Exploring fungal diversity for the biobased economy Utrecht

advertisement
Exploring fungal diversity for the biobased economy
Utrecht Universiteit
Ronald P. de Vries
1
Exploring fungal diversity for the biobased economy
ORATIE
Gehouden bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar ‘Fungal Molecular
Physiology’ aan Utrecht Universiteit op vrijdag 27 februari 2015.
INAUGURAL LECTURE
Given at the acceptance of the position of Professor in Fungal Molecular Physiology at
Utrecht University on Friday February 27 th 2015
Dr. ir. Ronald P. de Vries
2
Contents
Inleiding ............................................................................................................................................ 4
Schimmel Biodiversiteit .................................................................................................................... 5
Planten biomassa afbraak door schimmels ......................................................................................... 7
Traditionele en nieuwe toepassingen van schimmel enzymen ............................................................. 8
Het verbeteren van commerciële enzym mengsels............................................................................ 11
Het grotendeels ongebruikt potentieel van basidiomycete schimmels ............................................... 14
Het mijnen van schimmel biodiversiteit voor nieuwe biosynthetische routes .................................... 14
Een veranderende aanpak voor onderzoek in dit veld ....................................................................... 15
Van verleden naar toekomst ............................................................................................................. 16
Fundamenteel en toegepast onderzoek ............................................................................................. 17
Dankwoord...................................................................................................................................... 18
3
Mijnheer de Rector, familie, vrienden, collega’s, Dames en heren,
Van harte welkom bij mijn oratie waarmee ik het ambt van bijzonder hoogleraar Fungal
Molecular Physiology aanvaard aan Utrecht Universiteit.
Inleiding
Wetenschap is evenzeer een slachtoffer van mode verschijnselen als elk ander aspect van de
maatschappij en het zal zeker niet de eerste keer zijn dat ieder van u de term ‘biobased
economie’ hoort. Het staat hoog op de agenda van de meeste nationale overheden evenals de
Europese Unie. De term ‘biobased economie’ slaat op een economie waar de belangrijkste
grondstoffen voor producten afkomstig zijn van duurzame biologische bronnen (zoals
planten) in plaats van fossiele bronnen. Het omvat ook onderzoek gericht op het in detail
begrijpen van biologische mechanismen en processen die toegepast kunnen worden in de
industrie. Dus waar het op neer komt is dat in een biobased economie veel van de processen
die nu gebaseerd zijn op fossiele bronnen en chemische omzettingen vervangen worden door
biologische productie processen, zoals fermentatie, die door de wetenschap ontwikkeld
worden. De biobased economie omvat veel aspecten, maar u zal begrijpen dat, gezien het
onderwerp van mijn onderzoek, ik zal focussen op die aspecten gerelateerd aan schimmels.
Biologische productie processen met behulp van schimmels zijn niet nieuw, maar bestaan al
millennia, zoals in the prodcutie van bier, broos, wijn en soja saus. Het brouwen van bier, een
fermentatie proces waarin gist, een subgroep van schimmels, gebruikt wordt, bestaat al
minstens 5000 jaar in verschillende delen van de wereld. Een ander fermentatie proces,
genaamd koji, is al gedocumenteerd in China sinds 300 BC en werd gebruikt voor de
productie van gefermenteerd voedsel zoals soja saus en sake. Zelfs moderne producten zoals
biobrandstoffen zijn niet zo nieuw als de meeste mensen denken. De diesel motor die Rudolf
Diesel in 1890 ontwierp was oorspronkelijk bedoeld om pinda olie als brandstof te gebruiken,
maar werd later omgebouwd voor petroleum gebaseerde brandstoffen. Hetzelfde geld voor de
T-Ford die Henri Ford ontwierp rond 1900. Deze kon petroleum, alcohol en mengsels hiervan
gebruiken als brandstof. Echter, later in de 20ste eeuw, vooral tijdens de tweede wereld
oorlog, kwam de nadruk op het gebruik van fossiele grondstoffen en chemische processen te
liggen. Gedurende verschillende decennia, de focus in de maatschappij was op industrialisatie
en het verbeteren van de levenskwaliteit en biobased processen kregen minder aandacht in
verschillende industriële sectoren. Echter, in sommige sectoren, zoals de productie van
voedsel en papier, werd sterke vooruitgang geboekt gedurende de laatste 7 decennia en het
gebruik van schimmels in die toepassingen kreeg een sterke positie.
De wens om productie processen naar biologische processen om te zetten in een biobased
economie is vooral gebaseerd op de afnemende reserves van fossiele grondstoffen. Planten
biomassa is een aantrekkelijk alternatieve grondstof aangezien het grootschalig aanwezig en
duurzaam is en infrastructuur voor het gebruik ervan reeds bestaat. Een tweede argument
voor het veranderen van fossiele brandstoffen naar planten biomassa is gerelateerd aan
opwarming van de aarde en veranderingen in ons klimaat. Het gebruik van fossiele
grondstoffen verhoogd de CO2 concentraties in de atmosfeer, wat als één van de belangrijkste
4
redenen voor klimaatverandering wordt gezien. Bij de omzetting van planten materiaal
ontstaat ook CO2, maar een deel daarvan wordt weer opgenomen door planten tijdens hun
groei, zodat de netto CO2 uitstoot lager is. Deze positieve kant van de biobased economie
wordt actief uitgedragen en op het internet kunnen ook veel artikelen hierover gevonden
worden.
Het gebruik van planten biomassa heft ook een aantal potentiele nadelen die nog niet volledig
opgelost zijn en die vooral met de competitie met voedsel productie te maken hebben. Deze
competitie kan direct zijn, zoals het gebruik van zetmeel uit mais of sucrose uit suikerriet of
suikerbiet. Het gebruik van gewassen die niet voor voedselproductie gebruikt worden zou dan
ook een betere optie zijn, echter dit levert nog steeds concurrentie met voedselproductie op
met betrekking tot het gebruik van landbouwgrond. Hierdoor bestaat ook een actieve lobby
tegen biobrandstoffen. Het gebruik van landbouw afval, zoals stro, of gewassen die kunnen
groeien op arme grond die niet geschikt is voor voedselproductie, zijn daarom meer
interessante alternatieven die wereldwijd bekeken worden.
De uitdaging voor de biobased economie is om biologische processen in te zetten voor een
breed scala aan producten, zoals brandstoffen, materialen, chemicaliën, en farmaceutische
cosmetische producten. Deze processen moeten duurzaam zijn en geen competitie geven met
voedselproductie.
