Welzijn Nieuwe Stijl INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1. Inleiding 1.1 Kader 1.2 Doel 1.3 Vormen van aanbod 1.4 Doelgroep 1.5 Werkwijze: ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ 2. Welzijn Nieuwe Stijl: inhoud 2.1 Eropaf 2.2 Vraag achter de vraag 2.3 Eigen kracht 2.4 Meer collectief dan individueel 3. Welzijn Nieuwe Stijl: organisatie 3.1 Horizontale verantwoording 3.2 Samenwerking 3.3 Professionaliteit 3.4 Accommodaties Combiwel, juli 2010 Pagina 2 van 18 Voorwoord Voor u ligt een visiedocument van Combiwel. Naar ons idee zal de komende jaren een omslag gemaakt moeten worden naar nieuw welzijnswerk. Combiwel is zich al enige tijd aan het voorbereiden op de periode die voor ons ligt en wilde haar ideeën graag voorleggen aan de stadsdelen en hun nieuwe bestuurders. In onze offertes voor 2011 beschreven wij daarom onze visie voor het welzijnswerk voor 2011 en de jaren daarna; zowel de inhoudelijke visie als de organisatorische randvoorwaarden daarbij. Tijdens onze conferentie Welzijn Nieuwe Stijl op 1 september 2010 presenteerden wij deze visie op basis van die offertes aan onze opdrachtgevers en samenwerkingspartners. Dit document bevat de visie uit onze offertes. Wij willen hiermee bijdragen aan de brede discussie over de nieuwe koers voor het welzijnswerk die niet alleen wenselijk is –vanwege de doelstellingen van de Wmo en veranderingen in de AWBZ - maar ook noodzakelijk, vanwege de onontkoombare bezuinigingen. Graag zouden wij samen de schouders zetten onder de grote klus die geklaard moet worden. Hans Zuiver, Directeur/bestuurder Combiwel, juli 2010 Pagina 3 van 18 1. Inleiding 1.1 Kader Combiwel werkt vanuit de visie dat “actieve deelname aan het maatschappelijk leven leidt tot een gezonde, stabiele samenleving” en heeft zichzelf daarbij de volgende missie gesteld: Het ontwikkelen, realiseren en onderhouden van een veilige lokale sociale infrastructuur waarbinnen mensen beter in staat worden gesteld hun eigen leven richting te geven en deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Anders geformuleerd staat “participatie” centraal in deze visie en missie. Het wettelijke kader waarbinnen Combiwel werkt, wordt dan ook grotendeels bepaald door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo); participatiewet bij uitstek. Andere relevante wettelijke kaders voor ons werk zijn de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Wet Participatiebudget en de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE). De gemeente Amsterdam geeft haar eigen invulling aan de landelijke wettelijke kaders en hoe deze uitgevoerd moeten worden. Zij stelt daarvoor basispakketten samen gebaseerd op eigen beleidslijnen. Deze beïnvloeden het aanbod van Combiwel en komen terug in paragraaf 1.3. 1.2 Doel Bevordering van actieve deelname aan het maatschappelijk leven, oftewel participatie, is het hoofddoel dat Combiwel met haar werk nastreeft. Participatie is een breed begrip en participatiebevordering kan zich dan ook op meerdere doelen richten. Landelijk wordt veel gebruik gemaakt van de “participatieladder” als instrument om de mate van participatie van burgers in te delen in categorieën en richting te geven aan de bevordering van de participatie. Het einddoel daarvan is participatie op de arbeidsmarkt. Combiwel geeft de voorkeur aan het instrument “Participatiewiel”, ontwikkeld door Movisie1, omdat daarin minder hiërarchisch toegewerkt wordt naar arbeidsmarktparticipatie en het bovendien de samenhang tussen verschillende vormen van participatiebevordering goed in beeld brengt. Arbeidsmarktparticipatie is uiteraard van belang in het kader van armoedebestrijding en daarom ziet Combiwel het wel degelijk als haar taak burgers daartoe te bewegen. We vinden het echter ook belangrijk dat mensen die al actief zijn op de arbeidsmarkt zich voor anderen inzetten en daarom focussen wij niet alleen op arbeidsmarktparticipatie als hoogste doel. 1 Zie: http://www.movisie.nl/124579/def/home/activering/het_participatiewiel/ Combiwel, juli 2010 Pagina 4 van 18 Het participatiewiel onderscheidt de volgende doelen van participatiebevordering voor burgers (in het wiel aangegeven in de rode cirkel): 1. zelfstandig functioneren 2. sociale contacten 3. maatschappelijk deelnemen 4. maatschappelijk bijdragen 5. opdoen van vaardigheden 6. voorzien in eigen inkomen. De Wmo financiert de eerste vier van deze doelen en de Wet Participatiebudget financiert 2 tot en met 6 (zie de blauwe cirkels). 