Kostprijsberekeningsmethoden Historische totale kostprijs

advertisement
Kostprijsberekeningsmethoden
Verschillend, afhankelijk van welk deel vd. kosten in kostprijs opgenomen wordt:
∗ klassieke totale kostprijs: men probeert alle kosten, inclusief de verkoopkosten aan
een bepaald product toe te rekenen
∗ industriële kostprijs: alleen productiekosten, (dus geen verkoop- en algemene kosten)
∗ evenredige kostprijs: enkel kosten die evenredig zijn met de hoeveelheid van ieder
product
evenredige
industriële
verkoopprijs
kostengroep totale kostprijs
kostprijs
kostprijs
grondstoffen
lonen
productiekosten
marge
algemene kosten
exploitatiewinst
verkoopkosten
handelswinst
historische kostprijs: wat in het verleden werkelijk gebeurd is
standaard kostprijs: gebaseerd op voorziene waarden vd. samenstellende elementen
Historische totale kostprijs
(full cost, absorptiekostprijs)
het totaalbedrag van de inspanningen, uitgedrukt in monetaire eenheden, die werden
gedaan voor de fabricage en verkoop van een product
Nadelen:
1. naargelang vd. fabricageperiode: sterke variaties in kostprijs
2. historisch: gebrek aan vooruitzicht en laattijdige informatie
3. geen maatstaf om over de efficiëntie te kunnen beoordelen
4. geen verantwoordelijke voor de kostprijs
5. steunt op conventionele kostenverdeelsleutels wat resulteert in een strak geheel
dat geen soepele verkooppolitiek toelaat;
redenen om sommige artikels met verlies ten aanzien vd. full cost te verkopen:
∗ product is als een visitekaartje om meer nobele producten te kunnen verkopen
en concurrenten beschikken over een gelijkaardig product (bijv. aspirine)
∗ in een bepaalde periode is er geen rendabeler product in de plaats te verkopen
6. gemiddeld genomen moet de verkoopprijs de full cost kunnen dekken, maar dit is
niet nodig bij elke verkoop
Voorbeeld:
full cost van een product is 100; product kan slechts verkocht worden tegen 90, wat
voor de boekhouding neer komt op een verlies van 10 bij elke verkoop
Onderstel dat de full cost bestaat uit
50 vaste kosten: onafhankelijk vd. verkoopsbeslissing (bijv. afschrijvingen)
50 variabele kosten: niet aanwezig bij niet-verkoop (bijv. grondstoffen)
Moeilijkheden:
∗ maandelijkse kosten (lonen, wedden), driemaandelijks, zesmaandelijks
(verzekeringen), jaarlijks (belastingen, vakantiegeld)
kostprijs van producten die in het begin van het jaar worden geproduceerd:
kan in principe pas op het einde van het jaar uitgerekend worden
opl: kostprijs van een vroegere periode gebruiken, met de hoop dat de situatie
dezelfde blijft
∗ omslagsleutels voor de indirecte kosten: meestal geen economische betekenis
kostprijzen van soortgelijke ondernemeningen die verschillende toeslagregels
gebruiken, niet altijd vergelijkbaar
full cost
100
variabele kosten
50
vaste kosten
50
verkoopprijs
90
40 dekking
vaste kosten
10 verlies
Redenering om toch te verkopen: verkoopprijs van 90 zorgt voor
∗ de dekking van de variabele (of evenredige) kosten (50)
∗ de gedeeltelijke dekking van de vaste kosten (40)
Ondanks het verlies van 10 is het toch aangewezen om te verkopen, omdat anders de
vaste kosten helemaal niet gedekt worden.
Voorbeeld van een wijnhandelaar
∗ aankoop van 50 l witte wijn tegen een prijs van 8/l (per maand)
∗ aankoop van 50 l rode wijn tegen een prijs van 12/l (per maand)
∗ directe kosten van flessen (van 1 l) en arbeid (bottelen): 1/fles
∗ huren van een opslagruimte tegen 400/maand (algemene kosten)
∗ verkoopprijs: 13.5/fles witte wijn, 17.5/fles rode wijn.