Schimmel Biodiversiteit
Ik wil nu graag eerst ingaan op schimmel biodiversiteit. Biodiversiteit is een algemene term
die de variaties de bestaan bij organismen in de natuur omvat. Schimmel biodiversiteit omvat
niet alleen de verschillende species die
op aarde voorkomen, maar ook hun
verschillenden biotopen, evenals de
verschillen in hun fysiologie.
Schimmels werden oorspronkelijk als
verwanten van planten gezien, maar
recenter onderzoek heeft aangetoond
dat ze nauwer verwant zijn aan dieren,
al staan ze hier nog steeds evolutionair
ver vandaan (Figuur 1).
Figuur 1. De boom van het leven. (Ricou,
Joana; Pollock, John A. The Tree, The Spiral
And The Web of Life: A Visual Exploration
of Biological Evolution for Public Murals.
Leonardo Journal, 1:45 2012)
Schattingen met betrekking tot het aantal schimmels lopen uiteen van 1,5 tot 15 miljoen
species, maar slechts een fractie hiervan is bestudeerd. Ik kom later terug op de relevantie
5
hiervan. Schimmels worden in alle natuurlijke en door mensen gemaakte biotopen gevonden,
van de poolcirkel tot de tropen en zowel op land als in het water. Zelfs de lucht bevat grote
aantallen schimmel sporen die wij met elke ademtocht inademen.
Schimmels hebben twee groeivormen: eencellige soorten die gisten genoemd worden, en
meercellige soorten die filamenteuze schimmels genoemd worden. Sommige schimmels
komen uitsluiten voor als gist of filamenteuze schimmels, terwijl anderen in beide vormen
voorkomen, afhankelijk van de condities waaronder ze groeien.
Veel schimmels gebruiken dood materiaal als voedsel (saprobe schimmel). Een paar
voorbeelden hiervan (Figuur 2) zijn schimmels die we vinden in onze keuken op
sinaasappelen, verschillende soorten paddenstoel vormende schimmels in het bos en soorten
die we zelf als voedsel gebruiken.
Figuur 2. Voorbeelden van saprobe schimmels.
Andere schimmels vormen interacties met planten die voor beide organismen positief zijn,
zoals mycorrhizae. Deze schimmels maken verbindingen met het wortelstelsel van de plant
en vergroten dit daardoor. Zij leveren nutriënten aan de plant en krijgen in ruil daarvoor
voedsel van de plant. Deze samenwerking heeft een groot effect op de groei van planten.
Echter, niet alle schimmels hebben een positief effect. Veel plantenziekten worden
veroorzaakt door schimmels. Al resulteren sommige in structuren die als een delicatesse
worden beschouwd, zoals tumor groei van mais door de schimmel Ustilago, in de meeste
gevallen is het resultaat een verlies in opbrengst of dood van de plant. Daarnaast kunnen ook
dieren geïnfecteerd worden door schimmels, wat tot ernstige ziekten of dood van het dier tot
gevolg kan hebben. Schimmel ziekten komen ook voor bij mensen, van huidziekten zoals
roos tot meer ernstige ziekten die verminking of dood tot gevolg kunnen hebben.
Van de voorbeelden zojuist genoemd mag het duidelijk zijn dat schimmels ons en ons milieu
op vele manieren beïnvloeden.
Zoals reeds aangegeven gebruiken de meeste schimmels planten biomassa als hun primaire
koolstofbron en veel van deze schimmels zijn essentieel voor de koolstof cyclus. Zij zijn zeer
6
efficiënt in de afbraak van planten biomassa dat anders op zou hopen in de natuur. Het is
daarom geen verrassing dat schimmels al een lange geschiedenis hebben in het gebruik voor
het omzetten van planten biomassa en industriële toepassingen.
Planten biomassa afbraak door schimmels
Planten biomassa is een zeer interessante grondstof voor de biobased economie, maar heeft
een zeer complexe en moeilijk af te breken structuur. Planten biomassa bestaat voor een groot
deel uit celwanden, die zijn opgebouwd uit polysacchariden (lange suikerketens), de
aromatische polymeer lignine, en eiwitten. De polysacchariden zijn met elkaar en lignine
verbonden waardoor een complex netwerk ontstaat dat structuur en sterkte geeft aan de plant
(Figuur 3). The precieze structuur van de verschillende cel wand polymeren en hun relatieve
hoeveelheid verschilt niet alleen
per plant species, maar ook per
plant weefsel, en verandert in de
verschillende seizoenen.
Figuur 3. Schematische afbeelding
van de planten celwand.
De rigide structuur en de sterke variatie in de samenstelling van de planten celwand zijn een
significante uitdaging voor schimmels om dit als koolstofbron te gebruiken. Schimmels
kunnen geen polymeren opnemen in de cel en moeten deze daarom buiten de cel afbreken tot
kleinere verbindingen. Hiervoor produceren zij enzymen die de polysacchariden in kleine
suikers knippen die in de cel opgenomen kunnen worden. Enzymen zijn eiwitten en vormen
samen de gereedschapskist van de natuur. Het zijn katalysatoren die de omzetting van de ene
verbinding in een andere mogelijk maken. Planten biomassa afbrekende enzymen zijn zeer
specifiek voor de verschillende typen polysacchariden en daarom is voor de afbraak van het
ene polysacharide een andere set enzymen nodig dan voor een ander.
Om geen energie te verspillen moeten schimmels kunnen waarnemen welk polysacharide
aanwezig is, zodat zij alleen de noodzakelijke enzymen produceren. De methode die zij
daarvoor gebruiken is versimpeld weergegeven in Figuur 4. De schimmel merkt de
aanwezigheid van een kleine hoeveelheid suiker op die gebruikt kan worden als koolstofbron.
Als reactie hierop activeert de schimmel een regulator die de expressie van twee sets genen
activeert. De eerste set zorgt voor de productie van metabole enzymen die de suiker om
kunnen zetten. De tweede set zorgt voor de productie van extracellulaire enzymen die meer
van dit suiker vrij kunnen maken uit planten biomassa.
7
Figuur 4. Afbraak van of polysacchariden
door schimmels.