1.3 Vormen van aanbod Ter bevordering van de zes participatiedoelen zijn verschillende vormen van aanbod nodig en gewenst (in het wiel aangegeven in de groene cirkel). De aard van het aanbod kan zowel individueel als collectief zijn. Voor sommige individuele participatiedoelen zijn collectieve voorzieningen meer geschikt dan individuele. Bovendien is een collectieve aanpak vaak goedkoper. Combiwel biedt daarom zowel individuele voorzieningen als collectieve voorzieningen. Ter uitvoering van de Wmo worden door de gemeente Amsterdam twee Basispakketten geformuleerd die, samen met enkele stadsbrede procesafspraken, het Basispakket Wmo moeten gaan vormen waarvan 80% in de hele stad op dezelfde wijze voor burgers beschikbaar moet komen (volumeafspraken met de stadsdelen worden echter niet gemaakt). Combiwel, juli 2010 Pagina 5 van 18 Het Basispakket Individueel gerichte welzijnsdiensten is inmiddels vastgesteld. De Dienst Wonen, Zorg en Samenleven (DWZS) heeft inmiddels de hoofdlijnen van het Basispakket Collectieve Welzijnsdiensten gepresenteerd. Het voorlopige Basispakket Collectieve welzijnsdiensten bestaat uit: - bewonersinitiatieven stimuleren en ondersteunen - vrijwilligerssteunpunt - stimuleren lokale informele netwerken - ruimtebieding - ondersteuning bij participatie (activerende dagbesteding voor kwetsbare groepen) - jeugd- en jongerenwerk (wordt apart uitgewerkt op basis van programma Jong Amsterdam). Andere relevante beleidslijnen en basispakketten van de gemeente Amsterdam zijn voor Combiwel onder meer die rondom: - jeugd (Jong Amsterdam, het Basispakket Brede Talentontwikkeling en het Basispakket OKC) - arbeidsparticipatie (Meerjarenbeleidsplan participatie 2009-2012 uit te voeren door de Dienst Werk en Inkomen) - sport (Sportplan 2009-2012). De verschillende vormen van het aanbod van Combiwel zullen zich de komende jaren steeds meer concentreren rond twee typen accommodaties: - alle activiteiten op het gebied van bevordering van sociale en maatschappelijke participatie door volwassenen, mensen met een beperking en ouderen vanuit Huizen van de Buurt - ondersteuning van jeugdigen en hun ouders vanuit Brede Scholen. Dit heeft consequenties voor onze visie op accommodatiegebruik; daar gaan we later uitgebreid op in. 1.4 Doelgroep Combiwel wil zoveel mogelijk mensen in staat stellen actiever deel te nemen aan de samenleving. Zowel kwetsbare burgers, de doelgroep van de Wmo, als niet-kwetsbare burgers, die nodig zijn om de niet-kwetsbaren te ondersteunen. De doelgroep van ons aanbod is dan ook alle burgers van de stadsdelen waar wij werkzaam zijn. Dit stemt overeen met de visie van de DWZS die in haar concept Basispakket Collectieve welzijnsdiensten benadrukt dat alle Amsterdammers doelgroep van het basispakket zijn. Combiwel gaat er al sinds jaar en dag vanuit dat samenlevingsopbouw noodzakelijk is voor participatie en dat dat alleen kan plaatsvinden door kwetsbaren en nietkwetsbaren met elkaar te verbinden evenals actieve bewoners met niet-actieve bewoners. Welzijnswerk is opbouwwerk. Participatie bevorderen wij door activering en verbinding: activering van zoveel mogelijk burgers, jong en oud, en verbinding van hen aan elkaar. Daarmee creëren we de sociale infrastructuur zoals in onze missie verwoord. Combiwel, juli 2010 Pagina 6 van 18 1.5 Werkwijze: “Welzijn Nieuwe Stijl” De wijze waarop Combiwel haar individuele en collectieve aanbod voor jong en oud uit wil voeren wordt tegenwoordig “Welzijn Nieuwe Stijl” genoemd. Deze term werd door voormalig staatsecretaris Jet Bussemaker op het landelijke Wmo-congres in september 2009 geïntroduceerd en toegelicht. Combiwel omarmt deze aanpak die nog steeds met veel enthousiasme door het ministerie van VWS en de VNG wordt uitgedragen. Welzijn Nieuwe Stijl is niet alleen onze manier van werken in het veld, maar beïnvloedt ook de manier waarop wij het werk organiseren. In de hoofdstukken 2 en 3 wordt daarom ingegaan op zowel de inhoud als de organisatie van de werkwijze aan de hand van onze interpretatie van de ‘bakens’ van Welzijn Nieuwe Stijl (Bert Holman, projectleider Implementatie Wmo van VWS presenteerde deze tijdens het landelijke Wmo-congres van mei 2010). Inhoudelijk staat Welzijn Nieuwe Stijl voor: o eropaf o vraag achter de vraag o eigen kracht o meer collectief dan individueel. Organisatorisch heeft Welzijn Nieuwe Stijl betrekking op en gevolgen voor: o horizontale verantwoording o samenwerking o professionaliteit o accommodaties o beschikbare middelen. Combiwel, juli 2010 Pagina 7 van 18 2. Welzijn Nieuwe Stijl: inhoud De Wmo is erop gericht iedereen in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te functioneren. Welzijn Nieuwe Stijl ondersteunt dit door kwetsbare mensen weerbaar te maken en door sociale netwerken om hen heen te creëren die informele hulp en ondersteuning kunnen bieden. Samenlevingsopbouw is wat we met Welzijn Nieuwe Stijl voor ogen hebben. Het nieuwe welzijnswerk is het nieuwe opbouwwerk. Hieronder wordt nader toegelicht met welke speerpunten Combiwel invulling wil geven aan Welzijn Nieuwe Stijl. Kort samengevat: onze professionals stappen op mensen af, proberen helder te krijgen wat hun vraag of behoefte is om ze vervolgens te ondersteunen om op eigen kracht die vraag te beantwoorden en het probleem zelf of met anderen samen op te lossen. 