Redactie: Olivier Bailly en Samuel Poos. Coördinatie: EcoRes sprl – Samuel Poos (BTC) Verantwoordelijke uitgever: Carl Michiels, Hoogstraat 147, 1000 Brussel Coverfoto: © BTC, Julien Lesceux De in deze publicatie weergegeven meningen zijn die van de auteur en vallen niet noodzakelijk samen met de standpunten van BTC of de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Uittreksels uit deze publicatie mogen geciteerd worden voor niet-commerciële doeleinden en mits vermelding van de herkomst en de auteur. © BTC, Belgisch ontwikkelingsagentschap, Brussel, 2de editie, December 2011 2 > Kort historisch overzicht 5 > De waarden en voordelen van fair trade en de voordelen van een Noord-Zuidrelatie 6 > Volume versus waarden? 8 > De greep van het Noorden op het Zuiden? 10 > Drie keer Zuid-Zuid: lokaal, regionaal, internationaal 11 > Voordelen van een eerlijke lokale en regionale Zuid-Zuidhandel 13 Nieuwe afzetmogelijkheden vinden Zich beter wapenen tegen buitenlandse crisissen Een lokale veranderingsdynamiek op gang brengen Economisch valoriseren van de lokale markten en de culturele diversiteit Sensibilisering rond het concept “fairtrade” in de landen van het Zuiden Een beperkte ecologische impact Aanpassen van het concept “billijk, fair, eerlijk” > Certificatie en labels op initiatief van het Zuiden 13 13 14 15 15 16 16 18 ENDA lanceert een lokaal certificatiesysteem in Senegal Mexico: het label “Comercio Justo” “Profit” en “Shop for Change” in India De “Max Havelaar” van de ontwikkelingslanden Het label van de kleine producenten Het project van de Wereldwinkels via het regionale platform van COFTA De certificatie van de fairtradeorganisaties > De staat neemt initiatief 18 19 20 21 22 23 23 25 Brazilië: eerlijke handel als sociaal beleid 25 Een wetsontwerp in Marokko 26 Madagaskar richt interministerieel comité op 26 > Andere initiatieven 27 Afrika Kenya Federation for Alternative Trade (KEFAT) 27 Latijns-Amerika 27 Latijns-Amerikaanse coördinatietafel voor eerlijke handel GRESP, netwerk voor solidaire economie in Peru Ecuador: Maquita Cushunchic Azië 27 28 28 29 Filippijnen: de “Advocate of Philippine Fair Trade” 29 India’s eerste fairtrademerk voor winkels 30 “Betterday” verkoopt zeer goed in Vietnam en erbuiten 30 > De gevaren van lokale en regionale Zuid-Zuidrelaties 33 Gaat de link verloren? 33 Fairtradecriteria met twee snelheden? 33 > Het einde van een bepaald soort paternalisme 34 3 4 © CTB In 1964, tijdens de VN-Conferentie over Handel en Ontwikkeling (United Nations Conference on Trade and Development, kortweg UNCTAD), bevestigen vertegenwoordigers van de landen van het Zuiden met klem hun ambitie en trots. Ze willen geen medelijden, geen gejammer over hun lot. Ze nemen geen vrede met een rol als passagier van hun ontwikkeling, maar willen aan het roer staan. Ze zwaaien met de vlag “Trade not aid”, geen hulp maar handel! Handel wordt op die manier een ‘ontwikkelingsinstrument’, een element van emancipatie. Vanaf 1971 beginnen in België de ‘Wereldwinkels’ aan een snelle opmars. Twee jaar later zijn het er al 120. De beweging kent navolging op Europees niveau. Met Max Havelaar begint in 1988 het tijdperk van het eerlijke label. Hun logo garandeert de consument dat bij de productie de principes van eerlijke handel werden gerespecteerd. In het kielzog van die bewegingen vindt fair trade de weg naar de rekken van de supermarkten. De verkoop neemt een hoge vlucht. Tegen het einde van het millennium gaat eerlijke handel zich structureren op internationaal niveau. Dat gaat gepaard met de oprichting van koepelorganisaties. Een van de belangrijkste, FLO (Fairtrade Labelling Organizations International), waar Max Havelaar deel van uitmaakt, wordt in 1997 boven de doopvont gehouden. De sector van de grootdistributie stort zich op het concept, hetzij als commerciële niche en/of omdat men ook daar het belang van ethiek heeft ontdekt. Distributieketens ontwikkelen hun eigen kwaliteitsmerken. Op een bescheidener niveau nemen tal van kmo’s in uiteenlopende sectoren (mode, voeding, reizen, artisanaat, enz.) de fairtradefilosofie over, zonder daarom een beroep te doen op of uit te pakken met labels [1]. In 2010 laat het Fairtradelabel een groei van 18% noteren, met een globale omzet van 4,3 miljard euro. Hun producten zijn afkomstig van 905 gecertificeerde organisaties, die samen ruim een miljoen landarbeiders vertegenwoordigen. De indirecte impact meegerekend, plukken zo’n 6 miljoen mensen de voordelen van dit type handel [2]. Eerlijke handel is een succes, zowel op het vlak van de waarden als op dat van verkoop. 5 Fairtradeorganisaties zijn het eens geworden over een definitie van eerlijke handel: men en een waardeoordeel inhouden over de verhoudingen die door de traditionele markt ingesteld zijn ”. [3] “Een commercieel partnership, gebaseerd op dialoog, transparantie en respect en gericht op een grotere rechtvaardigheid in de wereldhandel. Fair trade draagt bij tot duurzame ontwikkeling, door betere handelsvoorwaarden aan te bieden en de rechten van gemarginaliseerde producenten en arbeiders te waarborgen, voornamelijk in de landen in het Zuiden van onze planeet. De organisaties voor eerlijke handel zetten zich (met de steun van de consumenten) actief in om de producenten vooruit te helpen, de publieke opinie bewust te maken en campagne te voeren om de regels en praktijken van de traditionele internationale handel te veranderen.” De Noord-Zuidrelatie is niet in de definitie opgenomen. Terwijl de producenten en arbeiders zich “voornamelijk in de landen van het Zuiden” bevinden, wordt de consument van zijn kant niet geacht tot het ene of andere halfrond te behoren. Dit type van relatie tussen volkeren van verschillende continenten heeft nochtans uiteenlopende voordelen. Om te beginnen wordt hiermee het doel gerealiseerd van een vrijwillige herverdeling van de rijkdommen van de wereld. De “begoede” consumenten in het Noorden gaan akkoord om voor een product een eerlijke prijs te betalen, om de gemarginaliseerde producenten in het Zuiden correct te vergoeden. Hoe minimaal de beweging op de schaal van de wereldhandel ook mag zijn, die transfer van rijkdommen is er wel degelijk. Dit soort handel wordt afgebakend aan de hand van sociale, economische en milieucriteria. De producenten moeten een billijke vergoeding krijgen die hun behoeften en die van hun gezinnen dekt, hen een dak boven het hoofd garandeert en hen toegang biedt tot onderwijs en gezondheidszorg. De organisaties van onafhankelijke producenten moeten democratisch, participatief en transparant te werk gaan of zich op een dergelijke wijze organiseren. Ze moeten zich openstellen voor nieuwe leden. Plantages en fabrieken moeten de nationale arbeidswetgeving naleven, alsook de basisakkoorden van de Internationale Arbeidsorganisatie IAO, beter bekend als International Labour Organization (ILO), en syndicale vrijheid en sociale zekerheid garanderen. Eerlijke handel scherpt ook het geweten van de consument aan. Door duidelijk te maken dat het kopen van bepaalde producten ertoe leidt dat arbeiders een waardig loon krijgen, impliceert fair trade dat andere producten eigenlijk het resultaat zijn van de uitbuiting van goedkope arbeidskrachten. Die bewustwording kan ook het gevolg zijn van de kennismaking met een land via zijn producten. Eerlijke handel kan zelfs uitmonden in steun aan een of andere zaak (bv. Palestina, Tibet), via de aankoop van producten. Dergelijke dagelijkse handelingen concretiseren de solidariteit onder de volkeren. In het Zuiden krijgt eerlijke handel een vormend aspect, niet alleen op sociaal en ecologisch vlak, maar ook in termen van productie en productiviteit. De Europese eisen en de fairtradecriteria zetten de producenten ertoe aan om onberispelijke productiepraktijken te ontwikkelen. Ook de lokale markt profiteert van die knowhow en de producenten kunnen andere veeleisende markten aanboren, buiten eerlijke handel. Los van die parameters ontwikkelt eerlijke handel echter waarden die haaks staan op een ongebreidelde concurrentie in de handel. Ze leggen namelijk de nadruk op herverdeling van rijkdommen, collectieve organisatie, het herinrichten van de samenleving op een democratische, participatieve en transparante fundering. Voor sommigen is fair trade een schakel in het emanciperen van lokale groepen van producenten, die niet alleen autonomie verwerven bij de productie maar in tweede instantie ook als gemeenschap van burgers. Tot slot ontmoeten de organisaties van het Noorden en de producenten van het Zuiden elkaar niet alleen om het over zaken te hebben. Ze verdedigen dezelfde waarden en voeren samen actie. Hun eensgezindheid geeft hun politieke stelling een internationale reikwijdte. Ze hanteren hetzelfde “mondialiserende” register als bepaalde supranationale structuren zoals de Wereldhandelsorganisatie zich laten voorstaan. Die fairtradeorganisaties zien in wat ze doen ook een vorm van engagement. Ze hebben een politieke dimensie, aangezien “ze enerzijds op verandering gericht zijn en anderzijds steunen op militante organisatievor* Deze definitie van eerlijke handel is opgesteld door FINE, een groepering van vier internationale structuren van eerlijke handel (FLO, WFTO, NEWS! en EFTA) 6 7 Een van de voornaamste nadelen van eerlijke handel, waaruit op hun beurt weer andere nadelen voortvloeien, is zijn succes. Sinds de jaren 90 is eerlijke handel binnengeslopen in de wereldhandel en er ook door opgeslokt. Dit door een "strategie van uitbreiding, met de groei van het volume en de omzet van fairtradeproducten door hun integratie, via de labelingorganisatie, in de traditionele economische circuits". [4] De basiswaarden van eerlijke handel, zoals solidariteit en een dynamiek van verandering, kunnen hierdoor ondergesneeuwd raken. De criteria lopen het risico naar beneden aangepast en uitgehold te worden door de eisen van de commercie. De partners van het Zuiden veranderen ook als de vraag stijgt. Christophe Maldidier van de Franse organisatie Solidar’Monde [5] verwoordt het als volgt: “Marktpenetratie en -beheersing zijn niet gemakkelijk verlopen voor het netwerk ‘Artisan du Monde’ dat zijn omzet op tien jaar tijd heeft zien verviervoudigen. Om te voldoen aan de behoeften van een nieuw cliënteel, zag Solidar’Monde zich zelfs verplicht om zijn handelsrelaties met bepaalde organisaties van kwetsbare ambachtslui terug te schroeven of zelfs te verbreken, veeleer ten voordele van grotere koepelstructuren die op hun beurt aankopen bij tientallen groeperingen. Die nieuwe leveranciers werden ook ingeschakeld om hun productgamma te kunnen uitbreiden. Die evoluties zijn niet zonder gevolg gebleven voor de kwaliteit en de billijkheid van de handelsrelaties. De druk van de markt werd wel eens doorgeschoven naar de producenten van het Zuiden: druk op de leveringstermijnen, invoering van een zeker overleg over de prijzen, enz.” [6]. Veelzeggend was het toekennen van een fairtradelabel aan Partner’s Blend, een van de koffiegamma’s van de multinational Nestlé. Dat illustreert perfect de spanningen tussen het nastreven van financiële belangen en de sociale verantwoordelijkheid van de marktspelers [7]. Die koffie kreeg zijn certificatie van de Britse tak van de Fair Trade Labelling Organisatie (FLO). Nestlé zet een tweede stap met zijn bekende chocoladereep Kit Kat. Sinds januari 2010 prijkt op de snack met de vier reepjes in Ierland en het Verenigd Koninkrijk het logo van FLO, vanwege de fairtradechocolade en -suiker die hij bevat. 