combineren van arbeid en zorgtaken. Artikel 5 van hetzelfde verdrag verplicht
staten stereotype opvattingen over de rolverdeling tussen vrouwen en mannen te bestrijden.
Bovendien blijkt mantelzorg vaak te leiden tot
ziekteverzuim en uitval op het werk (10% van
werkende mantelzorgers gaat minder werken of
stopt (tijdelijk)). Onderzoek naar het effect van
de maatregelen op de verhouding tussen
­mantelzorg en economische zelfstandigheid is
daarom van belang. De regering en de gemeente
moeten oog hebben voor de gendereffecten van
de wetten en, waar nodig, bijsturen.
Verder is met de Wmo 2015 de verantwoordelijkheid in
zorgrelaties verschoven van overheid naar private
actoren – met de gemeente als regisseur. Dit heeft in
2015 grote gevolgen gehad in de thuiszorg. De grote
aantallen ontslagen in de thuiszorg hebben grote
gevolgen, die met name laagopgeleide vrouwen heeft
getroffen.
83SCP, Vrouwen, mannen en de hulp aan (schoon)ouders,
Den Haag: SCP, 2015.
84SCP, Informele hulp: wie doet er wat?, Den Haag: SCP, 2015.
◀ VORIGE
56
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
De gevolgen van de hervormingen
in het sociale domein raken
ouderen op verschillende manieren.
Staten zijn verplicht passende
maatregelen te nemen om ouderen
in staat te stellen een onafhankelijk
bestaan te leiden in hun gewone
omgeving zolang zij dit wensen en
kunnen.
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
57
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
6Jongeren die jeugdzorg nodig hebben
In 2015 is veel misgegaan wat betreft de opvang van en
hulpverlening aan slachtoffers van kindermishandeling,
een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke
integriteit van kinderen. Er is veel kritiek op de jeugd­
zorg die nu is ondergebracht bij ‘Veilig Thuis’85. In 2015
heeft de Kinderombudsman drie keer onderzocht in
hoeverre toegang tot en de kwaliteit van de jeugdhulp
in gemeenten op orde is86. De Kinderombudsman
constateerde knelpunten87 in de samenwerking, de
toegang, de veiligheid en de bekostiging. Voorts signa­
leerde hij een zorgwekkende groei van de wachtlijsten.
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel
Geweld tegen Kinderen heeft haar zorgen uitgesproken
over het gebrek aan expertise bij wijkteams voor wat
betreft seksueel geweld tegen kinderen en mensen­
handel88. Een ander probleem dat zij signaleert is dat
toegang tot de jeugd-GGZ te beperkt is voor slacht­
offers van seksueel geweld en mensenhandel. Mensen
zonder gediagnosticeerde stoornis hebben geen
aanspraak op de vergoeding van behandeling binnen
de GGZ. Dat betekent dat een minderjarig slachtoffer
van seksueel geweld of mensenhandel dat zeer
ernstige problemen ervaart maar nog geen stoornis
heeft ontwikkeld, mogelijk geen toegang krijgt tot
­ervaren behandelaars in de jeugd-GGZ. Lichte vormen
van hulp door de huisarts, maatschappelijk werker of
wijkteam kunnen onvoldoende zijn om de ontwikkeling
van stoornissen te voorkomen. De Nationaal
Rapporteur pleit daarom voor het waarborgen van de
toegang tot de jeugd-GGZ voor slachtoffers van
­seksueel geweld en mensenhandel met (ernstige)
problemen89. Ook het VN-Kinderrechtencomité deed
aanbevelingen voor het verbeteren van de lokale
aanpak van kindermishandeling. Artikel 19 van het
Kinderrechtenverdrag vereist een breed scala aan
maatregelen ter bescherming van kinderen90.
7 Ingrijpende wijzigingen voor mensen met een
beperking en chronisch zieken
De stelselwijzigingen zijn ook voor mensen met een
beperking ingrijpend. MEE Nederland rapporteerde
dat er nog veel onduidelijkheden zijn bij cliënten,
aanbieders, verwijzers, indicatiestellers, zorgkantoren
en gemeenten over wanneer een cliënt onder de Wmo
2015, de Zvw, de Wlz en/of de Jeugdwet valt. Met als
gevolg dat cliënten niet op tijd passende onder­
steuning krijgen, van het kastje naar de muur worden
gestuurd of zelfs tussen wal en schip vallen. Cliënten
en hun netwerk zijn door de onduidelijkheden veel tijd
kwijt met het vinden van de weg naar de juiste
85 Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg,
De kwaliteit van Veilig Thuis Stap 1, Landelijk Beeld, Utrecht:
Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg,
2016.
86 Zie: deelrapporten 1, 2 en 3 ‘De zorg waar ze recht op hebben.
Onderzoek naar de toegang tot en de kwaliteit van jeugdhulp na
decentralisatie’ www.Kinderombudsman.nl.
87 Zie conclusie deelrapport 3.
88 Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen
Kinderen, Zorg voor voldoende expertise in wijkteams,
nieuwsbericht 24 april 2015.
◀ VORIGE
89Ibidem.
90 Committee on the Rights of the Child, General comment No. 13
(2011), The right of the child to freedom from all forms of
violence, p. 18 e.v.
››
58
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
instantie en raken daarbij gefrustreerd91.’ Bij de
toepassing van de Wmo 2015 blijkt dat kennis over en
ervaring met specifieke doelgroepen nog onvoldoende
is. Zij komen daarom niet of te laat in beeld, of krijgen
niet de goede ondersteuning. Bijvoorbeeld:
Wmo-consulenten en het wijkteam overschatten soms
mensen met een verstandelijke beperking, eisen te
veel van hen, en tonen weinig begrip als iets fout gaat.
worden gehaald, kunnen werkgevers een boete krijgen
van 5.000 euro per werknemer. Deze doelstelling is
mooi, en in overeenstemming met het VN-Verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap.
Echter, er doen zich diverse problemen voor bij de
uitvoering van de wet die in de weg staan dat alle
arbeidsbeperkten die kunnen werken ook daad­
werkelijk aan een baan worden geholpen.
Zo richt de Participatiewet zich alleen op mensen die
via het UWV en de sociale werkvoorziening werken of
een uitkering ontvangen. Er zijn diverse maatregelen
getroffen om werkgevers te stimuleren mensen met
een beperking in dienst te nemen. Zij kunnen onder­
steuning krijgen, bijvoorbeeld een jobcoach die de
werknemer begeleidt, een loonkostensubsidie of een
werkplekvoorziening. Mensen met een arbeidsbeper­
king die niet tot deze groep behoren, bijvoorbeeld
omdat zij geen uitkering krijgen, vallen buiten de
banenafspraak. Ieder(in) geeft als voorbeeld de
mensen met een arbeidshandicap die per uur meer
dan het minimumloon (de uitsluitingsgrens) kunnen
verdienen, maar vanwege hun beperking slechts part­
time kunnen werken. Zij kunnen dus toch maar een
bescheiden inkomen verwerven. Zij tellen niet mee
voor de gemaakte baanafspraken, en hebben daarom
minder kans op werk92. Mensen die buiten de afspra­
ken vallen, zijn minder aantrekkelijk voor werkgevers,
omdat zij dan het quotum niet halen en omdat zij dan
geen subsidie krijgen. Het College merkt hier op dat
de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of
chronische ziekte (WGBH/CZ) discriminatie op
››
De Participatiewet heeft onder andere tot doel dat zo
veel mogelijk mensen, met of zonder arbeidsbeper­
king, werk vinden. Een van de maatregelen is de
­afsluiting van de toegang tot sociale werkplaatsen.
Alleen wie op 31 december 2014 een vast contract had,
houdt zijn plaats.
Gemeenten hebben tot taak zo veel mogelijk mensen
met een arbeidsbeperking naar werk bij een ‘gewone’
werkgever toe te leiden, zo nodig met ondersteuning
vanuit de gemeente. Op 1 mei 2015 is de Wet banen­
afspraak en quotum arbeidsbeperkten (soms
Quotumwet genoemd) in werking getreden. Het doel
van beide wetten is werkgevers te stimuleren mensen
met een beperking in dienst te nemen. In het Sociaal
Akkoord van april 2013 staat dat de private sector de
komende tien jaar 100.000 extra banen creëert.
Daarnaast creëert de overheid in de publieke sector
25.000 extra banen. Van jaar tot jaar wordt bijgehou­
den hoeveel banen er voor mensen met een beperking
bijkomen. Als blijkt dat de afgesproken aantallen niet
91 MEE Nederland, Trend- en signaleringsrapportage 2016, Utrecht:
MEE NL, 2016, p. 4.
◀ VORIGE
92Ieder(in), Inbreng AO Participatiewet 29 oktober, 22 oktober 2015.
59
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
grond van een handicap verbiedt. Dit houdt onder
meer in dat werkgevers in een aanpassing moeten
voorzien, tenzij dat onevenredig belastend zou zijn
voor de werkgever. Maar ook mensen voor wie de wet
wel is bedoeld, lopen tegen problemen aan. Het blijkt
moeilijk om in het zogeheten doelgroepenregister van
het UWV te komen. Daarvoor is een indicatie van het
UWV nodig. Landelijk gezien krijgt slechts 20% van
de mensen die gemeenten bij UWV voordragen ook
daadwerkelijk zo’n indicatie93. Alleen als iemand uit
het doelgroepenregister aan het werk is, telt de werk­
plek mee voor de banenafspraak. In een Algemeen
Overleg op 29 oktober 2015 zijn veel problemen aan
de orde geweest, wat tot een aantal aanpassingen
heeft geleid om de uitvoering van de wet te versoepe­
len94. Over het hierboven beschreven probleem zei de
staatssecretaris dat er nog onvoldoende informatie
beschikbaar is om gefundeerde uitspraken te doen.
Gemeenten, UWV en SZW gebruiken de komende ››
94 Maatregelen vereenvoudiging Participatiewet en Wet
Banenafspraak, brief aan de Tweede Kamer van 27 november
2015.
93 http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/criteriadoelgroepenregister-niet-versoepeld.9502577.lynkx.
◀ VORIGE
60
VOLGENDE ▶
HOME
›
›
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
tijd om meer kwalitatieve informatie te verzamelen,
aldus de staatssecretaris. Volgens een voortgangsbrief
is in de eerste maand na de versoepeling het aantal
­aanvragen voor een beoordeling arbeidsvermogen
gestegen95. De criteria voor opname in het doel­
groepenregister zijn echter niet versoepeld. In de
­praktijk is gebleken dat de Quotumwet ertoe leidt dat
bepaalde groepen ten opzichte van andere groepen
2 RECHT OF GUNST?
‹
95 Voortgang vereenvoudiging Participatiewet/Wet banenafspraak,
brief aan de Tweede Kamer van 23 februari 2016.
3 DISCRIMINATIE
›
INLEIDING
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
met een beperking zijn achtergesteld. Er zijn maat­
regelen noodzakelijk, omdat dit niet in overeenstem­
ming is met het VN-Verdrag inzake de rechten van
personen met een handicap.
In 2015 heeft het College signalen ontvangen waaruit
blijkt dat de werkwijze waarmee vorm wordt gegeven
aan het beleid in het sociale domein vanuit mensen­
rechtenperspectief bepaalde risico’s met zich
meebrengt.
Aanbeveling
Gemeenten: verzeker dat er goed inzicht is in groepen en individuen die
zich in een kwetsbare situatie bevinden en de oorzaken daarvan. Ontwikkel
beleid en tref concrete maatregelen, in samenspraak met de b­ etrokkenen,
om de mensenrechten van die individuen te beschermen en te voorkomen
dat ‘maatwerk’ uitmondt in willekeur.
Centrale overheid: onderzoek vanuit het perspectief van mensenrechten wat
de gevolgen zijn van de transities. Dat vraagt om speciale aandacht voor
groepen die zich in een kwetsbare situatie bevinden. Draag er waar nodig
aan bij dat gemeenten in staat zijn de mensenrechten op lokaal niveau te
beschermen, bevorderen en verwezenlijken. ■
◀ VORIGE
61
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Proces van melding tot en met beschikking is
niet consistent
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
Welke werkwijzen staan op gespannen voet met mensenrechten?
›
het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienst­
verlening op het gebied van maatschappelijke onder­
steuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs,
welzijn, wonen, werk en inkomen98.’ De beschikbaar­
heid van een onafhankelijke cliënt­ondersteuner is nog
niet overal goed geregeld. Als de cliëntondersteuning
in de wijkteams is ondergebracht, is de onafhankelijk­
heid niet altijd geborgd. Ook voorzien niet alle
gemeenten in de mogelijkheid passende cliëntonder­
steuning buiten het wijkteam te zoeken. Een ander
punt is dat de focus ligt op de Wmo en niet of
nauwelijks op participatie en passend onderwijs.
››
Uit onderzoek WMO 2015 blijkt dat veel gemeenten in
de praktijk de procedure van melding tot en met het
verslag van het onderzoek respectievelijk beschikking
maatwerkvoorziening verschillend en in sommige
gevallen op ondoorzichtige wijze uitvoeren96. Ook de
voorzieningenrechter oordeelde in een snel toe­­
nemend aantal zaken dat gemeenten onvoldoende
zorgvuldig onderzoek hadden gedaan toegespitst op
de zorgvrager97.
Vaak is het een gemeenteambtenaar die op huis­
bezoek komt in verband met een aanvraag voor een
maatwerkvoorziening. Dat is geen onafhankelijke
partij, en bovendien iemand van wie de aanvrager
afhankelijk is. Op grond van de Wmo 2015 zijn
gemeenten verplicht cliëntondersteuning als kosteloze
algemene voorziening te organiseren voor alle
­(groepen) burgers. Cliëntondersteuning houdt in
‘onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies
en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het
versterken van de zelfredzaamheid en participatie en
96ANBO, Spelregels Wmo 2015 inzake ‘het onderzoek’, Woerden:
ANBO, 2015, p. 3.
97 Voor een overzicht van de Wmo-jurisprudentie zie de site van de
VNG: https://vng.nl/onderwerpenindex/maatschappelijkeondersteuning/wmo-2015/jurisprudentie-overzicht-wmo.
◀ VORIGE
62
98 Artikel 1.1.1. Wmo.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
Maatwerk vraagt aandacht voor
verschillen in culturen
Niet iedereen weet de weg te vinden naar het
Wmo-loket en weet welke voorzieningen mogelijk zijn. Het Kennisplatform Integratie en
Samenleving stelt: ‘Met name mantelzorgers uit
lagere sociale klassen, mensen die de taal niet
machtig zijn of multiprobleemgezinnen weten
de ondersteuning niet te vinden. Tegelijkertijd
weten de organisaties voor mantelzorgondersteuning hen […] niet te bereiken99.’ Het voeren
van keukentafelgesprekken vraagt inlevingsvermogen in de cliënt. Doet hij zich niet beter voor
dan hij is omdat hij zich schaamt om hulp te
vragen?
›
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Aanbeveling
Gemeenten: zorg ervoor dat burgers weten dat zij recht hebben op een
onafhankelijke cliëntondersteuner. Dit is een belangrijk aspect van de
rechtsbescherming. ■
99 http://www.kis.nl/artikel/bereik-de-mantelzorger-metmaatwerk-en-cultuursensitiviteit
◀ VORIGE
63
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Privacy: verwerking persoonsgegevens door gemeenten
In zijn Rapportage over 2014 wees het College op de
zorgen over de bescherming van de privacy tijdens de
‘keukentafelgesprekken’, waarin de zorgaanvrager veel
medische en financiële gegevens moet overleggen.
In 2015 deed de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
onderzoek naar de verwerking van persoonsgegevens
door gemeenten in het sociale domein. Bij de decen­
tralisaties is de uitvoering van verschillende taken aan
gemeenten overgelaten. Dat betekent dat gemeenten
het algemene juridisch kader voor de verwerking van
persoonsgegevens zelf moeten concretiseren en
toespitsen op de uitvoering van taken in het sociaal
domein. Het concludeerde dat het in de onderzochte
gemeenten veelal ontbreekt aan zowel een goede
analyse van dit algemene juridisch kader als aan de
verdere concretisering daarvan voor de specifieke
gemeentelijke praktijk100.
De AP concludeerde dat:
■■ ‘Het ontbreekt aan een heldere bepaling van
wanneer en waarom toestemming wordt gevraagd
bij de verwerking van persoonsgegevens in het
­sociaal domein;
■■ Er gebreken kleven aan de manier waarop de
toestemmingsprocedures zijn vormgegeven;
■■ Er gebreken kleven aan de manier waarop de
­informatieplicht over de verwerking van persoons­
gegevens in het sociaal domein wordt nagekomen;
■■ Geen van de 41 gemeenten heeft duidelijk onder­
scheiden wanneer toestemming nodig is, waarvoor
toestemming nodig is en aan welke voorwaarden
deze toestemming dan moet voldoen101.’
100 Autoriteit Persoonsgegevens, ‘De rol van toestemming in het
sociaal domein’, Den Haag: AP, 2016, p. 23.
◀ VORIGE
101Ibidem.
64
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Van formeel naar informeel – toegang tot de rechter
Gemeenten hebben niet alleen meer ruimte gekregen
om in het sociale domein eigen beleidskeuzes te
maken maar ook om beslissingen te nemen in het
individuele geval; het gaat immers om het leveren van
individueel maatwerk. Het centraal stellen van de
burger en zijn behoeften is vanzelfsprekend positief
vanuit mensenrechtelijk perspectief. Er kleeft echter
het risico aan van strijd met het gelijkheidsbeginsel,
zoals onder meer beschermd door artikel 1 van de
Grondwet en Protocol 12 bij het EVRM. Het systeem
van rechts­bescherming is er om inbreuken hierop in te
dammen of te repareren. Het is dan ook van groot
belang dat er toegang is tot effectieve rechtsbescher­
ming. Dit is ook een mensenrecht102.
Bij de participatiesamenleving gaat het erom de
zorgrelaties tussen private actoren te activeren, met de
gemeente als regisseur. De uitvoering van de zorg en
de maatschappelijke ondersteuning vindt doorgaans
plaats door private aanbieders. De consequentie hier­
van is dat de beslissingen over het toekennen van zorg
of maatschappelijke ondersteuning sterk verweven zijn
met de uitvoering van die zorg, die doorgaans in
handen ligt van private partijen. Toekenning van enige
voorziening aan een individu vindt daardoor plaats op
een manier die het minder gemakkelijk maakt om het
moment van definitieve vaststelling van de toekenning
››
102 Zie bijvoorbeeld artikel 13 EVRM.
◀ VORIGE
te identificeren. Er is sprake van een reeks contact­
momenten met overheidsfunctionarissen en/of mede­
werkers van de private instelling waarbij niet alle
contacten uitmonden in een formele, schriftelijke
beslissing. Een groot deel van de procedure vindt hier­
mee plaats in een informele setting. Hieraan kleeft het
bezwaar dat het voor de burger die meent dat hij niet
krijgt wat hem toekomt, het niet altijd duidelijk is of
dit ligt aan de besluitvorming van de gemeente of aan
de uitvoering door de instelling. Het gevolg is dat
onduidelijk is of bezwaar moet worden gemaakt bij de
bestuursrechter of geklaagd moet worden bij de
Ombudsman. Voor zover een private instelling is
betrokken staat de weg naar de burgerlijke rechter
open. Het gevolg van dit alles is een versnipperde en
daardoor minder toegankelijke en ook minder effec­
tieve rechtsbescherming. Terwijl nu juist de noodzaak
van effectieve rechtsbescherming sterk wordt bena­
drukt, voor zover het in dit soort gevallen gaat om de
vormgeving van sociale grondrechten vanuit een het
internationale mensenrechtelijke kader.
