Welzijn Nieuwe Stijl

advertisement
Welzijn Nieuwe Stijl
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
1. Inleiding
1.1 Kader
1.2 Doel
1.3 Vormen van aanbod
1.4 Doelgroep
1.5 Werkwijze: ‘Welzijn Nieuwe Stijl’
2. Welzijn Nieuwe Stijl: inhoud
2.1 Eropaf
2.2 Vraag achter de vraag
2.3 Eigen kracht
2.4 Meer collectief dan individueel
3. Welzijn Nieuwe Stijl: organisatie
3.1 Horizontale verantwoording
3.2 Samenwerking
3.3 Professionaliteit
3.4 Accommodaties
Combiwel, juli 2010
Pagina 2 van 18
Voorwoord
Voor u ligt een visiedocument van Combiwel.
Naar ons idee zal de komende jaren een omslag gemaakt moeten worden naar nieuw
welzijnswerk. Combiwel is zich al enige tijd aan het voorbereiden op de periode die
voor ons ligt en wilde haar ideeën graag voorleggen aan de stadsdelen en hun nieuwe
bestuurders. In onze offertes voor 2011 beschreven wij daarom onze visie voor het
welzijnswerk voor 2011 en de jaren daarna; zowel de inhoudelijke visie als de
organisatorische randvoorwaarden daarbij. Tijdens onze conferentie Welzijn Nieuwe
Stijl op 1 september 2010 presenteerden wij deze visie op basis van die offertes aan
onze opdrachtgevers en samenwerkingspartners.
Dit document bevat de visie uit onze offertes. Wij willen hiermee bijdragen aan de
brede discussie over de nieuwe koers voor het welzijnswerk die niet alleen wenselijk
is –vanwege de doelstellingen van de Wmo en veranderingen in de AWBZ - maar ook
noodzakelijk, vanwege de onontkoombare bezuinigingen.
Graag zouden wij samen de schouders zetten onder de grote klus die geklaard moet
worden.
Hans Zuiver,
Directeur/bestuurder
Combiwel, juli 2010
Pagina 3 van 18
1. Inleiding
1.1 Kader
Combiwel werkt vanuit de visie dat “actieve deelname aan het maatschappelijk leven
leidt tot een gezonde, stabiele samenleving” en heeft zichzelf daarbij de volgende
missie gesteld:
Het ontwikkelen, realiseren en onderhouden van een veilige lokale sociale
infrastructuur waarbinnen mensen beter in staat worden gesteld hun eigen leven
richting te geven en deel te nemen aan het maatschappelijk leven.
Anders geformuleerd staat “participatie” centraal in deze visie en missie.
Het wettelijke kader waarbinnen Combiwel werkt, wordt dan ook grotendeels bepaald
door de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo); participatiewet bij uitstek.
Andere relevante wettelijke kaders voor ons werk zijn de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten (AWBZ), de Wet Participatiebudget en de Wet Ontwikkelingskansen
door Kwaliteit en Educatie (OKE).
De gemeente Amsterdam geeft haar eigen invulling aan de landelijke wettelijke
kaders en hoe deze uitgevoerd moeten worden. Zij stelt daarvoor basispakketten
samen gebaseerd op eigen beleidslijnen. Deze beïnvloeden het aanbod van Combiwel
en komen terug in paragraaf 1.3.
1.2 Doel
Bevordering van actieve deelname aan het maatschappelijk leven, oftewel
participatie, is het hoofddoel dat Combiwel met haar werk nastreeft. Participatie is een
breed begrip en participatiebevordering kan zich dan ook op meerdere doelen richten.
Landelijk wordt veel gebruik gemaakt van de “participatieladder” als instrument om
de mate van participatie van burgers in te delen in categorieën en richting te geven
aan de bevordering van de participatie. Het einddoel daarvan is participatie op de
arbeidsmarkt.
Combiwel geeft de voorkeur aan het instrument “Participatiewiel”, ontwikkeld door
Movisie1, omdat daarin minder hiërarchisch toegewerkt wordt naar
arbeidsmarktparticipatie en het bovendien de samenhang tussen verschillende vormen
van participatiebevordering goed in beeld brengt. Arbeidsmarktparticipatie is
uiteraard van belang in het kader van armoedebestrijding en daarom ziet Combiwel
het wel degelijk als haar taak burgers daartoe te bewegen. We vinden het echter ook
belangrijk dat mensen die al actief zijn op de arbeidsmarkt zich voor anderen inzetten
en daarom focussen wij niet alleen op arbeidsmarktparticipatie als hoogste doel.
1
Zie: http://www.movisie.nl/124579/def/home/activering/het_participatiewiel/
Combiwel, juli 2010
Pagina 4 van 18
Het participatiewiel onderscheidt de volgende doelen van participatiebevordering
voor burgers (in het wiel aangegeven in de rode cirkel):
1. zelfstandig functioneren
2. sociale contacten
3. maatschappelijk deelnemen
4. maatschappelijk bijdragen
5. opdoen van vaardigheden
6. voorzien in eigen inkomen.
De Wmo financiert de eerste vier van deze doelen en de Wet Participatiebudget
financiert 2 tot en met 6 (zie de blauwe cirkels).
1.3 Vormen van aanbod
Ter bevordering van de zes participatiedoelen zijn verschillende vormen van aanbod
nodig en gewenst (in het wiel aangegeven in de groene cirkel). De aard van het
aanbod kan zowel individueel als collectief zijn. Voor sommige individuele
participatiedoelen zijn collectieve voorzieningen meer geschikt dan individuele.
Bovendien is een collectieve aanpak vaak goedkoper. Combiwel biedt daarom zowel
individuele voorzieningen als collectieve voorzieningen.