Ventilatie vd. algemene kosten
Industriële standaardkostprijs
Gegevens:
400
∗ ofwel een toeslag (1) per eenheid product: 100
=4
400
= 40%
∗ ofwel een toeslag (2) op de aankoopkosten: 400+600
Kostprijsberekening:
kosten
aankoop
bottelen
totaal
algemene (1)
kostprijs
verkoopprijs
wit
8.0
1.0
9.0
4.0
13.0
13.5
rood
12.0
1.0
13.0
4.0
17.0
17.5
kosten
aankoop
bottelen
totaal
algemene (2)
kostprijs
verkoopprijs
wit
8.0
1.0
9.0
3.2
12.2
13.5
rood
12.0
1.0
13.0
4.8
17.8
17.5
gebruik van kostenplaatsmethode
gebruik van standaarden voor kostprijselementen
Kostprijs van een product:
∗ wordt berekend voor een bepaalde periode op voorhand op basis van voorziene
prijzen en kostenbudgetten (voorcalculatie)
∗ blijft vast zolang de standaarden geldig zijn
∗ wordt niet meer beschouwd als een resultaat of een afhankelijke veranderlijke
∗ maar als een objectief/maatstaf: wat mag het kosten?
Wanneer voor een bepaald product de technische gegevens bekend zijn (bijv. aantal
uren in een afdeling, aantal kg met een bepaalde behandeling), kan met de gekende
standaarden in de productiecentra de industriële standaardkostprijs berekend worden.
Verschil tussen werkelijke en standaardkostprijs van de producten wordt als een
resultaat (winst of verlies) maar de resultatenrekening overgebracht.
Voordelen:
Opmerkingen:
∗ kostprijs (KP) is afhankelijk van de gebruikte toeslagmethode
∗ rentabiliteit is functie van de toeslagmethode: in geval (1) zijn beide producten
rendabel, en geval (2) is alleen de witte wijn in orde
∗ eventuele commerciële conclusies op basis van de kostprijs zijn verkeerd
Wanneer in geval (2) zou beslist worden om de rode wijn te schrappen en alleen nog
witte wijn te verhandelen, zou bij gelijke volumes en prijzen het resultaat negatief
worden:
oude toestand
omzet (wit)
omzet (rood)
totale omzet
aankoop (wit+rood)
bottelen
huur
totale kosten
resultaat (winst)
Nadelen van full cost omzeilen:
wit en rood
675
875
1550
1000
100
400
1500
50
nieuwe toestand
omzet (wit)
totale omzet
aankoop (wit)
bottelen
huur
totale kosten
resultaat (verlies)
wit
675
675
400
50
400
850
-175
+ opstellen van de standaarden is een zeer belangrijke taak die best door specialisten
kan gedaan worden;
deze specialisten maken een gedetailleerde analyse van de werking, de kosten en het
voorziene activiteitsniveau van elk kostencentrum;
dit detailonderzoek brengt dikwijls abnormale kostenposten, routinegebreken en
belangrijke bronnen van besparingen aan het licht
+ afwijkingen van de standaard van een afdeling geven een aanduiding van de
inspanningen die geleverd worden en zijn op die manier een maat voor de efficiëntie
van de afdeling
Nadelen:
− geen informatie omtrent de vraag: hoe kan ik voor dit jaar de bedrijfswinst optimaal
maken met de bestaande uitrusting en het bestaande assortiment?