2.1 Eropaf Achter de voordeur Sinds kort is op de burger afstappen weer een geaccepteerde manier van bemoeienis die zich vooral lijkt te uiten in veelvuldig huisbezoek van diverse instanties. Ook Combiwel zoekt mensen op ‘achter de voordeur’; in de vorm van vriendschappelijke huisbezoeken (samen met het Rode Kruis), preventieve huisbezoeken, of huisbezoeken zoals in het succesvolle project ‘Geef het Door’ in Oud-West, waarbij vrijwilligers uit andere culturen mensen uit de eigen doelgroep en eigen netwerk bezoeken. Veel van de onderdelen van het Basispakket Individuele welzijnsdiensten worden bij mensen thuis aangeboden. Het signaleren van anders gemiste problemen en het voorkomen van erger zijn natuurlijk de belangrijkste functies van het actief opzoeken van mensen. Daarmee wordt niet alleen een sociale maar ook een financiële winst behaald. Activeren en verbinden Eropaf of outreachend werken is in onze visie echter meer dan mensen thuis bezoeken. Gelukkig maar, want in sommige gevallen wordt het wel erg druk achter de voordeur. Op mensen afstappen betekent ook bepaalde groepen of individuen stimuleren om deel te nemen aan activiteiten die door Combiwel, of liever nog door buurtbewoners zelf, georganiseerd worden. Combiwel ziet voor zichzelf een belangrijke taak weggelegd in het voorkomen van sociale uitsluiting; hoe meer we aan de burgers zelf over laten hoe groter het gevaar wordt dat bepaalde (groepen) mensen niet aan bod komen die ook mee zouden moeten of willen doen. Deze “eropaf”-werkwijze betekent automatisch ook dat we minder locatiegebonden (willen) werken en dus niet in afwachting blijven van wie zich in het buurtcentrum, jongerencentrum, de wijkpost, het OKC of het stadsdeelloket komt melden. Alle professionals van Combiwel moeten zoveel mogelijk de straat op, de buurt en de school in en mensen actief op gaan zoeken en aanspreken. Burgers, jong en oud, moeten actief gestimuleerd worden zich om zichzelf, om hun buurt en om de mensen om zich heen te bekommeren. We stimuleren burgers dus ook om op andere burgers af te stappen. Combiwel, juli 2010 Pagina 8 van 18 Actieve organisatie Tot slot betekent ‘eropaf’ voor ons ook dat we niet alleen op de burgers afstappen, maar ook dat we actief op onze opdrachtgevers en samenwerkingspartners afgaan. Waar we kansen zien, zullen we deze grijpen, vooruitlopend op opdrachten hiertoe. De manier waarop wij in Brede Scholen werken illustreert dit. Combiwel draagt de visie uit dat een Brede School alleen echt een Brede School is als sprake is van een buurt- of wijkgerichte aanpak waarbij de verschillende aanbieders een totaalaanpak leveren en daarvoor gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. Bovendien is sprake van doorgaande onderwijskundige- en pedagogische lijnen en afstemming tussen onderwijs en buitenschoolse activiteiten voor kinderen. Dit houdt in dat de activiteiten en faciliteiten gericht zijn op kinderen én op hun ouders én op buurtbewoners en onderling samenhangen. Kortom, er wordt niet alleen systeemgericht gewerkt, met de driehoek kind-gezinbuurt als basis, maar ook ontwikkelingsgericht op een methodische en pedagogische manier. Om dit te realiseren zullen wij dus in Brede Scholen niet alleen ons deel van het afgesproken werk doen, maar afstappen op het schoolbestuur, andere aanbieders van zorg en welzijn, de buurtbewoners, de ouders en de kinderen; anders komt de noodzakelijke samenhang immers niet tot stand. Het concept stedelijk kader Brede School, onderdeel van het programma Jong Amsterdam, gaat ook uit van op elkaar afgestemde activiteiten van onderwijs, zorg en welzijnsaanbieders maar legt de regie daarvan bij het onderwijs. Combiwel is van mening dat het niet verstandig is dit van te voren zo te bepalen en dat Brede Scholen erbij gebaat zijn dat de betrokken partijen per school bekijken welke vorm van samenwerking de beste resultaten oplevert. Dit zou maatwerk moeten zijn. 2.2 Vraag achter de vraag herleiden De vraag van de burger Enkele jaren geleden introduceerde de overheid in welzijnsland de roep om vraaggericht in plaats van aanbodgericht te gaan werken. Welzijnsorganisaties mochten niet langer kant en klaar aanbod presenteren aan de burger maar moesten reageren op de vragen en behoeftes van de burger. Combiwel heeft echter een visie op het werken met en voor burgers die verder gaat dan “u vraagt, wij draaien”. Immers, als we alleen nog reageren op wat de burgers vragen, bereiken we niet de burgers die niet durven te vragen, niet weten wat te vragen of niet kunnen vragen. Het proefschrift van Lilian Linders “De betekenis van nabijheid” (2010) laat zien dat vraagverlegenheid verschillende uitingsvormen en oorzaken kan hebben. Bovendien is het maar de vraag of dat wat de burger vraagt altijd gehonoreerd moet worden. De VNG heeft het project De Kanteling gestart om gemeenten te stimuleren om de compensatieplicht in de Wmo op een nieuwe wijze vorm te geven, zodat mensen met een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Een gekantelde manier van werken vraagt volgens de VNG de volgende benadering2: - gemeenten zullen meer tijd moeten nemen in het eerste gesprek met de klant. Het gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend. - gemeenten én burgers moeten afstappen van de standaard voorzieningenlijst en alle mogelijkheden verkennen om een hulpvraag op te lossen. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. 