Het beschikbaar komen van schimmel
genoom sequenties heeft onderzoek in
dit en vele andere velden compleet
verandert. Met een genoom sequentie
is het mogelijk om alle potentiele
enzymen te identificeren die een
organisme kan produceren. De eerste
schimmel genomen gaven direct aan dat de set enzymen die schimmels kunnen produceren
veel groter is dat tot dan toe aangenomen werd. Naar mate meer genoom sequenties
beschikbaar kwamen werd ook steeds duidelijker hoe groot de verschillen in deze enzym sets
zijn tussen schimmels, zelfs tussen verwante species.
Traditionele en nieuwe toepassingen van schimmel enzymen
Zoals reeds gezegd is het gebruik van schimmel enzymen in industriële processen niet nieuw
en met namen in de tweede helft van de 20ste eeuw werden schimmels en schimmel enzymen
op grote schaal toegepast voor verschillende processen. Het best bekende voorbeeld van
schimmel fermentaties is de productie van brood en bier door de gist Saccharomyces
cerevisiae, maar ook filamenteuze schimmels werden in verschillende processen toegepast. In
sommige gevallen werd de schimmel zelf gebruikt, zoals in de productie van Franse kazen als
brie en camembert. In andere toepassingen worden enzymen die geproduceerd zijn door
schimmels gebruikt, vaak enzymen die planten biomassa af kunnen breken. Schimmel
enzymen kunnen gebruikt worden voor het helder maken van appelsap dat normaal
gesproken troebel is, terwijl tijdens het maken van brood schimmel enzymen aan het deeg
worden toegevoegd om brood met een meer uniforme structuur te krijgen dat minder snel
uitdroogt. Een belangrijke toepassing van schimmel enzymen is in het bleken van papier, een
proces dat oorspronkelijk chemisch gedaan werd met behulp van chloor. Aangezien dit slecht
voor het milieu is, is dit proces bijna volledig vervangen door enzymatische bleking. Een
ander interessant voorbeeld waar schimmel enzymen het oorspronkelijke proces vervingen is
de productie van stone-washed jeans. Dit werd oorspronkelijk inderdaad gedaan door de
jeans met stenen te wassen, maar dit leverde schade aan de wasmachines aan wat leidde tot
hoge productie kosten. Het bleek dat hetzelfde effect bereikt kon worden met bepaalde
schimmel enzymen zonder negatieve effecten op de machines, zodat de meeste stone-washed
jeans nu eigenlijk ‘enzyme-washed’ jeans zijn.
Dt zijn slechts enkele voorbeelden van de toepassingen van schimmel enzymen. The enzym
mengsels die hiervoor gebruikt worden meestal geproduceerd door een relatief klein aantal
schimmels, vooral species van Aspergillus, Trichoderma reesei en Myceliophthora
thermophila. De keus voor deze species is niet alleen gebaseerd op de enzym sets die zij
produceren, maar ook op andere belangrijke eigenschappen voor industriële productie
8
processen. Dit zijn hoge productie van enzymen, goede groei in grootschalige fermentaties en
eenvoudig gebruik en manipulatie van de schimmels. Verschillende bedrijven, zoals DSM,
Dupont, Novozymes en Dyadic hebben uitgebreide stamverbeteringsprogramma’s uitgevoerd
waardoor zij stammen ontwikkeld hebben die superieur zijn vergeleken met de
oorspronkelijke stammen op deze aspecten. Ondanks de grote variatie in deze processen
hebben ze één ding gemeen, namelijk dat ze de planten biomassa alleen willen modificeren
en niet volledig willen afbreken.
In meer recentere toepassingen van schimmel enzymen is dit heel anders. De monomere
suikers die vrijgemaakt kunnen worden uit planten biomassa zijn zeer veelbelovende
bouwstenen voor biobrandstoffen, biochemicaliën en bioplastics. Biobrandstoffen, in het
bijzonder bioethanol, is het vlaggenschip van deze processen en was oorspronkelijk
voornamelijk geproduceerd uit mais zetmeel en sucrose van suikerriet en suikerbiet. Deze
eerste generatie biobrandstof levert daarom rechtstreeks competitie op met voedsel productie,
wat een ongewenste situatie is aangezien dit kan leiden tot verlaagde voedsel productie en
verhoogde voedsel prijzen. Daarom is de focus nu meer op tweede generatie bioethanol wat
gebaseerd is op landbouw afval en geen directe competitie geeft met voedsel productie.
Echter, de omzetting van deze substraten is aanzienlijk moeilijker dan zetmeel en sucrose.
Daarom hebben de enzym mengsels die hiervoor gebruikt worden een uitgebreidere set
enzymen nodig om een significant deel van het substraat om te zetten.
Zoals reeds aangegeven waren de oorspronkelijke commerciële enzym mengsels alleen
bedoeld voor modificatie van de polysacchariden en daarom niet erg geschikt voor volledige
afbraak van de biomassa. Zowel in de academische wereld als de industrie zijn grote
inspanningen geleverd om betere enzym mengsels te ontwikkelen, meestal door de productie
van specifieke enzymen te verhogen en zo de mengsels te verrijken met nieuwe activiteiten.
Dit leidde tot significante verbeteringen, maar de huidige mengsels zijn nog steeds niet
efficiënt genoeg voor de volledige afbraak van planten biomassa. Daarnaast moet er zoveel
van deze enzymen toegevoegd worden om significante hoeveelheden van de suikers vrij te
maken, dat de productie kosten van de enzymen één van de belangrijkste onderdelen zijn van
de totale productie kosten van biobrandstoffen. Een sterke toenamen in de efficiëntie of
afname in de productie kosten van de enzym mengsels is noodzakelijk om tweede generatie
biobrandstoffen en biochemicaliën een economische realiteit te maken.
Waarom zijn de beschikbare enzym mengsels niet voldoende efficiënt? Zoals jullie je
waarschijnlijk kunnen voostellen hebben verschillende mensen hier verschillende meningen
over, maar vandaag geef ik alleen mijn visie hierop. Naar mijn mening is het gebrek aan
efficiëntie voornamelijk gebaseerd op vier factoren.
Allereest is het naar mijn mening moeilijk voor te stellen date r een schimmel is die als doel
heeft planten biomassa volledig af te breken. Het voornaamste doe van een schimmel is
voldoende koolstof bron en energie vrij te maken om te kunnen groeien en zich voort te
kunnen planten. Daarom zal een schimmel hoogstwaarschijnlijk die componenten van de
biomassa negeren waarvoor hij niet de juiste gereedschappen (enzymen) heeft. In de natuur
9
gebeurt de volledige afbraak van planten biomassa door
een gemengde populatie van schimmels samen met
bacteriën en niet door een enkele schimmel (Figuur 5).