65
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
Democratische controle
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
Zoals hierboven aangeduid, vindt de uitvoering van de
zorg en maatschappelijke ondersteuning doorgaans
plaats door private aanbieders. De contracten die
gemeenten met die aanbieders sluiten worden veelal
niet meer per individuele gemeente afgesloten, maar
in een samenwerkingsverband. Hierbij kan worden
aangesloten bij een bestaand intergemeentelijk
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
Bovendien wordt er gewerkt aan een lange termijn
oplossing voor de geschetste problematiek.
De gedachten gaan daarbij uit naar een wijziging van
de Algemene Wet Bestuursrecht. Dit is evenwel een
proces van jaren terwijl in de tussentijd grote aantallen
toekenningsbeslissingen worden genomen. ■
De problemen met de geschillenbeslechting in het
sociale domein zijn onderkend. In opdracht van het
ministerie van BZK is een Handreiking geschillen­
beslechting sociaal domein gemaakt die gemeenten
faciliteert om hun klacht en bezwaarprocedures op
een laagdrempelige informele manier in te richten en
integraal te behandelen. Hierbij kan de burger zich
uiteindelijk tot de gemeente wenden en is het niet van
belang of het gaat om een formeel besluit of een
uitvoeringshandeling.
◀ VORIGE
samenwerkingsverband (gemeenschappelijke regeling)
of een ad hoc samenwerking. In beide gevallen staat
de lokale volksvertegenwoordiging, de gemeenteraad,
die in het lokale bestuursstelsel de ultieme controle­
rende taak vervult, op afstand. Feitelijk schieten de
democratische controle- en verantwoordings­
mechanismen dan tekort.
66
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
2.6Randvoorwaarden die de centrale
en lokale overheid in de gaten moet
(blijven) houden
Mensenrechten zijn normen waaraan ook lokale over­
heden, als organen van de staat, zich moeten houden.
Mensenrechten zijn ook richtsnoeren waaraan lokale
overheden hun beleid behoren te toetsen. Belangrijke
uitgangspunten van economische en sociale mensen­
rechten zijn beschikbaarheid en toegankelijkheid. Dat
houdt in dat goede zorg daadwerkelijk beschikbaar moet
zijn. Het is nodig daarbij rekening te houden met verschil­
len tussen mensen, en te garanderen dat zorg beschik­
baar is voor vrouwen en meisjes, migranten, mensen met
diverse godsdienstige overtuigingen en levensbeschou­
wing, mensen met een beperking en chronisch zieken.
Het non-discriminatiebeginsel speelt hierbij een belang­
rijke rol. De staatssecretaris heeft inmiddels herhaaldelijk
gezegd dat het verlenen van mantelzorg niet verplicht
is103. Dat standpunt onderschrijft dat zorg en onder­
steuning beschikbaar moeten blijven. Desalniettemin
­ver­­schijnen in de media regelmatig berichten van mantel­
zorgers over professionele zorgverleners, zoals de thuis­
hulp, die taken bij hen neerleggen104. Deze knel­punten in
de ­praktijk verdienen serieuze aandacht.
Een ander belangrijk aspect is toegankelijkheid.
Daaronder valt economische toegankelijkheid, oftewel
betaalbaarheid. Diensten moeten voor iedereen betaal­
baar zijn, ook voor sociaal zwakkeren. Mensen die
minder te besteden hebben, zouden niet buiten­
proportioneel belast moeten worden met zorguitgaven
in vergelijking met rijkeren. Dat mensen zorg mijden
vanwege de hoge kosten verdient de aandacht. Het
gaat ook om toegankelijkheid van informatie: iedereen
heeft het recht informatie en ideeën over gezondheids­
kwesties te zoeken, te ontvangen en te verspreiden.
Dat geldt ook voor informatie over de voorwaarden
waaronder de gemeente zorg of ondersteuning
verleent, zoals de gevraagde eigen bijdrage.
Toegankelijkheid van informatie mag echter geen
inbreuk maken op het recht op bescherming van
persoonlijke gegevens. Het hierboven aan­­gehaalde
rapport van de Autoriteit Persoonsgegevens laat zien
dat de huidige situatie daar nog niet aan voldoet. ››
103 O.m. in Kamerstukken II, 2014–2015, 29 538, nr. 187, p. 2.
104 Zie o.m. Van Hintum, M., Dat is een taak voor de familie, zegt de
thuiszorg steeds, NRC, 26 maart 2016.
◀ VORIGE
67
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De internationaal toezicht­houdende organen107
hebben een aantal normen geformuleerd waaraan
maatregelen die afbreuk doen aan het verwezenlijken
van sociale rechten moeten voldoen108:
■■ de maatregel is noodzakelijk en proportioneel en
dient een legitiem doel;
■■ de maatregel tast de nakoming van minimum
­kernverplichtingen niet aan;
■■ de maatregel is niet discriminerend en beschermt
de rechten van kwetsbare groepen;
■■ betrokkenen hebben inspraak gehad;
■■ er heeft een onafhankelijke beoordeling
plaatsgevonden;
■■ de maatregel is van tijdelijke aard.
Bij de beoordeling of een regressieve maatregel een
schending van mensenrechten oplevert hanteren de
toezichthoudende organen altijd een
redelijkheidstoets.
De wijkteams hebben veel verschillende expertises
nodig om aan alle zorgvragen te kunnen voldoen.
Kunnen zij zich in alle cliënten inleven? Komen zij
overal? Een peiling van Movisie en NJi wees uit dat
gemeenten zelf vinden dat de wijkteams nog te weinig
preventief en outreachend kunnen werken105.
“Een peiling van Movisie en NJi wees uit dat
gemeenten zelf vinden dat de wijkteams nog
te weinig preventief en outreachend kunnen
werken.”
De hervormingen in het sociale domein gaan gepaard
met versoberingsmaatregelen. De bezuinigingen
­dwingen de lokale overheden tot het maken van
keuzes. Deze keuzes vallen binnen de beleidsvrijheid
van gemeenten, maar mensenrechtennormen bieden
de randvoorwaarden waarbinnen die keuzes gemaakt
zullen moeten worden. Verschillende comités die
toezicht houden op de implementatie van mensen­
rechtenverdragen hebben gewaarschuwd dat bezuini­
gingsprogramma’s niet mogen leiden tot schending
van sociale rechten106.
105 Movisie en NJi, zie noot 65, p. 6.
106 A.G. Pillay, Chairperson Committee on Economic, Social and
Cultural Rights, Letter to States Parties, UN Doc. CESCR/48th/
SP/MAB/SW, 16 May 2012; European Committee on Social
Rights, ECSR, ‘General Introduction’, Conclusions, Vol. XIX-2,
p.13.
◀ VORIGE
107 Het betreft hier met name het Comité inzake Economische,
Sociale en Culturele Rechten (CESCR) en het Europees Comité
voor Sociale Rechten (ECSR).
108 Allers, J., ‘Bezuinigingen in het licht van sociale grondrechten’,
NTM/NJCM Bulletin, Jrg. 40, nr. 3 (2015), pp. 277-295.
››
68
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
Aanbeveling
Gemeenten: zorg ervoor dat zorg en ondersteuning daadwerkelijk toegankelijk
en beschikbaar zijn. Hanteer bij het maken van beleid en bij besluitvorming in
individuele gevallen de criteria die voortvloeien uit internationale mensenrechtennormen. ■
2.7Veranderende rol van de
centrale overheid
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Ogenschijnlijk zit er een zekere spanning tussen de
(noodzaak van) beleidsruimte die lokale overheden
hebben om vorm te geven aan de taken in het sociale
domein en de mate waarin de centrale overheid
bezien vanuit het perspectief van de mensenrechten­
verdragen kan terugtreden. Het feit dat lokale
­over­heden steeds meer autonome bevoegdheden
hebben gekregen bij de vormgeving en realisatie van
mensenrechten, wil niet zeggen dat de verantwoorde­
lijkheid van de centrale overheid ophoudt109.
Een decentraal sociaal stelsel kan geen excuus vormen
voor het niet nakomen van internationale verplichtingen.
De Nederlandse regering is ten opzichte van
inter­nationale toezichthouders de autoriteit die wordt
aangesproken op naleving van verdragen. Met
andere woorden, de centrale overheid behoudt de
systeemverantwoordelijkheid.
Die systeemverantwoordelijkheid voor de naleving van
mensenrechten bestaat uit verschillende elementen.
Ten eerste moet de naleving van mensenrechten­
normen ook door lokale overheden worden gewaar­
borgd door wetgeving die de kaders aangeeft
waarbinnen decentrale overheden mogen opereren.
Er moet ook worden voorzien in voldoende (financiële)
middelen. Daarnaast rust op de centrale overheid de
(systeem)verantwoordelijkheid toezicht erop te
houden dat ook daadwerkelijk binnen die kaders
wordt geopereerd. Om te kunnen voldoen aan de ››
109 ECSR, Decision on the merits 70/2011 The Central Association of
Carers in Finland tegen Finland, par. 55
◀ VORIGE
69
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
rapportageplicht aan de internationale verdrags­
comités, moet de regering beschikken over een
voldoende duidelijk beeld van de verdragsimplemen­
tatie in de decentrale praktijk. Daartoe is een vorm
van monitoring van en gegevensverzameling over die
decentrale uitvoeringspraktijk nodig die verder gaat
dan het gebruikelijke bestuurlijk toezicht in de zin van
ingrijpen in geval van decentraal onwettig handelen,
doorkruising van nationaal beleid of anderszins
­tekortschieten. Het waarmaken van de systeem­
verantwoordelijkheid betekent ook dat de verant­
woordelijke minister de gemeenten aanspreekt op hun
verantwoordelijkheden of aanvullende maatregelen
treft als uit de uitkomsten van de monitoring daartoe
aanleiding geven110.
Bovendien bevorderen deze monitoring en deze
­gegevensverzameling – als tweede deel van de systeem­
verantwoordelijkheid – het bewustzijn bij gemeenten en
andere instanties van de relevante mensenrechten­
normen. De uitkomsten kunnen aan­­leiding geven voor
gemeenten om hun beleid te ­evalueren en bij te stellen.
En waar nodig de toegang tot noodzakelijke voorzienin­
gen en ondersteuning aan kwetsbare groepen zeker te
stellen. Het derde element van de systeemverantwoor­
delijkheid van de centrale overheid is de verantwoorde­
lijkheid om zorg te dragen voor voldoende kennis op
het decentrale niveau omtrent de precieze inhoud van
relevante mensenrechtennormen. Met de decentralisa­
tie in het sociale domein hebben gemeenten ruimte
gekregen om een eigen afweging te maken. Gemeenten
krijgen daarmee een eigen ver­­antwoordelijkheid om te
zorgen dat zij bij hun b
­ eslissing in een individueel geval
niet buiten de mensenrechtelijke kaders treden.
Gemeenten zijn verplicht mensenrechten, burger en
politieke rechten én economische, sociale en culturele
rechten te respecteren, beschermen en bevorderen.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
110SCP, De overall rapportage sociaal domein, Rondom de transitie,
Den Haag: SCP 2016, p. 7.
Aanbeveling
Centrale overheid: zorg ervoor dat gemeenten gegevens verzamelen
die inzicht geven in de mate waarin de mensenrechten van burgers
zijn beschermd en waar er knelpunten zijn. Spreek gemeenten aan op
hun verantwoordelijkheden en tref aanvullende maatregelen als de
­uitkomsten van de monitoring daartoe aanleiding geven. ■
◀ VORIGE
70
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
2.8Conclusie
In 2015 zijn Nederlandse gemeenten volop verder
gegaan met het vormgeven en uitvoeren van de nieuwe
taken op het terrein van jeugdzorg, maatschappelijke
ondersteuning en arbeidsparticipatie. De eerste
17 maanden laten zien dat er de nodige knelpunten
zijn in de uitvoering van het nieuwe beleid. Dat er
enige tijd overheen gaat voordat alles goed verloopt, is
niet verrassend. De signalen van de druk die er ligt op
de omgeving van de burger die zorg en ondersteuning
nodig heeft, zijn echter zorgelijk. Het mag formeel zo
zijn dat mantelzorg niet verplicht is, als het beroep op
de naasten groot is door de niet-sluitende formele zorg
voelen zij dat duidelijk anders. Toegang tot zorg komt
zo onder druk en als er gaten vallen in de zorg en
ondersteuning kan dat leiden tot tekortschietende zorg
voor mensen in een kwetsbare situatie.
leiden tot een inbreuk op mensenrechten. Of daarvan
sprake is, hangt af van de omstandigheden van het
geval. Het is aan gemeenten om niet alleen de
mensenrechten te respecteren, maar ook ze te
beschermen en te bevorderen. De centrale overheid
heeft de verantwoordelijkheid te bewaken dat gemeen­
ten zich houden aan het mensenrechtelijke kader.
Een aantal situaties en werkwijzen die zijn beschreven
in dit hoofdstuk kunnen ervoor zorgen dat mensen­
rechten in de knel komen. Het is van belang dat
burgers hun rechten in de praktijk kunnen uitoefenen.
Gemeenten moeten daarom het mensenrechtelijk
kader als uitgangspunt nemen bij het vormgeven en
uitvoeren van hun beleid en het nemen van beslissin­
gen in individuele gevallen. Daarbij staat het individu
en zijn rechten, mogelijkheden en behoeften centraal.
Gemeenten maken dan in beleidsstukken inzichtelijk
hoe zij bijvoorbeeld vormgeven aan toegankelijkheid
van voorzieningen en hoe zij burgers daarover laten
meebeslissen. Het laat zien hoe gemeenten afwegin­
gen maken tussen verschillende belangen. Als het gaat
om beslissingen in individuele gevallen, laten zij
duidelijk zien hoe zij burgers informeren, ervoor
zorgen dat burgers de informatie ook daad­werkelijk
begrijpen en wat de consequenties van hun beslissin­
gen zijn. Zij hebben aandacht voor de vertrouwelijk­
heid van persoonsgegevens. Dit alles vraagt om
deskundigheidsbevordering.
››
Ook bij de vrouwenopvang zijn de gesignaleerde proble­
men ernstig. Het gaat hier om vrouwen die opvang en
ondersteuning nodig hebben wegens huiselijk geweld.
Dit is niet het soort ondersteuning dat uitstel kan ver­
dragen. De problemen bij de jeugdzorg zijn eveneens
dusdanig dat het de vraag is of de toegang tot deze
vorm van zorg voldoende gewaarborgd is.
Omdat hier mensenrechten in het geding zijn,
vragen deze situaties om onmiddellijke aandacht.
Als gemeenten deze burgers niet voorzien in de
­benodigde zorg, dan kan dit in individuele gevallen
◀ VORIGE
71
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
‹
3 DISCRIMINATIE
›
Het recht op toegang tot zorg is geen gunst.
Mensenrechten, ook sociale rechten, zijn verankerd in
onze Grondwet en in mensenrechtenverdragen. In dit
hoofdstuk is aandacht besteed aan mensen voor wie
de toegang tot zorg en ondersteuning in de knel komt.
Ook al zijn de transities nog van recente datum, het is
al wel duidelijk dat verschillende groepen in de samen­
leving de veranderingen buitenproportioneel hard
raken. En, zoals de Koning in zijn Troonrede zei, het is
aan de overheid de mensen te beschermen die dat
nodig hebben. Zodat zij niet tussen wal en schip
vallen. Precies om die bescherming draaien mensen­
rechten. Het zijn fundamentele rechten, die niet zijn af
te nemen door een wijziging van beleid. ■
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
72
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
3 Discriminatie
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Herkenning, erkenning,
begrip en vooruitzien
3.1 INLEIDING ›
3.2 HERKENNING: HET ‘ZIEN’ VAN DISCRIMINATIE IN CONCRETE SITUATIES ›
3.3 ERKENNING: INZIEN WAT DISCRIMINATIE INHOUDT ›
3.4 BEGRIP: DOORZIEN WAT ER BIJ DISCRIMINATIE OP HET SPEL STAAT ›
3.5 CONCLUSIE ›
◀ VORIGE
73
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
3.1Inleiding
Herkenbaarheid is een van de problemen die de
aanpak van discriminatie in de weg staat. Uit onder­
zoek blijkt dat mensen vaak wel weten dat discrimina­
tie niet mag, maar dat ze niet precies weten wanneer
iets discriminatie is111. Ze herkennen discriminatie vaak
niet als het zich voordoet in de praktijk.
“Ben jij een student en naast je studie op zoek
naar een leuke bijbaan?”, luidt de tekst van de
personeelsadvertentie waarin een hotelketen
vraagt om een barmedewerker en een kamermeisje/jongen112.
Is deze advertentie discriminerend? Op het
­eerste gezicht niet. Toch mag de hotelketen
niet vragen naar studenten voor een (bij)baan.
Dat is discriminatie naar leeftijd. Waarom?
Daarop komen we in paragraaf 3.2 terug.
Ander voorbeeld: de meeste Nederlanders wijzen
discriminatie op grond van huidskleur af, maar als de
politie jonge mannen van Surinaamse of Antilliaanse
afkomst in een dure auto van de weg haalt voor
controle vanwege hun huidskleur en leeftijd, dan
vinden velen dat terecht114. Deze voorbeelden
113Motivaction, Mensenrechten in Nederland 2011.
114 Dit overkwam de rapper Typhoon onlangs. De politie hield hem
naar eigen zeggen staande omdat ze de combinatie van leeftijd,
huidskleur en de ‘dure’ auto verdacht vond (en dus niet omdat
er sprake was van verdacht gedrag ofwel een objectieve
aanleiding voor de aan-houding). Deze actie van de politie valt
onder de noemer ‘etnisch profileren’ (zie o.m. NRC, 31
mei 2016).
111 Zie Nationaal Comité 4 en 5 mei, Onderzoek uitgelicht. Vrijheid
en onvrijheid door de generaties heen, 2015/2016, Utrecht:
Universiteit Utrecht, p. 48. Zie ook Motivaction, Mensen-rechten
in Nederland - publieksmeting – 2015, Motivaction 2015;
Motivaction, Mensenrechten in Nederland, Motivaction 2011.
112 College voor de Rechten van de Mens, 7 oktober 2015,
oordeelnummer 2015-110.
◀ VORIGE
Daarbij speelt een rol dat mensen wel weten dat ze
niet mogen discrimineren, maar in concrete situaties
toch onderscheid maken tussen groepen. Uit recent
onderzoek blijkt dat 64,6% van de Nederlanders vindt
dat het anti-discriminatieprincipe altijd nageleefd moet
worden. Maar de steun hiervoor verdwijnt deels als
het gaat om een concrete situatie: slechts eenderde
(32,8%) van de Nederlanders vindt dat vrouwen nooit
voor een baan geweigerd mogen worden door werk­
gevers omdat zij zwanger zijn. Uit ander onderzoek
bleek al dat bijna eenderde van de Nederlandse bevol­
king het niet zo bezwaarlijk vindt als vrouwen voor
hetzelfde werk minder salaris krijgen dan mannen.