2 Zie: www.invoeringwmo.nl Combiwel, juli 2010 Pagina 9 van 18 Preventie Met het opsporen van de “vraag achter de vraag” wordt onder meer bedoeld dat het in het kader van preventie van belang is te weten wat de oorzaak van iemands vraag is om symptoombestrijding te voorkomen. Het bekende voorbeeld is dat van het verzoek om een scootmobiel; het komt regelmatig voor dat dit vervoermiddel aangevraagd wordt om sociale contacten beter te kunnen onderhouden en dat in feite eenzaamheid de vraag achter de vraag is. Dat wil niet zeggen dat het verstrekken van een scootmobiel niet kan helpen om sociale contacten te onderhouden, maar aandacht voor de oorzaak van de eenzaamheid en het activeren van de sociale omgeving van de betreffende persoon kan een minstens zo belangrijke bijdrage aan bestrijding van de eenzaamheid leveren. Daar is dan een rol weggelegd voor een welzijnsprofessional. Ook in het kader van de ombuiging van AWBZ-middelen naar de Wmo en het opvangen van mensen met hulpvragen die niet langer door de AWBZ gefinancierd kunnen worden, ligt voor welzijn een belangrijke rol weggelegd. Juist vanuit het ‘vraag achter de vraag’ principe is preventie van grotere problemen en beperkingen immers een voor de hand liggende insteek. Een enkele keer lukt het zelfs om “welzijn op recept” voor te laten schrijven door de eerstelijnszorg. Voor veel van de psychosociale klachten van patiënten die bij de huisarts komen, bieden sociale oplossingen, zoals activiteiten of ondersteuning van de eigen kracht, immers op de lange termijn meer uitkomst dan een medische aanpak. Ook voor klachten die voortkomen uit overgewicht kunnen welzijnsactiviteiten uitkomst bieden. Combiwel zal zich er sterk voor maken de samenwerking met de eerstelijnszorg op te blijven zoeken en te intensiveren. Wat ons betreft worden veel vaker welzijnsrecepten uitgeschreven. Onze opdrachtgevers en de politiek vragen we ons te ondersteunen bij dit pleidooi richting de eerstelijnszorg, al was het alleen maar in verband met bezuinigingen. Want zoals Bert Holman zegt “Als iedere euro welzijn vijf euro zorg bespaart, moet je dat doen”. Voor onszelf zien we een opdracht weggelegd om doorverwijzingen naar het welzijnswerk als sociaal gedragsspecialisme onder de aandacht te brengen als aanvulling op doorverwijzingen naar medisch specialisten. Maatgericht werken Het opsporen van de “vraag achter de vraag” betekent ook dat aangeboord moet worden wat vaak wel bij mensen aanwezig is, maar niet altijd even duidelijk aan de oppervlakte ligt; intrinsieke motivatie tot actieve deelname aan de samenleving bijvoorbeeld, maar ook de potentiële talenten van kinderen en jongeren of de opvoedvaardigheden van ouders. Vragen worden niet altijd als vraag gesteld, maar dat wil niet zeggen dat er geen onuitgesproken behoeftes leven. Het vrijwilligersbeleid van Combiwel is ook gericht op doorvragen naar de behoeftes van vrijwilligers. We gaan uit van wat de beste plek is voor een vrijwilliger om aan de slag te gaan op basis van diens individuele vaardigheden en affiniteit. De wensen, mogelijkheden en competenties van de vrijwilliger staan centraal bij het plaatsen van een vrijwilliger op een bepaalde plek; niet de wensen van de organisatie. Het achterhalen van de “vraag achter de vraag” is maatwerk vanuit een bepaalde visie. Combiwel spreekt daarom liever van visiegericht of maatgericht werken dan van vraaggericht werken. Combiwel, juli 2010 Pagina 10 van 18 2.3 Uitgaan van eigen kracht Versterking netwerk Om mensen zoveel en zo lang mogelijk zelf actief te laten deelnemen aan het maatschappelijk leven en dat bovendien met inzet van zo min mogelijk professionele hulp te doen, moeten zij aangesproken worden op hun eigen krachten en die van hun omgeving en moeten beide zoveel mogelijk versterkt worden. In Nederland wordt in de (jeugd-)zorg al bijna tien jaar gewerkt vanuit de methode Eigen Kracht. Tijdens zogeheten Eigen Kracht Conferenties worden familieleden, vrienden en buren van een cliënt of patiënt letterlijk bij elkaar aan tafel gezet om gezamenlijk te bespreken wie wat kan betekenen voor de patiënt/cliënt. De methode wordt steeds breder toegepast; ook in andere sectoren zoals bij klanten van de voedselbank. Combiwel gaat zich er de komende tijd in verdiepen hoe zij deze methode kan toepassen in haar werksoorten; ons uitgangspunt daarbij is overigens dat het idealiter niet de professional moet zijn die een Eigen Kracht Conferentie organiseert, maar de burger zelf. De professional van Combiwel kan burgers stimuleren en faciliteren om personen uit hun sociale netwerk hiervoor te benaderen. Eventuele hulpvraagverlegenheid kan door professionals van Combiwel weggenomen of verminderd worden. Empowerment Behalve de Eigen Kracht methode om netwerken rondom mensen te versterken betekent uitgaan van eigen kracht ook het versterken van de eigen kracht van mensen zelf en hen verantwoordelijkheden durven geven; empowerment. Het versterken van de eigen kracht doet Combiwel bijvoorbeeld bij opvoeders door hen middels de methode Triple-P opvoedvaardigheden aan te leren waar ze sterker van worden. Bij kinderen en jongeren draagt Brede Talentontwikkeling heel concreet aan versterking van de eigen kracht bij. Maar ook onze mentor- of maatjesprojecten zijn voorbeelden