8 En Nestlé is niet van plan om het daarbij te laten. Nog andere producten komen vroeg of laat onder de vlag van eerlijke handel. Niet alle spelers in de sector zijn daar zo mee opgezet, met name vanwege het amorele parcours van de multinational en een al bij al lachwekkend engagement in verhouding tot de enorme omzetcijfers. Die omzet is paradoxaal genoeg een van de argumenten van de voorstanders van een eerlijk Nestlé. Kit Kats uit eerlijke handel komen ruim 8.000 cacaoproducenten in Ivoorkust ten goede [8]. De perspectieven om een nieuw publiek te veroveren zijn van hetzelfde kaliber als de partner: enorm. De Zwitserse reus kondigde in februari 2008 aan voor het eerst in zijn geschiedenis de grens van de 100 miljard Zwitserse frank te hebben overschreden (in 2007) [9]. Maar voor een deel van de fairtradebeweging is dit eerste eerlijke product op een totaal van 8.000 Nestlé-producten een ethische boom die ons het amorele bos moet doen vergeten.* Christophe Maldidier vervolgt: “We mogen evenmin vergeten dat eerlijke handel, zonder dat compromis, een weliswaar sympathiek maar volstrekt marginaal fenomeen gebleven was.” [10] Welke garantie geeft die opening naar multinationals nu, bijvoorbeeld op het vlak van prijsbepaling en het percentage van de verkoopprijs dat terugvloeit naar de producenten? En fundamenteler: is hun maatschappijvisie compatibel met de doelstellingen van eerlijke handel? * Nestlé is een van de meest geboycotte ondernemingen ter wereld en wordt ervan beschuldigd in de jaren 90 in Afrika, met bedrieglijke commerciële praktijken, marketingcampagnes voor haar poedermelk te hebben opgezet die moeders ontmoedigde borstvoeding te geven. Volgens Unicef zouden door het gebruik van poedermelk, met name met vervuild water, in die periode anderhalf miljoen zuigelingen gestorven zijn. (Bron: “Ces biberons qui tuent”, Claire Brisset, Monde Diplomatique, december 1997 – onze vertaling) 9 De hiernavolgende ‘nadelen’ van eerlijke handel zijn eerder verbonden met het principe van de massaexport dan met de principes van eerlijke handel of met de louter geografische dimensies ervan. Het belang van volume maakt de partners van het Zuiden afhankelijk van de organisaties van het Noorden en van de wereldmarkt. Markttoegang en exportcapaciteit zijn daar voorbeelden van. Tegenover een grote vraag, zien de landbouwers zich verplicht het grootste gedeelte van hun grond aan de uitvoerhandel te wijden. Zonder voedsellandbouw zijn ze voor hun overleven aangewezen op de verkoop van hun productie in het Noorden. Door de aantrekkingskracht van het perspectief van inkomsten uit de uitvoer, worden de boeren ertoe aangezet aan intensieve monocultuur te doen, waardoor ze hun grond uitputten. Afwisselen van perceel of braak laten liggen, waardoor de grond zich kan herstellen, zijn uit den boze vanwege de rentabiliteit die vanuit het Noorden wordt geëist. De grootdistributie mondt ook uit in eenzijdigere voorkeuren. Wie een plaatsje wil in de rekken, vermijdt een toename van het aantal tomatenof wortelenvariëteiten of van andere lokale soorten. Hoewel waakzaamheid geboden blijft, verzachten de waarden en de aard van de partners in het Zuiden de negatieve effecten aanzienlijk. © Philippe Collier Naast aantrekkelijke verkoopperspectieven, zijn er uiteraard ethische vereisten waaraan partnerondernemingen zich moeten onderwerpen. Waar slaat het compromis voor een duurzame samenleving om in medeplichtigheid met een onrechtvaardige wereld? Zoals ook onderzoeker Murat Yilmaz onderstreept, bestaat er een spanning tussen de logica en de doelstellingen van de spelers. De ene blijft zich beroepen op het erfgoed van de derdewereldbeweging en predikt de noodzaak van een alternatief voor het kapitalistische systeem, de ander verdedigt meer en meer het idee om in het systeem te integreren en dus noodgedwongen de overheersende economische rationaliteit te onderschrijven. [11] Het verwijt keert altijd weer terug: de regels van eerlijke handel werden vooral in het Noorden bedacht, ten behoeve van de markten van het Noorden, in functie van de consumenten van het Noorden. De stem van de producenten van het Zuiden werd binnen de grote internationale certificatieorganismen tot voor kort nauwelijks gehoord. 10 Het zou verkeerd zijn eerlijke handel te beperken tot de Noord-Zuidrelatie, hoewel die de handelsuitwisseling wel overheerst. Dit verduidelijken ook Tristan Lecomte en Céline Girard [12], “de fairtradeorganisaties (…) organiseren en stimuleren ook de voedsellandbouw en de verkoop op de lokale markt. Voor een producentenorganisatie is de ontwikkeling van de lokale verkoop is perfect complementair met de export. Die lokale afzet maakt de verkoop van subproducten en bepaalde kwaliteiten voor de lokale markt mogelijk en meer algemeen de diversificatie van de verkoop van de organisatie. Heel wat coöperatieven verwerken specifiek op de lokale markt gerichte streekproducten van hun leden, die ook die producten consumeren, en stimuleren het herinvoeren van een waaier aan inheemse soorten.” Aandacht voor de lokale economie en eerlijke handel zouden dus natuurlijke bondgenoten zijn? “Absoluut”, antwoordt Tristan Lecomte, overigens ook oprichter van Alter Eco, “beide concepten passen in een logica van ontwikkeling en stimuleren voedselzekerheid”. Over welk type Zuid-Zuid gaat het? Geografisch kan er sprake zijn van drie soorten van uitwisseling. Om te beginnen is er handel tussen twee ver van elkaar gelegen landen van het Zuiden, zoals de verkoop van een Senegalees fairtradeproduct in Vietnam. Wanneer we het in deze brochure over Zuid-Zuid hebben, bedoelen we niet die internationale handel over lange afstand, die eerder in de buurt komt van eerlijke handel Noord-Zuid. Vervolgens is er de Zuid-Zuidhandel tussen twee relatief nabijgelegen regio’s of landen, of anders gezegd korte tot middellange fairtradekanalen in de ontwikkelingslanden. Tal van producentenorganisaties in het Zuiden slaan de handen in elkaar om structuren op te richten die de nationale initiatieven coördineren. Zo worden ze een politieke en commerciële speler op continentaal niveau. Tot slot kan “Zuid-Zuid” ook slaan op handel van kleine tot middelgrote geografische regio’s binnen een zelfde land. Die is er dan op gericht lokale of regionale initiatieven te valoriseren en de autonomie van de regio te stimuleren op het vlak van voeding, energie, basisproducten, enz. Het ontwikkelen van een eerlijke Zuid-Zuidhandel komt neer op het aanmoedigen van een herlokalisatie van de economie. © BTC—Dieter Telemans 11 Voor de voorstanders van fair trade Noord-Noord is het duidelijk: eerlijke handel is niet zozeer een kwestie van verhoudingen Noord-Zuid dan wel van een strijd tussen kleine producenten en industriële megastructuren. In een gemeenschappelijk communiqué bevestigen organisaties van het Zuiden en van het Noorden [13]: “Boeren uit Burkina-Faso of Peru een behoorlijk leven garanderen is zeer belangrijk maar mag ons niet afbrengen van de noodzaak om er ook voor te ijveren dat de overuren van de plukkers in de Bouches-du-Rhône correct worden betaald (…).” De MAP (Mouvement d’Action Paysanne), die een zestigtal kleine Waalse producenten groepeert, reageert instemmend: “De WTO, de Wereldbank en het IMF promoten de oneerlijke handel. De gevolgen daarvan zijn vernietigend, ook voor de landen van het Noorden. Elke minuut houdt ergens in de Europese Unie een boer het voor bekeken. Het multifunctionele karakter van de landbouw staat onder zware druk. Voor MAP komt het er dus op aan de lokale (“korte”) landbouwfilières van het Noorden zo snel mogelijk in het concept van eerlijke handel te integreren. Twee principes dienen bij dit wetgevend initiatief voorop te staan: voedselsoevereiniteit en solidaire economie.” [13]. De Europese Commissie heeft haar advies ter zake al gegeven: “De notie van eerlijke handel is niet meteen relevant voor goederen die geproduceerd worden in de Europese Unie, waar sociale en milieunormen al integraal onderdeel uitmaken van de wetgeving”. [14] De actoren van eerlijke handel staan in elk geval sceptisch ten opzichte van Noord-Noord. Zonder de moeilijke werkomstandigheden van de artisanale bedrijven en van de landbouwers in de geïndustrialiseerde landen te willen minimaliseren, moet toch erkend worden dat ze minder dramatisch zijn dan in het Zuiden en dat ook de mogelijkheden van de bestaande structuren (syndicaten, consumentenorganisaties, politieke partijen, ondersteuningsmechanismen, …) veel uitgebreider zijn. [15] © Dan Brady 12 Ondanks de stijgende vraag van de consumenten vindt de productie van eerlijke landbouw niet altijd een afzetmarkt. De coöperatieven richten zich dan op de lokale markt. Sommigen rekenen hierbij op de traditionele markt en drukken hun prijzen. Anderen daarentegen proberen een lokale eerlijke markt te ontwikkelen. Vooral in regio’s of landen met een weinig koopkrachtige bevolking zijn de verkoopperspectieven vaak minder evident, zeker voor een handel waarbij de eis voorop staat van een “rechtvaardige prijs” die a priori hoger ligt dan het gemiddelde. Die lokale markten in het Zuiden hebben vooral een kans “in die landen waar de ontwikkeling van een middenklasse tot een grotere koopkracht heeft geleid”. Ze vinden ook “commerciële mogelijkheden als gevolg van de toeristische markt” en mikken op specifieke verkooppunten, “in het luxesegment, in hotels, nationale instellingen of handelsbeurzen”.