− inspanningen van een afdeling kunnen enkel beoordeeld worden indien eventuele
afwijkingen van de standaard niet een gevolg zijn van een daling van de
bedrijfsdrukte (voor zo’n daling: afdelingschef meestal niet verantwoordelijk)

 3 hoofdcentra: smidse, thermische behandeling, werkplaats
Voorbeeld: een smederij 2 hulpcentra: onderhoud, magazijn+transport

1 complementair centrum: administratie en verkoop
In de kostenverdeelstaat worden de standaarden van de drie hoofdcentra berekend
(kostenplaatsmethode) resulterend in kosten per productie-eenheid.
kostensoort
totaal
hoofdcentra
hulpcentra
compl.c
smidse therm
mech onderh mag/tr adm/vk
dir.lonen
645000 158000 78000 294000 35000
80000
indir.lonen
a
89000
salarisen
127000 25000 25000 25000 52000
272000
255000 106000 44000 87000 14000
4000
grondstoffen
afschr.gebo. b
71500
afschr.mach.
74500 16000
9000 41000
4000
4500
11000
energieverbr.
50700 31800
2900 13500
1000
1500
1000
1000
500
500
9000
kantoorbeno.
P
P
P
P
P
eigen budget
1313700
320000
←֓
onderhoud
c
maga/trans
d
←֓
kostensoort
totaal
dir.lonen
645000
indir.lonen
a
89000
salarisen
127000
grondstoffen
255000
afschr.gebo.
b
71500
afschr.mach.
74500
50700
energieverbr.
kantoorbeno.
1000
eigen budget
1313700
onderhoud
c
maga/trans
d
tot.prod.kost
1313700
prod.eenheid
(previsioneel)
kost/eenheid
hoofdcentra
hulpcentra
compl.c
smidse therm
mech onderh mag/tr adm/vk
158000 78000 294000 35000
80000
21800 10800
40600
4800
11000
25000 25000
25000 52000
272000
106000 44000
87000 14000
4000
18000
7500
32000
3000
11000
27000
16000
9000
41000
4000
4500
11000
31800
2900
13500
1000
1500
1000
500
500
9000
376600 177200 533100 114300 112500
320000
39600 18600
56100
←֓
50300 20900
41300
←֓
466500 216700 630500
↓
400 19000
1100
afvoeren naar
uur.mch
kg uur.arb
resultatenrekening
1167
11.4
574
verdeling van indirecte kosten:
(a) indirecte lonen : op basis van het percentage directe lonen
onderhoud:
35000
× 89000 (4829.46)
645000
(b) afschrijving gebouwen : op basis van oppervlakte
totale oppervlakte van hoofd- en hulpcentra is 1000 m2 (251 + 105 + 448) + (42 + 154)
thermische behandeling:
105
× 71500 (7507.5)
1000
kostenverdeling van de hulpcentra over de hoofdcentra:
(c) onderhoud: op basis van het eigen budget van het hoofdcentrum
mechanische werkplaats:
533100
× 114300 (56061.58)
376600 + 177200 + 533100
(d) magazijn/transport: op basis van grondstoffen
smidse:
106000
× 112500 (50316.46)
106000 + 44000 + 87000
Wanneer de benodigde productie-eenheden voor de fabricage van een bepaald product
gekend zijn, kan de industriële standaardkostprijs bepaald worden.
hoofdcentrum
standaard
productie-eenheden kosten product
smidse
1167/uurmachine
0.5 u
583.5
thermische behandeling
11.4/kg
10 kg
114.0
werkplaats
574/uurarbeider
1u
574.0
industriële standaardkostprijs
1271.5
Totale kostprijs kan berekend worden door de industriële
320000
kostprijs te verhogen met een percentage dat de verhouding
100 ×
= 24.4%
1313700
van de algemene kosten tot de totale kosten weerspiegelt:
full cost van het product: 1271.5 × 1.244 = 1587.7
Evenredige standaardkostprijs
(direct costing, marginale kostprijs)
Historische totale kostprijs en industriële standaardkostprijs: nemen (een deel van) de
vaste kosten op in de kostprijs. Beide methodes zijn productgericht: wat kost het
product? Niet erg nuttig voor de commerciële directeur.