Figuur 5. Hout afbraak door verschillende schimmel species.
De afbraak van planten materiaal in de natuur is een proces waarin verschillende schimmels
na elkaar een rol spelen. De eerste afbraak gebeurt door schimmels doe gespecialiseerd zijn
in het eten van eenvoudig af te breken componenten terwijl daarna andere schimmels de wat
lastigere componenten afbreken. De meest recalcitrante componenten van de biomassa
worden afgebroken door de late kolonisten die de juiste enzymen voor dit deel van het
substraat kunnen produceren. De meeste commerciële enzym cocktails worden gemaakt door
één schimmel en bevatten daarom ook maar een fractie van de variatie aan enzymen die in de
natuur bij de afbraak betrokken is. Hoewel de commerciële enzym producerende schimmels
allen een breed scala aan enzymen kunnen produceren, zijn dit allemaal vroeg tot middel
actieve schimmels, en zijn dus slecht geschikt voor de afbraak van de meer moeilijk af te
breken componenten van de planten biomassa. Een commercieel enzym mengsel heeft dan
ook naast de huidige enzymen ook enzymen nodig van late schimmels om de lastigere
componenten af te kunnen breken.
Ten tweede, gedurende het afbraak proces van planten biomassa verandert de samenstelling
hiervan. In de natuur passen schimmels de enzym set die zij produceren hieraan aan om een
optimale match te behouden met de samenstelling van het overgebleven substraat. Dit
betekend waarschijnlijk dat initieel enzymen worden geproduceerd voor de makkelijkere
componenten terwijl later enzymen geproduceerd worden die zich richten op de lastigere
componenten, zoals aangegeven in Figuur 6. In industriële afbraak van planten materiaal
wordt een statisch enzym mengsel
gebruikt dat niet veranderd
gedurende het proces. Dit betekend
dat het mengsel maar gedurende een
klein deel van het proces een goede
match is met de samenstelling van
het substraat, terwijl het de rest van
de tijd hier slecht bij aansluit.
Figuur 6. Sequentiële afbraak van
componenten van planten biomassa.
Verschillende enzym sets worden
geproduceerd door de schimmel op
verschillende momenten van het proces.
10
Ten derde, zoals reeds gezegd zijn er significante verschillen in de structuur van de biomassa
van verschillende planten, zoals tarwe stro en bagasse van suikerriet. Daarnaast kan de locatie
waar de plant gegroeid wordt een groot effect hebben op de samenstelling, evenals de tijd van
het jaar. De productie van enzymen door schimmels hangt sterk af van de samenstelling van
de biomassa waarop gegroeid wordt. In studies in mijn groep en met partners hebben we de
enzym productie door verschillende schimmels op verschillende typen biomassa vergeleken
en aangetoond dat deze sterk verschillen. We hebben laten zien dat de beste afbraak van een
substraat bereikt wordt met enzym mengsels die geproduceerd zijn op het zelfde substraat.
Dit geeft aan dat zelfs een heel actief enzym mengsel waarschijnlijk alleen efficiënt is op een
beperkt aantal substraten. Ik betwijfel daarom ten zeerste of een algemeen enzym mengsel
ontwikkeld kan worden dat een hoge efficiëntie heeft op een breed scala aan substraten.
Ten slotte gebeurt de productie van enzym mengsels vooral in grote vloeistof cultures die
gemixt worden om te zorgen dat er voldoende zuurstof aanwezig is. In de natuur groeien de
meeste landschimmels op vaste substraten die variëren van relatief droog tot vochtig, maar
niet in vloeistof. Het kweken in zulke onnatuurlijke condities zal hoogstwaarschijnlijk elk
aspect van de fysiologie van de schimmel beïnvloeden, inclusief de set enzymen die
geproduceerd wordt. Er is aangetoond dat kweek van schimmels op vaste substraten tot
hogere enzym productie leidt en efficiëntere enzym mengsels. Echter deze worden door
praktische problemen veel minder vaan in de industrie toegepast.
Het verbeteren van commerciële enzym mengsels
Naar mijn mening is het echter zeker mogelijk om meer efficiënte enzym mengsels te maken,
door de vier zojuist genoemde factoren mee te nemen in de ontwikkeling hiervan.
Allereerst moeten we de verschillende manieren waarop schimmels planten biomassa
afbreken bestuderen en ook kijken naar de gecombineerde activiteit van verschillende
schimmels om inzicht te verkrijgen in de gecombineerde aanpak die nodig is voor volledige
afbraak van planten biomassa.
Ten tweede moeten we bestuderen welke veranderingen schimmels maken in de enzym set
die zij produceren als reeds een deel van het substraat afgebroken is. Dit zal duidelijk maken
welke enzym activiteiten in het begin van het proces nodig zijn en welke pas later.
Aangezien het niet waarschijnlijk is da teen algemene enzym cocktail ontwikkeld kan worden
die zeer efficiënt is op een breed scala aan substraten, moeten we daarnaast een meer
flexibele aanpak ontwikkelen. Eén manier zou zijn om grootschalig een basis enzym mengsel
te produceren waaraan substraat-specifieke enzymen toegevoegd kunnen worden. Echter, het
is dan noodzakelijk om de algemene enzymen in kaart te brengen en de substraat-specifieke
sets.
Deze verschillende oplossing zijn allemaal afhankelijk van een grondig begrip van het
natuurlijk planten biomassa afbraak proces. Dit was 10-15 jaar geleden moeilijk om in zeer
groot detail te bestuderen, maar de moderne technologie heeft ons alle methoden gegeven om
dit nu wel te doen.
11
Zoals ik reeds eerder aangaf hebben genoom sequenties het potentieel van schimmels met
betrekking tot planten biomassa afbraak opgehelderd. Andere technieken, zoals
transcriptomics en proteomics, gaan een stap verder door aan te tonen welke genen aan staan
en welke enzymen geproduceerd worden door de schimmel op een specifiek moment en
onder specifieke condities. Daarnaast zijn er geavanceerde methoden om de samenstelling
van de planten biomassa te analyseren, waardoor we kunnen zien wat hiermee gebeurt tijdens
de groei van de schimmel. De combinatie van deze methoden geeft een veel gedetailleerder
beeld over hoe een specifieke schimmel planten biomassa afbreekt. Door dit op verschillende
tijdstippen van de groei te analyseren kunnen we een tijdlijn van de afbraak reconstrueren,
die ons kan vertellen welke componenten eerst afgebroken worden en door welke enzymen,
en welke enzymen op een later moment worden geproduceerd voor de afbraak van de
moeilijkere componenten. Het is een uitdaging om deze inzichten om te zetten in praktische
toepassingen voor biomassa afbraak aangezien dit
mogelijk een opeenvolgende toevoeging van
verschillende sets enzymen zou vereisen om het
maximale resultaat te bereiken.