[16] Is dat niet wat weinig als afzetmogelijkheid? “Mocht ook maar één procent van de Indiase bevolking (1,080 miljard mensen!) producten van eerlijke handel kunnen kopen, dan hadden we meteen een veel groter ontwikkelingspotentieel dan wat Europa ons kan bieden”, antwoordt Arun Raste, de voormalige verantwoordelijke van de Indiase ngo IRFT (International Ressources for Fairer Trade). Voorjaar 2008. Er kondigt zich een wereldwijde voedselcrisis aan. De oorzaak: een stijging van de voedselprijzen op de internationale markt, in het bijzonder de prijzen van tarwe, rijst, soja en maïs. Het onmiddellijke gevolg voor de 40 meest getroffen landen die voor minstens 40% van hun voedselvoorziening afhankelijk zijn van invoer, is dat de factuur tussen 2006 en 2007 met 37% en tussen 2007 en 2008 nog eens met maar liefst 56% steeg. Voor Afrika bedroeg de stijging tussen 2007 en 2008 zelfs 74%. [17] 13 Dat zijn onverteerbare stijgingen voor de armsten. Hun toch al schamele budget is zelfs niet meer toereikend om de basisvoedingsmiddelen te kopen. In een dertigtal landen, allen in het Zuiden, komt het tot hongerrellen. 2004 maar liefst verdubbelde.[19] De massale invoer van voedsel, het gevolg van een te grote openheid van de economieën, maakt de bevolking extra gevoelig voor elke externe schok. Waar komt die crisis vandaan? Er zijn verschillende factoren. Volgens Christophe Golay, van oktober 2001 tot april 2008 adviseur van de speciale Rapporteur van de Verenigde Naties inzake recht op voeding: “Indien de meest getroffen landen niet afhankelijk zouden geweest zijn van de voedselimport om te voorzien in de behoeften van hun bevolking, hadden ze die voedselimport kunnen vervangen door lokale producten, die ze in de steden hadden kunnen verkopen tegen betaalbare prijzen. Dit is echter onmogelijk gemaakt door het opleggen van de structurele aanpassingsprogramma’s, door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank vanaf de jaren 70. De landen van het Zuiden werden verplicht om hun landbouw te liberaliseren, de steun aan kleine boeren af te schaffen en voorrang te geven aan teelten die voor de uitvoer waren bestemd en daardoor een bron vormden van buitenlandse deviezen, waarmee ze de nationale schuld konden afbetalen. Het terugtrekken van de staten uit de plattelandsontwikkeling, op bevel van de internationale financiële instellingen, was dus een van de dieper liggende oorzaken van de voedselcrisis”. [18] Korte, eerlijke distributiekanalen tussen ontwikkelingslanden onderling bieden de mogelijkheid om de kwetsbaarheid voor buitenlandse crisissen (petroleum- en voedselcrisis, instorten van de prijs van een voedingsgewas op de wereldmarkt, enz.) te beperken. Emmanuel Bailly, milieu-ingenieur, noemt dergelijke handelsgebieden ‘ecoregio’s’, “waarvan het principe eruit bestaat voedsel en energie te produceren, zo dicht mogelijk bij de plaats waar ze verbruikt zullen worden” [20]. Bijkomende voorwaarde is dat deze herlokalisatie gepaard gaat met een diversificatie van de productie. Een lokale ontwikkeling van het handelsverkeer heeft niet alleen voordelen vanuit economisch of voedselstandpunt, maar komt ook de overlegprocessen ten goede en betekent een ondersteuning van besluitvormingsprocessen die aansluiten bij de behoeften en bekommernissen van de lokale bevolking. [21]. Dit aspect wordt alleen maar versterkt in de mate dat in de "fairtradedimensie" de nadruk gelegd wordt op het aspect participatieve democratie onder de betrokken producenten. De politieke visie kan voor de organisaties van het Zuiden die inzetten op hun markt zelfs de eerste politieke stimulans betekenen. In Peru en in Bolivia maken tal van fairtradeorganisaties een prioriteit van lokale handel, met het oog op het verwerven van politieke legitimiteit en gewicht. [22] Afhankelijk van de regio hebben de enen de klap makkelijker verwerkt dan de anderen. Zo heeft Mali de crisis vlotter verteerd dan Senegal. Hoe kwam dat? Senegal voert meer dan 60% van zijn behoefte aan graangewassen in, terwijl Mali ruim 90% van zijn graanconsumptie zelf produceert. 48% van de voedselimport van Senegal bestaat uit granen, zuivelproducten en vlees, een percentage dat tussen 1994 en 14 Bij de aanbevelingen uit een onderzoek naar eerlijke handel in het Zuiden, citeren we: “de nationale initiatieven inzake eerlijke handel in de producerende landen kunnen instrumenten vormen die de markttoegang van de kleine producenten te verbeteren, alsook de voedselsoevereiniteit en de diversificatie van de productie”. [23] Een eerlijke Zuid-Zuidhandel bevoorraadt inderdaad de lokale markten. Dit kortere kanaal biedt de mogelijkheid om andere sectoren te valoriseren in de verwerking en de afzet van lokale producten. In Senegal heeft het dynamisme van een eerlijke sector de nationale marktspelers ertoe aangezet om een omgeving tot stand te brengen die gunstig is voor de lokale markt. [24] Hier liggen overigens ook mogelijkheden om de lokale productie te laten aansluiten bij de voorkeuren van het moment. In Haïti hebben zich bijvoorbeeld geleidelijk verschuivingen voorgedaan in de voedingsgewoonten, zodanig dat wie het zich kan veroorloven tegenwoordig brood eet van Amerikaanse tarwe en suiker uit Brazilië. De structurele voedselhulp is mee de oorzaak van veranderingen in de voeding op de basisschool, door producten die afkomstig zijn uit de landen van het Noorden of van het voedselprogramma van de Verenigde Naties. De kinderen raken het gewend om anders te eten en gaan afkerig staan tegenover de eigen voedselcultuur op basis van knollen, erwten en maniok. [25] Door de eigen markten te bevoorraden met lokale kledij, voedingsmiddelen en andere producten maken de plaatselijke handelaren zich los van de culturele referenties (in de ruime betekenis) van het Noorden. Zo dragen ze bij tot de culinaire, vestimentaire, kortom culturele diversiteit van de planeet. De identiteit van gemeenschappen en etnieën vormt trouwens op haar beurt weer een stimulus voor de ontwikkeling van bepaalde lokale fairtrademarkten. Dat is bijvoorbeeld het geval in Bolivia, waar het enthousiasme voor eerlijke handel in verband gebracht kan worden met een mentaliteitsverandering ten opzichte van de cultuur van de Andesbevolking. Sinds enkele jaren gelden etnische producten uit de Andes als symbolen voor de identiteit van alle Bolivianen, niet alleen bij de inheemse bevolking, maar ook bij de middenklasse en de meest welstellenden. [26] "Eerlijke handel? Nooit van gehoord." Zo kan, ietwat karikaturaal en kort door de bocht, een van de conclusies worden samengevat van een Indiaas onderzoek naar eerlijke handel onder studenten tussen 18 en 22 en koppels tussen 25 en 50 jaar. Die doelgroepen behoren tot de sociaal-economisch en cultureel meest bevoorrechte personen in India, met andere woorden potentiële kopers van eerlijke producten. Onder fair trade verstaan ze een manier van handel voeren die “rechtvaardig” zou zijn voor hen vanuit monetair opzicht. Eerlijke handel zou werken met prijzen die zij willen neertellen om het product te kopen! Ten opzichte van de producenten veronderstellen ze dat de meeste ondernemingen zich correct opstellen. Gewend als ze zijn aan een systeem van “meritocratie”, beschouwen ze een loonstijging als een toename van de efficiëntie. Ze voelen zich geenszins verbonden met de arbeiders en boeren achter het product. Tot slot is in hun visie sprake van een scherpe scheiding tussen de zakenwereld en de sfeer van de ‘liefdadigheid’. Bij wijze van besluit stelt het onderzoek “dat het niet in hen opkomt dat ondernemingen mensen kunnen uitbuiten of het milieu belasten. Ze denken dat ondernemingen door werk te creëren sowieso bijdragen tot het uitroeien van de armoede .” Ze aanvaarden geen enkele toegeving op het vlak van kwaliteit en zijn niet bereid om uit solidariteit ook maar één roepie meer te betalen. [27] 15 Ontmoedigend? Niet voor Arun Raste, vroegere directeur van IRFT (International Ressources for Fairer Trade), de Indiase ngo die de opdracht gaf voor het onderzoek. Hij trekt de volgende conclusies: “Tal van Indiase burgers zijn bereid om een of andere goede zaak te ondersteunen … op voorwaarde dat ze er geen prijs voor betalen. Daarom mikt IRFT prioritair op de nationale markt om daar, door het beperken van de bevoorradingsketen, met aantrekkelijke prijzen te kunnen uitpakken. De ngo wil bijdragen tot het invoeren van cleane nationale normen die kunnen wegen op de internationale normen.” sen Noord en Zuid ligt niet in het afgelegde traject, maar situeert zich in de distributielogistiek in het Noorden.