Ondanks dat vrijwel iedereen ongelijke behandeling
van vrouwen en mannen in het algemeen afwijst113.
››
74
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
In dit hoofdstuk
illustreren dat mensen in een concrete situatie vaak
niet de discriminatie herkennen die ze op een meer
algemeen en abstract niveau afkeuren of dit als een
uitzondering zien. Hetzelfde zien we terug bij mensen­
rechten. Gaat het om bepaalde groepen, dan wordt
gemakkelijk goedgepraat als mensenrechten voor deze
groepen een beetje minder gelden. Denk aan perso­
nen in een rolstoel die hun recht op mobiliteit niet
goed kunnen realiseren doordat ze alleen met veel
moeite en hulp met het openbaar vervoer kunnen
reizen. De neiging om dat te zien als pech is groot.
Het gebruik van het openbaar vervoer voor deze groep
ziet men toch eerder als een gunst dan als een recht.
In de volgende paragrafen 3.2 tot en met 3.4 illustreren
we achtereenvolgens de problematiek van ‘zien’,
‘inzien’ en ‘doorzien’ van discriminatie. We lichten
deze problematiek toe aan de hand van een aantal
concrete discriminatiesituaties waarmee het College
voor de Rechten van de Mens in 2015 te maken heeft
gehad, met aandacht voor de mensenrechtelijke
aspecten. We behandelen achtereenvolgens de
thema’s leeftijdsdiscriminatie, ongelijke toegang tot
stages, zwangerschapsdiscriminatie en belemmerin­
gen voor de uitoefening van het kiesrecht door
mensen met een beperking. In paragraaf 3.5 sluiten we
in de conclusie af met enkele inzichten over het ‘voor­
zien’ van discriminatie: wat kunnen mensen zelf doen
om discriminatie te verminderen en mensenrechten te
realiseren? Waar moeten we beginnen? ■
Conclusie
Er gaapt een kloof tussen gelijke (mensen-)rechten in
abstracto, die vrijwel iedereen ziet en onderschrijft, en
discriminatie in concrete situaties, waarin discriminatie
soms over het hoofd wordt gezien en het accepteren
van ‘uitzonderingen’ heel gewoon is. Met name het
voorbeeld van mensen met een beperking illustreert
dat herkenning alleen niet genoeg is om discriminatie
tegen te gaan. Behalve discriminatie ‘zien’ moet men
ook ‘inzien’ dat mensen gelijke ­rechten hebben onge­
acht de groep waartoe ze behoren en ongeacht de
­sociale erkenning van die groep, en dat discriminatie
betekent dat mensen in de uitoefening van hun
mensenrechten worden belemmerd. Mensenrechten
en de waarden waarvoor deze staan, helpen verder
beter te ‘doorzien’ wat er op het spel staat en waarom
het discriminatieverbod zo belangrijk is. Om met
Cruyff te spreken: “Je gaat het pas zien als je het
doorhebt.”
◀ VORIGE
75
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
3.2 Herkenning: het ‘zien’ van
discriminatie in concrete situaties
Discriminatie is vaak indirect en daarom moeilijk te
herkennen. Juist omdat het gaat om neutrale formule­
ringen, zoals ‘studenten’, ‘scholieren’, ‘gepensioneer­
den’, etc. Bewustwording hiervan is nodig om deze
vorm van discriminatie te voorkomen. Discriminatie
kan ook moeilijk herkenbaar zijn als het gaat om
stereotypen en daarop gebaseerde vooroordelen.
Hieronder staan drie concrete situaties van discrimi­
natie die moeilijk te herkennen zijn. Vervolgens leggen
we uit wat de gevolgen kunnen zijn van deze
discriminatie.
“Discriminatie is vaak indirect en daarom
moeilijk te herkennen.”
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
Discriminatie is vaak indirect
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
We kijken nogmaals naar de advertentietekst van de
hotelketen: “Ben jij student en naast je studie op zoek
naar een leuke bijbaan?115” Waarom is dit moeilijk te
herkennen als leeftijdsdiscriminatie? Door naar
studenten te vragen verwijst de hotelketen niet recht­
streeks naar leeftijd. Zij vraagt niet naar ‘jongeren’ of
‘personen tot 25 jaar’. Daardoor wordt geen direct,
maar wel indirect onderscheid naar leeftijd gemaakt.
Van indirect onderscheid is sprake bij een, in dit geval,
neutraal ogend criterium – studenten – dat in de
praktijk benadeling van bepaalde groepen tot gevolg
heeft. En dat is hier aan de orde: omdat studenten
voor het overgrote deel jonge mensen zijn, worden
mensen die de studentenleeftijd zijn gepasseerd uitge­
sloten van sollicitatie. Ook door de combinatie met
‘bijbaan’ lijkt het alsof ouderen niet voor de functie in
aanmerking komen. Indirect onderscheid maken naar
leeftijd is verboden, tenzij er een objectieve rechtvaar­
diging voor is: een goede reden die het onderscheid
kan legitimeren. De centrale vraag is dus: wat was de
reden van de hotelketen om studenten te vragen?
De hotelketen wilde daarmee mensen aanspreken die
op zoek zijn naar een oproepcontract, waaraan
››
115 College voor de Rechten van de Mens, 7 oktober 2015,
oordeelnummer 2015-110.
◀ VORIGE
76
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
aangeven waarom het nodig was om hiervoor per se
studenten te rekru­teren. De hotelketen heeft de indruk
dat de reden om studenten te vragen hoogstwaarschijn­
lijk leeftijd is, niet weg kunnen nemen. Vanwege het
ontbreken van een objectieve rechtvaardiging voor het
leeftijdsonderscheid is hier sprake van leeftijds­
discriminatie. En dat was ook precies het oordeel van
het College. ■
geen garantie is verbonden voor het aantal te werken
uren. Maar in plaats van te vragen naar studenten, had
de hotelketen ook in de advertentie kunnen vermelden
waar het eigenlijk om te doen was: mensen vragen voor
een oproepcontract zonder urengarantie. Daarmee had
de keten de groep aangesproken die zij wilde aanspre­
ken zonder een andere groep uit te sluiten, zoals
‘oudere mensen’. Of iemand al dan niet studeert, is
irrelevant voor de (bij)baan, en de hotelketen kon niet
Discriminatie bij stages vaak niet gezien en omzeild
Het is algemeen bekend dat studenten met een
migrantenachtergrond moeilijk aan een stage komen.
Moeilijker dan hun medestudenten zonder die achter­
grond. In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is
de stage een verplicht onderdeel van de opleiding;
zonder stage kunnen studenten hun opleiding niet
afmaken en krijgen ze geen startkwalificatie.
Het verkennende onderzoek ‘Mbo en de stagemarkt,
wat is de rol van discriminatie?’ van het Kennisplatform
Integratie en Samenleving (KIS) stelt vast dat etnische
afkomst een rol speelt bij het moeilijk verwerven van
een stage116. De onderzoekers constateren dat discri­
minatie naar afkomst en religie voorkomt maar dat het
vaak onopgemerkt blijft, en dat dit veel te maken heeft
116 Kennisplatform Integratie en Samenleving, Mbo en de
stagemarkt, wat is de rol van dis-criminatie? Utrecht:
Verwey-Jonker Instituut 2016.
◀ VORIGE
77
met het bedekte en indirecte karakter ervan. Het komt
vaak voor dat studentes met een hoofddoek worden
afgewezen voor een stage, maar ze worden zelden
openlijk afgewezen omdat ze ‘Turks’ of ‘Marokkaans’
zijn of ‘moslim’. Dat zou direct onderscheid naar
­etnische afkomst respectievelijk godsdienst zijn en dat
is wettelijk verboden. Meestal verloopt het anders:
bedrijven en organisaties wijzen deze stagiaires af in
neutrale bewoordingen die ogenschijnlijk niets met
religie of afkomst van doen hebben: ze vinden dat een
hoofddoek niet past bij de uitstraling van het bedrijf,
of vinden een hoofddoek niet representatief. Veel
mensen zien hier niets discriminerends in: een bedrijf
mag toch zeker wel eisen stellen aan zijn personeel?
Hoe onredelijk is dat? Ook veel onderwijsprofessionals
zien een verzoek om ‘stagiaires zonder hoofddoek’
niet als discriminatie, zo constateert bovengenoemd
KIS-onderzoek. Maar dat is het meestal wel.
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Aanbeveling
Zie erop toe dat scholen een veilige omgeving bieden om discriminatie bij stages
bespreekbaar te maken voor studenten en docenten, waarbij het belang en de
rechten van studenten voorop staan. ■
Verzoek om een stagiaire zonder hoofddoek is al snel discriminatie
in dit geval groepen die om ­religieuze redenen hun
hoofd bedekken. Gedacht kan worden aan moslim­
meisjes en -vrouwen (die een hoofddoek dragen) of
Sikhs (die een tulband dragen). Zo’n algemeen verbod is
alleen toegestaan als er een goede reden voor is die het
indirecte onderscheid naar religie ‘objectief’ kan recht­
vaardigen. Bij de hoofddoek kan dat het risico op brand­
gevaar of het belang van hygiëne zijn, bijvoorbeeld bij
het werken in een keuken of ziekenhuis. Zo’n verbod kan
ook toegestaan zijn in bijzondere ambten waar neutrali­
teit een zwaarwegend vereiste is, zoals bij sommige
functies binnen de p
­ olitie of bij de rechterlijke macht.
Maar dat komt in de praktijk weinig voor. Indirecte
discriminatie is niet altijd even gemakkelijk te herkennen,
juist omdat het om neutrale maatregelen gaat en er lang
niet altijd discriminerende bedoelingen in het spel zijn.
Maar dat gebrek aan herkenning en bewustzijn van
discriminatie heeft wel grote gevolgen voor de
­benadeelde groep en ook voor de samenleving.
››
Veel mensen realiseren zich niet dat een verzoek om
een stagiaire zonder hoofddoek, of een afwijzing
vanwege de hoofddoek, vrijwel altijd neerkomt op
discriminatie naar godsdienst. Dit kan op twee manie­
ren. Nogal eens wordt als reden voor de afwijzing
­gegeven dat de hoofddoek niet past bij de ‘neutrale’
uitstraling van de overheidsorganisatie of het bedrijf.
Omdat deze reden verwijst naar de hoofddoek als
­religieuze uiting is er sprake van direct onderscheid naar
godsdienst. Afwijzing om die reden is verboden, tenzij
het een organisatie op religieuze grondslag betreft, een
christelijke of een joodse organisatie bijvoorbeeld.
Dan is de afwijzing bij wijze van uitzondering en onder
bepaalde voorwaarden toegestaan. Verder kan een alge­
meen, neutraal geformuleerd verbod voor alle hoofd­
deksels inclusief hoofddoeken, petjes en hoedjes,
indirect onderscheid zijn naar godsdienst en ook dat is
verboden. De reden hiervoor is dat zo’n algemeen
verbod bepaalde groepen meer benadeelt dan andere,
◀ VORIGE
78
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Een hoofddoek is geen petje dat je even af doet.
De wet beschermt de vrijheid van godsdienst die
alle mensen gelijkelijk toekomt. Daartoe ­behoren
ook uitingen van een godsdienst, zoals het dragen
van een hoofddoek, een keppel of een t­ ulband.
Het feit dat religieuze hoofdbedekking wettelijk is
beschermd, maakt dat de hoofddoek niet te vergelijken is met zomaar een petje of hoedje. Dat kan
men afdoen als een werkgever dat eist, al is dat
misschien vervelend. Dit raakt ­mensen niet in hun
geloofsovertuiging en brengt hen niet in gewetensnood. Het dragen van een petje of hoedje is ook
geen religieuze plicht. Een hoofddoek dragen is
dat wel, ook al ziet niet iedere moslim dat zo. Voor
degenen die er een dragen is het een religieus
voorschrift waaraan zij zich ­moeten houden.
Daarom is het dragen van een hoofddoek ook geen
persoonlijke keuze of voorkeur. En daarom behoort
het afdoen van de hoofddoek of andere religieuze
hoofdbedekking ook niet tot de normale aanpassingen die een werkgever
van een stagiair of werknemer mag vragen. En het
is ook niet ‘de prijs die je nu eenmaal moet ­betalen’
als je een stage of baan wilt.
Nieuwenhuis hierover: “Door de werkgever – overheid of particulier – gestelde restricties aan het
­belijden kunnen in beginsel ook als inmengingen
[in het recht de godsdienst te belijden] worden
beschouwd. De redenering dat men toch ander werk
kan zoeken zodat er geen sprake is van een inmenging, is in zijn algemeenheid onjuist117.” Precies tegen
het betalen van die prijs beschermen het discriminatieverbod en de godsdienstvrijheid. In beginsel mag
iedereen zijn godsdienst uiten in de openbare ruimte,
ook op het werk en ook in de meeste overheids­
functies. Het publieke karakter van een overheidsfunctie alleen is niet genoeg om beperking te
rechtvaardigen118. Beperking van godsdienstige
­uitingen of gedragingen kan soms zijn toegestaan,
maar in werksituaties alleen als het echt nodig is en
het professioneel f­unctioneren belemmert.
117 A. Nieuwenhuis, ‘Vrijheid van gedachte, geweten, godsdienst en
levensovertuiging’, in: J. Gerards e.a. (eindred.), Grondrechten.
De Nationale, Europese en Internationale dimensie, Nijmegen:
Ars Aequi Libri 2013, p. 45-69, , p. 52. Dit ligt anders als er
sprake is van een ‘expensive taste’: een persoonlijke smaak of
voorkeur waarvan men redelijkerwijs niet kan verwachten dat
deze wettelijk wordt beschermd en waarvan ‘de kosten’ die dit
meebrengt voor eigen rekening komen (zie o.m. B. Barry,
Culture & Equality, Cambridge: Polity Press 2001, p. 37).
118 M. D. Evans, Manual on the Wearing of Religious Symbols in
Public Areas, Leiden/Boston: Martinus Nijhoff 2009, p.76.
››
◀ VORIGE
79
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
Daarom is het ook zo belangrijk dat werkgevers zich
bewust zijn van vooroordelen en stereotypen. Waarom
is het afdoen van de hoofddoek eigenlijk nodig voor de
baan? Waarom is een hoofddoek eigenlijk niet repre­
sentatief? Waarom past een hoofddoek eigenlijk niet
bij de – moderne, modieuze of neutrale – uitstraling
van een bedrijf, wat bedoelt men daar precies mee?
Men moet zich daarbij afvragen in hoeverre de wens
om een stagiaire zonder hoofddoek is ingegeven door
sleetse clichébeelden als ‘meisjes met een hoofddoek
zijn niet modern en niet geëmancipeerd’, of ‘meisjes
die een hoofddoek dragen zijn fundamentalistisch’. ■
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
80
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Negatieve beeldvorming creëert negatieve verwachtingen
niet vertrouwd kunnen worden met de kassa bijvoor­
beeld. Werkgevers geven dan door – bewuste of onbe­
wuste – associatie met die beeldvorming, de voorkeur
aan een stagiair van autochtoon-Nederlandse afkomst.
Soms hebben werkgevers ook zelf enkele slechte
­ervaringen met studenten uit die groep en zijn die de
reden voor afwijzing119.
Ook jongens van Marokkaanse of Turkse afkomst die
aan het mbo studeren worden zelden openlijk op hun
etnische afkomst of geloof afgewezen als zij solliciteren
naar een stage of een leerwerkplek bij een ‘Hollands’
bedrijf. Stagebegeleiders ontvangen ‘meer indirecte
signalen dan direct discriminerende verzoeken’ van
werkgevers, meldt eerder genoemd KIS-onderzoek. Nu
kan men nooit met zekerheid zeggen dat discriminatie
naar afkomst of religie de oorzaak is van een afwijzing
en niet andere, relevante, werkgerelateerde factoren.
Heel soms wordt een vermoeden van discriminatie wel
hard gemaakt: als dezelfde student twee keer sollici­
teert, één keer onder eigen naam en één keer onder
een Nederlands klinkende naam, en hij of zij de eerste
keer niet en de tweede keer wel op gesprek mag
komen. Maar veel vaker is discriminatie niet te bewij­
zen. Bijvoorbeeld als bedrijven zich bij het aannemen
van een stagiair van Marokkaanse afkomst – bewust of
onbewust – laten beïnvloeden door negatieve beeld­
vorming over migranten in de media, die los staat van
hun eigen ervaringen met deze groepen. Vooral buiten
de grote steden waar minder migranten wonen, zijn
bedrijven huiverig om een stagiair van Marokkaanse
afkomst aan te nemen, vanwege de reputatie die
‘Marokkanen’ hebben: ‘onbetrouwbaar en crimineel’,
zo komt naar voren uit genoemd KIS-onderzoek.
Op grond van die beeldvorming over groepen hebben
werkgevers negatieve verwachtingen van stagiairs uit
die groep: dat ze vaak te laat komen of stelen en dus
◀ VORIGE
Stilzwijgende acceptatie van discriminatie
Stagebegeleiders staan voor het probleem dat ze al
hun studenten een stageplaats moeten bezorgen.
Om dat te bereiken proberen zij soms studenten
met een migrantenachtergrond al bij voorbaat te
plaatsen bij bedrijven met eenzelfde etnische
­achtergrond (‘etnische match’). Daar worden zij
meestal wel aangenomen, want, zoals een docent
het formuleert: “Die weten wel het onderscheid te
maken tussen een Mohammed en een
Mohammed.”120. Dit lijkt een klassieke ‘win-win-­
situatie’: de student geen studievertraging en geen
confrontatie met discriminatie, en de docent weer
een s­ tudent onder de pannen. Maar zo’n match
op basis van etniciteit betekent wel stilzwijgende
acceptatie van discriminatie.
119 KIS-onderzoek 2016, p. 13.
120Ibidem.
81
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Kleine verschillen, grote gevolgen
“Ongelijke toegang tot stages creëert dus
ongelijke kansen op de arbeidsmarkt.”
Discriminatie bij stages in het mbo heeft grote gevol­
gen voor de Nederlandse maatschappij. En dit is
ernstig, want er staat nogal wat op het spel: een hele
groep mbo-studenten kan het recht op onderwijs niet
uitoefenen als ze geen stageplek kunnen vinden of
studievertraging oplopen. En op de langere termijn
heeft ongelijke toegang tot stages vérstrekkende
­gevolgen: studenten die stage hebben gelopen bij een
‘etnische ondernemer’ maken later waarschijnlijk
minder kans op de reguliere banenmarkt. Een stage is
bovendien vaak een opstap naar een eerste baan –
tussen de 40% en 85% van de leerbedrijven neemt
een stagiair na een succesvolle stage in dienst.121
Ongelijke toegang tot stages creëert dus ongelijke
kansen op de arbeidsmarkt. Een ander ongewenst
gevolg is dat ‘etnische matching’ onbedoeld etnische
segregatie op de stage- en arbeidsmarkt en in de
samenleving bevordert.
Dit bevordert weer een ‘wij-zij-denken’ en stereotiepe
groepsbeelden. Het niet herkennen van kwalijke
­praktijken (matching op basis van ­etniciteit, beoorde­
ling op basis van negatieve beeldvorming in plaats van
op geschiktheid) en het stellen van ­discriminerende
eisen aan stagiairs (onnodige ­representativiteitseisen
en kledingvoorschriften) hebben dus vérstrekkende
gevolgen. Voor individuen en voor de samenleving.