waarbij we mensen aan elkaar koppelen en van daaruit sterker maken. De komende jaren willen we in samenwerking met EcoSol op verschillende plekken leerwerktrajecten voor jongeren en volwassenen organiseren om hun vaardigheden te vergroten en hun zelfredzaamheid te bevorderen. We denken aan leerwerktrajecten in het beheer van accommodaties, maar bijvoorbeeld ook in enkele sociale buurtrestaurants waarover we in gesprek zijn met onder meer Cordaan. Eigen verantwoordelijkheid De grootste omslag in het werk is het afgeven van verantwoordelijkheid aan burgers. De laatste jaren is het ondersteunen en stimuleren van bewonersinitiatieven natuurlijk al steeds gebruikelijker geworden. Ook worden in het jongerenwerk steeds vaker jongeren zelf betrokken bij de programmering van hun activiteiten. Combiwel wil het echter verder doorvoeren door bewoners zelf budgetten in handen te geven voor het oplossen van problemen die zij aankaarten in hun buurt. Tot nu toe bleef dat bij relatief kleine en overzichtelijke budgetten, vergelijkbaar met de leefbaarheidsbudgetten, voor een activiteit of project. We zouden echter graag een pilot willen doen in een buurt waar een groep buurtbewoners financieel en inhoudelijk verantwoordelijkheid krijgen voor het aanpakken van een onderwerp, thema of probleem gedurende langere tijd. Daarbij moeten zij zelf bedenken welke activiteiten bij zullen dragen aan een oplossing en deze ook zelf uitvoeren en achteraf Combiwel, juli 2010 Pagina 11 van 18 verantwoording afleggen over de besteding van het budget. Combiwel kan dit faciliteren, eventueel ook administratief, en heeft dan een rol in het bewaken van de sociale kant ervan: het risico op uitsluiting van bepaalde buurtbewoners is aanwezig en Combiwel moet ingrijpen als dat aan de orde is. 2.4 Meer collectief dan individueel Collectieve aanpak als middel Zoals in de inleiding gesteld biedt Combiwel zowel individuele als collectieve voorzieningen aan. Welzijn Nieuwe Stijl gaat ervan uit dat de focus bij een collectieve aanpak moet liggen, ook voor de individuele participatiedoelen. Collectieve activiteiten, zoals ontmoeting of cursussen, worden daarmee steeds meer een middel dan een doel op zich. Dat komt anno nu natuurlijk goed uit omdat collectieve voorzieningen per individuele gebruiker meestal goedkoper te organiseren zijn dan individuele. Met het oog op de bezuinigingen op de AWBZ en in de nabije toekomst ook op de Wmo zijn besparingen in de werkwijze die zo min mogelijk verlies van resultaat opleveren dan ook in toenemende mate noodzakelijk. Onderdelen van het individuele basispakket blijven echter ook noodzakelijk maar zijn aanvullend voor diegenen die onvoldoende geholpen kunnen worden met collectieve welzijnsdiensten.. Behalve financieel gunstig is de verschuiving van individueel naar collectief gericht werken in onze visie echter ook inhoudelijk een gewenste ontwikkeling. Vanuit groepsgewijze activiteiten is het voor onze professionals makkelijker om deelnemers daaraan te bewegen zich ook op een andere manier actief in te zetten voor buurtbewoners en zo hun bekommernis om anderen te bevorderen. Ook bieden ze gelegenheid om kwetsbare en niet-kwetsbare burgers bij elkaar te brengen – aan elkaar te verbinden – en vanuit dat contact de sociale netwerken op te bouwen die nodig zijn om zelfredzaamheid vanuit eigen kracht te bevorderen. Tot slot is het een manier om mensen uit een sociaal isolement te halen en zo bij te dragen aan armoedebestrijding. Wat ons betreft draagt overigens een groot deel van ons werk bij aan armoedebestrijding: het gaat immers allemaal om bevordering van participatie en dat draagt in onze ogen altijd bij aan armoedebestrijding. Een goed voorbeeld van de voordelen van het buurtgericht bijeenbrengen van verschillende doelgroepen is de werkwijze in de Amsterdams Ontmoetings Centra (AOC’s). In het kader van dagopvang van dementerenden worden activiteiten georganiseerd in een accommodatie die openstaat voor (activiteiten voor) alle buurtbewoners. Mantelzorgers worden actief betrokken bij de activiteiten en krijgen advies en ondersteuning. De laagdrempelige, kleinschalige, geïntegreerde en nietstigmatiserende opzet van de ondersteuning dicht bij huis maakt het voor de persoon met dementie gemakkelijker om hulp te aanvaarden. Het bevordert bovendien de vertrouwensband tussen personeel en mantelzorger. Hierdoor is deze laatste eerder bereid de zorg met anderen te delen, bijvoorbeeld met de buurtbewoners die deelnemen aan de activiteiten in dezelfde accommodatie. Vergeleken met de reguliere dagbehandeling hebben de ontmoetingscentra een positiever effect op de mensen met dementie en hun mantelzorgers. Dat bleek uit Combiwel, juli 2010 Pagina 12 van 18 onderzoek van het VU medisch centrum3 naar de eerste ontmoetingscentra in Amsterdam. Het gaat om een positiever effect op de draagkracht van mantelzorgers (minder ervaren belasting, langer en beter volhouden van de zorg, uitbreiding sociaal netwerk) en het functioneren van mensen met dementie (minder gedragsproblemen, uitstel van verpleeghuisopname, minder depressie). Verder blijkt een ontmoetingscentrum