[29] Het stimuleren van korte kanalen moet gepaard gaan met het gebruik van zo schoon mogelijke transportmodi en met een zo weinig mogelijk vervuilende productie. [30] Een eerlijke Zuid-Zuidhandel zou zich de term “eerlijk” kunnen toeëigenen en er een lokale invulling aan geven, allicht met minder strenge criteria en dichter bij het terrein. Door het concept op dergelijke wijze te herlokaliseren, kan vermeden worden dat alle producenten, van Peru tot Vietnam, in hetzelfde schuitje zitten. “Hoe Volgens het onderzoek [28] van de UCL naar de uitdagingen in eerlijke handel zal India voor de ontwikkeling van lokale markten een beroep kunnen doen op zijn cultuur. De kleuren van het borduurwerk en de vormen van de producten worden door de consumenten zonder slag of stoot aanvaard. slaagt u erin om een minimumprijs vast te leggen?", vraagt Joseph Nkandu, de Oegandese vertegenwoordiger van de National Union of Coffee Agribusiness and Farm (NUCAFE) zich af. “Kent u dan mijn productiekosten op basis waarvan u die prijs kunt bepalen? Weet u hoe ik mijn bedrijf wil ontwikkelen of wilt u mij uw visie op ontwikkeling opleggen? En als de minimumprijzen vastliggen, gebeurt het dat u die herziet? Mogen we deelnemen aan de onderhandelingen in dat verband? Het mag duidelijk zijn dat we graag actief willen deelnemen aan het besluitvormingsproces.” [31] Het ecologische argument wordt regelmatig aangehaald om te pleiten voor lokale handel. Dat is een relevant argument, maar het moet ook niet overschat worden. De voornaamste impact van eerlijke handel tus16 De organisaties van het Zuiden organiseren zich, verspreid over drie continenten, om op hun respectieve nationale markten te prospecteren. De sociale realiteit verschilt sterk. In Afrika staat regionale eerlijke handel nog in zijn kinderschoenen. Producten waarvoor je een rechtvaardige prijs betaalt, blijven luxeproducten. En als je weet dat in subsaharaans Afrika 74% van de bevolking geen elektriciteit heeft, kun je je wel voorstellen dat de dringendste uitdagingen voor het zwarte continent zich niet noodzakelijk situeren op het vlak van de lokale eerlijke handel. Latijns-Amerika staat echter al zeer ver in het proces. Men kan er gewoon niet meer om de actoren uit de organisaties heen. Zo heeft de regering in Brazilië een beleid goedgekeurd om fair trade binnen de landsgrenzen te promoten. Azië tot slot wordt stilaan wakker wat het concept fair trade betreft. Uiteraard wordt op het continent nog altijd een gedeelte van de bevolking uitgebuit door fabrikanten allerhande, die maar wat blij zijn om dankzij de lage lonen producten “made in Asia” te maken. En toch begint ook op deze markten het verzet zich te organiseren. En wat voor markten! India is een heus subcontinent en verkent de weg naar een Aziatische “eerlijkere” handel. Nu nog wachten op China? Tijdens een rondetafel [32] georganiseerd door FTIS (Fair Trade International Symposium) in 2008, stelde ook Abdourhamane Gueye van ENDA Senegal (Environnement et Développement du Tiers Monde) vragen bij het “eerlijke” model dat aangereikt wordt door de traditionele certificerende instanties. “Vandaag verloopt eerlijke handel zoals hij in het Noorden en het Zuiden beoefend wordt via een bijzonder duur certificatiesysteem. Over een fairtradecertificaat beschikken garandeert bovendien nog geen toegang tot de markt. We hebben bij ons bioproducten uit eerlijke handel gehad die acht maanden hebben moeten wachten op enige afzet. De kwesties van de rechtvaardige prijs en zelfs van de bijbehorende waarden zorgden voor problemen”. In het licht van die vragen en vaststellingen dienen zich twee complementaire strategieën aan: de internationale certificerende organisaties op grotere schaal openstellen voor producenten uit het Zuiden en een label in het leven roepen voor de lokale of regionale markten. Overal in het Zuiden, van Ecuador over Senegal tot India, staat iedereen achter die laatste oplossing en er zijn al volop ontwikkelingen in die richting aan de gang. 17 In 2005 werd het project "Développer des pratiques du commerce équitable au Sénégal" opgestart gedragen door Enda Tiers Monde. In 2011 kreeg het project een nieuwe naam: Aldianawo wat “paradijs” betekent in het Wolof. Het opzet was een lokaal systeem uit te werken waardoor de Senegalese producenten zich vertrouwd kunnen maken met de waarden van eerlijke handel. Dominique Ben Abdallah zegt hierover: "In het Zuiden, en meer bepaald in Afrika, blijft eerlijke handel slecht gekendbij de producenten maar ook bij de overheid,.Dat terwijl de overheid geacht wordt betere commerciële voorwaarden te bieden door de rechten van de gemarginaliseerde producenten en arbeiders te garanderen.' Die paradox wordt aangehaald door diverse nationale actoren (verenigingen, federaties, economische belangengroepen, ngo's, politieke overheden) die via de onderneming Enda en de adviescoöperatieve Tukki betrokken zijn bij het project om eerlijke handelspraktijken in Senegal te ontwikkelen. Op grond van de gedeelde ervaringen van de laatste twee jaar tussen de ongeveer 40 actoren verenigd in deze nationale structuur ervaarden de laatste twee jaar dat de huidige certificatiesystemen de facto de armste kleine producenten uitsluiten. Producenten die deelnemen aan voornamelijk Zuid-Noord gerichte fairtradeprojecten, staan immers voor hoge certificatiekosten en moeten in staat zijn te voldoen aan een aantal eisen wat de naleving van de certificatieprocedures betreft."* Voor Afrika en in het bijzonder voor Senegal is eerlijke handel de weg bij uitstek voor het welslagen van projecten ter bevordering van het lokale artisanaat, de landbouw en in het verlengde daarvan de binnenlandse handel." Alioune Diouf, Directeur Binnenlandse Handel van Senegal** © BTC—Dieter Telemans Na anderhalf jaar leidde het project tot een Waardenplatform en een Verbintenischarter inzake Eerlijke Handel die officieel werden voorgesteld op het Sociaal Wereldforum van Nairobi in Kenia in januari 2007 en op het Sociaal Wereldforum van Dakar in 2011. De deelnemers aan Aldianawo werken momenteel een lokaal certificatiesysteem uit waarvan het bestek wordt vastgelegd via pilootprojecten in vier activiteitenclusters (katoen/textiel, voedingsindustrie, glas/keramiek-recyclage en geneeskrachtige planten). Op de vraag in welke mate het Senegalees initiatief is afgestemd op de projecten van de internationale fairtradeorganisaties, is Abdourhamane Gueye, een van de verantwoordelijken van Enda, duidelijk: “We moeten verder durven gaan. We denken na over een nieuwe basis, en gaan daarbij uit van onze eigen krachten en onze eigen fundamenten. Toch zijn we naar FLO getrokken, niet met verwachtingen maar met eigen voorstellen.” Op termijn wil ENDA ook in Burkina Faso, Mali, Togo en Benin een vergelijkbaar platform ontwikkelen. Het initiatief geeft een idee van de Afrikaanse visie op eerlijke handel. 18 * Dominique Ben Abdallah/Enda Tiers Monde, "Une vision africaine du commerce équitable", AGRIDAPE, volume 24, Issue 1 Vers un commerce plus juste, april 2008. ** Sidy Dieng, "Plaidoyer pour le commerce équitable : Les acteurs sénégalais mettent au point un programme commun", donderdag 19 november 2009, Walfadjri l’Aurore - www.walf.sn mie, op FLO. Kredietvoorwaarden en prefinancieringsmechanismen komen in het reglement van Comercio Justo México niets voor. Aan de andere kant van de wereld, eveneens in het zuidelijke halfrond, hebben de Latijns-Amerikanen inmiddels een lengte voorsprong met Mexico op kop. Dat hoeft niet te verwonderen, wetende dat de Mexicaanse organisaties van kleine producenten mee aan de wieg stonden van het eerste eerlijke label, Max Havelaar Nederland. [36] Het Mexicaanse label ontwikkelde ook een origineel initiatief onder de vorm van een “Norm voor Mexicaanse Ondernemingen in Eerlijke Handel”. Die verwijzing naar de gemeenschappelijke commercialisering, door verschillende groepen van kleine producenten, sluit door het integreren van dat aspect commercialisering aan bij een ruimere visie op eerlijke handel. In dezelfde geest kwam er ook een “Norm voor de Gecertificeerde Fairtradeverkooppunten” die zich richt op distributeurs met een rechtstreekse relatie met de consument in het certificatiesysteem van eerlijke handel. De organisatie Comercio Justo Mexico begon al in november 1998 met het proces van het uitdenken van een Mexicaans label voor eerlijke handel! De normen werden in november 2000 vastgelegd en het label deed in juli 2001 zijn intrede op de lokale markten. Een van de voordelen van een lokaal fairtradelabel is de mogelijkheid om normen op te stellen die producten valoriseren waarnaar alleen vraag is op de binnenlandse markt. Comercio Justo Mexico was de eerste regionale orga- Gemeten aan de Mexicaanse ervaring boet de “eerlijke” norm door de nationale certificatie niets aan kracht in. Indien de Indiase eerlijke handel daarentegen zijn criteria tussen dit en twee jaar niet herziet, zal daar een eerlijke handel met twee snelheden ontstaan, namelijk diegene die correct en diegene die volgens de wet betaalt. nisatie met een eigen stelsel van normen en een eigen certificatiesysteem voor eerlijke handel. Hoewel de vereniging dus wel de normen heeft opgesteld, houdt ze zich niet bezig met de inspecties noch met de certificatie van de producentenorganisaties. Dat gebeurt door een internationaal erkend certificatieagentschap, Certimex. Er is ook voorzien in een systeem voor het commercialiseren van de eerlijke producten dat kleine producenten de mogelijkheid biedt om collectief op de markt te komen. [37] Tristan Lecomte vroegere directeur van Alter Eco, is niet bang voor de toename van dergelijke labels uit het Zuiden: “Labels voor eerlijke handel ontwikkelen op nationaal niveau zal altijd beter zijn dan wat FLO doet in termen van certificatie. Dat label wendt zich almaar meer in de richting van de grote spelers op het vlak van productie. Ze hebben een kortingbeleid dat eerlijke handel naar beneden haalt. Over de controles, de minimumprijzen en de kwaliteit van de producten bestaat hoe langer hoe meer discussie. Dat is een systeem dat steeds meer op een businessmodel begint te lijken.” Nog een verschil is dat “de definitie van Comercio Justo México gewag maakt van het begrip ‘integrale productkwaliteit’ en ook wijst op de rol van de consument, terwijl volgens FLO ‘een eerlijke toegang tot de markten’ de enige doelstelling van eerlijke handel lijkt te zijn”. Het Mexicaanse label richt zich voor de minimumprijzen van koffie, met inbegrip van de ontwikkelingspre- De oprichting van een nationaal label moet in verband gebracht worden met een internationaal gegeven in de regio: de integratie van de Mexicaanse economie in de Noord-Amerikaanse ruimte die in 1994 door NAFTA (North American Free Trade Agreement) was ontstaan. Die overeenkomst voorziet in de totale integratie van de economieën van Canada, de VS en Mexico met een vrij verkeer van alle goederen. De samenstelling is veelbetekenend: vandaag vertegenwoordigen koffie, fruit en verse groenten het leeuwendeel van de uitvoer terwijl de invoer grotendeels uit basisproducten en granen voor veevoer bestaat. Overigens scheert ook de plattelandsvlucht hoge toppen: elke dag verlaten 600 boeren hun gronden om naar de stad of naar de Verenigde Staten te verhuizen. [38] De oprichting van een Mexicaans fairtradelabel moet gezien worden als een politieke reactie: een ander ontwikkelingsmodel naar voren schuiven tegenover de liberale opmars van de jaren negentig. Daarom kunnen de producenten van eerlijke handel hier alleen maar kleine lokale organisaties zijn, ook al heeft Comercio Justo México dan de strategische optie gekozen om zich prioritair te richten op de massaconsumptiemarkten. 