Discriminatie naar afkomst en religie bij de toegang
tot stages leidt ertoe dat studenten hun recht op
onderwijs niet goed uit kunnen oefenen; discriminatie
sluit hen uit van stageplekken, leidt tot studie­
vertraging en uiteindelijk tot ongelijke kansen op de
reguliere arbeidsmarkt en een etnisch gesegregeerde
samenleving.
Herkenning van bedekte, indirecte vormen van
­discriminatie en bewustwording van stereotiepe
­beelden over afkomst en religie zijn essentieel om
dit proces te doorbreken.
121 SBB Barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt,
Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
juni 2015, pp. 2-3.
◀ VORIGE
82
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
3.3 Erkenning: Inzien wat discriminatie
inhoudt
Het ‘zien’ (herkennen) van discriminatie in concrete
situaties is niet genoeg. Ook als mensen discriminatie
wel zien zijn ze er immers niet per se tegen.
Denk aan de houding tegenover vrouwen die minder
betaald ­krijgen voor hetzelfde werk en homoseksuelen
die openlijk homo zijn op straat. Ook ‘inzien’ wat
­discriminatie inhoudt, is nodig voor discriminatie­­­bestrijding.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
›
Discriminatie als intentie én effect
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Voor veel mensen is discriminatie openlijke, bewuste
en bedoelde discriminatie waarbij opzet in het spel is.
Op grond daarvan concluderen ze dat discriminatie
niet veel voorkomt. Maar wie uitgaat van opzet ziet
veel over het hoofd. We zagen hierboven dat discrimi­
natie in veel gevallen helemaal niet openlijk en inten­
tioneel is. Bij discriminatie gaat het niet zozeer om de
bedoeling maar vooral om het effect van algemene,
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
◀ VORIGE
neutrale voorschriften, en van stereotypering bijvoor­
beeld. Zo’n effect zagen we hierboven: individuele
mbo-studenten van Marokkaanse en Turkse komaf
worden uitgesloten van stages op grond van associa­
ties met negatieve beeldvorming over deze groepen.
Hoe werkt stereotypering en hoe leidt dit tot
discriminatie?
83
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Hoe leidt stereotypering tot discriminatie?122
Stereotypen zijn algemene beelden over de kenmerken,
de eigenschappen en het gedrag van een groep: ‘Polen
zijn alcoholisten’ en ‘vrouwen zijn zorgzaam en
­sociaal’ en ‘dikke mensen zijn gezellig’. Stereotypen
zijn generalisaties en versimpelingen van de werkelijk­
heid, clichébeelden. Nu heeft iedereen onvermijdelijk
stereotypen en vooroordelen. Zo werken onze herse­
nen nu eenmaal. Om alle informatie die we op een
dag krijgen te verwerken, delen we deze in algemene
categorieën in, waaronder stereotypen. Op basis daar­
van kunnen we ons snel een beeld vormen van nieuwe
en onbekende personen en situaties en weten we wat
we ongeveer kunnen verwachten. Dat maakt stereo­
typen dus heel handig, we kunnen eigenlijk niet
zonder. Stereotypen zijn daarnaast behulpzaam in
onze omgang met andere mensen. Mensen verdelen
de wereld in twee groepen: de groep waar ze zelf bij
horen en andere groepen. Van de eigen groep, waar­
van ze de mensen goed kennen, hebben ze een
­positief en genuanceerd beeld. Over andere groepen
denken ze vaak negatief en ongenuanceerd: de
mensen uit die groepen zien ze als allemaal hetzelfde.
Dat is hoe algemene, stereotiepe beelden ontstaan.
“Mensen verdelen de wereld in twee groepen:
de groep waar ze zelf bij horen en andere
groepen. Van de eigen groep, waarvan ze de
mensen goed kennen, hebben ze een positief
en genuanceerd beeld. Over andere groepen
denken ze vaak negatief en ongenuanceerd.”
››
122 Deze paragraaf is gebaseerd op twee producten van het College
voor de Rechten van de Mens: Lite-ratuuronderzoek. De juiste
persoon op de juiste plaats. De rol van stereotypering bij de toegang
tot de arbeidsmarkt 2013, en de training Selecteren zonder
vooroordelen 2014.
◀ VORIGE
84
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
worden in een bepaalde situatie. Ook mensen van
Marokkaanse afkomst zelf niet, en ook de grootste
anti-racisten niet, zo laat onderzoek zien. Het huidige
politieke klimaat is ook niet bevorderlijk voor het nuan­
ceren van de negatieve beeldvorming rond moslims.
De angst voor terroristische aanslagen zit er goed in
en velen vrezen daarnaast voor wat wel de ‘islamise­
ring’ van Nederland wordt genoemd. De hoofddoek
zien zij als een teken daarvan. In hun ogen is de
hoofddoek niet een religieuze uiting, maar een politiek
statement. ■
Vooral impliciete stereotypen zijn van belang voor
discriminatie. Die ontstaan door associaties in onze
hersenen waarvan we ons meestal niet bewust zijn.
Daardoor kunnen we ze ook niet goed beïnvloeden.
Voorbeeld: een jongeman met een Marokkaanse
achternaam of uiterlijk wordt in a split second geasso­
cieerd met het beeld ‘onbetrouwbaar en crimineel’ dat
we kennen uit de media. Het maken van dergelijke
associaties is een automatisch en in die zin neutraal
proces. Zoals gezegd, zo werken onze hersenen, los
van onze bewuste voorkeuren en meningen. Niemand
ontsnapt aan die associaties als die opgeroepen
Stereotypen kloppen bijna nooit
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
versimpelde clichébeelden, en komen dus meestal niet
overeen met de werkelijkheid. Maar ook als stereo­
typen wel gebaseerd zijn op feiten – en er bijvoorbeeld
statistisch bewijs zou zijn voor het stereotype dat
Marokkaans-Nederlandse jongemannen crimineel zijn,
omdat er relatief veel jongemannen met die achter­
grond in de gevangenis zitten – dan nog is het
­discriminatie om op grond van dit stereotype een
­individuele stagiair af te wijzen. Dat is nou precies
discriminatie.
Er is op zich weinig mis met het hebben van stereo­
typen – we hebben ze allemaal. Maar dit verandert
zodra we ze gaan gebruiken en mensen erdoor
­benadelen. Dan leiden ze tot discriminatie, ook al is
dat niet zo bedoeld. Zo kan het stereotiepe beeld dat
Polen altijd dronken zijn, ertoe leiden dat Poolse
­individuen de discotheek niet in mogen. Veel mensen
zien stereotyperen echter niet als discriminatie
– stereo­typen zijn toch vaak waar? Polen drinken toch
ook heel veel, en zorgen toch ook voor overlast? Maar
stereo­typen over groepen zijn veralgemeniseringen,
◀ VORIGE
››
85
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Zoals art. 1 van het Verdrag inzake de uitbanning van
Rassendiscriminatie ook aangeeft, omvat discriminatie
zowel bedoelingen als effecten. In dit Verdrag wordt
onder ‘rassendiscriminatie’ verstaan: ‘any distinction,
exclusion, restriction or preference based on race,
colour, descent, or national or ethnic origin which
has the purpose or effect of nullifying or impairing the
recognition, enjoyment or exercise, on an equal
­footing, of human rights and fundamental freedoms in
the political, economic, social, cultural or any other
field of public life’. Hetzelfde Verdrag verplicht in
artikel 7 de overheid ook om doeltreffende maat­
regelen te nemen tegen vooroordelen die tot rassen­
discriminatie kunnen leiden.
De eerder geschetste situaties laten zien dat
werkgevers zich meer bewust moeten zijn vooroordelen en stereotypen: waarom is het afdoen
van de hoofddoek eigenlijk nodig voor de baan?
Waarom is een hoofddoek eigenlijk niet
­representatief? Waarom past een hoofddoek
eigenlijk niet bij de – moderne, modieuze of
­neutrale – uitstraling van een bedrijf, wat bedoelt
men daar precies mee? Men moet zich daarbij
afvragen in hoeverre de wens om een stagiaire
zonder hoofddoek is ingegeven door sleetse
clichébeelden als ‘meisjes met een hoofddoek
zijn niet modern en niet geëmancipeerd’, of
‘meisjes die een hoofddoek dragen zijn
fundamentalistisch’.
Stereotypering kan dus leiden tot uitsluiting en
­discriminatie. Dat laat het KIS-onderzoek naar discri­
minatie bij stages ook zien123. Het feit dat impliciete
stereo­typeringen niet discriminerend bedoeld zijn,
maar het gevolg zijn van een reeks neurale en sociale
processen waar we weinig grip op lijken te hebben, is
niet ­relevant voor het discriminatieverbod.
123 Deze bevinding wordt bevestigd door SCP-onderzoek, zie o.m.
I. Andriessen, & E. Nievers e.a., Liever Mark dan Mohammed?,
Den Haag: SCP 2010; I. Andriessen, I.B. van der Ent e.a.,
Op afkomst afgewezen, Den Haag: SCP 2015. K. Wittebrood &
I. Andriessen, Aan het werk vanuit een bijstands- of
werkloosheidsuitkering: inventariserend onderzoek van beleid gericht
op toegang tot de arbeidsmarkt van niet-westerse werkzoekenden in
zes grote gemeenten, Den Haag: SCP 2014.
◀ VORIGE
86
Behalve discriminatie zien, is dus ook inzien wat
­discriminatie inhoudt belangrijk: bijvoorbeeld dat
discriminatie niet per se bewust en intentioneel hoeft
te zijn, en dat stereotypen niet altijd onschuldig zijn en
kunnen leiden tot discriminatie. Evenzeer van belang
is doorzien, anders gezegd: begrijpen wat het betekent
om gediscrimineerd te worden: wat staat er op het
spel? Mensenrechten en de onderliggende waarden
die ze uitdrukken en beschermen, helpen dit te begrij­
pen. Ook mensenrechtenverdragen helpen daarbij,
door te beschrijven wat discriminatie inhoudt en wat
er nodig is om mensenrechten ‘gelijk en volledig’ te
kunnen benutten124. ■
124 Vertaling van ‘equal and full enjoyment of human rights’.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
Behalve discriminatie zien, is inzien
wat discriminatie inhoudt belangrijk.
Mensenrechten en de onderliggende
waarden die ze uitdrukken en
beschermen, helpen dit te begrijpen.
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
87
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
3.4Begrip: doorzien wat er bij
discriminatie op het spel staat
›
Onaflegbare persoonskenmerken
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
Wat er op het spel staat bij discriminatie komt tot
uitdrukking in de persoons- of groepskenmerken
waarop het discriminatieverbod van toepassing is; de
wet beschrijft dat als beschermde gronden. De gelijke­
behandelingswetgeving verbiedt discriminatie naar
onder meer ras, geslacht, godsdienst, levensbeschou­
wing, politieke overtuiging, seksuele gerichtheid, leef­
tijd, nationaliteit, handicap en chronische ziekte. Ook
het discriminatieverbod in internationale verdragen
heeft betrekking op persoons- of groepskenmerken.
Artikel 26 van het Verdrag inzake burgerrechten en
politieke rechten (IVBPR) noemt in de discriminatie­
bepaling naast de al genoemde beschermde
persoonskenmerken ook nog ‘politieke en andere
overtuigingen’ en ‘sociale afkomst’. Wat een deel van
deze persoons- of groepskenmerken met elkaar
gemeen heeft, is de ‘onveranderlijkheid’ en ‘onafleg­
baarheid’ van deze kenmerken125. Dit geldt bijvoor­
beeld voor de persoonskenmerken ras (waaronder
verstaan wordt huidskleur en etnische afkomst),
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
geslacht, leeftijd en ook seksuele gerichtheid. Het idee
hierachter is dat het fysieke, grotendeels aangeboren
kenmerken betreft die onveranderbaar zijn en die
mensen ook niet kunnen afleggen, zelfs niet als ze dat
zouden willen. Als mensen gediscrimineerd worden
vanwege persoonskenmerken die ze niet kunnen afleg­
gen maar die wel bepalen wie ze zijn, dan tast dat hun
waardigheid aan. Net als sociale afkomst is ook natio­
nale afkomst een persoonskenmerk dat iemand niet
gemakkelijk kan afleggen.
125 Zie T. Loenen, Gelijkheid als juridisch beginsel. Een conceptuele
analyse van de norm van gelijke behandeling en non-discriminatie,
Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2009, p. 11.
◀ VORIGE
88
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Identiteitsbepalende persoonskenmerken
Wat een ander deel van de genoemde persoons­
kenmerken gemeen heeft, zoals religieuze overtuiging,
levensbeschouwing en politieke overtuiging, is dat ze
bepalend zijn voor iemands identiteit126. Deze ken­­
merken zijn strikt genomen niet onveranderlijk of on-­
aflegbaar, omdat ze betrekking hebben op gedachten,
overtuigingen en meningen waarvoor mensen kunnen
kiezen en die ze ook kunnen veranderen. Maar omdat
deze kenmerken in sterke mate bepalend zijn voor
iemands identiteit, leefwijze en opvatting over wat een
goed leven is127, is het praktisch onmogelijk om ze af te
leggen en ligt discriminatie op grond van één van deze
kenmerken ook erg gevoelig. De gedachte hierachter is
dat mensen deze kenmerken niet kunnen afleggen
zonder daarmee ernstige schade te berokkenen aan hun
identiteit en hun leefwijze. De hoofddoek als uiting van
een geloofsovertuiging is hiervan een voorbeeld. Anders
gezegd: discriminatie van mensen op grond van deze
persoonskenmerken ligt zo gevoelig om dat dit hen in
hun waardigheid aantast.
126Ibidem.
127 Nieuwenhuis 2013 (noot 117), p.45 e.v.
Waarom is het discriminatieverbod onmisbaar?
Waarom is discriminatie zo ernstig dat een discrimina­
tieverbod niet alleen is opgenomen in de Universele
Verklaring van de rechten van de mens, de Grondwet
en de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB),
maar ook in alle andere belangrijke internationale
verdragen? Non-discriminatie zit als het ware ingebak­
ken in het concept van universele mensenrechten zelf:
“Rechten en grondrechten krijgen pas betekenis als ze
in gelijke mate aan alle mensen toekomen (..). Als
alleen mannen het kiesrecht kunnen uitoefenen doet
dit afbreuk aan de fundamentele gelijkwaardigheid van
◀ VORIGE
89
ieder individu128.” Erkenning van de waardigheid die
alle mensen ‘intrinsiek’ en in gelijke mate bezitten
omdat ze mens zijn, is immers de kern van de
mensenrechten, en miskenning van die waardigheid is
wat discriminatie zo ernstig maakt.
128 J. Gerards, ‘Het recht op gelijke behandeling en het verbod van
discriminatie’, in: J. Gerards e.a. (eindred.) , Grondrechten.
De nationale, Europese en Internationale dimensie,
Nijmegen: Ars Aequi Libri 2013, p. 1-23, p.1.
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
›
›
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Discriminatie-ervaringen tasten bij uitstek de waardig­
heid van mensen aan. Discriminatie verhindert het
uitoefenen van zijn mensenrechten en miskent daar­
mee de waardigheid die personen in gelijke mate
toekomt. ■
Geen gunst maar een recht
Het belang van het discriminatieverbod laten we zien
aan de hand twee concrete situaties waarover in 2015
bij het College veel klachten binnenkwamen. In beide
situaties was er onvoldoende oog voor mensen­
rechtelijke aspecten van discriminatie.
discrimineert, dat weten maar weinig mensen. Want,
op het eerste gezicht: hoe onredelijk is dat? Is een
­tijdelijk contract daar niet juist voor bedoeld? Wie gaat
nu een tijdelijke vervanger zoeken voor een tijdelijke
kracht? In oordeel 2015-103 zet het College uiteen
waarom ook in deze situatie sprake is van discrimina­
tie op grond van zwangerschap, en daarmee van
discriminatie naar geslacht.
Een medewerkster bij een uitzendbureau stelt haar
werkgever op de hoogte van het feit dat zij drie maan­
den zwanger is en graag haar zwangerschapsverlof wil
inplannen. De werkgever laat haar echter weten dat hij
haar tijdelijke contract, dat over een aantal maanden
afloopt, niet wil verlengen. Vraag hierbij: heeft de werk­
gever de vrouw gediscrimineerd door haar zwanger­
schap een rol te laten spelen bij zijn beslissing?
Omdat uitsluitend vrouwen zwanger kunnen worden,
is er volgens de wet sprake van direct onderscheid naar
geslacht wanneer zwangerschap de reden is voor het
niet verlengen van een arbeidscontract. En zwanger­
schapsverlof staat daarbij op één lijn met de zwanger­
schap zelf, omdat de (voorzienbare) afwezigheid
››
1 Tijdelijk contract van zwangere werkneemster
niet verlengd
Toen de campagne over zwangerschapsdiscriminatie
op het werk van het College in oktober 2015 van start
ging, kwam er meteen een groot aantal klachten van
vrouwen binnen129. Het ging over situaties die ieder­
een wel herkent: werkgevers die een zwangere vrouw
niet aannemen, terwijl zij de beste kandidaat is.
Werkgevers die bij de sollicitatie openlijk of in bedekte
termen naar zwangerschap of een kinderwens vragen.
Maar dat een werkgever die een medewerkster in
­tijdelijk dienst ontslaat als haar contract afloopt ook
129 Deze campagne was de aanleiding voor een vervolg van het
onderzoek Hoe is het bevallen?, dat het College in 2012 heeft
gedaan naar zwangerschapsdiscriminatie op het werk.
◀ VORIGE
90
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
van vrouwen wegens hun zwangerschapsverlof het
directe en onlosmakelijke gevolg is van de zwanger­
schap. De centrale vraag bij genoemde situatie is dus:
heeft het uitzendbureau direct onderscheid naar
geslacht gemaakt door de zwangerschap van de vrou­
wen enige rol te laten spelen in het besluit om het
contract van de vrouw niet te verlengen? Zo ja, dan is
dit direct onderscheid naar geslacht en hiervoor is geen
objectieve rechtvaardiging mogelijk.
Het uitzendbureau wist dat de vrouw zwanger was
toen zij bekend maakte haar contract niet te willen
verlengen en gaf ook aan dat de opdrachtgevers
­tevreden waren over haar functioneren. Dat droeg bij
aan het vermoeden van discriminatie. De reden om
haar contract niet te verlengen was dat het uitzend­
bureau niet wist of er tegen de tijd dat de medewerk­
ster terug zou komen van zwangerschapsverlof, nog
voldoende werk voor haar zou zijn, in verband met
veranderende werkzaamheden bij de opdrachtgever.
Dit klinkt niet onredelijk. Maar het uitzendbureau kijkt
normaal gesproken niet vier of vijf maanden vooruit bij
de beslissing om het contract wel of niet te verlengen,
zoals het deed bij de zwangere medewerkster. Op
grond van alle feiten tezamen, concludeert het College
dat het uitzendbureau het vermoeden niet heeft
kunnen wegnemen dat de afwezigheid van de vrouw
als gevolg van haar zwangerschapsverlof mede een rol
heeft gespeeld bij het besluit om haar arbeidsovereen­
komst niet te verlengen.