een verpleeghuisopname uit te stellen. Na zeven maanden was nog slechts 7,5 procent van degenen die deelnamen aan de Amsterdamse Ontmoetingscentra opgenomen in het verpleeghuis, terwijl dit percentage bij de reguliere dagbehandeling reeds was opgelopen tot 30 procent. Samenlevingsopbouw is wat ons betreft al met al het toverwoord en collectieve voorzieningen vormen een middel om dat te bereiken. We zullen collectieve activiteiten zoals ontmoeting en cursussen dan ook blijven aanbieden, maar altijd met als einddoel de bevordering van participatie en niet slechts voor de gezelligheid. Waar het kan beperken we dat aanbod zoveel mogelijk tot de facilitering daarvan in de vorm van het aanbieden van ruimtes en de uitvoering aan de mensen zelf overlaten (eigen kracht!). We zullen het daarom actief blijven stimuleren (eropaf!). We zijn daarbij van mening dat de uitvoering van cursussen financieel zonder subsidie moet kunnen. Ons voorstel is dan ook om de subsidies voor de uitvoering van cursussen te beëindigen en om te buigen naar subsidie voor openstelling; dus slechts nog de facilitering van ruimtes te subsidiëren voor cursussen. Deelnemers van cursussen zullen eventueel zelf een iets hogere eigen bijdrage moeten betalen. Het signaal dat daarmee afgegeven zal worden, benadrukt de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid gedachte. Bovendien wordt duidelijk dat de financiering zich niet richt op de vaardigheden die mensen opdoen in de cursussen; het maatschappelijk ongemakkelijke gevoel dat een subsidie voor een cursus “macrameeën” vaak oproept is daarmee weg te nemen. Dit voorstel beperkt zich overigens tot het cursuswerk voor volwassenen. Voor kinderen en jongeren hebben cursussen behalve ontmoeting immers nog een belangrijke andere functie en dat zijn de vier niveaus van talentontwikkeling: kennismaken, ontwikkelen, bekwamen en excelleren. 3 Dröes, R.M. (red.) Amsterdamse Ontmoetingscentra; een nieuwe vorm van ondersteuning voor dementerende mensen en hun verzorgers. Eindrapport 1996. Combiwel, juli 2010 Pagina 13 van 18 3. Welzijn Nieuwe Stijl: organisatie De omslag naar het uitvoeren van Welzijn Nieuwe Stijl vraagt niet alleen inhoudelijk een andere werkwijze van de professionals van Combiwel. Het vraagt organisatorisch een minstens zo grote omslag. Het één gaat niet zonder het ander; de organisatorische omslag is een noodzakelijke voorwaarde voor de inhoudelijke. Om die reden gaan we in dit hoofdstuk uitgebreid in op de aspecten van de organisatorische omslag. Daarbij gaat het niet alleen om de interne organisatie van Combiwel maar ook om een organisatorische omslag bij haar opdrachtgevers en samenwerkingspartners! Om met de gemeentesecretarissen van de 100.000+ gemeenten te spreken4: er is een systeeminnovatie nodig. 3.1 Horizontale verantwoording Verantwoording over effecten De Wmo gaat uit van meer horizontale verantwoording van gemeenten: dit houdt in dat zij geen verantwoording afleggen aan het Rijk maar aan de gemeenteraad en de burger. Combiwel is hier voorstander van omdat het de gemeente ertoe aanzet op lokaal niveau en zo concreet mogelijk te laten zien wat de effecten van de genomen maatregelen voor diezelfde burger zijn. De gemeenteraad en burgers hebben geen boodschap aan wat aangeleverd is; zij willen weten wat het hen oplevert. Het ligt dan ook voor de hand dat de gemeente met haar partners afspraken maakt over te leveren maatschappelijke effecten en niet over te leveren producten. Dit uitgangspunt past uitstekend bij het karakter van Combiwel als maatschappelijk ondernemer. Maatschappelijk ondernemers werken over het algemeen in het belang van burgers, in opdracht van de lokale overheid en met een eigen visie. Combiwel opereert dus in het speelveld van overheid, burger en de eigen onderneming. Ook Combiwel moet verantwoording af kunnen leggen aan burgers en idealiter doet zij dit dus samen met de overheid. Als overheid, burgers en maatschappelijke organisaties (zorg, welzijn, onderwijs, woningbouw, et cetera) het van te voren eens kunnen zijn over wat er moet gebeuren in een wijk, bij voorkeur op basis van een brede kwantitatieve en kwalitatieve wijkanalyse en een dialoog daarover, dan kunnen zij ook gezamenlijk optrekken in het oplossen van de geconstateerde problemen. Duidelijk moet dan zijn wie welk deel daarvan voor zijn rekening neemt en daarover verantwoording aan de ander aflegt. Relatie opdrachtgever-opdrachtnemer Deze werkwijze heeft uiteraard consequenties voor de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. De huidige relatie is wat Combiwel betreft nog onvoldoende ingericht op het werken volgens de horizontale verantwoording. Immers, in dat scenario wordt gewerkt op basis van brede wijkanalyses, worden burgers in een vroeg stadium bij het beleid betrokken, wordt de opdracht aan Combiwel door een beleidsdialoog voorafgegaan en wordt van Combiwel niet langer verwacht dat zij offertes en verantwoordingsrapportages instuurt voorzien van 4 Zie de nota “Sterkere steden en evenwichtige overheidsfinanciën. Een discussiebijdrage uit de kring van gemeentesecretarissen van de 100.000+ steden.” Amersfoort/Dordrecht, 2010 Combiwel, juli 2010 Pagina 14 van 18 detailinformatie over te leveren c.q. geleverde producten zonder dat helder is tot welke effecten deze (hadden) moeten leiden. De opdrachtgever-opdrachtnemer relatie moet anders ingevuld worden, daarvan zijn wij overtuigd. Steeds vaker horen wij van andere partijen, inclusief enkele opdrachtgevers, dat zij het daarmee eens zijn5. Velen zijn zoekende naar hoe dit vorm te geven en wij zouden in die zoektocht graag gezamenlijk optrekken. Het gaat overigens zowel om nieuw opdrachtgeverschap als nieuw opdrachtnemerschap; Combiwel zal opdrachtgevers (blijven) vragen om: - meer vertrouwen, minder control - meer dialoog, minder topdown - meer gelijkwaardig partnership, minder hiërarchie - meer convenanten, minder contracten, maar zal daar zelf goed opdrachtnemerschap tegenover stellen. Dit houdt wat ons betreft in elk geval in: - als partner meedenken over beleid en effecten, ook over noodzakelijke maar voor de burger of onze organisatie minder leuke maatregelen - transparantie bieden in wel en niet geleverde prestaties (“zeggen wat je doet”) - afspraken nakomen, vertrouwen waarmaken (“doen wat je zegt”) - kwaliteit leveren - behoeften van burgers vertalen naar maatwerk - flexibel kunnen inspelen op lokale maatschappelijke en/of politieke ontwikkelingen. 3.2 Samenwerking Meer interne en externe samenwerking Samenhangend met de noodzaak voor horizontale verantwoording is ook samenwerking een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van de Wmo en kenmerkend voor Welzijn Nieuwe Stijl. Het gaat daarbij om samenwerking van Combiwel met anderen maar ook om interne samenwerking binnen Combiwel. Interne en externe samenwerking zijn natuurlijk voor niemand helemaal nieuw. Het kan alleen wat ons betreft veel verder doorgevoerd worden om tot betere effecten te komen en op een efficiënter manier. Het creëren van een pedagogische buurtaanpak is een mooi voorbeeld van hoe en waarom Combiwel interne en externe samenwerking wil vergroten. Een pedagogische buurtaanpak kan de sociale kwaliteit van de buurt verhogen. Het ‘elkaar kennen’ en ‘elkaar aanspreken’, zijn hierbij doorslaggevende factoren als het gaat om het vergroten van het welzijn van jeugd. Het categoriseren van de verschillende doelgroepen van de afgelopen jaren heeft als prijs dat de samenhang is verdwenen. Deze samenhang willen wij middels de pedagogische buurtaanpak terugbrengen; actieve bewonersparticipatie en intergenerationele projecten zijn hiervan een onderdeel. Problemen in een buurt moeten gezamenlijk worden opgelost. In de buurt moeten stadsdeel, politie, woningcorporaties, welzijnswerk, andere partners en bewoners de handen in elkaar slaan en elkaars inzet versterken. Gezamenlijke vraagstukken zijn wat ons betreft: - hoe pak je jongerenoverlast aan? 5 Dit blijkt bijvoorbeeld uit de eerste conclusies van het DMO onderzoek naar Opdrachtgeverschap in de welzijnssector en uit onderzoek van MOgroep en DWZS. Combiwel, juli 2010 Pagina 15 van 18 - hoe vergroot je de betrokkenheid van ouders? - hoe betrek je meer bewoners bij hun leefomgeving? - hoe ga je om met vereenzaming van ouderen? Intern betekent dit dat de grenzen tussen de werkterreinen van de verschillende professionals en werksoorten van Combiwel moeten vervagen en dat veel meer verbindingen moeten worden gelegd; de kinderwerker moet de oudercontactfunctionaris opzoeken, de jongerenwerker moet meer samen met de volwassenenwerker aan de slag, de maatschappelijk werker werkt nauwer samen met de ouderenconciërge et cetera. Idealiter werken zij allemaal samen vanuit één en hetzelfde wijkwerkplan waar de wijkanalyse aan ten grondslag ligt. In de visie van Combiwel moeten niet alleen de grenzen tussen de werksoorten vervagen, maar tot op zekere hoogte ook de verschillen tussen de functies. Daar wordt in paragraaf 3.3 dieper op ingegaan. Concurrentie Behalve samenwerkingspartners blijft Combiwel ook altijd concurrenten houden. Dit zijn dan vooral partijen die niet willen samenwerken en/of zich op hetzelfde werkterrein begeven. Wij zien bijvoorbeeld organisaties voor opbouwwerk in toenemende mate als onze concurrent omdat we in feite steeds meer hetzelfde werk doen. De inhoudelijke kenmerken van Welzijn Nieuwe Stijl zoals in hoofdstuk 2 beschreven zijn immers te beschouwen als het nieuwe opbouwwerk. We dagen de stadsdelen daarom uit om een keuze te maken tussen het oude opbouw- en welzijnswerk en het nieuwe welzijnswerk. 