hoeveel kan ik afzetten


 welke hoeveelheid moet ik laten produceren
Is geinteresseerd in
?

tegen welke verkoopprijs een bestelling aannemen


welke zijn mijn rendabele producten
evenredige kostprijs hiervoor geschikter:
∗ bevat enkel de kosten die tijdens de productie van één eenheid gegenereerd worden
∗ gebaseerd op de splitsing in vaste en variabele kosten
∗ op korte termijn zijn slechts de variabele kosten beheersbaar: beslissingen op korte
termijn baseren op deze variabele kosten
∗ alleen de variabele kosten worden naar de kostendragers uitgesplitst, de vaste kosten
worden rechtstreeks naar de resultatenrekening afgevoerd
Voordelen:
1. met het verband tussen volumes, kosten en winst kan de handelsdirecteur de
weerslag van elk van zijn beslissingen op de ondernemingswinst berekenen
2. de profit planning is previsioneel: stemt dus niet altijd overeen met de
resultatenrekening (bijv. wegens afgezegde of gewijzigde bestellingen); toch geeft
de profit planning een goed idee van de geldmiddelen die zullen binnenkomen of
uitgaan, en wat de marges zullen zijn
3. vergemakkelijking van de kostencontrole:
voor de marginale kostensoorten: creditering aan iedere kostenplaats van een
som die evenredig is met de productie;
vaste kosten door middel van budgettair beheer
4. geen verplichting meer om identieke budgetten te voorzien voor de werkmaanden
van het jaar (zoals bij de industriële standaardkostprijsmethode); aanpassing van
de budgetten gebeurt veel eenvoudiger (zie verder).
Procedure:
1. opsplitsen van de totale kosten in vaste en variabele kosten
Nadelen:
2. alleen de variabele kosten verbijzonderen naar de kostendrager (product of
dienst)
3. opbrengst minus de variabele kosten van de verkochte hoeveelheden: de
brutomarge
2. geen oplossing voor gebonden producten
4. som van alle bijdragen van alle producten minus alle vaste kosten: de winst
Deze berekeningen gebeuren in tabelvorm: profit planning en is steeds previsioneel.
product
aantal
kg
ketens
haken
andere
75000
5000
375000
100000
40000
marginale
kost/stuk
205
3000
126
marginale
kost
15375000
15000000
5040000
35415000
verkoop
prijs
303
5445
227
1. dumping: handelsdirecteur wordt er toe aangezet om steeds meer korting te
geven, zonder rekening te houden met de structuurkosten
omzet
marge
22725000
27225000
9080000
59030000
Structuurkosten:
Winst:
7350000
12225000
4040000
23615000
16700000
6915000
3. geen bruikbaar criterium voor relatieve rendabiliteit van verschillende producten:
marge per stuk is niet voldoende (opl. knelpuntcalculatie)
product
aantal
kg
ketens
haken
andere
75000
5000
375000
100000
40000
marginale
kost/stuk
205
3000
126
verkoop
prijs
303
5445
227
marge
per stuk
98
2445
101
4. is eigenlijk geen echte kostprijs (boekhoudkundig gezien): niet alle inspanningen
voor de fabricage en verkoop van een product worden opgenomen.
Resultaatmaximalisatie
Dodepuntdiagramma
Opbrengstcurve en kostencurve verlopen zelden strikt lineair:
resultaat = omzetcijfer − kosten
of
omzetcijfer
grafische voorstelling van de relatie tussen omzet, kosten en resultaat:
R = OC − C
kosten omzetcijfer
Resultaat vd. onderneming: R(q) = v × q − (K + k × q) of R(q) = q × (v − k) − K
Kosten worden gedekt door
de inkomsten vanaf een acK
tiviteitsniveau q 0 = v−k
Dit punt wordt het dode
punt of break even point genoemd.