Conclusie: het uitzendbureau discrimineerde de vrouw
op grond van geslacht door haar contract niet te
verlengen.
◀ VORIGE
91
De reden waarom discriminatie op grond van zwanger­
schap en daaruit volgend verlof zo ernstig is, is dat dit
vrouwen belemmert om hun recht op arbeid uit te
oefenen. Dit is een fundamenteel recht dat essentieel
is voor het realiseren van andere rechten en de waar­
digheid van mensen. Vrouwen worden uitgesloten van
een baan vanwege hun zwangerschap, alsof dit een
persoonlijke keuze is waarvoor zij nu eenmaal een
prijs moet betalen. Maar het is geen keuze, althans
geen keuze zoals andere. Zwangerschap, of liever het
vermogen daartoe, is inherent aan de vrouwelijke
conditie en in die zin een ‘onveranderlijk en onafleg­
baar persoonskenmerk’. Daarom beschermen
mensenrechten vrouwen tegen onderscheid op grond
van zwangerschap en tegen sancties die hierop staan,
zoals het mislopen van een baan of het niet verlengen
van een contract. Ook verlenging van een arbeids­
contract bij zwangerschap is geen gunst maar een recht,
een mensenrecht dat vrouwen kunnen afdwingen.
Bewustwording hiervan is nodig, ook omdat het
VN-Vrouwenverdrag aan dit recht een plicht tot een
harde aanpak van zwangerschapsdiscriminatie door
de overheid verbindt.
2 Discriminatie naar handicap ook door het niet
­verrichten van aanpassingen
Bij veel mensen is onbekend dat ook het niet verrichten van aanpassingen die hindernissen wegnemen om
mensen met een beperking op gelijke voet met anderen
te kunnen laten meedoen aan het maatschappelijk
leven in strijd kan zijn met het wettelijk verbod
van discriminatie naar handicap en chronische
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
ziekte130. De afwezigheid van een traplift of een ruime
toegangsdeur kan dus een vorm van discriminatie
naar handicap zijn. Uitgangspunt daarbij is de inter­
pretatie die het VN-Verdrag inzake de rechten van
personen met een handicap (CRPD) geeft van het
begrip handicap. Daarbij wordt een beperking niet
puur en alleen als een persoonskenmerk opgevat,
maar ook als een aspect van de omgeving, als een
omgevingskenmerk kortom: een handicap is “een
beperking die het gevolg is van langdurige lichame­
lijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in
wisselwerking met diverse drempels, een persoon
kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van
gelijkheid met anderen deel te nemen aan de
samenleving131.” Daarmee is sprake van een omslag
van een medische naar een meer sociale visie op
handicap. Deze perspectiefverandering brengt een
verschuiving van verantwoordelijkheden mee: deze
liggen minder bij het individu met zijn beperkingen en
meer bij de samenleving die drempels opwerpt tegen
maatschappelijke participatie. Waar aanpassingen
eerst werden gezien als een gunst aan mensen met
een beperking, moet men zich realiseren dat aanpas­
singen nu moeten worden gezien als een recht, waar­
tegenover plichten van de overheid staan. Precies
zoals ook het VN-Verdrag inzake de rechten van
­personen met een handicap beoogt.
131 Zie Europese Hof van Justitie, 11 april 2013, HK Danmark,
ECLI:EU:C:2013:222, punten 37, 39.
130 De WGBH/CZ.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
›
Aanbeveling
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
Zie erop toe dat aanpassingen die worden aangebracht om de maatschappelijke
en politieke participatie van mensen met een beperking mogelijk te maken, in
overeenstemming zijn met het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met
een handicap dat vanaf 14 juli van kracht wordt in Nederland. ■
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
◀ VORIGE
92
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Voorbeeld: Belemmering van uitoefening stemrecht
Sinds twee jaar ontvangt het College regelmatig
klachten over stemlokalen die niet zijn aangepast
aan de beperkingen van mensen: mensen in een
rolstoel worden gehinderd door drempels of
­trappen bij de ingang van het stemlokaal en slechtziende mensen kunnen het stemformulier niet
goed lezen. Begin 2016 heeft het parlement een
wetsvoorstel aangenomen ter wijziging van de
Kieswet132. Dit moet ertoe leiden dat stem­lokalen
voor 100% toegankelijk worden voor kiezers met
een lichamelijk beperking, zodat zij zoveel mogelijk
zelfstandig hun stem uit kunnen brengen bij verkiezingen. Deze gewijzigde Kieswet treedt in werking
na de ratificatie van het CRPD in dit najaar. Het
College heeft er in verschillende adviezen op gewezen dat de aanpassingen van de Kieswet in het licht
van het Verdrag onvoldoende zijn.
voorschrijft? Daarvoor is veel meer vereist dan de
fysieke toegankelijkheid van alle stemlokalen.
Behalve mensen in een rolstoel, moeten ook
blinde en slechtziende mensen in staat worden
gesteld zelfstandig te kunnen stemmen.
Bijvoorbeeld door stembiljetten in braille beschikbaar te stellen. Voor mensen met een verstandelijke ­beperking kan worden gedacht aan het
afdrukken van partij-iconen bovenaan de lijst met
politieke partijen, zodat zij begrijpen op welke
­partij zij hun stem kunnen uitbrengen. Maar zover
is het nog niet. Zolang mensen met een beperking
niet ­kunnen stemmen door een gebrek aan
aanpas­singen, is er sprake van discriminatie.
Er zijn nog de nodige belemmeringen die moeten
worden ­weggehaald voordat mensen met een
beperking hun recht op politieke participatie
­‘volledig’ k­ unnen benutten. En dus niet alleen
‘gelijk’. Want het bijzondere van dit VN-Verdrag is
dat het niet slechts formele gelijkheid nastreeft.
‘Even slecht is ook gelijk’ voldoet dus niet133.
Want wat is er voor nodig om te bereiken dat
­mensen met een beperking hun stemrecht – toch
een belangrijk politiek recht – ‘gelijk en volledig’
kunnen benutten, zoals genoemd VN-Verdrag
133 Zie voor een toelichting hierop, I. Boerefijn, ‘Violence against
women’, in: M. van den Brink e.a. (red.), Equality and human
rights: nothing but trouble? (liber amicorum Titia Loenen),
Utrecht: SIM/Universiteit Utrecht 2015.
132 Kamerstukken II 2015-2016, 33990, nr. 33.
◀ VORIGE
93
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
3.5Conclusie
“Vooruitzien: hoe kunnen we
discriminatie vóór zijn?”
We hebben beschreven wat er zoal voor nodig is om
discriminatie te verminderen: ‘zien’ van discriminatie
als deze zich voordoet in concrete situaties (herkennen),
‘inzien’ wat discriminatie is en inhoudt (erkennen),
en ‘doorzien’ waarom discriminatie zo ernstig is
(begrijpen), door te beseffen wat het betekent en
welke impact het heeft op de waardigheid, de vrijheid
en de autonomie die aan alle mensen toekomen
omdat ze mensen zijn. En discriminatie te zien als
miskenning daarvan.
›
›
Wat kunnen we nu doen tegen discriminatie?
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De verantwoordelijkheid om discriminatie tegen te
gaan en mensenrechten voor iedereen te garanderen,
ligt primair bij de overheid. Zij heeft de plicht gelijke
kansen te creëren en bijvoorbeeld aanpassingen aan te
brengen voor mensen met een beperking. Maar ook
burgers kunnen hierbij een rol spelen, en die is vooral
om zelf niet te discrimineren: in de eigen omgeving,
dichtbij, op school, op het werk en in de buurt, zoals
Eleanor Roosevelt de betekenis van mensenrechten
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
◀ VORIGE
94
‘op kleine plaatsen, dichtbij huis’ beschreef.
Bewustwording is hierbij het sleutelwoord. Daarmee
begint het tegengaan van discriminatie. Mensen
moeten zich bewust worden van wat discriminatie is
– dat discriminatie niet altijd openlijk en bedoeld is.
Je ervan bewust worden dat discriminatie vaak bedekt
en indirect is, en zelden direct en openlijk, al komt dat
ook voor. Je bewust worden van je eigen stereotypen
die je onvermijdelijk hebt en de gevolgen die deze ››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
‹
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
baan, en leidt tot sociale uitsluiting, segregatie en
­frustraties. Als je je hiervan bewust bent, kun je discri­
minatie beter voorzien en ook vóór zijn. Dan ben je
alerter en heb je een visie op discriminatie die je uit
kunt dragen, als overheid, school, bedrijf en individu.
Want waar dat het geval is, krijgen discriminatie en
vooroordelen minder kans. En dat is urgent, want
discriminatie heeft vérstrekkende gevolgen, voor
­individuen en de samenleving.
kunnen hebben. Je ervan bewust zijn dat zwanger­
schap en het dragen van een hoofddoek geen
persoonlijke keuzes zijn als andere. Je bewust worden
van wat er op het spel staat bij discriminatie. Dat
discriminatie mensen belemmert hun mensenrechten
uit te uitoefenen en dat hierdoor hun waardigheid en
vrijheid wordt aangetast en miskend. Dat discriminatie
ongelijke kansen creëert op belangrijke maatschappe­
lijke goederen als een opleiding, een stageplek of een
Aanbeveling
Geef bij de voorlichting over en aanpak van discriminatie mee dat discriminatie
geen geïsoleerd probleem is. Wijs erop dat vrijwaring van discriminatie de
­voorwaarde is voor het uitoefenen van alle andere mensenrechten, en wijs op de
impact die discriminatie heeft op individuen, de samenleving en de rechtsstaat. ■
◀ VORIGE
95
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Deel 2: Belangrijke
ontwikkelingen en
zorgpunten
◀ VORIGE
96
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
4 Migratie en
mensenrechten
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
‹
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
4.1 MENSENRECHTEN BIJ DE OPVANG VAN ASIELZOEKERS ›
4.2 BED, BAD EN BROOD ›
◀ VORIGE
97
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
4.1 Mensenrechten bij de opvang
van asielzoekers
›
Zorgpunten
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
De hoge instroom van asielzoekers naar Nederland
leidde in 2015 tot het inrichten van noodvoorzieningen
zoals de crisisnoodopvang en de noodopvang, naast
de reguliere asielzoekerscentra (AZC’s). De crisis­
noodopvang mag maximaal 3-6 dagen duren
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
waardoor asielzoekers soms meer dan 10 keer moeten
verhuizen. Die vele verhuizingen zijn schadelijk voor
de gezondheid van asielzoekers, in het bijzonder voor
kinderen.
››
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
‹
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
98
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
‹
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
In de noodopvang verblijven asielzoekers doorgaans
een paar maanden, in hallen, paviljoens of leeg­
staande gebouwen. Aandacht voor de bescherming
van mensenrechten is nodig. Na een onderzoek in
oktober 2015 kwam het College tot de conclusie dat de
mensenrechten op dat moment gewaarborgd waren,
maar dat de kans op schending van mensenrechten
toeneemt naarmate de periode in de noodopvang
langer duurt. Kinderen van asielzoekers hebben recht
op onderwijs. Het College concludeerde dat het te
lang duurt voor zij naar school kunnen.
De noodopvang Heumensoord bood onderdak aan
ongeveer 3.000 asielzoekers in woonpaviljoens voor
een periode van zo’n zes maanden. Bewoners klaag­
den over de veiligheid, leefbaarheid en de uitzichtloos­
heid van hun situatie. Het College bracht samen met
de Nationale ombudsman een bezoek aan de locatie.
Dit resulteerde in een reeks aanbevelingen aan de
staatssecretaris. Het College concludeerde dat juist die
risico’s waar het in oktober op wees, zich in
›
Ontwikkelingen
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De intentie om noodopvang zo veel mogelijk te
­beperken is terug te zien in het bestuursakkoord
tussen de VNG en het kabinet van 27 november 2015.
Hierin zijn zij onder andere overeengekomen dat
6 RECHTSBESCHERMING
◀ VORIGE
Het College voor de Rechten van de Mens
bezocht eind 2015 zeven opvanglocaties voor
asielzoekers. Het College concludeerde dat de
toegang tot mensenrechten voor volwassenen
op dat moment voldoende was. Er is toegang tot
zorg, onderdak, voedsel en kleding. Naarmate
asielzoekers langer in de (crisis)nood­opvang
­zitten, neemt de kans toe dat hun gezondheid
en veiligheid in het gedrang komen. Ten aanzien
van kinderen concludeerde het College dat hun
rechten niet voldoende gewaarborgd zijn
­vanwege de vele verhuizingen die schadelijk zijn
voor hun gezondheid. Ook de tijdige ­toegang
tot onderwijs is niet gewaarborgd.
Heumensoord voltrokken. Daarnaast waren de
­klachtenprocedures niet op orde en herkende het
COA-personeel klachten over discriminatie tussen
bewoners onderling niet als zodanig. ■
crisisopvang zoveel mogelijk dient te worden
­vermeden en dat de IND procedures sneller moet
afhandelen.
99
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
De kans op schending van
mensenrechten neemt toe
naarmate de periode in de
noodopvang voor asielzoekers
langer duurt. Ook zijn de vele
verhuizingen schadelijk voor de
gezondheid van asielzoekers,
in het bijzonder voor kinderen.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
‹
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
100
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Ontwikkelingen
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
4.2Bed, bad en brood
‹
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De Nederlandse overheid eist van ongedocumenteerden
dat zij meewerken aan hun vertrek om in aanmerking te
komen voor toegang tot basale voorzieningen. Een
dergelijke voorwaarde kan een drempel zijn om toegang
te krijgen de belangrijkste levensbehoeften zoals onder­
dak, voedsel en kleding. Ongedocumenteerden kunnen
nergens aanspraak op maken, behalve op medisch
noodzakelijke zorg, onderwijs en rechtsbescherming,
en mogen niet werken. Zij kunnen daarom moeilijk in
hun eigen levensbehoeften voorzien. Er is daarom een
risico dat hun recht op een adequate levensstandaard
wordt geschonden en zij hun menselijke waardigheid
verliezen.
Kern van de uitspraken is dat de staatssecretaris bij het
bieden van onderdak aan ongedocumenteerde vreemde­
lingen de voorwaarde mag stellen dat zij meewerken aan
vertrek uit Nederland. In bijzondere gevallen kan van
deze voorwaarde worden afgeweken. En omdat het
Rijk geschikte opvang aan ongedocumenteerde vreem­
delingen aanbiedt (voor degene die meewerken aan hun
terugkeer), bestaat volgens de CRvB een sluitend stelsel
van opvang en hoeven gemeenten daar niet langer voor
te zorgen in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo). De gemeenten onderhandelen
nog altijd met het Rijk over een Bestuursakkoord dat de
verhoudingen op dit vlak verder zal invullen.
Mede als gevolg van de uitspraak van het Europees
Comité inzake Sociale Rechten (ECSR) en de daarop
volgende resolutie van het Comité van Ministers van
de Raad van Europa zijn er al geruime tijd discussies
over wat de ‘bed bad brood’ regeling is gaan heten.
Een belangrijk onderdeel in de discussie is de verhou­
ding tussen de verantwoordelijkheden van de centrale
overheid en gemeenten. In uitspraken van de Raad
van State en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zijn
de verplichtingen van respectievelijk het Rijk en de
gemeenten ten aanzien van de opvang van onge­
documenteerden verder geconcretiseerd.
Artikel 13 van het Europees Sociaal Handvest
(ESH) garandeert het recht op sociale en medische
bijstand. In een uitspraak van 10 november 2014
oordeelde het ECSR (de onafhankelijk toezicht­
houder op de naleving van het ESH) dat Nederland
de rechten van mensen zonder verblijfstitel
schendt door hen uit te sluiten van sociale bijstand
en onderdak, als de menselijke waardigheid in het
geding is. Het Comité van Ministers van de Raad
van Europa onderschreef dit oordeel in een
­resolutie van 15 april 2015.
◀ VORIGE
101
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“Iedereen heeft een geschiedenis
en dat is fascinerend. Op het
moment dat je die leert, leer je
de persoon kennen.”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
‹
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Miriam van Heerde is moeder van twee kinderen en
een gedreven vrijwilligster. Als 12-jarig meisje was
Miriam al geïnteresseerd in andere mensen. Met haar
zakgeld trakteerde ze een dakloze man op een kopje
koffie in ruil voor een gesprek. Deze ervaring is een
bijzonder moment in het leven van Miriam. “Na het
gesprek zag ik hem niet meer als dakloze maar als
een man met een verhaal, net als jij en ik.”
Miriam is als burger betrokken bij de opvang van
asielzoekers in Nederland. Ze onderhoudt persoonlijk
contact met hen, ondersteunt waar nodig of onderneemt activiteiten met hen.
Door de vluchtelingen die ze leerde kennen, was
Miriam ook zijdelings betrokken bij het tentenkamp
Heumensoord. Ze heeft bijzondere herinneringen
aan Heumensoord. Maar er waren ook minder mooie
momenten: “Mensen verblijven langdurig op plekken
waar weinig persoonlijke bewegingsvrijheid en geen
privacy is. De vele verhuizingen maken het haast
onmogelijk om echte contacten op te bouwen. Er is
weinig ruimte en er zijn weinig middelen om talenten
te ontplooien. Of met andere woorden: om een beetje
jezelf te kunnen zijn. Als je daar als vrijwilliger iets
aan wilt bijdragen dan loop je tegen grenzen aan”,
vertelt Miriam.
Omgaan met andere mensen beschouwt Miriam dan
ook als een kans om haar omgeving beter te leren
begrijpen. “Iedereen heeft een geschiedenis en dat is
fascinerend. Op het moment dat je die leert, leer je
de persoon kennen, vervolgt ze. “Dan is het niet
meer een asielzoeker of een buitenlander, maar dan
is het een mens met een verhaal. Op heel veel punten
afwijkend van jouw verhaal, maar ook altijd met een
heleboel overeenkomsten.”
Momenteel blijft Miriam zich inzetten voor vluchtelingen. Ze heeft regelmatig overleg met haar gemeente en neemt deel aan verschillende werkgroepen en
bijeenkomsten over asielzoekers en vluchtelingen.
“Ik vind niet dat ik mijn vrije tijd aan het opofferen
ben. Ik ben gewoon mezelf, ik geef wat ik in me heb
en daar word ik blij van. Zo simpel is het. Ik voel me
niet moreel verplicht, ik word er simpelweg gelukkig
van”, aldus Miriam.
◀ VORIGE
102
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
5 Geweld tegen
vrouwen
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
‹
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
5.1 RATIFICATIE VERDRAG VAN ISTANBUL ›
5.2 MAATREGELEN TEGEN HUWELIJKSDWANG ›
5.3 POLITIE STELT HET SLACHTOFFER VAN HUISELIJK GEWELD NIET CENTRAAL ›
5.4 HULPVERLENING SCHIET TEKORT ›
5.5 ONVOLDOENDE HULP EN OPVANG VOOR SLACHTOFFERS VAN HUISELIJK GEWELD ZONDER GELDIGE VERBLIJFSTITEL ›
5.6 HUWELIJKSE GEVANGENSCHAP ›
◀ VORIGE
103
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Ontwikkelingen
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
5.1 Ratificatie Verdrag van Istanbul
›
‹
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Nederland heeft het Verdrag van de Raad van Europa
inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen
vrouwen en huiselijk geweld, beter bekend als het
Verdrag van Istanbul, geratificeerd. Het is op 1 maart
2016 voor Nederland in werking getreden. Dit alom­
vattende verdrag legt verplichtingen op aan Nederland
om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te
­bestrijden. Uit diverse onderzoeken blijkt dat geweld
tegen vrouwen nog steeds een ernstig en omvangrijk
probleem is. Het Verdrag van Istanbul kan een nieuwe
impuls geven aan het Nederlandse beleid en de
­praktijk op het gebied van huiselijk geweld.