19 Deze ambitie om vooruitgang te boeken toont zich duidelijk in het initiatief van het Indiase International Resources for Fairer Trade. Deze organisatie streeft naar het opzetten van labels en fairtradenormen die eigen zijn aan de Indiase markt. In 2006 lanceerde zij het project “Promoting Fair Trade in India” (PROFIT).* Het promoot het concept eerlijke handel bij de consumenten en beslissingnemers van het land. Het is gericht op “het ontwikkelen van regels en criteria voor eerlijke handel die zijn aangepast aan de lokale context, maar ook op een systeem van certificatie en follow-up.” De uiteindelijke doelstelling van PROFIT bestaat erin de kleine gemarginaliseerde producenten toegang te bieden tot de markt en dat binnen een eerlijker productieperspectief. Veertigduizend producenten zullen baat hebben bij deze nieuwe afzetmogelijkheid. [33] Dat was in maart 2008. Drie jaar later heeft "Shop for Change" de sociale en milieunormen uitgewerkt waarmee ze boeren certificeren (Generic Standards for Agricultural Supply Chains). Hun label sluit aan bij de specificiteit van de lokale producenten en markten. Normen voor artisanale producenten en ondernemingen volgen in een latere fase. De normen van "Shop for Change" houden rekening met uiteenlopende criteria: gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, wettelijke lonen, duurzame productiepraktijken, boekhoudkundige transparantie, eerlijke en duurzame relaties tussen producenten en kopers en tot slot capaciteitsontwikkeling bij de producenten. “Shop for Change” wil een systeem ontwikkelen dat de barrières tussen de producent en eerlijke handel helpt slopen en tegelijkertijd de afhankelijkheid verkleint tussen de De oprichting van “Shop for Change”, het Indiase label, verliep volgens een strategie die gepaard met de ontwikkeling van uiteenlopende cellen ging. Zij boden ondersteuning bij de ontwikkeling van de criteria, de marketing- en communicatiestrategie, de productontwikkeling en de ontwikkeling van de producenten. Op de enorme Indiase markt moet het allemaal nog beginnen: het uitwerken van normen en een certificatiesysteem, de monitoring van het label, een communicatiecampagne, capaciteitsontwikkeling bij de kleine producenten, uitbouwen van een distributienet, enz. "Shop for Change" is een labelinginitiatief van de Indiase eerlijke handel, waarbij de deelnemers veeleer denken in businesstermen dan in ngo-logica. De producenten vragen om strikte normen op het vlak van transparantie en boekhouding, capaciteitsopbouw bij de producenten en verbetering van de arbeidsomstandigheden. Anderzijds stellen ze tijdens de discussie ook de mogelijkheid voor van progressieve indicatoren voor de normen. Zo krijgen ze de tijd om zich te organiseren en te voldoen aan de normen. Tot slot, hoewel ze overwegen om de producenten met WFT- of FLO-certificatie rechtstreeks op te nemen, laten bepaalde uitspraken tijdens de laatste bijeenkomst geen twijfel over de afstand die ze nemen van die labels: “We moeten kunnen leren uit de fouten van de organisaties achter de fairtradelabels: we moeten expertise opbouwen en de kosten onder controle houden. FLO of het Europese model kunnen we maar beter niet volgen. Het moet eerder onze ambitie zijn om voor FLO als derde certificerende partij te fungeren.”** * Dit project wordt mee gefinancierd door de Europese Unie, Traidcraft, het Fair Trade Centre van BTC en IRFT. http://www.profit.org.in/mainpage.htm ** Shop for Change, First Meeting of the Producer Group, Hyderabad, 8 mars 2008 et http://shopforchange.in/ 20 fairtradeorganisaties die al op de internationale markt aanwezig zijn. houdt zich tegen de vakbonden en de werknemers zelf te keren, die misschien wel met elkaar in concurrentie moeten treden voor lagere lonen. De uitgevaardigde normen vertonen evenwel enkele verontrustende kenmerken. Wat de lonen betreft, vraagt het Indiase label minstens "het wettelijke minimumloon”, maar dat is in India geen bedrag waarmee een menswaardig leven geleid kan worden. Het volstaat zelfs amper om te overleven. Als dit criterium binnen de twee jaar – de voorziene onderzoeksperiode voor het ontwikkelen van SFC – niet wordt bijgesteld, zullen Indiase arbeiders in voortdurende miserie moeten blijven voortploeteren. Een dergelijke maatregel zou voor de normen van eerlijke handel een aanzienlijke stap terug betekenen. Tot slot voorziet SFC een evaluatie door een onafhankelijke partij, maar ook een systeem van controle door de producent zelf (het "Participatory Assessment System" – PAS). Het voordeel daarvan zou schuilen in de sensibilisatie en de grotere bewustwording van de kant van de producent. Het Trade for Development Centre van BTC (het Belgische ontwikkelingsagentschap) bekostigde gedurende tweeënhalf jaar een gedeelte (€ 25.820) van de lancering en de invoering van dit project. Een ander knelpunt is dat de arbeider het recht heeft om "collectief of individueel” over zijn of haar salaris te onderhandelen. Dat is een "vrijheid" die het risico in- Om de FLO-gelabelde producten te beschermen, kan de internationale organisatie een licentie verstrekken aan een nationale onderneming die dan optreedt op het grondgebied van het land, er gebruikt het “Fairtrade Certification Mark” en promotie voert voor de producten van het label. Tot 2009 had geen enkel ontwikkelingsland een dergelijke organisatie gericht op de lokale markt. Aan dat tekort is inmiddels een mouw gepast. Sinds april 2009 functioneert een “Marketing Organization, Fairtrade Label South Africa”. Bestaansreden van de organisatie: een nationale markt uitbouwen voor de Zuid-Afrikaanse producten van het “fairtrademerk”, namelijk thee, chilisaus, koffie en veel wijn. Al die producten zijn afkomstig van een zestigtal lokale coöperatieven. Het succes blift niet uit. In 2010 spendeerden de Zuid Afrikanen 18,4 miljoen Rand aan fairtradeproducten ten opzichte van 5,7 miljoen in 2009. Dat is een stijging van maar liefst 300%. Kondigt de eerste “Max Havelaar” in een ontwikkelingsland meteen al de tsunami aan? Daar is de internationale organisatie alvast rotsvast van overtuigd. “Er bestaat al veel belangstelling bij groepen in Latijns-Amerika, Azië en Oost-Europa die de fairtradeomzet in hun land willen helpen ontwikkelen.” [34] Kenia is het tweede land dat het fairtradelabel aan zijn consumenten aanbiedt. De onderneming Dormans Coffee heeft het voortouw genomen door in het derde kwartaal van 2010 het koffiemerk CAFE SAFARI Kenya met fairtradecertificatie op de markt te brengen. De Kenya Tea Development Authority (KTDA), het bureau voor de ontwikkeling van de thee-industrie in Kenia en een belangrijke speler in de sector betuigde eveneens zijn steun aan het initiatief. De hamvraag was of de Kenianen bereid waren producten van eerlijke handel te consumeren. Fairtrade Africa heeft de universiteit van Cambridge om een studie gevraagd en hieruit is een enorm groeipotentieel gebleken. Kenia telt niet alleen talrijke expats die reeds vertrouwd zijn met eerlijke handel in hun land van herkomst, maar het land beschikt ook over een groeiende middenklasse die gevoelig is voor de ontwikkeling van Afrika. [35] 21 Sinds 2006 werkt CLAC (Coordinadora Latinoamericana de Pequeños Productores de Café) samen met ander solidariteitsorganisaties in Latijns-Amerika aan een nieuw label op maat van kleine producenten. Dit ‘Logo voor de kleine producenten’* werd officieel gelanceerd in november 2010 in Honduras, tijdens de 4de Algemene Vergadering van CLAC. De Nationale Coördinatie voor fairtrade in Peru (CNCJ) stelt dat dit initiatief is ontstaan als een reactie op Fairtrade International (FLO): “FLO, de internationale organisatie die wereldwijd fairtrade certificeert, heeft ook grote spelers toegelaten tot het systeem, wat de kleine producenten zuur opbreekt”. Het label, ten eerste instantie gericht op kleine producentenorganisaties in landen van Latijns-Amerika en de Caraïben, is nu ook toegankelijk voor kleine producenten uit Afrika en Azië. Het label heeft een volledige set criteria met aandacht voor de productie, de organisatie, het management, milieuaspecten, de relaties tussen producentenorganisaties en opkopers,… Volgens Arnaud Deharte van het vrijwilligersprogramma Uniterra is het “ interessant erop te wijzen dat deze criteria werden opgesteld door de vertegenwoordigers van de producentenorganisaties zelf. Zij stichtten de organisatie FUNDEPPO (Stichting van kleine georganiseerde producenten) die nu in Mexico Stad gevestigd is om ervoor te zorgen dat het label effectief de kleine producenten, hun gemeenschap en de consumenten ten goede komt.” * www.tusimbolo.org 22 De Cooperation for Fair Trade in Africa [39] (COFTA) is een in 2004 opgericht internationaal netwerk van producentenorganisaties in eerlijke handel op het Afrikaanse continent. Dit Afrikaanse netwerk is lid van de WFTO. Het doet aan capaciteitsontwikkeling bij zijn leden: markten uitbouwen, kwaliteitsproducten ontwikkelen en de nodige middelen ter beschikking stellen onder de vorm van gedeelde informatie, structuren en fairtradeprincipes. COFTA geeft de producenten ook een stem op de regionale en internationale podia. Momenteel telt het netwerk 70 aangesloten organisaties in 20 landen. Het gaat voornamelijk om producenten van artisanale producten, maar ook telers en producenten van thee, koffie, vanille, honing, droge vruchten, sap en textiel. COFTA heeft zijn hoofdkantoor in Nairobi (Kenya) en blijft vooralsnog uitgesproken Engelstalig. De