OC(q)
break-even
Rmax
K
kosten
Kostenfunctie ve. product: C(q) = K + k(q) met K vaste en k(q) variabele kosten
variabele kost per eenheid is constant : k(q) = k × q
Vereenvoudigd geval:
verkoopprijs per eenheid (v) onafh. verkochte hoeveelheid
winst
C(q)
K
verlies
q0
q
R(q)
q1
resultaat R = omzetcijfer OC − kosten C
OC(q)
dOC
dC
−
=0
dq
dq
grafisch: raaklijnen aan de opbrengst- en kostencurve zijn evenwijdig (punt q2 )
in dit punt is de marge het grootst.
K ′ = p′ × q ′
geraamde kost
K =p×q
Afwijking W : (W > 0 betekent werkelijke kost > geraamde kost)
OC(q)
W
C(q)
C(q)
Bij onderneming A is de winst veel gevoeliger voor variaties in de verkochte
hoeveelheden.
of
het resultaat is dus maximaal wanneer de marginale opbrengst per eenheid gelijk is aan
de marginale kost per eenheid;
werkelijke kost
B
q
dR
=0
dq
Industriële standaardkostprijs en evenredige standaardkostprijs: standaarden zijn
previsioneel. Achteraf kan er een afwijking zijn met de werkelijke kosten
∗ onderneming A met voornamelijk vaste kosten (bijv. hotel)
∗ onderneming B met hoofdzakelijk evenredige kosten (bijv. goudsmid)
A
q
q2
Afwijkingsanalyse
Vergelijking tussen twee ondernemingen met een identiek omzetverloop en
kosten
omzetcijfer
resultaat
Bepalen bij welke verkochte hoeveelheid(q) het bedrijfsresultaat optimaal wordt:
Handig middel om snel het effect van veranderingen die in de omzet optreden te
berekenen.
kosten
omzetcijfer
OC(q)
C(q)
q
=
K ′ − K = p′ × q ′ − p × q
=
p′ × q ′ − p × q ′ + p × q ′ − p × q
=
(p′ − p) × q ′ + p × (q ′ − q)

 prijsafwijkingen (waardeverschillen)
Oorzaken van deze afwijkingen: efficiëntie-afwijkingen

bezettingsafwijkingen
Prijs- en efficiëntie-afwijkingen hebben te maken met verschillen tussen
standaardkosten en werkelijke kosten van grondstoffen en arbeid:
Werkelijke kosten: 3360000 + 2080000 + 700000 = 6140000
prijsafwijking grondstof
= werkelijke hoeveelheid × (werkelijke prijs − standaardprijs)
Opsporen van de oorzaken via afwijkingsanalyse:
een afwijking van 140000 (meer dan voorzien)
prijsafwijking grondstof
efficiëntie-afwijking grondstof
= standaardprijs × (werkelijke hoeveelheid − standaardhoeveelheid)
43000kg × ( 2080000
43000 − 50)/kg
efficiëntie-afwijking grondstof
50/kg × (43000 − 150000 × 0.3)kg
prijsafwijking arbeid
= werkelijk aantal uren × (werkelijk uurloon − standaardloon)
prijsafwijking arbeid
16000u × ( 3360000
16000 − 200)/u
+160000
efficiëntie-afwijking arbeid
200/u × (16000 − 150000 × 0.1)u
+200000
efficiëntie-afwijking arbeid
= standaarduurloon × (werkelijk aantal uren − standaarduren)
Bezettingsafwijking is gerelateerd aan de productiecapaciteit:
bezettingsafwijking
= (normale productie − werkelijke productie) × totale vaste kosten
normale productie
bezettingsafwijking
(140000 − 150000)st ×
700000
140000st
-70000
-100000
-50000
140000
De factor arbeid is aansprakelijk voor het verlies dat door de factoren grondstof en
bezetting gedeeltelijk wordt gecompenseerd.
Bij een industriële standaardkostprijs wordt dit verlies rechtstreeks op de
resultatenrekening geboekt.