5.2 Maatregelen tegen huwelijksdwang
Ontwikkelingen
beide partijen nietigverklaring vragen. Ook het OM
kan dat doen. Bovendien zijn er diverse initiatieven
vanuit de overheid en andere instanties gericht op
bewustwording bij het publiek en training van politie
en hulpverleners.
Op 5 december 2015 is de Wet tegengaan huwelijks­
dwang in werking getreden. Deze wet regelt de civiel­
rechtelijke consequenties van een huwelijk dat onder
dwang is gesloten. Het Openbaar Ministerie (OM)
kan een huwelijk stuiten als sprake is van dwang. Als
een huwelijk is gesloten onder dwang kan een van
◀ VORIGE
104
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
5.3 Politie stelt het slachtoffer van
huiselijk geweld niet centraal
›
Zorgpunten
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
In 2015 haalden diverse moorden op vrouwen door
hun (ex-) partner het nieuws. In een van die zaken
stelde de politie zichzelf de vraag of zij goed was
omgegaan met de meldingen van het slachtoffer en
de aangifte van bedreiging. De politie stelde zelf een
onderzoek in, en liet vervolgens een onafhankelijke
commissie onderzoek doen. De commissie
­concludeerde, onder meer, dat het perspectief van het
slachtoffer onderbelicht was gebleven. In de politie­
organisatie ligt de nadruk op dossiervorming en het
aanleveren van een vervolgbare zaak bij het Openbaar
Ministerie. De algemene zorgtaak van de politie krijgt
onvoldoende aandacht. In dit concrete geval had dit
ertoe geleid dat de impact van de dreiging op het
slachtoffer uit het oog was verloren. Dat het hier niet
om een incident gaat blijkt uit een onderzoek van
TNO en de politie (2015). Politiemedewerkers zijn bij
incidenten van huiselijk geweld vooral gericht op
opsporing en in mindere mate op wat nodig is om
het geweld te doen stoppen of op de veiligheid van
slachtoffers.
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
‹
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
105
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
5.4 Hulpverlening schiet tekort
Zorgpunten
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
‹
Een ander knelpunt is dat de hulpverlening voor
slachtoffers van huiselijk geweld tekortschiet. Er zijn
lange wachttijden en er is onvoldoende specialistische
hulp voor slachtoffers om in alle gevallen maatwerk te
kunnen bieden. Er is geen landelijk toezicht op de
kwaliteit en capaciteit van de opvang.
5.5 Onvoldoende hulp en opvang voor
slachtoffers van huiselijk geweld
zonder geldige verblijfstitel
›
Zorgpunten
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Vrouwen zonder geldige verblijfstitel zijn extra
­kwetsbaar voor huiselijk geweld. Zij vrezen dat
aangifte nadelige consequenties heeft voor hun verblijf
in Nederland. De opvang van deze groep slachtoffers
is in de wet niet goed geregeld. Mensen zonder geldig
verblijf hebben op basis van de Wet maatschappelijke
6 RECHTSBESCHERMING
◀ VORIGE
106
ondersteuning geen recht op een maatwerk­
voorziening, zoals de vrouwenopvang. Bij algemene
maatregel van bestuur (amvb) kan op die regel een
uitzondering worden gemaakt. Een dergelijke amvb is
er nog niet. Het College heeft verschillende signalen
ontvangen dat slachtoffers van huiselijk geweld
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
›
›
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
‹
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
zonder geldige verblijfstitel geen of moeilijk toegang
tot opvang krijgen. Daardoor is het voor deze groep
nog moeilijker om uit een geweldsituatie te komen.
Mensenrechtenverdragen verplichten de overheid hulp
te bieden aan alle slachtoffers van huiselijk geweld. ■
5.6Huwelijkse gevangenschap
Zorgpunten
In het geval van huwelijkse gevangenschap is het
onmogelijk voor één van de echtgenoten (meestal de
echtgenote) om het huwelijk te beëindigen. Zij blijft
tegen haar wil juridisch en/of volgens religieuze voor­
schriften gehuwd. De rechter oordeelt per geval en
kwalificeert niet alle situaties van huwelijkse gevangen­
schap als onrechtmatige daad. Het vaststellen en
bewijzen van dwang bij het aangaan van een huwelijk
en bij huwelijkse gevangenschap is moeilijk. De drem­
pel voor slachtoffers en familieleden om melding te
maken van deze situaties is hoog; bewijs leveren van
een dwangsituatie is moeilijk. Daar komt nog bij dat er
een risico kan zijn op uitsluiting, of represailles door
de echtgenoot of de familie. Er is niet snel sprake van
‘dwang’ in strafrechtelijke zin. Dat leidt vooral tot
◀ VORIGE
107
problemen bij huwelijkse gevangenschap; dan blijkt
vaak dat die hoge drempel niet is overschreden. Maar
zelfs als er wel vervolging van de echtgenoot heeft
plaatsgevonden, is dat geen garantie voor een civiel­
rechtelijke ontbinding van het huwelijk en het einde
van de huwelijkse gevangenschap.
Het Verdrag van Istanbul bevat concreet
omschreven verplichtingen voor staten om
geweld te voorkomen en te bestrijden. Het
beschrijft onder meer wat voor ondersteuning
en voorzieningen zij slachtoffers moeten bieden.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Vrouwen zonder geldige
verblijfstitel zijn extra kwetsbaar
voor huiselijk geweld. Zij vrezen
dat aangifte nadelige consequenties
heeft voor hun verblijf in Nederland.
De opvang van deze groep
slachtoffers is in de wet niet goed
geregeld.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
‹
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
108
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“De aanpak van geweld in
­afhankelijkheidsrelaties is
erg complex.”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
‹
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Johannes Dijkstra is teamleider bij Fier. Dit is een
expertisecentrum voor het voorkomen en stoppen
van geweld in afhankelijkheidsrelaties, zoals mensenhandel en geweld tegen vrouwen. Ook biedt het hulp
aan slachtoffers.
Johannes is gedreven om de patronen van geweld te
doorbreken. “Soms kun je iemand niet individueel
helpen maar soms ook wel. Dat zijn altijd de kersen
op de taart. Soms kun je binnen hele gezinnen
­zorgen dat de dynamiek verandert waardoor het
probleem niet wordt overgenomen door de volgende
generatie. Dat is mijn drijfveer, om dat zo goed
­mogelijk te doen.”
“De aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is
erg complex”, meent Johannes. “Daarom moet je
mensen serieus nemen. Je hebt met heftige problematiek te maken die impact heeft op het hele
­systeem. Mensen schamen zich. Ze hebben vaak een
band met de individuen door wie ze trauma’s hebben
opgelopen. Een ouder, een partner, een kind… Dat is
lastig voor iemand om daaruit te komen.”
◀ VORIGE
109
Het voorkomen van geweld gebeurt onder andere via
een landelijke voorziening; de Fier-chat. “De chat is
uniek” vertelt Johannes. “Mensen kunnen er anoniem
zijn. Je verleent op een laagdrempelige manier hulp.
We bieden mensen de juiste tools. Soms is je verhaal
kunnen doen al hulpverlenend en soms stippelen we
samen een pad uit.”
Waar mogelijk brengt Johannes persoonlijke accenten
aan in zijn werk. “Je kunt nog zo’n goed hulp­aanbod
hebben, nog zulke goede inhoud, nog zulke goede
tips, maar ik vind het belangrijk dat we de verbinding
kunnen maken richting cliënten, er een klik ontstaat
en ze het gevoel krijgen dat ze er toe doen. Soms
zitten mensen in een fase waar ze helemaal nog geen
hulp willen. Dat ze nog niet inzien dat het fout gaat.
Dan is het heel belangrijk om aansluiting te kunnen
vinden met de doelgroep en van daaruit de hulp te
bieden die ze willen”.
Het stimuleren van zelfontplooiing is een belangrijk
onderdeel in de aanpak van geweld. “Mensen krijgen
dan het gevoel dat ze iets waard zijn; ‘kijk eens wat mij
lukt’. Daar haal ik mijn energie uit”, aldus Johannes.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
6 Rechtsbescherming
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
6.1 RECHTSBIJSTAND TIJDENS POLITIEVERHOOR ›
6.2 ZSM-WERKWIJZE ›
6.3 LEVENSLANG ›
◀ VORIGE
110
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
Ontwikkelingen
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
6.1 Rechtsbijstand tijdens politieverhoor
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
In Nederland hebben verdachten sinds 1 maart 2016
een recht op rechtsbijstand tijdens het politieverhoor.
Dat is belangrijk voor de verwezenlijking van het
recht op een eerlijk proces. Het politieverhoor is een
­cruciale fase in het strafproces, omdat het een belang­
rijk onderdeel is van het onderzoek naar de feiten.
De uitkomst heeft gevolgen voor beslissingen over de
inzet van andere middelen gericht op waarheids­
vinding. Er staat dan ook veel druk op de verdachte
die zich in een kwetsbare positie bevindt en niet
altijd goed zicht heeft op zijn/haar rechten en de
­consequenties van zijn/haar handelen. Professionele
bijstand om het belang van de verdachte te verdedigen
is daarom noodzakelijk.
Het recht op rechtsbijstand in het strafproces is
gegarandeerd in, onder andere, artikel 6 EVRM.
In het arrest Salduz t. Turkije van 27 november
2008 oordeelde het Europese Hof voor de
Rechten van de Mens dat het recht op rechts­
bijstand tijdens politieverhoor nodig is om te
voldoen aan de garanties van een eerlijk proces.
De Europese Unie nam vervolgens Richtlijn
2013/48/EU aan, die Nederland in nationale
wetgeving zal implementeren.
De vraag is of de huidige regelingen het mogelijk
maken dat verdachten hun recht effectief kunnen
uitoefenen. Advocaten stellen dat zij tijdens het
verhoor een actieve rol moeten kunnen vervullen en
tijdens het verhoor opmerkingen moeten kunnen
maken en vragen moeten kunnen stellen. Ook zijn zij
van mening dat de hoogte van de vergoeding niet in
verhouding staat tot de tijd die zij investeren. In een
kort geding dat de Nederlandse Vereniging van
Strafrechtadvocaten en de Nederlandse Vereniging
van Jonge Strafrechtadvocaten aanspanden tegen de
Staat zijn hun eisen omtrent vergoeding afgewezen. ››
Nederland moet voor 27 november 2016 een
EU-Richtlijn in een wettelijke regeling uitvoeren.
Op 22 december 2015 oordeelde de Hoge Raad dat
het recht op rechtsbijstand tijdens politieverhoor
vanaf 1 maart 2016 zou gelden. Het College van
Procureurs-Generaal legde vervolgens regels vast in
een beleidsbrief. Deze gaan over de exacte rol en
bevoegdheden van de advocaat en de politie­
ambtenaar. Een beleidsregel van de Raad voor de
Rechtsbijstand bevat regels omtrent de vergoeding
van advocaten voor rechtsbijstand.
◀ VORIGE
111
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Hoge Raad dat met zijn arrest van 22 december 2015
op het oog heeft gehad. Het antwoord op deze vragen
zal grote invloed hebben op de wet die alsnog vóór
27 november in werking moet treden. ■
De voorzieningenrechter heeft prejudiciële vragen
voorgelegd aan de Hoge Raad. De Hoge Raad is
gevraagd of de regels, zoals deze zijn opgesteld door
het College voor Procureurs-Generaal, een beperking
inhouden van het recht op verhoorbijstand zoals de
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
112
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
Zorgpunten
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
6.2ZSM-werkwijze
›
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
In veel ZSM-zaken blijkt het bewijs in het dossier
ontoereikend om een strafbeschikking op te kunnen
leggen en is het onduidelijk in hoeverre het bewijs
betrouwbaar is. Ook is niet duidelijk of minderjarigen
in ZSM-zaken altijd toegang krijgen tot rechtsbijstand.
Deze conclusies trok de Procureur-Generaal, die in
2014 onderzoek liet doen naar de OM-strafbeschikking,
waaronder de strafbeschikking in ZSM-zaken. De PG
concludeert dat het besluit dat iemand schuldig is, in
te veel gevallen, onzorgvuldig tot stand komt. Nu het
OM de ZSM-procedure in steeds meer zaken toepast,
is aandacht voor de waarborgen voor het recht op een
eerlijk proces noodzakelijk.
Verplichte rechtsbijstand tijdens de hele
ZSM-procedure vergroot de rechtsbescherming van
verdachten. Zo blijkt uit onderzoek van het WODC,
dat de in 2014-2015 uitgevoerde pilots met verplichte
rechtsbijstand onderzocht. Er is geen vervolg gegeven
aan deze pilots. Na 1 maart 2016 is rechtsbijstand bij
politieverhoor ook in ZSM-zaken verplicht.
◀ VORIGE
Wat is ZSM?
ZSM staat voor Zo snel, slim, selectief, simpel,
en samenlevingsgericht Mogelijk. In de ZSMwerkwijze beslist de officier van justitie zo snel
mogelijk na aanhouding van een verdachte
over het verdere verloop van de procedure.
De Officier kan een straf opleggen, met een
straf­beschikking, dus zonder tussenkomst van
een rechter. De ZSM-procedure biedt het OM de
mogelijkheid om veelvoorkomende misdaad
snel en efficiënt af te handelen. Een straf­
beschikking heeft grote gevolgen voor de
­verdachte, waaronder een strafblad.
Het recht op een eerlijk proces, waaronder het
recht te beschikken over de tijd en faciliteiten
die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn
verdediging, is gegarandeerd in, onder andere,
artikel 6 EVRM.
113
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
De Nederlandse praktijk en
regelgeving betreffende levenslange
gevangenisstraf voldoet niet aan
het recht op vrijwaring van
onmenselijke behandeling of
bestraffing. Er moet op het moment
van oplegging van de straf sprake
zijn van vooruitzicht op mogelijke
vrijlating.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
114
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Zorgpunten
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
6.3Levenslang
De Nederlandse praktijk en regelgeving betreffende
levenslange gevangenisstraf voldoet niet aan het recht
op vrijwaring van onmenselijke behandeling of
­bestraffing. In Nederland betekent een levenslange
gevangenisstraf echt levenslange opsluiting. De enige
mogelijkheid om eerder vrij te komen is als de staats­
secretaris van Veiligheid en Justitie gratie verleent.
Tot 1986 gebeurde dat met enige regelmaat. Maar in
de afgelopen 30 jaar is nog maar één keer gratie
verleend. De man die toen gratie kreeg lag op sterven
en overleed kort na zijn vrijlating. Ongeveer 40 mensen
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
Twee uitspraken laten zien dat instanties erkennen dat
de Nederlandse praktijk en regelgeving niet voldoet
aan mensenrechtelijke eisen op dit gebied. De Raad
voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
(RSJ) oordeelde een tot levenslang veroordeelde recht
heeft op verlof. Zo’n verlof is namelijk nodig voor een
correcte uitvoering van een resocialisatieplan, dat weer
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
Een levenslange gevangenisstraf is op zichzelf niet in
strijd met mensenrechtennormen, indien aan een
aantal voorwaarden is voldaan. Dat heeft het EHRM
geoordeeld. Er moet op het moment van oplegging
van de straf sprake zijn van vooruitzicht op mogelijke
vrijlating en er moet een effectieve herzienings­
mogelijkheid zijn.
›
Ontwikkelingen
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
zitten momenteel levenslange gevangenisstraf uit.
Rechters legde de afgelopen jaren steeds vaker een
levenslange gevangenisstraf op.
›
◀ VORIGE
115
wordt meegewogen in de beoordeling van een
­gratieverzoek. De Rechtbank Assen weigerde een
levenslange gevangenisstraf op te leggen. Beide
instanties refereerden aan de rechtspraak van het
EHRM en het feit dat de Nederlandse wetgeving en
de toepassing ervan niet voldoen aan de eisen die
het EVRM oplegt.
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
In april 2016 heeft de staatssecretaris van Veiligheid
en Justitie aangegeven dat hij de Nederlandse wet wil
aanpassen zodat in Nederland levenslange
gevangenis­straf niet leidt tot onmenselijke behande­
ling of bestraffing. De precieze aanpassingen zijn nog
onderwerp van discussie. Belangrijk is dat levenslang
gestraften een perspectief krijgen om in aanmerking te
komen voor herziening en op mogelijke vrijlating.
Het recht op vrijwaring van foltering en onmenselijke behandeling en bestraffing is gegarandeerd in
artikel 3 EVRM. In het arrest Vinter t. Verenigd
Koninkrijk (2013) oordeelde het EHRM dat een
levenslange gevangenisstraf zonder perspectief
om in aanmerking te kunnen komen voor vrijlating
een vorm van onmenselijke behandeling of
bestraffing is. In het arrest Murray t. Nederland
oordeelde het EHRM op 26 april 2016 in vergelijkbare zin. Murray zat een levenslange gevangenisstraf uit in Curaçao en heeft de gouverneur
herhaaldelijk om gratie gevraagd. De gouverneur
wijst zijn verzoeken iedere keer af. De afwijzing
was mede gebaseerd op de psychische problemen
van de heer Murray. Tijdens zijn detentie kreeg
◀ VORIGE
116
De herziening moet plaatsvinden op basis van
­objectieve en kenbare ­criteria en er moeten proce­
durele waarborgen bestaan, zoals het motiveren van
de beslissing. Verder blijkt uit internationaal en verge­
lijkend recht dat er duidelijke steun bestaat voor een
herziening niet later dan 25 jaar na het opleggen van
de levenslange gevangenisstraf, met vervolgens
­periodieke herzieningsmomenten.
Murray geen goede psychische hulp om daar enige
positieve verandering in te realiseren. Het EHRM
bevestigde zijn uitspraak uit de zaak Vinter. Al op
het moment van oplegging van de levenslange
gevangenisstraf moet sprake zijn van een voor­
uitzicht op mogelijke vrijlating en van een
­herzieningsmogelijkheid. Anders is er sprake van
een onmenselijke bestraffing. In de zaak Murray
heeft Nederland volgens het EHRM niet genoeg
gedaan om hem te behandelen voor zijn psychi­ roblemen. Daardoor was het voor de heer
sche p
Murray in feite onmogelijk geworden om ooit nog
vrij te komen. Het EHRM oordeelt daarom dat de
Nederland artikel 3 EVRM geschonden heeft. ■
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“Voor cliënten is verhoorbijstand prettig. Al is het maar om daar
niet alleen te zitten.”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
›
›
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
‹
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Anne-Marie van Ginneken is strafrechtadvocaat in
Utrecht. Sinds 1 maart 2016 biedt zij ook rechts­
bijstand tijdens een politieverhoor.
tegenover twee politierechercheurs zit, is voor hem
ontzettend belangrijk”.
“Het is een positieve ontwikkeling”, meent
Anne-Marie. “Voor cliënten is verhoorbijstand prettig.