coöperatie werkt ook op schaal van landen die nationale fairtradenetwerken ontwikkelen en uitbouwen. Dat is het geval in Kenia zelf, maar ook in Tanzania, Rwanda en Swaziland. In Senegal en Zimbabwe zijn dergelijke netwerken nog in voorbereiding. COFTA werkt rond vier strategische assen: de dienstverlening aan de leden (met onder meer een programma voor competentieopbouw) het zoeken naar leden en het versterken van hun netwerk campagnes en lobbying voor eerlijke handel (via workshops, seminaries, media, enz.) markttoegang Één van de projecten van COFTA: een certificatie voor de Afrikaanse organisaties in eerlijke handel. © BTC Hoewel de omzet in eerlijke handel de voorbije jaren een merkwaardige groei heeft gekend, hebben tal van kleine structuren bij gebrek aan certificatie en dus bij gebrek aan erkenning van hun arbeidsomstandigheden geen financiële verbetering ervaren. Om die situatie te verbeteren en met het milieu in het achterhoofd, heeft de WFTO in mei 2007 een nieuwe certificatie gelanceerd onder de naam “ Sustainable Fair Trade Management System”, afgekort SFTMS [40]. Dit label van duurzaam beheer in eerlijke handel wordt niet aan producten toegekend maar aan organisaties die in ecologisch duurzame omstandigheden werken en de principes van eerlijke handel naleven. Volgens de WFTO functioneert SFTMS als een generieke norm die een platform biedt voor het integreren van alle dimensies van duurzame ontwikkeling. Het geheel richt zich tot de gemarginaliseerde producenten. Volgens de WFTO, “zijn 23 de internationale normen typisch opgesteld voor de ‘big businesses’”. De eigen norm is toegesneden op COFTA stelt echter vast dat de solidariteitsmarkt verandert en dat dergelijke tekortkomingen niet langer aanvaardbaar zijn. de behoeften en de realiteit van de kleine organisaties en specifiek gericht op het verbeteren van de levensomstandigheden van kleine producenten door hen toegang te bieden tot de belangrijkste markten. De kosten voor de certificatie worden laag gehouden. Het is tijd voor hen om hun kans te grijpen en een efficiënt milieubeheer in te voeren, en zo snel te groeien. Die kans heet SFTMS. COFTA werkt een project “certificatie en SFTMS” uit om fairtradeorganisaties te helpen zich snel de logica van het systeem eigen te maken en bij te dragen tot de voltooiing ervan. Tot slot zal COFTA, zodra de norm op poten staat, ondersteuningssystemen ontwikkelen gericht op de kleine structuren die willen voldoen aan de eisen van het certificatiesysteem. Het programma van COFTA is gericht op vijf Afrikaanse landen (Tanzania, Oeganda, Rwanda, Zuid-Afrika en Senegal). Het wordt ondersteund door het Trade for Development Centre van BTC. Dit certificatiesysteem moet uiteraard de interesse van COFTA opwekken. De Afrikaanse artisanale sector evolueert in de richting van kleine plattelandsstructuren. Die zijn nauwelijks georganiseerd en hebben het moeilijk, bij gebrek aan een toereikende infrastructuur, om tegemoet te komen aan de vraag van een gelokaliseerde economie. Vroeger werden hun producten vooral verkocht op de solidaire markten, die minder veeleisend zijn op het vlak van kwaliteit, beheer van volumes of leveringstermijnen. Ibrahim Keita, cotton farmer, Batimakana, Kita, Mali 2007 ©Simon Rawles 24 gelijkheid om de productiekanalen te stimuleren die op die principes gebaseerd zijn. Moeilijk om op die korte tijd beter te doen! Brazilië heeft op het vlak van eerlijke handel datgene gerealiseerd waar alle landen van dromen: de godsvrede. Het nationale platform “Faces do Brasil” [42] coördineert de spelers en de acties in de solidaire handel*. Iedereen is er vertegenwoordigd: de ngo’s**, de producentenorganisaties*** en allerhande diensten van de Braziliaanse overheid****. "Faces do Brasil", geleid door het Fórum de Articulação do Comércio Ético e Solidário no Brasil [44], heeft op die manier tijdens een transparante en participatieve procedure het eigenaarschap van fair trade opnieuw naar zich toe getrokken. Dat mondde uit in een eerlijke en solidaire handel die gedefinieerd wordt als “een afwijkende Dit samenwerkingsverband van uiteenlopende actoren kan de indruk wekken van een samenraapsel, verlamd door tegenstellingen. Niets is echter minder waar. “Faces do Brasil”, ontstaan in 2001, werpt zich op als een politiek project gericht op sociale verandering. Het platform focust op de nationale markt en op lokale ontwikkeling en voedselveiligheid voor de Braziliaanse gemeenschappen. [43] commerciële stroom die ethische en solidaire relaties legt tussen alle schakels van de productieketen en die resulteert in beter levensomtandigheden voor de arbeiders, de boeren en hun gezinnen, de inheemse volkeren, de quilombola***** en de door het traditionele systeem van commerciële relaties benadeelde of gemarginaliseerde mijnwerkers en boeren”. Dit nationale initiatief heeft een solidaire sector in het leven geroepen, die gebaseerd is op de bestaande bewegingen in Brazilië. Het verschil met de “officiële” eerlijke handel is onder meer te zien op het niveau van de bedoelingen en doelstellingen. De regering heeft eerlijke handel erkend als onderdeel van de sociale politiek. Het concept, de principes en de criteria werden geüniformiseerd op nationaal niveau en in een wet gegoten, de Braziliaanse Fair Trade Systeemwet (2007). Dat wetgevende kader biedt de mo- * “Faces do Brasil” doet een beroep op twee concepten: eerlijke handel en ethisch-solidaire handel. ** FASE Nacional, Kairós, Fundação Friedrich Ebert, VisãoMundial, OndaSolidária, IMAFLORA, ÉticaDESER, Cáritas do Brasil. *** UNISOL, RBSES, ADS-CUT, UNICAFES, ACS-Amazônia, RedeCerradoe FETRAF. **** SENAES –MTE,SAF-MDA, SDT-MDA en SEBRAE Nacional. ***** Inwoners van de voormalige slavendorpen. 25 Zoals Rosemary Gomes, lid van Faces do Brasil, laat opmerken, draait fair trade niet om de sociale verantwoordelijkheid van de grote ondernemingen of de vraag van de consumenten van het Noorden die door producten uit arme landen te kopen de indruk krijgen bij te dragen tot een betere wereld. Volgens het onderzoek van José Fitipaldi is er eensgezindheid rond het feit dat “fair trade”, zolang de nadruk lag op de relatie Noord-Zuid, een van buitenaf komende factor was en ontoereikend om de sociale en milieudoelstellingen te realiseren, op een schaal die in overeenstemming geweest zou zijn met de sociale en milieuverwachtingen van het land.* Faces do Brasil benadrukt de principes van nabijheid en transparantie tussen producenten en consumenten. Er moest dus een certificatie worden ontwikkeld, specifiek voor de nationale context. Deze kreeg concreet vorm in november 2010. President Lula da Silva ondertekende toen, net voor het einde van zijn ambtstermijn, een wet die de invoering organiseerde van omkaderingsnormen, een accreditatiesysteem voor de certificatie van eerlijke en solidaire handel evenals een permanente dialoog om sociale rechtvaardigheid door middel van handel te bevorderen. Tijdens het Internationale Salon van de Sociale en Solidaire Economie dat in juni 2008 in Casablanca werd gehouden, werd via de directie van de sociale economie een partnerschapsovereenkomst ondertekend tussen de groot- en middendistributie (grandes et moyennes surfaces, afgekort GMS) en het Ministerie van Economische en Algemene Zaken. Doelstelling was het begeleiden van een vijftigtal plaatselijke producenten verenigd in een Economisch Samenwerkingsverband (ESV), om hen voor te bereiden ECOSS-producten (Economie sociale et solidaire) in de handel te brengen in de Marokkaanse GMS.[41] De Marokkaanse overheid neemt het heft in handen. In november 2011 diende het ministerie van economische zaken een wetsvoorstel in dat de erkennigscriteria van eerlijke handel vastlegt. Alleen de fairtradeorganisaties die als dusdanig worden erkend door het Nationaal Platform van de Eerlijke Handel krijgen de titel "Erkend door de Marokkaanse staat als fairtradeorganisatie" en mogen hun eigen label of het Nationale Label van de Eerlijke Handel dragen. Arganolie, het Marokaanse goud Sinds 2007 is eerlijke handel op Madagaskar gestructureerd in het kader van de Association nationale du commerce équitable et solidaire de Madagascar (ANCESM)*. De activiteiten van deze vereniging die producenten, ondersteuningsorganismen en exporteurs groepeert, richten zich vooral op de ondersteuning (technisch en adviserend) en begeleiding van de leden op het vlak van productie en commercialisering. De ANCESM telt momenteel 50 leden in 9 regio's van het eiland en hoopt haar netwerk te kunnen uitbreiden door de bewustmaking van andere actoren en door partnerships aan te gaan met buitenlandse fairtradenetwerken. Onlangs creëerde de ANCESM het CESlabel. Dit collectieve merk is uitsluitend bestemd voor de leden en garandeert de consumenten dat de gekochte producten afkomstig zijn van een structuur die de principes van eerlijke handel respecteert. Ook de Malagassische regering werkt actief mee. In oktober 2011 richtte ze een interministerieel comité op (het Comité interministériel d'appui au commerce équitable et solidaire of CIACESM) voor steun aan eerlijke en solidaire handel. Het CIACESM bestaat uit vertegenwoordigers van elf ministeries. Voorzitster Joséphine Razanaseta verklaart: "De institutionele handel wordt gekenmerkt door een nietsontziende concurrentie. Het is een vicieuze cirkel omdat vaak de zwaksten benadeeld worden. Het CIACESM wil deze situatie rechtzetten. Eerlijke en solidaire handel is de oplossing. Tot dusver is die beperkt tot een aantal sectoren zoals artisanaat, borduurwerk, beeldhouwwerk en vanille, maar andere domeinen zullen zeker volgen."* De minister van handel, Eva Razafimandimby, wijst erop dat "eerlijke en solidaire handel ook tot doel heeft kinderarbeid uit te bannen en deviezen uit het buitenland terug te halen." In 2010 werd zo 200.000 euro naar Madagaskar teruggebracht. 