3.3 Professionaliteit Omslag naar nieuwe werkwijze Welzijn Nieuwe Stijl vraagt een andere inzet van de professionals van Combiwel. Het outreachend werken, het achterhalen van de vraag achter de vraag en het uitgaan van de eigen kracht vraagt om vaardigheden die al onze professionals moeten gaan beheersen, ongeacht de functie die ze vervullen. In dat opzicht wordt een algemene allround basisattitude vereist waardoor het verschil in expertises tussen werksoorten kleiner wordt. Alle professionals moeten generalisten worden met als gezamenlijke expertise de beïnvloeding van sociaal gedrag. Daarop aanvullend houden we wel degelijk functionarissen met specifieke expertises in dienst, die flexibel ingezet kunnen worden. De competentieprofielen van de professionals zullen gescreend worden om te beoordelen of ze nog voldoen aan de eisen van de huidige tijd. Combiwel gaat deze omslag bewerkstelligen door een deskundigheidsbevorderingstraject dat bestaat uit vier thema’s: - ondernemerschap - inhoudelijke kenmerken welzijn nieuwe stijl - samenwerking in pedagogische buurtaanpak - agogisering beheer. Met de agogisering van het beheer wordt een vergroting van de sociale toegankelijkheid van onze accommodaties beoogd. Concreet verwachten we van onze beheerders dat ze de mensen die binnenlopen niet alleen een warm welkom heten, maar dat ze mensen ook toe kunnen leiden naar activiteiten of stimuleren om Combiwel, juli 2010 Pagina 16 van 18 activiteiten te ontplooien. Daarnaast zullen zij getraind worden in de omgang van mensen met een beperking en het begeleiden van vrijwilligers. 3.4 Accommodaties Faciliteren van burgers Een van de onderdelen van het voorlopige Basispakket Collectieve welzijnsdiensten is “ruimtebieding”. Buurtontmoetingsplekken maken daar deel van uit. Ruimtebieding dient uiteraard de inloop maar vooral ter facilitering van de initiatieven van burgers die iets willen organiseren voor zichzelf en/of hun buurt. Dat doel is echter ook te bereiken met het bieden van andersoortige ruimtes; niet in een buurt- of jongerencentrum maar in andere laagdrempelige maatschappelijke accommodaties zoals scholen en zorginstellingen. Inhoudelijk kunnen vele activiteiten niet alleen uitstekend plaatsvinden in onderwijs- en zorginstellingen; ze kunnen ook goed aangesloten worden op en gecombineerd worden met zorg- en onderwijsactiviteiten. De afgelopen jaren is dat al in toenemende mate gebeurd in bijvoorbeeld Brede Scholen en Huizen van de Buurt. Daarin leiden kostenbesparingen en efficiënter gebruik van ruimtes immers zelfs tot een inhoudelijke meerwaarde. Bovendien wil Combiwel deels minder locatiegebonden werken, zoals beschreven onder het kopje “eropaf”. Openstelling van accommodaties blijft echter altijd nodig; we hebben immers gezegd cursussen te willen blijven faciliteren als middel om deelnemers te activeren en zich om anderen te bekommeren; daarom zijn ruimtes nodig waar die cursussen plaats kunnen vinden. Aandacht voor accommodatiebeleid Sinds kort hebben wij een manager Accommodaties aangesteld die Combiwelbreed verantwoordelijk is voor optimaal en effectief beheer en exploitatie van alle accommodaties waar Combiwel haar activiteiten uitoefent. Deze accommodaties kunnen in eigen bezit, in huur, in bruikleen of anderszins verbonden zijn met activiteiten van Combiwel. Deze manager stuurt het beheerpersoneel dat in dienst is van Combiwel aan en realiseert de “agogisering” van het beheer, ook het beheer dat door vrijwilligers uitgevoerd wordt. Speerpunten in het accommodatiebeleid voor de komende tijd zijn het aangaan van allianties met private en/of publieke partijen bij het zoeken en benutten van ruimtes en een flexibele inzet van het beheerpersoneel in de verschillende locaties. Van dit laatste maakt ook het werken met leerwerktrajecten deel uit. De trend die Combiwel reeds ingezet heeft en de komende jaren verder door zal zetten is dus het teruggaan naar kleinschaliger accommodaties in buurten en het flexibeler inzetten en gebruiken van andersoortige accommodaties. Dit gaat onvermijdelijk met sluiting van een deel van onze huidige accommodaties gepaard; ook accommodaties die vaak al jaren een geliefde voorziening in de buurt zijn. Wat ons betreft kunnen we niet anders; er liggen immers zowel financiële als inhoudelijke ontwikkelingen aan ten grondslag die onontkoombaar tot dergelijke maatregelen leiden, willen we in de toekomst nog de gewenste maatschappelijke effecten kunnen realiseren. Combiwel, juli 2010 Pagina 17 van 18 Participatiecentra Het Amsterdamse beleid om per stadsdeel een participatiecentrum in te richten wordt per stadsdeel verschillend uitgewerkt. Combiwel is geen voorstander van participatiecentra in de vorm van loketten, waarvan er al vele zijn. Diverse maatschappelijke accommodaties lenen zich voor de functie van een participatiecentrum. Om te profiteren van de toegankelijkheid en laagdrempeligheid die vele maatschappelijke accommodaties kenmerkt, denken wij dat het vooral van belang is dat in elk stadsdeel het participatienetwerk goed opgebouwd is. Eén fysieke centrale locatie kan daaraan bijdragen maar dat is niet noodzakelijk. Combiwel denkt graag met de stadsdelen mee over de nadere concrete invulling van participatiecentra. Spreiding maatschappelijke accommodaties in het stadsdeel Wat ons betreft bekijken we samen met het stadsdeel de spreiding van de maatschappelijke accommodaties binnen het stadsdeel en maken op basis daarvan met andere instellingen en het stadsdeel samen een meerjarenaccommodatieplan. Alleen op die manier kan aangesloten worden bij de plannen van het stadsdeel en andere partijen en kan vanuit een brede visie besloten worden welke maatregelen op welke termijn genomen moeten worden. Combiwel, juli 2010 Pagina 18 van 18