Al is het maar om daar niet alleen te zitten.” Tijdens een politieverhoor bevindt een verdachte zich
in een kwetsbare positie. “Verdachten die worden
aangehouden zijn van hun recht op vrijheid beroofd
en alleen al om die reden zijn ze de zwakkere partij”,
benadrukt Anne-Marie. “Daarbij komt dat het ‘zijn
van verdachte’ grote gevolgen kan hebben en het
afleggen van een verkeerde verklaring dus ook”.
Volgens Anne-Marie maakt de aanwezigheid van
een advocaat dat mensen zorgvuldiger werken.
“Dat is eigenlijk de grootste winst. Het is controleerbaar geworden. Het verloop van een verhoor,
de ­manier waarop vragen worden gesteld, de
­strategie die de politie hanteert: als buitenstaander
met verstand van zaken kun je het proces bewaken.
Alleen al het feit dat de verdachte niet alleen
◀ VORIGE
117
“Voor veel mensen is een politieverhoor verwarrend”,
vertelt Anne-Marie. “Verdachten weten op voorhand
veelal niet hoe de politie bij hen is uitgekomen,
hoeveel men weet, wat ze kunnen verwachten.”
Daarom adviseert ze anderen hoe zich op te stellen
tijdens een verhoor. “Je probeert op basis van de
beschikbare informatie een cliënt zo goed mogelijk te
adviseren. En wijst ze op de mogelijke consequenties
van het zwijgen of verklaren.” Ook daarom vindt Anne-Marie rechtsbijstand belangrijk. “Het betekent dat je cliënten kunt behoeden
voor verklaringen die misschien onverstandig zijn.
Als verdachte kan iemand immers makkelijk mee­
werken aan zijn eigen veroordeling door het afleggen
van bijvoorbeeld een leugenachtige verklaring.
Daarom kan het soms verstandig zijn om te zwijgen.
Als advocaat ben je er om de verdachte zodanig te
informeren dat hij weet wat de gevolgen zijn van zijn
verklaring zodat hij zelf kan beslissen wat hij wel en
niet wil verklaren”, aldus Anne-Marie.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
7 Verdrag inzake
de rechten van
personen met
een handicap
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
‹
›
7.1 RATIFICATIE VAN HET VERDRAG ›
7.2 AANVAARDING KLACHTRECHT VERBETERT RECHTSBESCHERMING ›
7.3 INTERPRETATIEVE VERKLARINGEN GAAN TE VER ›
7.4 NALEVING VERDRAG IN CARIBISCH NEDERLAND ›
7.5 VRIJHEIDSBEPERKINGEN IN DE ZORG ›
7.6 NIEUWE WETTEN OP KOMST ›
7.7 ONDERWIJS VOOR KINDEREN MET EEN BEPERKING ›
7.8 TOEGANKELIJKE WEBSITES OVERHEID ›
◀ VORIGE
118
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
7.1 Ratificatie van het Verdrag
Ontwikkelingen
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Nederland ratificeerde op 14 juni 2016 het Verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap.
Het is goed nieuws dat Nederland zich hiermee
­eindelijk – tien jaar na totstandkoming van het verdrag
– aansluit bij de andere landen die dit verdrag al
eerder hebben goedgekeurd. Met de goedkeuring van
het Verdrag laat Nederland zien dat mensen met een
beperking volwaardig aan de samenleving moeten
kunnen deelnemen. Er zijn nog heel wat stappen
nodig om een inclusieve samenleving te bereiken.
De regering heeft een implementatieplan aan­­
gekondigd. Dat zou concrete doelstellingen, maat­
regelen en een bijbehorend tijdpad moeten omvatten.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
119
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
7.2 Aanvaarding klachtrecht verbetert
rechtsbescherming
›
Zorgpunten
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Nederland heeft het klachtrecht dat is geregeld in
het Facultatieve protocol bij het Verdrag nog niet
aanvaard. Er zijn vergelijkbare protocollen bij andere
verdragen, die ook nog niet zijn geratificeerd.
De regering wil de beslissing over ratificatie van deze
verschillende instrumenten in samenhang nemen.
Ratificatie van het Facultatieve protocol maakt het moge­
lijk dat individuen een klacht kunnen indienen bij het
Comité inzake de rechten van personen met een
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
handicap. Dat biedt een aanvullende rechtsbescherming
aan personen met een beperking die menen dat er een
schending is van een of meer verdragsbepalingen en
daarover op nationaal niveau geen gehoor vinden.
De uitspraken van het Comité zullen de normen die in
het verdrag staan verhelderen en helpen de regering bij
de naleving van het verdrag. Ratificatie van het
Facultatieve protocol is dan ook van groot belang.
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
7.3 Interpretatieve verklaringen gaan te ver
6 RECHTSBESCHERMING
›
Zorgpunten
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
De regering zal bij zeven verdragsartikelen een
­interpretatieve verklaring afleggen. Daarin geeft
Nederland aan hoe het bepalingen uit het Verdrag
uitlegt. Omdat sommige verklaringen de toepassing
◀ VORIGE
van het verdrag inperken, zijn ze in feite voor­
behouden. Het College plaatst kanttekeningen bij de
noodzaak en legitimiteit van deze verklaringen.
120
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
7.4 Naleving Verdrag in Caribisch Nederland
Zorgpunten
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
juli 2016 is afgerond. Daarna stelt de regering een
plan van aanpak op om regelgeving en beleid aan te
passen zodat het Verdrag kan worden uitgevoerd.
Het is van belang dat de regering hierbij voortvarend
te werk gaat.
Na ratificatie zal Nederland het Verdrag niet meteen
in Caribisch Nederland uitvoeren. Eerst vindt een
onderzoek plaats om vast te stellen welke aan­passin­
gen van regelgeving en beleid in Caribisch Nederland
nodig zijn. Het kabinet verwacht dat dit onderzoek in
7.5 Vrijheidsbeperkingen in de zorg
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Zorgpunten
terugdringen van separatie” en “Toezicht vrijheids­
beperking onder dwang”. Hieruit blijkt dat separatie
van cliënten in de GGZ nog te vaak voorkomt. Ook in
de zorg voor ouderen en voor mensen met een
verstandelijke beperking is nog te vaak sprake van
dwangbehande­lingen, zoals separatie, fixatie en
gedwongen ­medicatie. Dit is niet in overeenstemming
met ver­­dragen waaraan Nederland gebonden is.
Ook strookt het niet met het Verdrag inzake de
­rechten van ­personen met een handicap.
Binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), de
ouderenzorg en de zorg voor mensen met een
verstandelijke beperking wordt hard gewerkt aan het
terugdringen van vrijheidsbeperking. Dit werpt zijn
vruchten af. Separatie van cliënten komt minder vaak
voor dan in het verleden. Toch zijn er nog meer
inspanningen nodig om vrijheidsbeperkingen verder
terug te dringen. Dat blijkt uit onderzoek dat de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) in 2015
publiceerde: “GGZ-instellingen investeren in
◀ VORIGE
121
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
7.6 Nieuwe wetten op komst
Ontwikkelingen
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Mensenrechtenverdragen bevatten strenge normen
voor toepassing van dwangmaatregelen. Het Comité
voor de rechten van personen met een handicap stelt
zich zelfs op het standpunt dat alle dwangmaatregelen
strijdig zijn met mensenrechten. Het spoort aan tot
het afschaffen van beleid en wettelijke bepalingen die
gedwongen zorg toestaan. Volgens internationale
normen is vrijheidsbeperking alleen toegestaan als een
cliënt een gevaar vormt voor zichzelf of voor anderen.
Toepassen van dwang mag alleen als uiterste redmid­
del worden gebruikt. Dwangmaatregelen dienen op de
minst belastende wijze te worden uitgevoerd en de
toepassing hiervan moet regelmatig worden geëvalu­
eerd. Verder moet de persoon in kwestie zoveel
­mogelijk bij de besluitvorming betrokken worden.
Dwangmaatregelen mogen alleen plaatvinden in
­daarvoor geschikte voorzieningen en onder medisch
toezicht in de context van het behandelplan.
IGZ die ook door de minister van VWS is onder­
schreven. Gezien de noodzaak tot verdere terug­
dringing van dwangmaatregelen is het van groot
belang dat deze richtlijn spoedig tot stand komt, dat
GGZ-instellingen deze gaan toepassen en dat de IGZ
toeziet op naleving met inachtneming van de inter­
nationale mensenrechtennormen op dit punt.
Het recht van personen met een handicap om
op voet van gelijkheid met anderen hun recht
op vrijheid en veiligheid van hun persoon te
­genieten is gegarandeerd in artikel 14 van het
Verdrag. Het recht niet te worden onderworpen
aan foltering of aan wrede, onmenselijke of
­vernederende behandelingen of bestraffingen
staat in artikel 15 van het Verdrag.
De wetsvoorstellen Zorg en Dwang en Verplichte
Geestelijke Gezondheidszorg regelen dat dwang in de
zorg alleen is toegestaan als andere maatregelen niet
werken. De regering is van mening dat dit in overeen­
stemming is met mensenrechtennormen. Daarnaast
stellen GGZ-instellingen een multidisciplinaire richtlijn
dwang en drang op, als reactie op een oproep van de
◀ VORIGE
122
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Nederland ratificeerde op 14 juni
2016 het Verdrag inzake de rechten
van personen met een handicap.
Het College voor de Rechten van de
Mens is toezichthouder op de
naleving en implementatie van het
Verdrag in Nederland.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
123
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
7.7 Onderwijs voor kinderen met een
beperking
›
Zorgpunten
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Iedereen heeft recht op onderwijs, ook kinderen met
een beperking. De Wet passend onderwijs legt scholen
verplichtingen op om toegang van kinderen met een
beperking te realiseren. De Wet gelijke behandeling op
grond van handicap of chronische ziekte verplicht
scholen doeltreffende aanpassingen te doen voor leer­
lingen met een beperking. Toch komt het nog steeds
voor dat scholen en opleidingen hen niet toelaten, of
dat zij geen aanpassing willen doen. Daardoor kunnen
veel kinderen met een beperking hun recht op onder­
wijs niet uitoefenen, en zitten zij thuis.
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Het recht op gelijke toegang tot onderwijs is
gegarandeerd in artikel 24 van het Verdrag
inzake de rechten van personen met een
handicap.
◀ VORIGE
124
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
Zorgpunten
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
7.8 Toegankelijke websites overheid
dus niet bruikbaar voor mensen die niet goed kunnen
zien of horen, moeite hebben met ingewikkelde
teksten of geen muis kunnen gebruiken. En dat terwijl
gemeenten steeds meer gebruik maken van digitale
dienstverlening.
Vanaf 1 januari 2015 moeten overheidswebsites
toegankelijk voor iedereen zijn. Dat is in de praktijk
nog niet het geval. Het College onderzocht in 2015 de
websites van gemeenten. Slechts 7% van de websites
van gemeenten bleek toegankelijk voor mensen met
een beperking. De meerderheid van de websites was
Ontwikkelingen
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Zowel gemeenten als de minister van BZK hebben
naar aanleiding van dit onderzoek maatregelen
­genomen om de toegankelijkheid van overheids­
websites te verbeteren. Er komt een wettelijke regeling
en er is een Toegankelijkheidsassistent voor web­­
redacteuren van de overheid. Deze kan toetsen of
informatie voor een website toegankelijk is.
◀ VORIGE
Het recht op toegankelijke informatie en
­communicatie is gewaarborgd in artikel 9 van
het Verdrag inzake de rechten van personen
met een handicap.
125
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“We geven mensen een handvat om
trots op zichzelf te zijn. Dat ze er
mogen zijn en dat ze gehoord worden.”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
‹
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
Monica Boschman is eindredacteur en schrijft
­artikelen voor het tijdschrift Tof. Een blad dat zich
richt op mensen met een verstandelijke beperking.
Voor het schrijven van de artikelen maakt Monica
regelmatig uitstapjes. Deze momenten zijn waardevol. “Je gaat bij iemand op bezoek om te praten over
een onderwerp. Dus je laat iemand vertellen over een
hobby of je gaat met iemand op pad om foto’s te
maken. Dan ben je in contact met een persoon en
dan heb je een kijkje in het leven van die ander. Dat
vind ik heel inspirerend. We hebben het vaak over
groepen mensen maar uiteindelijk gaat het niet om
mensen met een beperking, maar om mensen.”
De achterliggende gedachte van het tijdschrift Tof is
het recht op informatie, vertelt Monica. “Als je mee
wilt denken over je eigen leven en zeggenschap wilt
hebben, dan heb je informatie nodig. Maar dan moet
je die informatie wel kunnen begrijpen. Daarom
maken wij Tof in eenvoudige taal en met veel beeldmateriaal. Speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking. Zodat zij de boodschap het zelf
kunnen lezen of voorgelezen kunnen worden.”
Wat Monica bijzonder vindt aan haar werk, is het
bieden van een stukje empowerment. “We geven
mensen een handvat om trots te zijn op zichzelf.
We bieden een platform waar zij hun verhaal mogen
vertellen om zo anderen weer te inspireren”, aldus
Monica.
Het tijdschrift voor mensen met een beperking is
vooral een tijdschrift dóór mensen met een beperking. De inhoud wordt nauwgezet afgestemd met de
doelgroep. “We krijgen mailtjes van mensen dat ze in
het blad willen. Dat ze een verhaal willen vertellen.
Dit kan variëren van ‘Ik ben met een bekende
Nederlander op de foto geweest’ tot ‘Ik maak mooie
kunst’. We proberen zoveel mogelijk mensen zelf aan
het woord te laten”, benadrukt Monica.
◀ VORIGE
126
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
8 Nationale
implementatie
en infrastructuur
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
8.1 SLAGKRACHT NATIONAAL ACTIEPLAN MENSENRECHTEN ONTBREEKT IN DE BREEDTE ›
8.2 RATIFICATIE VAN VERDRAGEN ›
8.3 INTERNATIONALE RAPPORTAGES EN AANBEVELINGEN ›
8.4 UITSPRAKEN IN INDIVIDUELE KLACHTPROCEDURES ›
8.5 EUROPEES HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS ›
8.6 DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELEN ›
◀ VORIGE
127
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
8.1 Slagkracht Nationaal Actieplan
Mensenrechten ontbreekt in de breedte
Kamercommissie over gaat maar in andere
Kamerdebatten is geen aandacht voor het plan.
Slagkracht ontbreekt wanneer het thema’s betreft die
buiten de bevoegdheid van de minister van BZK vallen
en die controversiëler zijn zoals vreemdelingen en
terrorismebestrijding. Mensenrechten zijn niet beperkt
tot de portefeuille van de minister van BZK en de
implementatie van mensenrechten vergt dan ook
inspanning van het gehele kabinet. De samenhang
ontbreekt tussen het actieplan en andere relevantie
actieplannen op deelterreinen zoals discriminatie en
bedrijven en mensenrechten.
In 2013 heeft minister Plasterk van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het eerste
Nationaal Actieplan Mensenrechten aangeboden aan
de Tweede Kamer. Het plan biedt een overzicht van de
infrastructuur van mensenrechtenbescherming en
beoogt een platform voor dialoog en monitoring te
bieden. In juni 2015 heeft de vaste commissie voor
Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer de tussen­
rapportage van het plan besproken. Tegelijkertijd is
ook de kabinetsreactie op de Jaarrapportage 2013 van
het College besproken. Mensenrechten raken echter
aan meer onderwerpen dan waar deze
◀ VORIGE
128
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
8.2Ratificatie van verdragen
Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Het Internationaal Verdrag inzake de rechten van
personen met een handicap (CRPD) is 14 juni 2016
geratificeerd. Bekrachtiging van het Verdrag is van
belang omdat het de staat verplicht om alle terreinen
van het maatschappelijk leven voor deze doelgroep
toegankelijk te maken.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Facultatieve protocollen
Het kabinet heeft geen stappen gezet richting bekrach­
tiging van de facultatieve protocollen die individueel
klachtrecht regelen bij het Internationaal Verdrag
inzake economische, sociale en culturele rechten,
Kinderrechtenverdrag en het Internationaal Verdrag
inzake de rechten van personen met een handicap.
◀ VORIGE
129
Dergelijke klachtprocedures maken het mogelijk dat
mensen, die menen dat hun rechten die in de verdragen
zijn gegarandeerd zijn geschonden, kunnen een klacht
voorleggen bij een internationaal toezichthoudend
comité. Dat is een waardevolle aanvullende rechtsbe­
scherming en belangrijk voor de uitleg van de rechten.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
Protocol 15 bij het EVRM
wijzigingen zijn bedoeld om de autoriteit van het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens te
­garanderen, de effectiviteit van zijn uitspraken te
vergroten en de klachtprocedure verder te
stroomlijnen.
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel aangenomen
ter goedkeuring van Protocol 15 bij het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het Protocol
brengt procedurele wijzingen aan in het EVRM. Deze
Verdrag van Istanbul
Op 18 november 2015 ratificeerde Nederland het
Verdrag van de Raad van Europa inzake het voor­
komen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en
huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul). Het Verdrag is
op 1 maart 2016 in werking getreden. In Nederland
heeft 45% van alle vrouwen ouder dan 15 jaar ooit te
maken gehad met lichamelijk en/of seksueel geweld.
Het Verdrag geeft een nieuwe impuls aan de aanpak
van dit maatschappelijke probleem. In het Verdrag
staan nauwkeurig omschreven verplichtingen om
geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden.
Op internationaal niveau houdt een groep van des­­
kundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen
(GREVIO) toezicht op de uitvoering van het Verdrag.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
◀ VORIGE
130
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
8.3 Internationale rapportages en
aanbevelingen
›
VN-Kinderrechtencomité
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
In mei 2015 vond de constructieve dialoog van
Nederland met het VN-Kinderrechtencomité plaats.
Het College vroeg in zijn rapportages aandacht voor
discriminatie van kinderen met een beperking, de
aanpak van meisjesslachtoffers van mensenhandel en
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
het belang van mensenrechteneducatie. In het slot­
commentaar doet het Comité aanbevelingen over
onder meer Caribisch Nederland, decentralisaties in
het sociale domein, kindermishandeling en
vreemdelingenkinderen. DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
Comité inzake de uitbanning van rassendiscriminatie
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
verantwoordelijkheid teveel bij de burger zelf legt.
Het CERD doet aanbevelingen over onder meer
mensen van niet-westerse afkomst die een kleinere
kans hebben op een baan, meisjes met een hoofddoek
die geen stageplaats vinden, ­horecadiscriminatie en
etnische profilering.
In augustus 2015 besprak het Comité inzake de uit­­
banning van rassendiscriminatie (CERD) de
­rapportage van Nederland. Het College rapporteerde
ook aan het CERD. Een van de punten die het College
naar voren bracht is dat de overheid te weinig doet
om discriminatie aan te pakken en de
◀ VORIGE
131
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
VN Werkgroep van Experts over Afrikaanse Afkomst Op 28 september 2015 besprak de VN Mensen­
rechtenraad het rapport over Nederland van de
VN Werkgroep van Experts over Afrikaanse Afkomst.
Het College reageerde op het rapport in een
­videoboodschap tijdens de zitting van de
Mensenrechtenraad. De Werkgroep doet
­aan­­bevelingen over onder meer etnisch profileren,
mensenrechteneducatie voor ­kinderen en
­professionals en het bevorderen van de meldings­
bereidheid van racisme.