Ter uitvoering van de Wmo worden door de gemeente Amsterdam twee
Basispakketten geformuleerd die, samen met enkele stadsbrede procesafspraken, het
Basispakket Wmo moeten gaan vormen waarvan 80% in de hele stad op dezelfde
wijze voor burgers beschikbaar moet komen (volumeafspraken met de stadsdelen
worden echter niet gemaakt).
Combiwel, juli 2010
Pagina 5 van 18
Het Basispakket Individueel gerichte welzijnsdiensten is inmiddels vastgesteld. De
Dienst Wonen, Zorg en Samenleven (DWZS) heeft inmiddels de hoofdlijnen van het
Basispakket Collectieve Welzijnsdiensten gepresenteerd.
Het voorlopige Basispakket Collectieve welzijnsdiensten bestaat uit:
- bewonersinitiatieven stimuleren en ondersteunen
- vrijwilligerssteunpunt
- stimuleren lokale informele netwerken
- ruimtebieding
- ondersteuning bij participatie (activerende dagbesteding voor kwetsbare
groepen)
- jeugd- en jongerenwerk (wordt apart uitgewerkt op basis van programma Jong
Amsterdam).
Andere relevante beleidslijnen en basispakketten van de gemeente Amsterdam zijn
voor Combiwel onder meer die rondom:
- jeugd (Jong Amsterdam, het Basispakket Brede Talentontwikkeling en het
Basispakket OKC)
- arbeidsparticipatie (Meerjarenbeleidsplan participatie 2009-2012 uit te voeren
door de Dienst Werk en Inkomen)
- sport (Sportplan 2009-2012).
De verschillende vormen van het aanbod van Combiwel zullen zich de komende jaren
steeds meer concentreren rond twee typen accommodaties:
- alle activiteiten op het gebied van bevordering van sociale en
maatschappelijke participatie door volwassenen, mensen met een beperking en
ouderen vanuit Huizen van de Buurt
- ondersteuning van jeugdigen en hun ouders vanuit Brede Scholen.
Dit heeft consequenties voor onze visie op accommodatiegebruik; daar gaan we later
uitgebreid op in.
1.4 Doelgroep
Combiwel wil zoveel mogelijk mensen in staat stellen actiever deel te nemen aan de
samenleving. Zowel kwetsbare burgers, de doelgroep van de Wmo, als niet-kwetsbare
burgers, die nodig zijn om de niet-kwetsbaren te ondersteunen. De doelgroep van ons
aanbod is dan ook alle burgers van de stadsdelen waar wij werkzaam zijn. Dit stemt
overeen met de visie van de DWZS die in haar concept Basispakket Collectieve
welzijnsdiensten benadrukt dat alle Amsterdammers doelgroep van het basispakket
zijn.
Combiwel gaat er al sinds jaar en dag vanuit dat samenlevingsopbouw noodzakelijk is
voor participatie en dat dat alleen kan plaatsvinden door kwetsbaren en nietkwetsbaren met elkaar te verbinden evenals actieve bewoners met niet-actieve
bewoners. Welzijnswerk is opbouwwerk. Participatie bevorderen wij door activering
en verbinding: activering van zoveel mogelijk burgers, jong en oud, en verbinding van
hen aan elkaar. Daarmee creëren we de sociale infrastructuur zoals in onze missie
verwoord.
Combiwel, juli 2010
Pagina 6 van 18
1.5 Werkwijze: “Welzijn Nieuwe Stijl”
De wijze waarop Combiwel haar individuele en collectieve aanbod voor jong en oud
uit wil voeren wordt tegenwoordig “Welzijn Nieuwe Stijl” genoemd. Deze term werd
door voormalig staatsecretaris Jet Bussemaker op het landelijke Wmo-congres in
september 2009 geïntroduceerd en toegelicht. Combiwel omarmt deze aanpak die nog
steeds met veel enthousiasme door het ministerie van VWS en de VNG wordt
uitgedragen. Welzijn Nieuwe Stijl is niet alleen onze manier van werken in het veld,
maar beïnvloedt ook de manier waarop wij het werk organiseren.
In de hoofdstukken 2 en 3 wordt daarom ingegaan op zowel de inhoud als de
organisatie van de werkwijze aan de hand van onze interpretatie van de ‘bakens’ van
Welzijn Nieuwe Stijl (Bert Holman, projectleider Implementatie Wmo van VWS
presenteerde deze tijdens het landelijke Wmo-congres van mei 2010).
Inhoudelijk staat Welzijn Nieuwe Stijl voor:
o eropaf
o vraag achter de vraag
o eigen kracht
o meer collectief dan individueel.
Organisatorisch heeft Welzijn Nieuwe Stijl betrekking op en gevolgen voor:
o horizontale verantwoording
o samenwerking
o professionaliteit
o accommodaties
o beschikbare middelen.
Combiwel, juli 2010
Pagina 7 van 18
2. Welzijn Nieuwe Stijl: inhoud
De Wmo is erop gericht iedereen in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te
functioneren. Welzijn Nieuwe Stijl ondersteunt dit door kwetsbare mensen weerbaar
te maken en door sociale netwerken om hen heen te creëren die informele hulp en
ondersteuning kunnen bieden. Samenlevingsopbouw is wat we met Welzijn Nieuwe
Stijl voor ogen hebben. Het nieuwe welzijnswerk is het nieuwe opbouwwerk.
Hieronder wordt nader toegelicht met welke speerpunten Combiwel invulling wil
geven aan Welzijn Nieuwe Stijl. Kort samengevat: onze professionals stappen op
mensen af, proberen helder te krijgen wat hun vraag of behoefte is om ze vervolgens
te ondersteunen om op eigen kracht die vraag te beantwoorden en het probleem zelf of
met anderen samen op te lossen.