In mijn groep ligt de focus van het onderzoek op het
betrekken van een groter deel van schimmel
biodiversiteit bij de omzetting van planten biomassa (Fig.
7).
Figuur 7. Een fractie van de schimmel biodiversiteit.
Slechts een zeer klein aantal schimmels wordt gebruikt voor de industriële productie van
enzym mengsels. Gezien de hoeveelheid tijd, geld en inspanningen die geïnvesteerd zijn in de
ontwikkeling van de huidige productie stammen is het onwaarschijnlijk dat het aantal species
dat in de industrie gebruikt wordt sterk toe zal nemen. Dit betekend niet dat het niet mogelijk
is om een groter deel van de schimmel biodiversiteit te betrekken bij de verbetering van
enzym mengsels. Al geruime tijd worden genen van andere schimmels tot expressie gebracht
in de productie stammen om de enzym mengsels die zij produceren te verrijken met nieuwe
activiteiten. Echter, het succes hiervan is variabel een één van de grootste uitdagingen is het
selecteren van de juiste genen hiervoor. Een onderdeel van deze selectie is het kiezen welke
schimmel de donor van het gen moet zijn. Een beter begrip van de fysiologie en biotopen van
schimmels kan een belangrijke hulp zijn voor rationele selectie strategieën om de species te
identificeren die hoogstwaarschijnlijk de enzymen bevat die de industrie nodig heeft. De
tweede stap is dan het ontwikkelen van methoden om het potentieel van zulke kandidaat
species te testen. Ik zal dit met een paar voorbeelden illustreren.
Neem een situatie waar het niet afgebroken deel van de biomassa na een enzym behandeling
in detail geanalyseerd is en een hoge concentratie lignine bevat verbinden aan cellulose en
xylan. Eén van de methoden die dan gebruikt kan worden om de juiste donor schimmel te
vinden is het groeien van een set schimmels op dit rest materiaal en die schimmels te
12
selecteren die goed groeien. Aangezien schimmels de polymere substraten niet op kunnen
nemen, moet goede groei betekenen dat deze schimmel dit substraat kan afbreken tot kleinere
componenten. Het lastige aspect zit in het selecteren van de set schimmels om te testen,
aangezien het niet uitvoerbaar is om alle schimmels te testen. Informatie over de natuurlijke
biotoop en fysiologie geeft ons de mogelijkheid om te voorspellen welk type substraat
verschillende species waarschijnlijk af kunnen breken. Op basis hiervan kan een subset van
schimmels geselecteerd worden dat een hoge kans heeft een goede ‘match’ te zijn met het
rest-substraat.
In sommige toepassingen is niet alleen het type substraat dat een enzym mengsel kan
afbreken belangrijk, maar ook de temperatuur of de pH waarbij het dit kan doen of de
tolerantie van de enzymen tegen bepaalde condities zoals hoge zout concentraties. Ook hier
kan kennis van de fysiologie ons helpen om de juiste species te selecteren. Enzymen die
actief zijn bij hoge temperaturen zijn waarschijnlijk te vinden in schimmels die in warme
klimaten leven, zoals woestijnen of de tropen, terwijl enzymen die actief zijn bij lage
temperaturen te verwachten zijn bij schimmels die in de poolstreken leven. Evenzo zullen
schimmels die in biotopen met hoge zoutconcentraties leven, zoals de regio van de Dode Zee,
waarschijnlijk enzymen produceren die tolerant zijn tegen hoge zoutconcentraties.
Het gebruik van dit soort informatie samen met zeer selectieve test methoden stelt ons in staat
een significant groter deel van de schimmel biodiversiteit toe te passen in industriële
processen. De volgende stap is dan het identificeren van de genen die de gewenste enzymen
coderen in deze schimmels, maar met de genoom technologieën die ik eerder noemde is dit
veel eenvoudiger geworden en geen belangrijk obstakel meer.
Het mijnen van schimmels voor nieuwe enzymen die in industriële productie stammen
geproduceerd kunnen worden is daarom een belangrijk onderwerp in mijn groep, maar dit
brengt ook nieuwe uitdagingen. De belangrijkste hiervan is het halen van goede productie
niveaus van deze nieuwe enzymen, wat tot nu toe sterk variërende resultaten heeft gegeven.
In het bijzonder twee problemen moet opgelost worden hiervoor. De eerste ius de variatie in
gen structuur tussen subgroepen van schimmels. De industriële schimmels die gebruikt
worden voor enzym productie komen allen uit het fylum Ascomycota, zoals Aspergillus, en
kunnen daarom genen van andere ascomyceten meestal redelijk goed tot expressie brengen.
Echter, genen van de Basidiomycota, zoals de paddenstoel vormende schimmels, zijn
significant verschillend in structuur en komen vaak slecht tot expressie in ascomyceten, wat
resulteert in geen of lage enzym productie. Het aanpassen van de gen structuur om deze meer
te laten lijken op die van ascomyceten kan helpen, maar is een tijdrovende activiteit, vooral
als het niet zeker is dat het een waardevol enzym op gaat leveren. Een beter begrip van de
basis principes die ten grondslag liggen aan de verschillen in gen structuur en hun expressie
is noodzakelijk om meer enzymen van deze schimmels succesvol te produceren.
Een tweede probleem wordt veroorzaakt door het feit dat de meeste commerciële schimmel
productie stammen die gebruikt worden voor de productie van polysacchariden afbrekende
enzymen ook proteases produceren. Proteases kunnen andere enzymen in hetzelfde mengsel
afbreken. Deze ongewenste afbraak gebeurt vooral als niet-eigen enzymen geïntroduceerd
worden in de productie stam. Schimmels lijken een zelf-herkenningssysteem te hebben dat
13
hun in staat stelt hun eigen enzymen te onderscheiden van die van andere schimmels of
bacteriën. Hun eigen enzymen zijn redelijk bestand tegen hun eigen proteases maar enzymen
van andere schimmels zijn vaak erg gevoelig voor hen. Verbeteringen met betrekking tot
proteases zijn gemaakt door de productie hiervan te verminderen in industriële stammen.