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
◀ VORIGE
132
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Vertraging rapportage IVESCR en IVBPR
De deadline voor Nederland om de rapportage in te
dienen bij het VN Mensenrechtencomité was
31 juli 2014. Dit rapport is op 1 juni 2016 nog steeds
niet ingediend. Het rapport aan het VN Comité
inzake economische, sociale en culturele rechten is in
april 2016 ingediend, een klein jaar te laat.
Comité ter Preventie van Foltering
Het Comité ter Preventie van Foltering (CPT) bezocht
Caribisch Nederland en de andere landen van het
koninkrijk in 2014. Het Comité ging naar de Justitiële
Inrichting Caribisch Nederland op Bonaire. In 2015
verscheen het rapport van het CPT en de reactie van
de regering daarop. Het Comité deed de aanbeveling
dat gearresteerde personen toegang tot een advocaat
moeten hebben, ook tijdens politieverhoor. De rege­
ring acht dit moeilijk te realiseren maar zal in het licht
van de implementatie van EU richtlijn 2013/48/EU de
mogelijkheden bekijken (zie ook het hoofdstuk rechts­
bescherming). Andere aanbevelingen betreffen de
hoge detentieratio en de verblijfs­omstandigheden in
politiecellen en in de justitiële inrichting. Naar
verwachting wordt in het najaar van 2016 een nieuw
detentiecentrum geopend.
◀ VORIGE
In 2015 publiceerde het CPT ook een rapport over een
FRONTEX-vlucht vanuit Rotterdam naar Nigeria waar­
bij 24 vreemdelingen zijn uitgezet. Het Comité deed
aanbevelingen en vroeg om informatie over de voor­
bereidingen en uitvoering van de uitzetting, de over­
dracht aan de Nigeriaanse autoriteiten, het gebruik
van geweld, de rol van nationale toezichthouders, de
debriefing van het team en de klachtenprocedure.
De meeste aanbevelingen implementeert de regering
of zal dat gaan doen.
133
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Het College vraagt aandacht
voor discriminatie van kinderen
met een beperking, de aanpak
van meisjesslachtoffers van
mensen­handel, mensenrechten­
educatie, kindermishandeling en
vreemde­lingen­kinderen.
◀ VORIGE
134
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
8.4Uitspraken in individuele
klachtprocedures
›
Uitspraken VN comités - De Blok et al. t. Nederland nog steeds niet nageleefd
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
In september 2014 concludeerde het Comité inzake de
uitbanning van discriminatie van vrouwen (CEDAW) in
de zaak De Blok et al. dat Nederland discrimineerde
door vrouwelijke zzp’ers in de periode 2004-2008 een
zwangerschapsuitkering te weigeren. De regering legt
de uitspraak naast zich neer omdat zij vindt dat artikel
11 lid 2 niet op zzp’ers van toepassing is en geen recht­
streekse werking kan worden ontleend aan dit artikel.
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
›
VN-Comité tegen Foltering
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Het VN-Comité tegen Foltering constateerde in de
asielgerelateerde zaken F.B. (613/2014, 20 november
2015) en M.C. (569/2013, 30 november 2015) dat
Nederland de vrouwen die de klachten hadden inge­
diend niet naar Guinee mocht uitzetten vanwege het
reële risico te worden onderworpen aan genitale
verminking.
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
Nederland heeft zich destijds ingezet voor de
totstandkoming van de klachtenprocedure bij het
Verdrag. Het is dan ook verontrustend dat de
Nederlandse regering de aanbeveling van het Comité
niet opvolgt en niet erkent dat het recht op een
­vergoeding voor zelfstandig werkende vrouwen ook
voortvloeit uit het Verdrag.
◀ VORIGE
Het Comité concludeert dat er in de specifieke
omstandigheden van deze zaak sprake is van een
behandeling die onder foltering valt.
Een aantal klachten die bij het VN-Mensenrechtencomité
en het VN-Vrouwencomité zijn ingediend waren
asiel-gerelateerd en zijn niet ontvankelijk verklaard.
135
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
8.5 Europees Hof voor de Rechten van
de Mens
had aangegeven dat in de betreffende zaak was
­gehandeld in strijd met de EVRM-verplichtingen en
aan het slachtoffer een schadevergoeding was aan­­
geboden (het betrof een geval van ophouding ter
ondervraging die langer had geduurd dan wettelijk
toegestaan). De overige zaken werden van de rol
geschrapt, soms nadat de regering met de verzoeker
een minnelijke schikking was overeengekomen.
In 2015 heeft het Hof geen uitspraak tegen Nederland
gedaan. Wel zijn er ontvankelijkheidsbeslissingen
genomen over 31 zaken. Veel van die zaken betroffen
de uitzetting van vreemdelingen. In ruim de helft van
de zaken achtte het Hof het verzoekschrift kennelijk
ongegrond en daardoor niet-ontvankelijk. In een
enkele zaak gebeurde dit nadat de Nederlandse
­regering in een zogenoemde unilaterale verklaring
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
Vreemdelingenzaken en het verbod van foltering
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Op 12 januari 2016 deed het EHRM uitspraken in vijf
­vreemdelingenzaken. Het Hof constateerde dat het
verbod van foltering (artikel 3 EVRM) niet was
geschonden.
◀ VORIGE
136
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Arrest Garib
Mevrouw Garib mocht van de gemeente Rotterdam
niet binnen de Tarwewijk in Rotterdam verhuizen naar
een andere woning. Het besluit van de gemeente
vloeit voort uit een wet die tot doel heeft om het aantal
probleemwijken terug te dringen en het leefklimaat te
bevorderen. Het Hof constateert in februari 2016
geen schending van de vrijheid van beweging (art. 2
Protocol No. 4 EVRM). De beperkingen in haar
­vrijheid zijn gerechtvaardigd om het doel van de wet
te bereiken.
Arrest Gillissen
De Centrale Raad van Beroep had meneer Gillissen
zijn verzoek om getuigen te horen afgewezen. Het Hof
veroordeelde Nederland op 15 maart 2016 voor een
schending van het recht op een eerlijk proces (artikel 6
lid 1 EVRM).
Arrest Murray
Op 26 april 2016 constateerde het EHRM in het arrest
Murray t. Nederland, dat er een schending van artikel 3
was. Dit recht garandeert het recht te zijn gevrijwaard
van foltering en andere onmenselijke behandeling of
bestraffing. Murray zat een levenslange gevangenisstraf
uit in Curaçao en heeft de gouverneur herhaaldelijk om
◀ VORIGE
137
gratie gevraagd. De gouverneur wijst zijn verzoeken
iedere keer af. De afwijzing was mede ­gebaseerd op de
psychische problemen van de heer Murray. Tijdens zijn
detentie kreeg Murray geen goede psychische hulp om
daar enige positieve verandering in te realiseren. Het
EHRM bevestigde zijn uitspraak in Vinter. Al op
››
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
hem te behandelen voor zijn psychische problemen.
Daardoor was het voor de heer Murray in feite onmo­
gelijk geworden om ooit nog vrij te komen. Het EHRM
oordeelt daarom dat de Nederland artikel 3 EVRM
geschonden heeft. ■
het moment van oplegging van de levenslange gevan­
genisstraf moet sprake zijn van een vooruitzicht op
mogelijke vrijlating en van een
­herzieningsmogelijkheid. Anders is er sprake van een
onmenselijke bestraffing. In de zaak Murray heeft
Nederland volgens het EHRM niet genoeg gedaan om
8.6Duurzame ontwikkelingsdoelen
In september 2015 hebben de VN lidstaten de duur­
zame ontwikkelingsdoelen aangenomen. De 17 nieuwe
werelddoelen voor 2030 zijn het vervolg op de
Millenniumdoelen. De doelen zien op het bestrijden
van extreme armoede maar ook op onder meer het
tegengaan van ongelijkheid en aanwezigheid van
(mensenrechten)educatie. Er is een ook een rol
weggelegd voor bedrijven om de doelen te realiseren.
◀ VORIGE
138
Het Centraal Bureau voor de Statistiek stelt samen
met andere organisaties indicatoren op om de voort­
gang te meten en is ook betrokken bij de rapportage
over Nederland. Mensenrechten zijn verweven met de
werelddoelen dus daar moet aandacht voor zijn bij het
monitoren en implementeren van de doelen in
Nederland.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Comité inzake de uitbanning van
rassendiscriminatie
Op 18 en 19 augustus 2015 besprak het Comité inzake de uitbanning
van rassendiscriminatie (CERD) met Nederland haar rapportage.
Het VN Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
­discriminatie verplicht staten te ­rapporteren over de vorderingen in
de ­naleving van het Verdrag. Bij de bespreking waren verschillende
partijen betrokken waaronder het NJCM, het Landelijk Platform
Slavernijverleden, het NRC Handelsblad, de overheid en het
College voor de Rechten van de Mens. De volgende reeks interviews
illustreert hoe zij de bespreking hebben ervaren.
◀ VORIGE
139
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“Het is voor de Nederlandse regerings­
delegatie goed is om te horen waar
mensen in de wereld, die zich in rassen­
discriminatie verdiepen, druk over maken.”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
›
›
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Bas Blokker is journalist bij het NRC Handelsblad.
Terugblikkend op de VN-zitting onderschrijft Bas de
meerwaarde ervan. “Een zitting heeft zin. Al is het
maar voor het groepje ambtenaren dat in de delegatie
zit. De Nederlandse regeringsdelegatie heeft er ook
veel energie in gestoken. Ik denk dat het voor hen
goed is om te horen waar mensen in de wereld, die
zich in het rassendiscriminatie verdiepen, druk over
maken.”
Via eerdere artikelen die Bas schreef over rassen­
discriminatie, is hij verbonden met het onderwerp.
“Ik heb voor de krant veel geschreven over de
­discussie rond zwarte piet. Zo ben ik bekend
­geraakt met het thema rassendiscriminatie. Ik vind
het ­belangrijk om alle ontwikkelingen op dit gebied
­nauwgezet te volgen. Daarom heb ik de kans om
bij de VN hoorzitting aanwezig te zijn met beide
handen aangegrepen. Het is een goede manier om
hetzelfde fenomeen vanuit een andere invalshoek
te beschrijven.”
De scenerie in Genève deed Bas denken aan James
Bondfilms met Sean Connery. “Ik had het idee dat ik
al reizend terug naar de jaren-70 was gegaan. Mijn
verwachting was dat ik in een moderne omgeving
terecht zou komen, maar ik vond het een beetje als
in Koude Oorlogsfilms. De manier waarop de verhoorkamer was ingericht, de oorschelpjes voor de
vertaling. Heel ouderwets en leuk om te gebruiken
als journalist.”
◀ VORIGE
140
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“Ieder Comitélid heeft zijn eigen
inzichten en redeneert vanuit een
bepaald oogpunt. Dat was heel
bijzonder”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Natasja Moritz is Programmacoördinator Inclusie &
Discriminatie bij het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
is medeverantwoordelijk voor de naleving van VN
Verdragen in Nederland. Wanneer de Nederlandse
regering zich moet verantwoorden bij een VN hoorzitting, dan is een goede voorbereiding van belang,
zegt Natasja. “We waren aanwezig met een delegatieleider, afdelingshoofd, een collega en ik. Een voor­
lichter is later ingevlogen vanwege de media-aandacht rondom de kwestie zwarte piet. Racisme raakt
verschillende departementen. Daarbij is uit voor­
gaande VN zittingen gebleken dat het nodig is om
met een flinke delegatie aanwezig te zijn. Daarom
waren er ook collega’s van vreemdelingenbeleid,
politiezaken, strafrecht en van Binnen- en
Buitenlandse Zaken.”
◀ VORIGE
141
Natasja vergelijkt de VN hoorzitting met een
Algemeen Overleg in de Tweede Kamer. “Daar
­worden vragen afgevuurd die ter plekke moeten
worden beantwoord. De vragen die je overdag
krijgt moeten ’s avonds allemaal verwerkt worden.
We waren tot diep in de nacht bezig.”
Tijdens de hoorzitting gebeurde er iets opmerkelijks.
“Er ontstond een geëmotioneerde discussie tussen
de Comitéleden over zwarte piet. Dat gaf de zitting
een bepaalde dynamiek. Ieder Comitélid heeft zijn
eigen inzichten en redeneert vanuit een bepaald
oogpunt. Dat was heel bijzonder”, aldus Natasja.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“Als nationaal mensenrechteninstituut
onderscheidt het College zich van de
andere aanwezigen tijdens de VN
hoorzitting”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Ineke Boerefijn is Coördinerend Beleidsadviseur bij
het College voor de Rechten van de Mens en presenteerde tijdens de VN hoorzitting een rapport van het
College over rassendiscriminatie.
“Als nationaal mensenrechteninstituut onderscheidt
het College zich van de andere aanwezigen tijdens de
VN hoorzitting”, vertelt Ineke. “Vertegenwoordigers
van de overheid zijn de hoofdrolspelers en hebben de
meest prominente plek. De NGO’s hebben een eigen
rol. Als nationaal instituut zit je daar ergens tussenin.
Letterlijk en figuurlijk. Je ziet dat het kantoor van de
Hoge Commissaris er goed over na heeft moeten
denken waar ze instituten als het College plaatst en
wanneer zij tijdens de zitting mogen spreken.”
◀ VORIGE
142
Gedurende de twee dagen waarover de zitting was
verspreid, sprak Ineke met diverse leden van het
Comité. “Ik kon heel informeel praten met verschillende comitéleden. De aparte bijeenkomst met de
rapporteur en andere leden was voor mij het hoogtepunt van de bijeenkomst. De zitting was heel bijzonder. Ik was vaker bij dit soort zittingen geweest als
waarnemer en als NGO-vertegenwoordiger, maar om
daar als College aan deel te nemen was ontzettend
interessant”, aldus Ineke.
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
“Het Comité bleek heel goed op de
hoogte van de situatie in Nederland.
Een aantal comitéleden refereerde
zelfs direct naar onze rapportage.”
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
‹
Eefje De Kroon is bestuurslid van het Nederlands
Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM).
Zij gaf een toelichting op de NGO-schaduw­
rapportage, gecoördineerd door het NJCM en
­ingediend namens 26 NGO’s, aan het CERD.
structureel met racisme te maken krijgen. Het rapport
wordt breed gedragen door het maatschappelijk
middenveld. Veel verschillende organisaties hebben
meegeschreven. Bovendien is het op feiten gebaseerd en juridisch onderbouwd. Dat maakt dat het
impact heeft”, vertelt Eefje.
Tijdens het informele uurtje dat er is voor een
­dialoog tussen de Comitéleden en NGO’s bleek hoe
goed de Comitéleden waren ingelezen. “Zij bleken
goed op de hoogte van de situatie in Nederland.
Een aantal comitéleden refereerde zelfs direct naar
onze rapportage”, benadrukt Eefje. Ook was zij
aangenaam verrast door de belangstelling tijdens
een lunchvergadering. “Vaak schuift alleen de
­rapporteur aan om extra informatie te verzamelen.
Maar er waren ook zes of zeven andere comitéleden
aanwezig. Dit toont aan hoe belangrijk zij het ­vinden
om te weten wat er speelt in Nederland.”
De officiële sessie was spannend. “Het is altijd
afwachten of het Comité jouw punten inbrengt
tijdens de dialoog, en of het de vinger op de zere
plek legt. Het Comité ondervroeg de Nederlandse
regeringsdelegatie echter kritisch, en kwam terug
op vragen die de staat slechts marginaal beantwoordde”, vervolgt Eefje.
Er zit veel tijd in de voorbereiding van een sessie,
voor het NJCM, het Comité en de staat. “De aan­
bevelingen zouden gezien moeten worden als een
kans – ook door de regering – en niet als een
­bedreiging. Een effectievere aanpak van rassen­
discriminatie heeft veel voordelen voor de hele
Nederlandse samenleving”, aldus Eefje.
De betrokkenheid van het NJCM bestond voor­
namelijk uit het coördineren van en meeschrijven
aan de gezamenlijke NGO-schaduwrapportage.
“Ons rapport laat zien hoe mensen in Nederland
◀ VORIGE
143
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
Afkortingen
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
ADV
Antidiscriminatie voorzieningen
AIVD
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
AMvB
Algemene maatregel van Bestuur
AP
Autoriteit Persoonsgegevens
AWGB
Algemene wet gelijke behandeling
AZC
Asielzoekercentrum
BZK
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CERD
Committee on the Elimination of Racial Discrimination / Comité inzake de
uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie
COA
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
CPT
Comité ter Preventie van Foltering / Committee for the Prevention of Torture
CRPD
Convention on the rights of persons with disabilities / Internationaal
Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
›
CRvB
Centrale Raad van Beroep
CTIVD
Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
›
ECSR
Europees Comité inzake Sociale Rechten
EHRM
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
ESH
Europees Sociaal Handvest
EU
Europese Unie
EVRM
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
GREVIO
Groep deskundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen/Group of
Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence
›
›
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
6 RECHTSBESCHERMING
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
›
›
◀ VORIGE
144
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
Gw
Grondwet
HR
Hoge Raad
HvJ
Europees Hof van Justitie
IGZ
Inspectie voor de Gezondheidszorg
IND
Immigratie- en Naturalisatiedienst
IS
Islamitische Staat
IVBPR
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten
IVESCR
Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten
KIS
Kennisplatform Integratie en Samenleving
Mbo
Middelbaar Beroepsonderwijs
MvT
Memorie van Toelichting
NCTV
Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid
Ngo
non-gouvernementele organisatie
NJi
Nederlands Jeugdinstituut
NSA
National Security Agency
OM
Openbaar Ministerie
PG
Procureur Generaal
RSJ
Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
RvE
Raad van Europa
SBB
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
›
SCP
Sociaal en Cultureel Planbureau
SZW
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
›
TIB
Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
›
›
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
6 RECHTSBESCHERMING
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
›
›
◀ VORIGE
145
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
2 RECHT OF GUNST?
3 DISCRIMINATIE
›
›
›
VN
Verenigde Naties
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VWS
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wgbh/cz
Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
Wiv
Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten
Wlz
Wet langdurige zorg
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
WODC
Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
ZSM
Zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk
Zvw
Zorgverzekeringswet
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
›
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
›
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
◀ VORIGE
146
VOLGENDE ▶
HOME
INLEIDING
›
›
DEEL 1: MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S
1 VEILIGHEID VOOR ALLES?
›
2 RECHT OF GUNST?
›
3 DISCRIMINATIE
›
DEEL 2: ONTWIKKELINGEN EN ZORGPUNTEN
4 MIGRATIE EN MENSENRECHTEN
›
5 GEWELD TEGEN VROUWEN
›
6 RECHTSBESCHERMING
7 VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN
PERSONEN MET EEN HANDICAP
8 NATIONALE IMPLEMENTATIE
EN INFRASTRUCTUUR
›
›
›
Colofon
Dit is een uitgave van het College voor
de Rechten van de Mens
College voor de Rechten van de Mens
Kleinesingel 1-3
Postbus 16001
3500 DA Utrecht
030 888 38 88
[email protected]
www.mensenrechten.nl
Voor vragen kunt een mail sturen of bellen.
Fotografie
Peter de Ruiter
Ontwerp
Ontwerpwerk
Publicatiedatum: juli 2016
◀ VORIGE
147
Download