2.1 Eropaf
Achter de voordeur
Sinds kort is op de burger afstappen weer een geaccepteerde manier van bemoeienis
die zich vooral lijkt te uiten in veelvuldig huisbezoek van diverse instanties. Ook
Combiwel zoekt mensen op ‘achter de voordeur’; in de vorm van vriendschappelijke
huisbezoeken (samen met het Rode Kruis), preventieve huisbezoeken, of
huisbezoeken zoals in het succesvolle project ‘Geef het Door’ in Oud-West, waarbij
vrijwilligers uit andere culturen mensen uit de eigen doelgroep en eigen netwerk
bezoeken. Veel van de onderdelen van het Basispakket Individuele welzijnsdiensten
worden bij mensen thuis aangeboden.
Het signaleren van anders gemiste problemen en het voorkomen van erger zijn
natuurlijk de belangrijkste functies van het actief opzoeken van mensen. Daarmee
wordt niet alleen een sociale maar ook een financiële winst behaald.
Activeren en verbinden
Eropaf of outreachend werken is in onze visie echter meer dan mensen thuis
bezoeken. Gelukkig maar, want in sommige gevallen wordt het wel erg druk achter de
voordeur.
Op mensen afstappen betekent ook bepaalde groepen of individuen stimuleren om
deel te nemen aan activiteiten die door Combiwel, of liever nog door buurtbewoners
zelf, georganiseerd worden. Combiwel ziet voor zichzelf een belangrijke taak
weggelegd in het voorkomen van sociale uitsluiting; hoe meer we aan de burgers zelf
over laten hoe groter het gevaar wordt dat bepaalde (groepen) mensen niet aan bod
komen die ook mee zouden moeten of willen doen.
Deze “eropaf”-werkwijze betekent automatisch ook dat we minder locatiegebonden
(willen) werken en dus niet in afwachting blijven van wie zich in het buurtcentrum,
jongerencentrum, de wijkpost, het OKC of het stadsdeelloket komt melden. Alle
professionals van Combiwel moeten zoveel mogelijk de straat op, de buurt en de
school in en mensen actief op gaan zoeken en aanspreken. Burgers, jong en oud,
moeten actief gestimuleerd worden zich om zichzelf, om hun buurt en om de mensen
om zich heen te bekommeren. We stimuleren burgers dus ook om op andere burgers
af te stappen.
Combiwel, juli 2010
Pagina 8 van 18
Actieve organisatie
Tot slot betekent ‘eropaf’ voor ons ook dat we niet alleen op de burgers afstappen,
maar ook dat we actief op onze opdrachtgevers en samenwerkingspartners afgaan.
Waar we kansen zien, zullen we deze grijpen, vooruitlopend op opdrachten hiertoe.
De manier waarop wij in Brede Scholen werken illustreert dit. Combiwel draagt de
visie uit dat een Brede School alleen echt een Brede School is als sprake is van een
buurt- of wijkgerichte aanpak waarbij de verschillende aanbieders een totaalaanpak
leveren en daarvoor gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen.
Bovendien is sprake van doorgaande onderwijskundige- en pedagogische lijnen en
afstemming tussen onderwijs en buitenschoolse activiteiten voor kinderen. Dit houdt
in dat de activiteiten en faciliteiten gericht zijn op kinderen én op hun ouders én op
buurtbewoners en onderling samenhangen.
Kortom, er wordt niet alleen systeemgericht gewerkt, met de driehoek kind-gezinbuurt als basis, maar ook ontwikkelingsgericht op een methodische en pedagogische
manier. Om dit te realiseren zullen wij dus in Brede Scholen niet alleen ons deel van
het afgesproken werk doen, maar afstappen op het schoolbestuur, andere aanbieders
van zorg en welzijn, de buurtbewoners, de ouders en de kinderen; anders komt de
noodzakelijke samenhang immers niet tot stand.
Het concept stedelijk kader Brede School, onderdeel van het programma Jong
Amsterdam, gaat ook uit van op elkaar afgestemde activiteiten van onderwijs, zorg en
welzijnsaanbieders maar legt de regie daarvan bij het onderwijs. Combiwel is van
mening dat het niet verstandig is dit van te voren zo te bepalen en dat Brede Scholen
erbij gebaat zijn dat de betrokken partijen per school bekijken welke vorm van
samenwerking de beste resultaten oplevert. Dit zou maatwerk moeten zijn.
2.2 Vraag achter de vraag herleiden
De vraag van de burger
Enkele jaren geleden introduceerde de overheid in welzijnsland de roep om
vraaggericht in plaats van aanbodgericht te gaan werken. Welzijnsorganisaties
mochten niet langer kant en klaar aanbod presenteren aan de burger maar moesten
reageren op de vragen en behoeftes van de burger. Combiwel heeft echter een visie op
het werken met en voor burgers die verder gaat dan “u vraagt, wij draaien”. Immers,
als we alleen nog reageren op wat de burgers vragen, bereiken we niet de burgers die
niet durven te vragen, niet weten wat te vragen of niet kunnen vragen. Het proefschrift
van Lilian Linders “De betekenis van nabijheid” (2010) laat zien dat
vraagverlegenheid verschillende uitingsvormen en oorzaken kan hebben. Bovendien
is het maar de vraag of dat wat de burger vraagt altijd gehonoreerd moet worden.
De VNG heeft het project De Kanteling gestart om gemeenten te stimuleren om de
compensatieplicht in de Wmo op een nieuwe wijze vorm te geven, zodat mensen met
een beperking betere kansen hebben om volwaardig mee te doen aan de samenleving.
Een gekantelde manier van werken vraagt volgens de VNG de volgende benadering2:
- gemeenten zullen meer tijd moeten nemen in het eerste gesprek met de klant. Het
gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend.
- gemeenten én burgers moeten afstappen van de standaard voorzieningenlijst en
alle mogelijkheden verkennen om een hulpvraag op te lossen. Hierbij staan
behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop.