26 KEFAT (Kenya Federation for Alternative Trade), opgericht in 2003 en met Nairobi als thuisbasis, is een Keniaans netwerk van fairtradeorganisaties. De federatie is lid van COFTA en WFTO en beschikt over een zeer uitgebreid netwerk met 34 geregistreerde leden. De meesten onder hen zijn producentengroepen of verenigingen uit verschillende regio’s en culturen. KEFAT zet allerhande acties op ter ondersteuning van de producenten. Dat doet ze door het organiseren van bijeenkomsten (sociale fora), opleidingen en regionale en internationale netwerken. Een van de doelstellingen van KEFAT is het ontwikkelen van het aandeel van de Keniaanse producten op de lokale markt. Deze tafel werd in oktober 2004 op poten gezet in het kader van het Nationaal Forum voor Eerlijke Handel in Peru. Het forum verenigt organisaties en netwerken in eerlijke, ethisch-solidaire en gemeenschapshandel in Latijns-Amerika. De “Mesa de Coordinación Latinoamericana de Comercio Justo” (MCLACJ) coördineert de ontwikkeling van eerlijke lokale handel en de handelsrelaties Zuid-Zuid binnen het subcontinent. Onder zijn leden telt de Coördinatietafel de fairtradenetwerken van Chili, Uruguay, Mexico en Argentinië, het Netwerk Solidaire Economie uit Peru en “Faces do Brasil”. [45] Maar het netwerk, net als CLAC (Coordinadora Latinoamericana de Pequeños Productores de Café) [46] of RIPESS (Red Intercontinental de Promoción de la Economía Social Solidaria) stelt zich niet tevreden met een rol als ‘secretaris’ van de nationale instanties. Het getuigt van Latijns-Amerikaanse ambitie om ‘zijn’ eerlijke handel in handen te nemen, vooral daar waar de spelers in het Noorden de spelregels bepalen. Het netwerk wil meewerken aan de definitie van een eerlijke handel die is aangepast aan de sociologische realiteit [47]. De ‘Mesa’ heeft op het 5e Sociaal Wereldforum in Porto Alegre onder meer voorgesteld om na te denken over de opkomst van het 27 © BTC GRESP, de netwerkgroep voor de solidaire economie in Peru [49], is opgericht in 1998, met de bedoeling om de relaties en de uitwisseling tussen de Peruaanse spelers in de solidaire economie te verstevigen. De oprichting sloot aan bij de ambitie van uiteenlopende netwerken om iets te ondernemen in de marge van de Internationale Ontmoeting rond de Solidaire Economie in Lima, in 1997. GRESP had toen de bedoeling om een “stroming van solidaire economie” in het leven te roepen. [50] GRESP legt sterk de nadruk op het delen van knowhow, competenties en ervaringen en focust in de eerste plaats op het Peruaanse grondgebied. Veelzeggend voor die dubbele prioriteit was dat de Peruaanse organisatie naar Frankrijk gekomen was [51] in 2009 niet om afzetmogelijkheden te vinden, maar om op zoek te gaan naar informatie en adviezen voor de ontwikkeling van een netwerk van winkels in de sector van de solidaire economie. GRESP ondersteunt in Peru ook de oprichting van de GIES (Grupos de Iniciativa de economía solidaria – Initiatiefgroepen in de solidaire economie). Het organiseert en informeert het netwerk van 33 organisaties en 17 GIES in verschillende regio’s van het land. Op de website van de “Maquita Cushunchic Comercializando como Hermanos” (MCCH) [54] is, bij wijze van inleiding, een oude wijze met een witte baard te zien die zich enthousiast toont over de autonomie van de inheemse gemeenschappen in Ecuador. Onder de glimlach van een Quechuavrouw heeft hij het over ‘verzoening’ en ‘waardigheid’. De man met houten kruisje rond de nek heet Graziano Mason. Hij is een Italiaanse pater die al decennia lang in Latijns-Amerika woont en de organisatie MCCH heeft opgericht met de bevolking uit de regio ten zuiden van Quito. In een bevrijdend geloof leven is voor MCCH het eerste principe, maar al snel kwam daar de verbetering van de levensomstandigheden van de inheemse bevolking bij. Die beweging, die zich oorspronkelijk beperkte tot de zuidelijke wijken van Quito, heeft zich inmiddels uitgebreid over het hele Ecuadoraanse grondgebied. Volksbewegingen, artisanale en boerenorganisaties, verenigingen van inheemse gemeenschappen en producenten vormen de bestaansreden van MCCH. Maquita Cushunchic ondersteunt de opleiding van leidinggevend personeel om de kaderleden te helpen bij de productie en het onderhandelen over hun rechten. © BTC Voor het commercialiseren van de producten heeft MCCH de “Maquita solidaria” opgericht, een onderneming die drie soorten productcategorieën van de lokale gemeenschappen produceert: agro-industriële voedingsmiddelen, artisanaat en diverse Andesspecialiteiten. MCCH richt zich ook op het buitenland, met een onderneming die zich specialiseert in fijne cacao die voor 80% naar Europa wordt uitgevoerd. “Maquita Cushunchic Comercializando como Hermanos” heeft tot slot ook al tal van activiteiten opgezet voor de lokale gemeenschappen: een netwerk van gemeenschapswinkels, alternatief toerisme, een solidariteitsfonds, promotie voor de artisanale productie, enz. Ze doet ook aan dienstverlening door middel van een bankcoöperatie, technische opleidingen, alfabetiseringscampagnes, sensibiliseren rond duurzame ontwikkeling, enz. [55] In België is de vereniging partner van Oxfam-Magasins du monde. 28 Eerlijke handel is traag op gang gekomen op de vele eilanden die de Filippijnen rijk zijn. Na de “suikercrisis” in de jaren 80 is men zich vragen gaan stellen over de levensomstandigheden en de lonen van de arbeiders. In 1995 heeft Oxfam in het land een voortrekkersrol opgenomen en er een fairtradeprogramma uit de grond gestampt. [56] Parallel aan dit programma zag twee jaar later de ‘Association of Partners for Fairer Trade Inc.’ (APFTI) het daglicht. In 2001 volgde een naamsverandering: ‘Advocate of Philippine Fair Trade Inc.’, zodat de initialen behouden konden worden. APFTI’s aanpak van eerlijke handel is sterk geïnspireerd op het concept van maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen. De organisatie richt zich op micro- en kleine structuren en ondersteunt hen bij een duurzame ontwikkeling van hun activiteiten. Het “businessaspect” blijft sterk aanwezig: APFTI is maar een van de voorbeelden van organisaties die menen dat een dergelijke politiek goed is voor de ‘business’, wat meteen ook de reden is waarom ze aanhangers zijn van dit soort fairtradenormen. De associatie die gecertificeerd is door WFTO, steunde al meer dan 1.000 ondernemingen in hun “ontwikkeling van het geïntegreerde ondernemerschap”, een 6-9 maanden durende begeleidingsperiode met technische ondersteuning en consultancy die door de gebruikers erg naar waarde wordt geschat. De laatste jaren heeft de organisatie ‘Advocate of Philippine Fair Trade Inc.’ zich ingezet om de producenten te sensibiliseren voor eerlijke handel, om de lokale markt te openen voor Filippijnse fairtradeproducten en om de publieke opinie te informeren over het bestaan van een eerlijker manier van handel drijven. APFTI heeft onder meer nagedacht over indicatoren en normen voor een certificatie die specifiek is toegespitst op eerlijke handel in de Filippijnen met een eigen merk voor de lokale markt. De komende drie jaar lanceert APFTI, met de steun van de Europese Commissie, het initiatief “MaDe for Fair Trade” (MArketing DEvelopment for Fair Trade). Dat stelt zich tot doel om eerlijke handel duurzaam te verankeren, zowel bij de producenten als in de consumptiegewoonten van de Filippijnen. Het project omvat marktonderzoek, de oprichting en lancering van een label, steun aan de producenten bij het toepassen van de principes van eerlijke handel en het openen van zeven winkels op strategische plaatsen in het commerciële leven in het land. Zo ging op 8 augustus 2009 in Cebu de eerste Fair Trade Shop van het land open. Op 7 oktober volgde de tweede, in Cagayan de Oro. Voorbijkomende shoppers kunnen er de creaties van 32 lokale producenten ontdekken waarvan sommigen zich specifiek op de binnenlandse markt richten. Ondermeer gebak, thee, koffie, jam, modeaccessoires, binnenhuisinrichting, papier en schoonheidsproducten kan je er vinden. Ter gelegenheid van de opening van die winkels bevestigde APFTI-directeur Vincente Roaring: “Wij zijn ervan overtuigd dat kleine ondernemingen de voorvechters zijn van de ontwikkeling en resoluut werk en sociale zekerheid blijven verschaffen aan gezinnen en gemeenschappen, niettegenstaande de nieuwe uitdagingen waar ze zich voor geplaatst zien”. [57] 29 Op 7 mei 2011, ter gelegenheid van de Wereld Fair Trade Dag, lanceerde Fair Trade Forum India “FAIR TRADE INDIA”, het eerste fairtrademerk voor winkels in India. “Met het Fair Trade India-merk hebben we iets concreets in handen om een beroep te doen op de bewuste consument, want Fair Trade India is een pan-Indiaas initiatief ,” zegt Indraani Singh, stichter van 'Indha shop' en ‘Literacy India’ (alfabetisering India), de fairtradeorganisatie die eigenaar is van de winkel. Iytha Mallikarjuna, Directeur van Fair Trade Forum India: “Het merk Fair Trade India staat voor winkels waar producten verkocht worden die een eerlijk inkomen en waardigheid garanderen aan de kleine producenten, ambachtslieden en boeren. Het betekent ook dat het hele productieproces de grootst mogelijke aandacht schenkt aan milieuvriendelijke praktijken.” Tenslotte geeft het merk Fair Trade India aan in welke winkels de consument fairtradeproducten kan kopen. Het merk biedt de consument de zekerheid dat hij tevreden zal zijn en waar voor zijn geld zal krijgen én dat zijn besteding ten goede komt aan de kleine producenten, helemaal onderaan de toeleveringsketen in India.” De winkels met het Fair Trade India-merk traden toe tot het netwerk van fairtradewinkels, zoals de Wereldwinkels in Europa. De fairtradebeweging, die zich begin jaren 60 via zulke winkels tot de Europese consument richtte, krijgt tegenwoordig steeds meer aandacht voor zijn engagement om te voorzien in schone producten. In India werken vandaag de dag meer dan 100.000 producenten, ambachtslui en boeren met eerlijke handel. Zij zijn op zoek naar consumenten die openstaan voor de boodschap achter hun producten. “Betterday”, gelanceerd door MDI (International Marketing and Development), is het allereerste gecertificeerde fairtrademerk in een ontwikkelingsland. Het wordt verkocht in Vietnam en andere landen in Azië. MDI is het geesteskind van twee door de wol geverfde coöperanten. Na tal van ontwikkelingsprojecten te hebben geleid, wilden Minh Tuyet Nguyen en Dominic Smith kost wat kost de vicieuze