Echter, een sterke afname in protease productie levert vaak problemen op met betrekking tot
de fitheid van deze stammen omdat proteases ook een essentieel onderdeel zijn van het
hergebruik van enzymen die niet meer actief of nodig zijn.
Het grotendeels ongebruikt potentieel van basidiomycete schimmels
Door de zojuist genoemde problemen komen de meeste enzymen in industriële enzym
cocktails uit ascomycete enzymen. Er echter een enorm potentieel voor betere enzymen in
basidiomycete schimmels. Deze groep schimmels is het best bekend doordat de meeste
paddenstoelen in de natuur in deze groep vallen. Zij hebben eigenschappen die ze
onderscheiden van andere schimmels, zoals de afbraak van hout. Het zijn de enige schimmels
die in staat zijn alle componenten van hout af te breken en daarom essentieel voor de globale
koolstof cyclus. Deze unieke eigenschap is voornamelijk gebaseerd op de productie van
enzymen die specifiek de aromatische polymeer lignine afbreken of modificeren. De meeste
van deze enzymen komen niet voor in andere schimmels en pogingen om deze in industriële
productie stammen te produceren zijn tot nu toe onsuccesvol geweest. Lignine afbrekende
enzymen zijn waarschijnlijk ook cruciaal voor de volledige afbraak van andere planten
biomassa die rijk is in lignine zoals stro of afval van suikerriet. Het is daarom belangrijk om
methodes te ontwikkelen voor de grootschalige productie van deze enzymen en dit staat dan
ook op de agenda bij academische onderzoeksgroepen en de industrie.
Verschillende studies hebben ook gesuggereerd dat de enzymen die door basidiomycete
schimmels geproduceerd worden soms betere activiteit hebben dan degene van ascomyceten
die momenteel gebruikt worden. Echter, de problemen met gen structuur en afbraak van de
enzymen door proteases hebben er voor gezorgd dat relatief weinig enzymen van deze
schimmels succesvol toegevoegd zijn aan enzym mengsels voor de afbraak van planten
biomassa. Als deze problemen opgelost kunnen worden zullen schimmels van deze groep
waarschijnlijk een prominente positie krijgen in de ontwikkeling van betere enzym mengsels.
Het mijnen van schimmel biodiversiteit voor nieuwe biosynthetische routes
Tot nu toe heb ik het alleen gehad over de afbraak van planten biomassa tot monomere
suikers, maar dit is maar de helft van het proces. Deze suikers moeten vervolgens omgezet
worden in ethanol of andere chemicaliën die de industrie nodig heeft. Het meest gebruikte
organisme hiervoor in biologische processen is de gist Saccharomyces cerevisiae. Deze heeft
reeds een lange geschiedenis van gebruik in het ballen van brood productie van bier en wijn
en belangrijke verbeteringen in de gebruikte stammen zijn gedurende die jaren gemaakt.
Ondanks dat deze gist zeer goed aangepast is aan industriële productie condities heeft hij ook
een aantal beperkingen, zoals de beperkte groep van substraten die omgezet kunnen worden.
14
Terwijl de omzetting van glucose naar ethanol erg efficiënt is, kan xylose niet door
natuurlijke stammen omgezet worden. Door de introductie van enzymen van andere
schimmels is dat inmiddels opgelost en dit voorbeeld opent e deur voor een breed scala aan
nieuwe toepassingen.
Will de biobased economie een succes worden dan moet niet alleen ethanol uit biomassa
geproduceerd worden, maar een grote verscheidenheid aan chemicaliën. Sommige van zulke
processen zijn al ontwikkeld, zoals het gebruik van melkzuur voor de productie van
bioplastics. Schimmels hebben niet alleen een grote variatie aan planten biomassa afbrekende
enzymen maar ook metabole enzymen, wat er voor dat sommige species bepaalde
verbindingen kunnen omzetten, terwijl andere schimmels zich op andere verbindingen
richten. Bovendien verschillen de producten die door verschillende schimmels gemaakt
worden. Het mijnen van deze metabole diversiteit gevolgd door het introduceren van de
relevante enzymen in productie organismen, zoals gist, zal tot een enorme verbreding van de
set aan producten leiden.
Een veranderende aanpak voor onderzoek in dit veld
De ontwikkelingen de ik tot nu besproken heb zorgden ook voor een belangrijke wijziging in
hoe onderzoek in dit veld wordt gedaan, De beschikbaarheid van genomics en andere
technologieën hebben tot een beter begrip van de afbraak van planten biomassa geleidt, maar
ook enorme datasets gegenereerd. Het begrijpen van al deze data is een uitdaging en raakt
vaak onderwerpen waar de onderzoekers die het experiment deden geen expert op zijn. Om
de volledige waarde van de data bloot te leggen zijn wetenschappers met verschillende
achtergronden nodig. Bovendien zijn maar weinig laboratoria in staat de kosten voor alle
verschillende technologieën te dragen, wat het samenwerken tussen labs die op verschillende
aspecten focussen stimuleert.
De beweging naar een biobased economie heeft voor een brede interesse in afbraak van
planten biomassa gezorgd en een groot aantal academische groepen is dit veld ingestapt,
Daarnaast worden een aantal goed bestudeerde schimmels nu ook in dit veld toegepast, wat
zorgt voor nieuwe inzichten in geconserveerde en variabele mechanismen in schimmels.
Samenwerkingen zijn daarom dominant geworden in dit onderzoeksveld en deze gaan vaak
tussen verschillende onderzoeksvelden en expertises. Dit vergt een andere houding van en
creëert een hogere uitdaging voor wetenschappers. Terwijl zijn experts in hun eigen veld
moeten zijn, moeten zij ook voldoende kennis hebben van de omliggende velden om te
beoordelen wanneer deze een bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek en te begrijpen wat
de resultaten van die velden toevoegen aan het totale plaatje. Dus naast een expertise in
moleculaire biologie of biochemie moeten wetenschappers nu ook kennis en begrip hebben
van bioinformatica, microscopie, analytische chemie en ecologie.