2
Zie: www.invoeringwmo.nl
Combiwel, juli 2010
Pagina 9 van 18
Preventie
Met het opsporen van de “vraag achter de vraag” wordt onder meer bedoeld dat het in
het kader van preventie van belang is te weten wat de oorzaak van iemands vraag is
om symptoombestrijding te voorkomen. Het bekende voorbeeld is dat van het verzoek
om een scootmobiel; het komt regelmatig voor dat dit vervoermiddel aangevraagd
wordt om sociale contacten beter te kunnen onderhouden en dat in feite eenzaamheid
de vraag achter de vraag is. Dat wil niet zeggen dat het verstrekken van een
scootmobiel niet kan helpen om sociale contacten te onderhouden, maar aandacht
voor de oorzaak van de eenzaamheid en het activeren van de sociale omgeving van de
betreffende persoon kan een minstens zo belangrijke bijdrage aan bestrijding van de
eenzaamheid leveren. Daar is dan een rol weggelegd voor een welzijnsprofessional.
Ook in het kader van de ombuiging van AWBZ-middelen naar de Wmo en het
opvangen van mensen met hulpvragen die niet langer door de AWBZ gefinancierd
kunnen worden, ligt voor welzijn een belangrijke rol weggelegd. Juist vanuit het
‘vraag achter de vraag’ principe is preventie van grotere problemen en beperkingen
immers een voor de hand liggende insteek. Een enkele keer lukt het zelfs om “welzijn
op recept” voor te laten schrijven door de eerstelijnszorg. Voor veel van de
psychosociale klachten van patiënten die bij de huisarts komen, bieden sociale
oplossingen, zoals activiteiten of ondersteuning van de eigen kracht, immers op de
lange termijn meer uitkomst dan een medische aanpak. Ook voor klachten die
voortkomen uit overgewicht kunnen welzijnsactiviteiten uitkomst bieden.
Combiwel zal zich er sterk voor maken de samenwerking met de eerstelijnszorg op te
blijven zoeken en te intensiveren. Wat ons betreft worden veel vaker welzijnsrecepten
uitgeschreven. Onze opdrachtgevers en de politiek vragen we ons te ondersteunen bij
dit pleidooi richting de eerstelijnszorg, al was het alleen maar in verband met
bezuinigingen. Want zoals Bert Holman zegt “Als iedere euro welzijn vijf euro zorg
bespaart, moet je dat doen”.
Voor onszelf zien we een opdracht weggelegd om doorverwijzingen naar het
welzijnswerk als sociaal gedragsspecialisme onder de aandacht te brengen als
aanvulling op doorverwijzingen naar medisch specialisten.
Maatgericht werken
Het opsporen van de “vraag achter de vraag” betekent ook dat aangeboord moet
worden wat vaak wel bij mensen aanwezig is, maar niet altijd even duidelijk aan de
oppervlakte ligt; intrinsieke motivatie tot actieve deelname aan de samenleving
bijvoorbeeld, maar ook de potentiële talenten van kinderen en jongeren of de
opvoedvaardigheden van ouders. Vragen worden niet altijd als vraag gesteld, maar dat
wil niet zeggen dat er geen onuitgesproken behoeftes leven. Het vrijwilligersbeleid
van Combiwel is ook gericht op doorvragen naar de behoeftes van vrijwilligers. We
gaan uit van wat de beste plek is voor een vrijwilliger om aan de slag te gaan op basis
van diens individuele vaardigheden en affiniteit. De wensen, mogelijkheden en
competenties van de vrijwilliger staan centraal bij het plaatsen van een vrijwilliger op
een bepaalde plek; niet de wensen van de organisatie.
Het achterhalen van de “vraag achter de vraag” is maatwerk vanuit een bepaalde visie.
Combiwel spreekt daarom liever van visiegericht of maatgericht werken dan van
vraaggericht werken.
Combiwel, juli 2010
Pagina 10 van 18
2.3 Uitgaan van eigen kracht
Versterking netwerk
Om mensen zoveel en zo lang mogelijk zelf actief te laten deelnemen aan het
maatschappelijk leven en dat bovendien met inzet van zo min mogelijk professionele
hulp te doen, moeten zij aangesproken worden op hun eigen krachten en die van hun
omgeving en moeten beide zoveel mogelijk versterkt worden.
In Nederland wordt in de (jeugd-)zorg al bijna tien jaar gewerkt vanuit de methode
Eigen Kracht. Tijdens zogeheten Eigen Kracht Conferenties worden familieleden,
vrienden en buren van een cliënt of patiënt letterlijk bij elkaar aan tafel gezet om
gezamenlijk te bespreken wie wat kan betekenen voor de patiënt/cliënt. De methode
wordt steeds breder toegepast; ook in andere sectoren zoals bij klanten van de
voedselbank. Combiwel gaat zich er de komende tijd in verdiepen hoe zij deze
methode kan toepassen in haar werksoorten; ons uitgangspunt daarbij is overigens dat
het idealiter niet de professional moet zijn die een Eigen Kracht Conferentie
organiseert, maar de burger zelf. De professional van Combiwel kan burgers
stimuleren en faciliteren om personen uit hun sociale netwerk hiervoor te benaderen.
Eventuele hulpvraagverlegenheid kan door professionals van Combiwel weggenomen
of verminderd worden.
Empowerment
Behalve de Eigen Kracht methode om netwerken rondom mensen te versterken
betekent uitgaan van eigen kracht ook het versterken van de eigen kracht van mensen
zelf en hen verantwoordelijkheden durven geven; empowerment.