Voorbeeld: massaproductie van kleine gietstukken met standaardgegevens:
standaardhoeveelheid grondstof
0.3 kg/stuk
standaardprijs grondstof
50/kg → 15/stuk
standaardtijd
0.1 uur/stuk
standaardloon
200/uur → 20/stuk
vaste kosten per periode
700000
geplande productie per periode
140000 st → 5/stuk
In een bepaalde periode zijn 150000 stuks vervaardigd, waarbij gekend is:
gewerkte uren
16000 uren
grondstofverbruik
43000 kg
totale grondstofkosten
2080000
totale loonkosten
3360000
vaste kosten
700000
Kostprijs volgens de standaarden: 150000 × (15/stuk + 20/stuk + 5/stuk) = 6000000
Kritieken op traditionele kostprijssystemen
∗ indeling in vaste/variabele kosten en/of directe/indirecte kosten in een aantal
omstandigheden: geen adequate beheersinformatie
∗ vaste kosten en overheadkosten vertegenwoordigen in veel omgevingen hoge
percentages van de totale kosten; bijv. CAD/CAM, CAE, FMS, AS/RS, ....
∗ in een monoproductomgeving (focussed factory): minder een probleem
∗ in een multiproductomgeving: deze hoge overheadkosten komen eventueel op de
verkeerde kostendragers
∗ resultaat: geen adequate informatie voor beleidsbeslissingen, zoals prijszetting,
assortimentsbepaling
Dus meer aandacht voor
∗ beheer vd. overheadkosten en acties om deze kosten te drukken
∗ verbeterde technieken van kostenallocatie
Activity based costing
theorie van het product als kostendrager wordt verlaten
het kostensysteem is gebaseerd op activiteiten: deze verbruiken middelen en genereren
dus kosten
Voorbeelden:
∗ instellen van een machine voor een kleine (uitzonderlijke) bestelling kost evenveel (of
zelfs meer) als een instelling voor de grote volumes van het standaardproduct
∗ de ontvangstkost van geleverde onderdelen is vooral evenredig met het aantal
zendingen en veel minder met het volume of de waarde van de zendingen
Toerekeningsmechanisme bij ABC:
activiteiten
ABC
analyse
productie
kosten
beslissings
informatie
beı̈nvloeding van de kosten
∗ grootste deel van de industriële kosten worden op een meer realistische wijze aan
producten toegewezen
∗ de activiteiten zijn de kostendrijvers en bepalen de kost
∗ productiekost is gelijk aan de kosten van alle geconsumeerde activiteiten
∗ ook toepasbaar voor sommige algemene en verkoopskosten, bijv. rekening houden
met specifieke marketingkosten in bepaalde distributiekanalen
∗ alle indirecte kosten die door eenzelfde kostendrijver worden veroorzaakt worden in
een homogene kostenplaats samengebracht en worden dan aan producten
toegewezen in de mate die producten of andere kostendrijvers een beroep doen op
deze activiteiten
∗ voordelen van een ABC-systeem zijn het grootst voor bedrijven met een ruim
productassortiment waarbij niet elk product even belangrijk is in volume
∗ in feite veronderstelt ABC dat alle kosten variabel zijn, wat op korte termijn zeker
niet altijd het geval is
Target costing
∗ van oorsprong Japans kostprijsbepalingssysteem: meer een systeem om kosten te
plannen en te reduceren dan kosten te controleren
∗ motiveren van mensen om producten te ontwerpen tegen de laagst mogelijke kost en
deze zo snel mogelijk op de markt te brengen
∗ Westen: eerst product ontwerpen en dan kostprijs bepalen; indien de kostprijs te
hoog is, dan kunnen er ontwerpcorrecties doorgevoerd worden en/of wordt de
vooropgezette winstmarge verminderd
∗ Japan: er wordt eerst een target cost vastgelegd, gebaseerd op de prijs die de markt
waarschijnlijk zal aanvaarden; ontwerpers krijgen dan de opdracht om dit target te
bereiken
Download