In mijn ervaring zijn de samenwerkingen met onderzoekers die een interesse delen in het
algemene onderwerp, in mijn geval de afbraak van planten biomassa door schimmels, maar
een andere expertise hebben de meest succesvolle en deze gaan vaak vele jaren door. Veel va
15
de resultaten die mijn groep de laatste jaren behaald heeft zouden niet mogelijk zijn zonder
de vele samenwerkingen met groepen overal in de wereld.
Van verleden naar toekomst
Ik zou nu graag een wat persoonlijkere richting inslaan door te reflecteren hoe ik op dit punt
aangekomen ben en vooruit te kijken naar waar mijn onderzoek de komende jaren heen zal
gaan.
Mijn onderzoek in de afbraak van planten biomassa door schimmels begon met mijn AIO
project in Wageningen in 1994. In dit project was het belangrijkste doek het identificeren van
de genen voor twee enzymen betrokken bij dit proces van de schimmel Aspergillus en
vervolgens hun functie te karakteriseren. Gedurende dit project ontstond mijn interesse in de
regulatie van hun productie en de totale enzym sets dies schimmels produceren en deze
interesse heb ik nog steeds. Gedurende mijn VIDI project aan Utrecht Universiteit ben ik
verder gegaan met dit onderwerp waarbij ik veel voordeel had van de net opgehelderde
genoom sequentie van deze schimmel. Ik ben toen ook begonnen met het analyseren van de
variatie in enzym productie tussen schimmels evenals de genomische verschillen die hier mee
verband hielden. Na mijn verhuizing naar het CBS in 3009 kreeg het vergelijkende aspect
van mijn onderzoek een enorme impuls. Een belangrijke factor hiervoor was de directe
toegang tot de geweldige collectie van het CBS en de expertise van de andere wetenschappers
in dit instituut. Een tweede factor was de exponentiele toename van het aantal schimmel
genoom projecten, vooral via de JGI, waarbij ik vaak gevraagd werd de link tussen genoom
en afbraak van planten biomassa te analyseren. Dit zou niet mogelijk geweest sijn zonder de
CAZy database van Bernard Henrissat en Pedro Coutinho in Marseille, met wie ik al vele
jaren een nauwe samenwerking heb. Ook proteomics is een belangrijke techniek geworden en
de samenwerking met Adrian Tsang en Maarten Altelaar maakte het voor mijn groep
mogelijk dit veld te betreden.
Echter, voor goed vergelijkend onderzoek is een gedetailleerde analyse van referentie species
noodzakelijk. Die studies hebben geleid tot de identificatie van verschillende regulatoren en
enzymen die een belangrijke rol spelen in de afbraak van planten biomassa. De vergelijkende
studies hebben vervolgens laten zien dat sommige hiervan geconserveerd zijn in de meeste
schimmels terwijl andere uniek zijn voor een subgroep of een species. Deze resultaten helpen
de verschillende aanpak die schimmels gebruiken voor de afbraak van planten biomassa te
begrijpen.
Gedurende meerdere jaren heeft mijn onderzoek zich vooral gericht op Aspergillus en
vergelijking met andere ascomyceten, maar dit is verandert de laatste 5 jaar. Aspergillus blijft
één van onze belangrijkste referentie schimmels, maar gedetailleerde studies worden nu ook
gedaan aan andere ascomyceten en verschillende basidiomyceten. De vergelijkingsstudies
met andere schimmels zijn sterk uitgebreid, zoals geïllustreerd wordt door de meer dan 400
species die nu in onze schimmel groei database staan.
16
Ik verwacht dat de komende jaren deze opzet grotendeels hetzelfde blijft met gedetailleerde
studies aan referentie species die de basis zijn voor vergelijkingsstudies met species uit het
hele schimmelrijk. Genomische aspecten zijn al een prominent onderdeel van ons onderzoek
en dit zal zich verder ontwikkelen, maar we moeten ons ook realiseren dat we ook sterke
biologische data en validatie nodig hebben om dit complexe biologische proces beter te
begrijpen. Veel van de kandidaat enzymen die in schimmel genomen gevonden zijn, zijn
nooit getest of ze de voorspelde functie hebben en het is belangrijk dat dit meer aandacht
krijgt.
Schimmels hebben in hun genoom soms meer dan 20 genen voor een bepaalde enzym
activiteit. Deze genen worden vaak aangezet onder verschillende condities en naar mijn
mening kunnen we aannemen dat ze ondanks een vergelijkbare algemene activiteit
hoogstwaarschijnlijk zullen verschillen in substraat specificiteit of de condities waaronder ze
actief zijn. Ik hoop dat wij een rol kunnen spelen in het verkrijgen van meer begrip over deze
verschillen samen met onze partners.
We staan nog maar aan het begin van het begrip van de regulatie van enzym productie in
schimmels en veel regulatoren zijn nog niet geïdentificeerd. Dit is een belangrijk onderwerp
geweest in mijn groep en zal dit blijven, aangezien dit zal leiden tot een betere begrip
waarom verschillende schimmels verschillende enzym sets produceren onder dezelfde
condities. Dit onderwerp staat ook sterk in de aandacht bij andere groepen wat dit onderwerp
een impuls geeft als nooit tevoren.
Het mijnen van het potentieel van basidiomycete schimmels is iets dat ik persoonlijk erg
uitdagend vind and waarop we al verschillende onderzoekslijnen gestart hebben met de
Universiteit van Helsinki. We hebben eveneens al een aantal lijnen gestart voor het mijnen
van het metabole potentieel van schimmels. Ik hoop dat deze lijnen de komende jaren zullen
leiden tot nieuwe inzichten en ons dichterbij toepassingen hiervoor zullen brengen.
Fundamenteel en toegepast onderzoek
Gedurende mijn carrier heb ik gewerkt aan onderwerpen met relevantie voor industrie en/of
samenleving, maar altijd van een meer fundamentele aanpak met een focus op de basis
principes in plaats van de uiteindelijke toepassingen. Ik hoop de komende jaren door te gaan
met zulk strategisch onderzoek, want zonder een goed begrip van het proces zullen echte
doorbraken, zoel wetenschappelijk als wat betreft toepassingen niet gebeuren. Ik realiseer mij
echter ook dat de richting van onderzoek voor een groot deel bepaald wordt door de
financieringsmogelijkheden. Gedurende de laatste decennia is er in toenemende mate van
onderzoekers verwacht de relevantie van hun onderzoek voor de samenleving aan te tonen en
ik verwacht dat dit verder toe zal nemen. Deze druk uit de samenleving is begrijpelijk
aangezien veel van het geld voor onderzoek bij de belastingbetaler vandaan komt en de
samenleving recht heeft te zien wat dit oplevert. Dit omvat ook het verzoek om missie
standpunten van academische groepen om een heldere visie en focus aan te tonen.