Het versterken van de eigen kracht doet Combiwel bijvoorbeeld bij opvoeders door
hen middels de methode Triple-P opvoedvaardigheden aan te leren waar ze sterker
van worden. Bij kinderen en jongeren draagt Brede Talentontwikkeling heel concreet
aan versterking van de eigen kracht bij. Maar ook onze mentor- of maatjesprojecten
zijn voorbeelden waarbij we mensen aan elkaar koppelen en van daaruit sterker
maken.
De komende jaren willen we in samenwerking met EcoSol op verschillende plekken
leerwerktrajecten voor jongeren en volwassenen organiseren om hun vaardigheden te
vergroten en hun zelfredzaamheid te bevorderen. We denken aan leerwerktrajecten in
het beheer van accommodaties, maar bijvoorbeeld ook in enkele sociale
buurtrestaurants waarover we in gesprek zijn met onder meer Cordaan.
Eigen verantwoordelijkheid
De grootste omslag in het werk is het afgeven van verantwoordelijkheid aan burgers.
De laatste jaren is het ondersteunen en stimuleren van bewonersinitiatieven natuurlijk
al steeds gebruikelijker geworden. Ook worden in het jongerenwerk steeds vaker
jongeren zelf betrokken bij de programmering van hun activiteiten. Combiwel wil het
echter verder doorvoeren door bewoners zelf budgetten in handen te geven voor het
oplossen van problemen die zij aankaarten in hun buurt. Tot nu toe bleef dat bij
relatief kleine en overzichtelijke budgetten, vergelijkbaar met de
leefbaarheidsbudgetten, voor een activiteit of project. We zouden echter graag een
pilot willen doen in een buurt waar een groep buurtbewoners financieel en inhoudelijk
verantwoordelijkheid krijgen voor het aanpakken van een onderwerp, thema of
probleem gedurende langere tijd. Daarbij moeten zij zelf bedenken welke activiteiten
bij zullen dragen aan een oplossing en deze ook zelf uitvoeren en achteraf
Combiwel, juli 2010
Pagina 11 van 18
verantwoording afleggen over de besteding van het budget. Combiwel kan dit
faciliteren, eventueel ook administratief, en heeft dan een rol in het bewaken van de
sociale kant ervan: het risico op uitsluiting van bepaalde buurtbewoners is aanwezig
en Combiwel moet ingrijpen als dat aan de orde is.
2.4 Meer collectief dan individueel
Collectieve aanpak als middel
Zoals in de inleiding gesteld biedt Combiwel zowel individuele als collectieve
voorzieningen aan. Welzijn Nieuwe Stijl gaat ervan uit dat de focus bij een collectieve
aanpak moet liggen, ook voor de individuele participatiedoelen. Collectieve
activiteiten, zoals ontmoeting of cursussen, worden daarmee steeds meer een middel
dan een doel op zich. Dat komt anno nu natuurlijk goed uit omdat collectieve
voorzieningen per individuele gebruiker meestal goedkoper te organiseren zijn dan
individuele. Met het oog op de bezuinigingen op de AWBZ en in de nabije toekomst
ook op de Wmo zijn besparingen in de werkwijze die zo min mogelijk verlies van
resultaat opleveren dan ook in toenemende mate noodzakelijk. Onderdelen van het
individuele basispakket blijven echter ook noodzakelijk maar zijn aanvullend voor
diegenen die onvoldoende geholpen kunnen worden met collectieve welzijnsdiensten..
Behalve financieel gunstig is de verschuiving van individueel naar collectief gericht
werken in onze visie echter ook inhoudelijk een gewenste ontwikkeling. Vanuit
groepsgewijze activiteiten is het voor onze professionals makkelijker om deelnemers
daaraan te bewegen zich ook op een andere manier actief in te zetten voor
buurtbewoners en zo hun bekommernis om anderen te bevorderen. Ook bieden ze
gelegenheid om kwetsbare en niet-kwetsbare burgers bij elkaar te brengen – aan
elkaar te verbinden – en vanuit dat contact de sociale netwerken op te bouwen die
nodig zijn om zelfredzaamheid vanuit eigen kracht te bevorderen. Tot slot is het een
manier om mensen uit een sociaal isolement te halen en zo bij te dragen aan
armoedebestrijding.
Wat ons betreft draagt overigens een groot deel van ons werk bij aan
armoedebestrijding: het gaat immers allemaal om bevordering van participatie en dat
draagt in onze ogen altijd bij aan armoedebestrijding.
Een goed voorbeeld van de voordelen van het buurtgericht bijeenbrengen van
verschillende doelgroepen is de werkwijze in de Amsterdams Ontmoetings Centra
(AOC’s). In het kader van dagopvang van dementerenden worden activiteiten
georganiseerd in een accommodatie die openstaat voor (activiteiten voor) alle
buurtbewoners. Mantelzorgers worden actief betrokken bij de activiteiten en krijgen
advies en ondersteuning. De laagdrempelige, kleinschalige, geïntegreerde en nietstigmatiserende opzet van de ondersteuning dicht bij huis maakt het voor de persoon
met dementie gemakkelijker om hulp te aanvaarden. Het bevordert bovendien de
vertrouwensband tussen personeel en mantelzorger. Hierdoor is deze laatste eerder
bereid de zorg met anderen te delen, bijvoorbeeld met de buurtbewoners die
deelnemen aan de activiteiten in dezelfde accommodatie.
Vergeleken met de reguliere dagbehandeling hebben de ontmoetingscentra een
positiever effect op de mensen met dementie en hun mantelzorgers. Dat bleek uit
Combiwel, juli 2010
Pagina 12 van 18
onderzoek van het VU medisch centrum3 naar de eerste ontmoetingscentra in
Amsterdam. Het gaat om een positiever effect op de draagkracht van mantelzorgers
(minder ervaren belasting, langer en beter volhouden van de zorg, uitbreiding sociaal
netwerk) en het functioneren van mensen met dementie (minder gedragsproblemen,
uitstel van verpleeghuisopname, minder depressie).
Verder blijkt een ontmoetingscentrum een verpleeghuisopname uit te stellen. Na
zeven maanden was nog slechts 7,5 procent van degenen die deelnamen aan de
Amsterdamse Ontmoetingscentra opgenomen in het verpleeghuis, terwijl dit
percentage bij de reguliere dagbehandeling reeds was opgelopen tot 30 procent.
Samenlevingsopbouw is wat ons betreft al met al het toverwoord en collectieve
voorzieningen vormen een middel om dat te bereiken.
We zullen collectieve activiteiten zoals ontmoeting en cursussen dan ook blijven
aanbieden, maar altijd met als einddoel de bevordering van participatie en niet slechts
voor de gezelligheid. Waar het kan beperken we dat aanbod zoveel mogelijk tot de
facilitering daarvan in de vorm van het aanbieden van ruimtes en de uitvoering aan de
mensen zelf overlaten (eigen kracht!). We zullen het daarom actief blijven stimuleren
(eropaf!). We zijn daarbij van mening dat de uitvoering van cursussen financieel
zonder subsidie moet kunnen. Ons voorstel is dan ook om de subsidies voor de
uitvoering van cursussen te beëindigen en om te buigen naar subsidie voor
openstelling; dus slechts nog de facilitering van ruimtes te subsidiëren voor cursussen.
Deelnemers van cursussen zullen eventueel zelf een iets hogere eigen bijdrage moeten
betalen. Het signaal dat daarmee afgegeven zal worden, benadrukt de eigen kracht en
eigen verantwoordelijkheid gedachte. Bovendien wordt duidelijk dat de financiering
zich niet richt op de vaardigheden die mensen opdoen in de cursussen; het
maatschappelijk ongemakkelijke gevoel dat een subsidie voor een cursus
“macrameeën” vaak oproept is daarmee weg te nemen.
Dit voorstel beperkt zich overigens tot het cursuswerk voor volwassenen. Voor
kinderen en jongeren hebben cursussen behalve ontmoeting immers nog een
belangrijke andere functie en dat zijn de vier niveaus van talentontwikkeling:
kennismaken, ontwikkelen, bekwamen en excelleren.
3
Dröes, R.M. (red.) Amsterdamse Ontmoetingscentra; een nieuwe vorm van ondersteuning voor
dementerende mensen en hun verzorgers. Eindrapport 1996.
Combiwel, juli 2010
Pagina 13 van 18
3. Welzijn Nieuwe Stijl: organisatie
De omslag naar het uitvoeren van Welzijn Nieuwe Stijl vraagt niet alleen inhoudelijk
een andere werkwijze van de professionals van Combiwel. Het vraagt organisatorisch
een minstens zo grote omslag. Het één gaat niet zonder het ander; de organisatorische
omslag is een noodzakelijke voorwaarde voor de inhoudelijke. Om die reden gaan we
in dit hoofdstuk uitgebreid in op de aspecten van de organisatorische omslag. Daarbij
gaat het niet alleen om de interne organisatie van Combiwel maar ook om een
organisatorische omslag bij haar opdrachtgevers en samenwerkingspartners! Om met
de gemeentesecretarissen van de 100.000+ gemeenten te spreken4: er is een
systeeminnovatie nodig.
3.1 Horizontale verantwoording
Verantwoording over effecten
De Wmo gaat uit van meer horizontale verantwoording van gemeenten: dit houdt in
dat zij geen verantwoording afleggen aan het Rijk maar aan de gemeenteraad en de
burger. Combiwel is hier voorstander van omdat het de gemeente ertoe aanzet op
lokaal niveau en zo concreet mogelijk te laten zien wat de effecten van de genomen
maatregelen voor diezelfde burger zijn. De gemeenteraad en burgers hebben geen
boodschap aan wat aangeleverd is; zij willen weten wat het hen oplevert. Het ligt dan
ook voor de hand dat de gemeente met haar partners afspraken maakt over te leveren
maatschappelijke effecten en niet over te leveren producten.
Dit uitgangspunt past uitstekend bij het karakter van Combiwel als maatschappelijk
ondernemer. Maatschappelijk ondernemers werken over het algemeen in het belang
van burgers, in opdracht van de lokale overheid en met een eigen visie. Combiwel
opereert dus in het speelveld van overheid, burger en de eigen onderneming. Ook
Combiwel moet verantwoording af kunnen leggen aan burgers en idealiter doet zij dit
dus samen met de overheid. Als overheid, burgers en maatschappelijke organisaties
(zorg, welzijn, onderwijs, woningbouw, et cetera) het van te voren eens kunnen zijn
over wat er moet gebeuren in een wijk, bij voorkeur op basis van een brede
kwantitatieve en kwalitatieve wijkanalyse en een dialoog daarover, dan kunnen zij
ook gezamenlijk optrekken in het oplossen van de geconstateerde problemen.
Duidelijk moet dan zijn wie welk deel daarvan voor zijn rekening neemt en daarover
verantwoording aan de ander aflegt.
Relatie opdrachtgever-opdrachtnemer
Deze werkwijze heeft uiteraard consequenties voor de opdrachtgever-opdrachtnemer
relatie. De huidige relatie is wat Combiwel betreft nog onvoldoende ingericht op het
werken volgens de horizontale verantwoording.
Immers, in dat scenario wordt gewerkt op basis van brede wijkanalyses, worden
burgers in een vroeg stadium bij het beleid betrokken, wordt de opdracht aan
Combiwel door een beleidsdialoog voorafgegaan en wordt van Combiwel niet langer
verwacht dat zij offertes en verantwoordingsrapportages instuurt voorzien van
4
Zie de nota “Sterkere steden en evenwichtige overheidsfinanciën. Een discussiebijdrage uit de kring
van gemeentesecretarissen van de 100.000+ steden.” Amersfoort/Dordrecht, 2010
Combiwel, juli 2010
Pagina 14 van 18
detailinformatie over te leveren c.q. geleverde producten zonder dat helder is tot
welke effecten deze (hadden) moeten leiden.