17
Met een teruglopend budget voor onderzoek is het begrijpelijk dan financieringsinstanties de
voorkeur geven aan onderwerpen waar een duidelijke behoefte van de samenleving is end at
deze aspecten een rol spleen bij de selectie van projecten voor financiering. Echter, een sterke
rol voor de samenleving in het bepalen van de onderzoeksagenda heeft ook risico’s.
Onderzoek dat dicht bij een toepassing staat zal relatief eenvoudig de relevantie aan kunnen
tonen. Voor meer fundamenteel onderzoek, bijvoorbeeld gericht op het begrijpen van de basis
principes onder de afbraak van planten biomassa door verschillende schimmels, is de
relevantie minder eenvoudig aan te tonen. Voor de niet-expert kan dit mogelijk eerder
overkomen als wetenschappelijke nieuwsgierigheid van de onderzoeker dan een directe
behoefte van de samenleving. We moeten echter niet vergeten dat het vaak wetenschappelijke
nieuwsgierigheid is dat aan de wieg van grote wetenschappelijke doorbraken stond die later
tot een variatie aan toepassingen leidden. Het is ook belangrijk om te realiseren dat een
significante wetenschappelijke stap vooruit geen kwestie van jaren, maar één van decennia is.
Zulke perioden zullen ook nodig zijn voor de biobased economie en het is daarom essentieel
dat de overheid en financieringsinstanties open blijven staan voor pionier onderzoek dat niet
direct toepasbaar is.
Ondanks dat verwacht ik dat het onderzoek waar ik de afgelopen 20 jaar bij betrokken ben
geweest nu in een zeer spannende tijd gekomen is met toepassingen die zeer dicht bij de
markt liggen. Schimmel genomen hebben een rijkdom aan nieuwe planten biomassa
afbrekende en metabole enzymen blootgelegd die slechts wachten op karakterisering en het
testen van hun potentieel voor toepassingen. Daarnaast kunnen dezelfde methodieken
gebruikt worden voor het vinden van andere schimmel producten, zoals nieuwe antibiotica.
Het CBS is goed gepositioneerd om hier een belangrijke rol te spelen, aangezien zij de
grootste en best gekarakteriseerde publieke schimmel collectie beheren met meer dan 80000
stammen. Spannende tijden liggen voor ons en onze nauwe band met Utrecht Universiteit zal
hier een belangrijke rol in spelen.
Dankwoord
In de laatste minute wil ik verschillende personen bedank die het mogelijk gemaakt hebben
dat ik deze oratie vandaag geef.
Jaap, wie kon verwachten da teen gesprek tijden een danswedstrijd uiteindelijk zou leiden tot
een bijzonder hoogleraarschap voor mij bij Utrecht Universiteit 21 jaar later. Ik waardeer
enorm alles dat ik van je geleerd heb, al onze interacties en de steun die je me gegeven hebt
bij het continueren van veel va de onderzoeksonderwerpen die al in jou groep bestudeerd
werden toen ik AIO bij je was.
Han en Pedro, bedankt dat jullie me de vrijheid gegeven hebben mijn eigen ideeën na te jagen
en jullie steun bij het opzetten van mijn eigen onderzoekslijn.
Sjef, jij hebt een essentiële rol gepeeld bij de totstandkoming van deze leerstoel bij het
Departement Biologie en ik zie dit als een geweldige voortzetting van de plezierige discussies
die we hadden gedurende de tijd dat ik bij Utrecht Universiteit werkte. Samen met Corné en
18
Rens initieerde jij deze leerstoel en ik wil jullie van harte danken voor jullie inzet hierin. Ik
wil ook de besturen van Utrecht Universiteit, de Beta faculteit en het biologie departement
bedanken dat zij mij op deze leerstoel benoemd hebben. Ik zie uit naar veel inspirerende
interacties met jullie in de komende jaren.
Het opbouwen van een onderzoeksgroep doe je niet alleen, maar vraagt om toegewijde
mensen die een deel van de weg met je lopen. Ik ben gelukkig geweest om zoveel
exceptionele postdocs, AIOs en analisten in mijn groep te hebben gehad zonder wie ik hier
vandaag niet zou staan. Speciale dank gaat naar Ad en Isabelle aangezien zij een centrale rol
hebben gehad in het bouwen van mijn huidige groep. Daarnaast wil ik alle collega’s en
studenten uit het verleden en het heden bedanken voor de stimulerende interacties.
Ik zou hier evenzo vandaag niet staan zonder de vele partners van over de hele wereld.
Verschillende van jullie namen deel aan het symposium vanochtend en gaven daar een beeld
van de onderwerpen wij onderzoeken en nog meer van jullie zijn hier vandaag om deze
speciale dag met mij te vieren. Naast de wetenschappelijke interacties zijn verschillende van
jullie goede vrienden geworden, wat zoveel meer plezier stopt in wetenschappelijke
samenwerkingen. Ik zie uit naar nog vele jaren van interacties op deze manier. Ik waardeer
jullie aanwezigheid enorm, vooral gezien de afstand die verschillende van jullie moesten
reizen om hier te zijn.
Ik wil ook graag mijn collega’s bij de verschillende bedrijven bedanken voor de steun die zij
aan mijn onderzoek gegeven hebben in de afgelopen jaren. De interacties en bijdragen
stimuleerden niet alleen mijn onderzoek, maar gaven ook een goede reflectie op de relevantie
en opties voor toepassingen ervan. Deze ochtend hadden we een geweldig symposium, dat
mogelijk werd gemaakt door ondersteuning door verschillende bedrijven, wat ik enorm
waardeer.
Toyt slot wil ik mijn familie bedanken voor al hun steun gedurende de afgelopen jaren. Zij,
evenals mijn vrienden, zijn zich maar al te bewust van mijn afwezigheid op verjaardagen en
andere activiteiten omdat ik weer weg was naar een congres of een andere werk bijeenkomst.
Ik ben blij dat jullie mijn afwezigheid nooit tegen me gehouden hebben en dankbaar voor
jullie begrip.
Dames en heren, dit beëindigd mijn oratie. Bedankt voor uw aandacht.
Ik heb gezegd
19
Download