De opdrachtgever-opdrachtnemer relatie moet anders ingevuld worden, daarvan zijn
wij overtuigd. Steeds vaker horen wij van andere partijen, inclusief enkele
opdrachtgevers, dat zij het daarmee eens zijn5. Velen zijn zoekende naar hoe dit vorm
te geven en wij zouden in die zoektocht graag gezamenlijk optrekken.
Het gaat overigens zowel om nieuw opdrachtgeverschap als nieuw
opdrachtnemerschap; Combiwel zal opdrachtgevers (blijven) vragen om:
- meer vertrouwen, minder control
- meer dialoog, minder topdown
- meer gelijkwaardig partnership, minder hiërarchie
- meer convenanten, minder contracten,
maar zal daar zelf goed opdrachtnemerschap tegenover stellen. Dit houdt wat ons
betreft in elk geval in:
- als partner meedenken over beleid en effecten, ook over noodzakelijke maar
voor de burger of onze organisatie minder leuke maatregelen
- transparantie bieden in wel en niet geleverde prestaties (“zeggen wat je doet”)
- afspraken nakomen, vertrouwen waarmaken (“doen wat je zegt”)
- kwaliteit leveren
- behoeften van burgers vertalen naar maatwerk
- flexibel kunnen inspelen op lokale maatschappelijke en/of politieke
ontwikkelingen.
3.2 Samenwerking
Meer interne en externe samenwerking
Samenhangend met de noodzaak voor horizontale verantwoording is ook
samenwerking een noodzakelijke voorwaarde voor het welslagen van de Wmo en
kenmerkend voor Welzijn Nieuwe Stijl. Het gaat daarbij om samenwerking van
Combiwel met anderen maar ook om interne samenwerking binnen Combiwel.
Interne en externe samenwerking zijn natuurlijk voor niemand helemaal nieuw. Het
kan alleen wat ons betreft veel verder doorgevoerd worden om tot betere effecten te
komen en op een efficiënter manier.
Het creëren van een pedagogische buurtaanpak is een mooi voorbeeld van hoe en
waarom Combiwel interne en externe samenwerking wil vergroten.
Een pedagogische buurtaanpak kan de sociale kwaliteit van de buurt verhogen. Het
‘elkaar kennen’ en ‘elkaar aanspreken’, zijn hierbij doorslaggevende factoren als het
gaat om het vergroten van het welzijn van jeugd. Het categoriseren van de
verschillende doelgroepen van de afgelopen jaren heeft als prijs dat de samenhang is
verdwenen. Deze samenhang willen wij middels de pedagogische buurtaanpak
terugbrengen; actieve bewonersparticipatie en intergenerationele projecten zijn
hiervan een onderdeel. Problemen in een buurt moeten gezamenlijk worden opgelost.
In de buurt moeten stadsdeel, politie, woningcorporaties, welzijnswerk, andere
partners en bewoners de handen in elkaar slaan en elkaars inzet versterken.
Gezamenlijke vraagstukken zijn wat ons betreft:
- hoe pak je jongerenoverlast aan?
5
Dit blijkt bijvoorbeeld uit de eerste conclusies van het DMO onderzoek naar Opdrachtgeverschap in
de welzijnssector en uit onderzoek van MOgroep en DWZS.
Combiwel, juli 2010
Pagina 15 van 18
- hoe vergroot je de betrokkenheid van ouders?
- hoe betrek je meer bewoners bij hun leefomgeving?
- hoe ga je om met vereenzaming van ouderen?
Intern betekent dit dat de grenzen tussen de werkterreinen van de verschillende
professionals en werksoorten van Combiwel moeten vervagen en dat veel meer
verbindingen moeten worden gelegd; de kinderwerker moet de
oudercontactfunctionaris opzoeken, de jongerenwerker moet meer samen met de
volwassenenwerker aan de slag, de maatschappelijk werker werkt nauwer samen met
de ouderenconciërge et cetera. Idealiter werken zij allemaal samen vanuit één en
hetzelfde wijkwerkplan waar de wijkanalyse aan ten grondslag ligt.
In de visie van Combiwel moeten niet alleen de grenzen tussen de werksoorten
vervagen, maar tot op zekere hoogte ook de verschillen tussen de functies. Daar wordt
in paragraaf 3.3 dieper op ingegaan.
Concurrentie
Behalve samenwerkingspartners blijft Combiwel ook altijd concurrenten houden. Dit
zijn dan vooral partijen die niet willen samenwerken en/of zich op hetzelfde
werkterrein begeven. Wij zien bijvoorbeeld organisaties voor opbouwwerk in
toenemende mate als onze concurrent omdat we in feite steeds meer hetzelfde werk
doen. De inhoudelijke kenmerken van Welzijn Nieuwe Stijl zoals in hoofdstuk 2
beschreven zijn immers te beschouwen als het nieuwe opbouwwerk. We dagen de
stadsdelen daarom uit om een keuze te maken tussen het oude opbouw- en
welzijnswerk en het nieuwe welzijnswerk.
3.3 Professionaliteit
Omslag naar nieuwe werkwijze
Welzijn Nieuwe Stijl vraagt een andere inzet van de professionals van Combiwel. Het
outreachend werken, het achterhalen van de vraag achter de vraag en het uitgaan van
de eigen kracht vraagt om vaardigheden die al onze professionals moeten gaan
beheersen, ongeacht de functie die ze vervullen. In dat opzicht wordt een algemene
allround basisattitude vereist waardoor het verschil in expertises tussen werksoorten
kleiner wordt. Alle professionals moeten generalisten worden met als gezamenlijke
expertise de beïnvloeding van sociaal gedrag. Daarop aanvullend houden we wel
degelijk functionarissen met specifieke expertises in dienst, die flexibel ingezet
kunnen worden.
De competentieprofielen van de professionals zullen gescreend worden om te
beoordelen of ze nog voldoen aan de eisen van de huidige tijd.
Combiwel gaat deze omslag bewerkstelligen door een deskundigheidsbevorderingstraject dat bestaat uit vier thema’s:
- ondernemerschap
- inhoudelijke kenmerken welzijn nieuwe stijl
- samenwerking in pedagogische buurtaanpak
- agogisering beheer.
Met de agogisering van het beheer wordt een vergroting van de sociale
toegankelijkheid van onze accommodaties beoogd. Concreet verwachten we van onze
beheerders dat ze de mensen die binnenlopen niet alleen een warm welkom heten,
maar dat ze mensen ook toe kunnen leiden naar activiteiten of stimuleren om
Combiwel, juli 2010
Pagina 16 van 18
activiteiten te ontplooien. Daarnaast zullen zij getraind worden in de omgang van
mensen met een beperking en het begeleiden van vrijwilligers.
3.4 Accommodaties
Faciliteren van burgers
Een van de onderdelen van het voorlopige Basispakket Collectieve welzijnsdiensten is
“ruimtebieding”. Buurtontmoetingsplekken maken daar deel van uit. Ruimtebieding
dient uiteraard de inloop maar vooral ter facilitering van de initiatieven van burgers
die iets willen organiseren voor zichzelf en/of hun buurt. Dat doel is echter ook te
bereiken met het bieden van andersoortige ruimtes; niet in een buurt- of
jongerencentrum maar in andere laagdrempelige maatschappelijke accommodaties
zoals scholen en zorginstellingen. Inhoudelijk kunnen vele activiteiten niet alleen
uitstekend plaatsvinden in onderwijs- en zorginstellingen; ze kunnen ook goed
aangesloten worden op en gecombineerd worden met zorg- en onderwijsactiviteiten.
De afgelopen jaren is dat al in toenemende mate gebeurd in bijvoorbeeld Brede
Scholen en Huizen van de Buurt. Daarin leiden kostenbesparingen en efficiënter
gebruik van ruimtes immers zelfs tot een inhoudelijke meerwaarde.
Bovendien wil Combiwel deels minder locatiegebonden werken, zoals beschreven
onder het kopje “eropaf”. Openstelling van accommodaties blijft echter altijd nodig;
we hebben immers gezegd cursussen te willen blijven faciliteren als middel om
deelnemers te activeren en zich om anderen te bekommeren; daarom zijn ruimtes
nodig waar die cursussen plaats kunnen vinden.
Aandacht voor accommodatiebeleid
Sinds kort hebben wij een manager Accommodaties aangesteld die Combiwelbreed
verantwoordelijk is voor optimaal en effectief beheer en exploitatie van alle
accommodaties waar Combiwel haar activiteiten uitoefent. Deze accommodaties
kunnen in eigen bezit, in huur, in bruikleen of anderszins verbonden zijn met
activiteiten van Combiwel. Deze manager stuurt het beheerpersoneel dat in dienst is
van Combiwel aan en realiseert de “agogisering” van het beheer, ook het beheer dat
door vrijwilligers uitgevoerd wordt. Speerpunten in het accommodatiebeleid voor de
komende tijd zijn het aangaan van allianties met private en/of publieke partijen bij het
zoeken en benutten van ruimtes en een flexibele inzet van het beheerpersoneel in de
verschillende locaties. Van dit laatste maakt ook het werken met leerwerktrajecten
deel uit.
De trend die Combiwel reeds ingezet heeft en de komende jaren verder door zal zetten
is dus het teruggaan naar kleinschaliger accommodaties in buurten en het flexibeler
inzetten en gebruiken van andersoortige accommodaties. Dit gaat onvermijdelijk met
sluiting van een deel van onze huidige accommodaties gepaard; ook accommodaties
die vaak al jaren een geliefde voorziening in de buurt zijn.
Wat ons betreft kunnen we niet anders; er liggen immers zowel financiële als
inhoudelijke ontwikkelingen aan ten grondslag die onontkoombaar tot dergelijke
maatregelen leiden, willen we in de toekomst nog de gewenste maatschappelijke
effecten kunnen realiseren.
Combiwel, juli 2010
Pagina 17 van 18
Participatiecentra
Het Amsterdamse beleid om per stadsdeel een participatiecentrum in te richten wordt
per stadsdeel verschillend uitgewerkt. Combiwel is geen voorstander van
participatiecentra in de vorm van loketten, waarvan er al vele zijn. Diverse
maatschappelijke accommodaties lenen zich voor de functie van een
participatiecentrum. Om te profiteren van de toegankelijkheid en laagdrempeligheid
die vele maatschappelijke accommodaties kenmerkt, denken wij dat het vooral van
belang is dat in elk stadsdeel het participatienetwerk goed opgebouwd is. Eén fysieke
centrale locatie kan daaraan bijdragen maar dat is niet noodzakelijk. Combiwel denkt
graag met de stadsdelen mee over de nadere concrete invulling van participatiecentra.
Spreiding maatschappelijke accommodaties in het stadsdeel
Wat ons betreft bekijken we samen met het stadsdeel de spreiding van de
maatschappelijke accommodaties binnen het stadsdeel en maken op basis daarvan met
andere instellingen en het stadsdeel samen een meerjarenaccommodatieplan. Alleen
op die manier kan aangesloten worden bij de plannen van het stadsdeel en andere
partijen en kan vanuit een brede visie besloten worden welke maatregelen op welke
termijn genomen moeten worden.
Combiwel, juli 2010
Pagina 18 van 18
Download