cirkel van de armoede doorbreken die ze al zo vele jaren probeerden te bestrijden. In 2007 besloten ze een sociale onderneming op te richten om thee te commercialiseren volgens de principes van eerlijke handel. Ze trokken de bergen in om er met lokale gemeenschappen te werken. Die leven daar geïsoleerd en in zeer moeilijke omstandigheden. Ze wisten hun vertrouwen te winnen, hielpen hen om zich te organiseren. Ze leerden hen de beste blaadjes te oogsten en te verwerken tot kwaliteitsthee. Dit was twee jaar geleden. MDI heeft ondertussen 20 enthousiaste mensen in dienst en werkt samen met zo’n 1.000 landbouwersgezinnen die hun producten uitgevoerd zien naar Denemarken, Duitsland, 30 © MDI Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Hongkong en Japan. Ze maken er een erezaak van om hun gamma, dat ondertussen ook koffie en cashewnoten omvat, ook in Vietnam en andere ontwikkelingslanden aan de man te brengen: “Iedereen moet recht hebben op toegang tot maatschappelijk verantwoorde kwaliteitsproducten”, bevestigt Dominic Smith. Na de lancering van hun merk “Betterday” op de Aziatische markt (“better quality, better health – alle producten zijn biologisch gekweekt – and better for society”), trekken ze ten strijde tegen de wijd verspreide opvatting dat eerlijke handel zich uitsluitend zou (moeten) richten op die een miljard inwoners uit de welstellende landen van het Noorden. Dominic Smith vat de uiteindelijke doelstelling van MDI als volgt samen: “We willen dat de producten die we voortbrengen met onze partners in de landbouw erkend raken als echte kwaliteitsproducten, ook al worden ze geproduceerd in een minder ontwikkeld land.” [58] 31 De voorstelling van deze lang niet volledige lijst van fairtradeorganisaties uit alle uithoeken van het zuidelijk halfrond verschaft geen eenduidig beeld van wat onder “eerlijk” moet worden verstaan, noch van de uiteindelijke doelstellingen van eerlijke handel. Afrika, met name West-Afrika, wil zijn regionaal label ontwikkelen. De ontwikkeling van de lokale eerlijke handel bevindt zich in een pilootstadium. De krachten worden gebundeld en dat moet binnenkort leiden tot het opbloeien van een sterke Afrikaanse fairtradesector. In Latijns-Amerika, waar eerlijke handel al twintig jaar zijn plaats opeist, heeft de beweging een sterke politieke dimensie. Eerlijke handel is er niet louter een bron van inkomsten maar ook (en vooral?) een manier om op de nationale politiek te wegen en meerbepaald om de rechten van de inheemse bevolking te verdedigen. Die lokale eerlijke handel wordt een uithangbord van de gemarginaliseerde bevolkingsgroepen en een tegengewicht tegenover de uitvoer die een bedreiging vormt voor de levensomstandigheden van de lokale producenten. In Brazilië, waar fair trade uitgegroeid is tot een aspect van het sociale beleid van de staat, dreigt die protestdimensie misschien te verdwijnen. Is eerlijke handel er verworden tot een ‘simpel’ instrument van het sociale beleid van de overheid? Afhankelijk van hoe men hier tegenover staat, kan een dergelijke integratie aangevoeld worden als de ultieme stap naar succes, waarbij de uitzondering de norm is geworden, dan wel als een pijnlijke mislukking omdat de motor van de verandering door de besluitvorming werd opgeslokt. De Indische en Filippijnse versies van de lokale eerlijke handel lijken minder gevoelig voor die spanning tussen zaken en politieke strijd. Zij volgen in hoofdzaak een marktvisie, waarbij tegelijk door de gehanteerde praktijken en de afzetmogelijkheden gewerkt wordt aan een verbetering van het lot van de producenten. Aankopen worden hier niet bekeken als een vorm van solidariteit en een gevolg van ideologische overtuiging. Eerlijke handel aanvaardt de concurrentielogica, maar ondersteunt ondertussen ondernemingen die een daadwerkelijke aandacht ontwikkelen voor het sociale. 32 Door het hele productieproces eerlijk te laten verlopen, speelt de markt een helpende rol, door meer middelen toe te kennen aan producenten voor wie in de lokale en/of nationale handel maar weinig plaats was. Het ontbreken van meer politieke eisen kan ook terug te voeren zijn op de aard van bepaalde sterke regimes. Zo is eerlijke handel in Vietnam behoorlijk dynamisch, maar zijn impact blijft beperkt tot de louter economische sfeer. In eerlijke handel zijn bananen niet zomaar bananen. Via hun consumptiekeuze geven burgers een signaal voor bepaalde waarden, ideeën en aan producenten die duizenden kilometers van hen verwijderd wonen. Ze bevestigen hun kijk op de mondialisering en willen een en ander eerlijker georganiseerd zien. Ook het kopen en verkopen zelf mobiliseert. Fairtradeorganisaties zoals Oxfam werken met duizenden vrijwilligers, die niet allemaal even vatbaar zijn voor het discours van een Chomsky of Bové, dan wel voor het lot van de Colombiaanse boer die op het pakje staat afgebeeld en voor de bedoelingen waarmee hij wordt verkocht (de koffie, niet de boer). Gaat er met de herlokalisatie van eerlijke handel, waardoor de eerlijke producten in mindere mate hun weg vinden naar de markten hier, een waardevolle bondgenoot verloren voor de militanten van een betere wereld? Er is geen tegenstelling tussen lokale eerlijke handel (in het Zuiden) en eerlijke handel tussen Noord en Zuid. Zolang er maar uitgegaan wordt van respect voor de producenten, dragen beide bij tot het verbeteren van de levensomstandigheden van een gemarginaliseerde bevolking. En laten we vooral niet vergeten dat eerlijke handel niet eens één procent van de wereldhandel vertegenwoordigt. Elke vorm van rechtvaardige handel moet aangemoedigd worden. De meest uigesproken ongerustheid over de ontwikkeling van eerlijke handel in het Zuiden en de labels waarmee dat gepaard gaat, heeft betrekking op de ‘onderhandelingsmarge’ waarmee de waarden van eerlijke handel benaderd worden. Als Abdourhamane Gueye van ENDA Senegal spreekt over ‘universele waarden’ enerzijds en over ‘waarden eignen aan hun markt’ anderzijds, welke waarden zijn dat dan? © BTC In zijn onderzoek naar de opkomt van een Mexicaans fairtradelabel en na gesprekken met diverse spelers in de Mexicaanse fair trade, besloot Pierre Johnson [59] dat er sprake was van verschillen in de invulling van wat doorgaat voor ‘eerlijke handel’, bijvoorbeeld tussen FLO en de Mexicaanse visie*. Terwijl de “normen van FLO gericht zijn op de commerciële voorwaarden om producenten toegang te geven tot internationale markten, legt de Comercio Justo México veel meer de nadruk op de ontwikkeling van de kleine producentenorganisaties”. Anders dan bij FLO zijn voor het Mexicaanse label de onafhankelijke organisaties van kleine producenten overigens de enige legitieme soort producenten voor eerlijke handel. Dus, exit privéplantages die een beroep doen op handenarbeid. * Toch zitten de beide labels niet zo ver van elkaar. Comercio Justo México is lid van FLO en erkent het internationale label op zijn markt. Omgekeerd weigert FLO de erkenning van het Mexicaanse label voor de uitvoer. Lees: http://economiesocialequebec.ca/userImgs/ documents/root/documents_gen/commerceequitablemexique2008.pdf 33 Elke vorm van handel die zich bekommert om de mens, verdient aanmoediging. Door zich een vorm van handel eigen te maken die is afgestemd op hun meest gemarginaliseerde bevolking, willen de landen van het Zuiden en hun marktspelers duidelijk hun verantwoordelijkheid nemen. Er gaat een vorm van bevrijding van uit, ten opzichte van de kopers in het Noorden. In tegenstelling tot alle vormen van hulp uit geïndustrialiseerde landen berusten de initiatieven in eerlijke handelsrelaties Zuid-Zuid op lokale krachten. Die kunnen door het sneeuwbaleffect niet alleen nationale economische kanalen tot stand brengen of versterken, maar ook het sociale weefsel nieuw leven inblazen en aandacht vragen voor vaak met de voeten getreden rechten (recht op werk, mensenrechten). De keuze voor een rechtvaardigere consumptie is niet langer het voorrecht van de mensen in het Noorden, maar geldt ook voor de leden van de middenklasse in de landen van het Zuiden. Het is aan hen om hun solidariteit te tonen met hun producenten, hun minder welgestelde landgenoten. Het debat over een billijkere herverdeling van de middelen en inkomsten zal met des te meer relevantie gevoerd kunnen worden op de lokale fora. Eerlijke handel kan niet alleen het leven van de landarbeider verbeteren, maar ook het geweten van de burger wakker schudden. Waar ligt nu, met al die verschillen in benaderingen van eerlijke handel, de nadruk of waar moet die liggen? In het Zuiden of in eerlijke handel zelf? Het antwoord is een kwestie van schakeringen en niet van fundamentele principes. Eerlijke handel zal er altijd over moeten waken om producenten en landarbeiders een correcte vergoeding te garanderen of om te werken met coöperatieven of gelijkaardige transparante organisaties die bijdragen tot de economische en sociale ontwikkeling van hun leden en door die leden democratisch gecontroleerd worden. Slechts bovenop zo’n fundament van vervulde minimumvereisten kunnen vervolgens lokale, nationale en continentale gevoeligheden tot uitdrukking komen. © CTB — Dieter Telemans 34 Biodiversiteit / BTC (Belgische Technische Coöperatie) / Eerlijke handel / FLO-Max Havelaar / Kort kanaal / Sociale en solidaire economie / Sociale verantwoordelijkheid / UNCTAD / Weerstandsvermogen /WFTO De verscheidenheid aan levende wezens die de planeet bevolken. Een verdrag over biologische diversiteit werd ondertekend tijdens de Conferentie van Rio in 1992. Het streeft naar de bescherming van de wilde fauna en flora in hun natuurlijke habitat en van de levende wereld, met uitzondering van de mens. Bron: Groupe One – InfoDurable BTC is het Belgische agentschap voor ontwikkelingssamenwerking. Het steunt, in opdracht van de Belgische regering, de ontwikkelingslanden in hun strijd tegen de armoede. Naast deze taak van openbare dienstverlening, voert BTC ook opdrachten uit voor rekening van andere nationale en internationale organisaties die bijdragen tot een duurzame menselijke ontwikkeling. Om eerlijke handel te ondersteunen, lanceerde BTC in 2005 een algemeen promotieprogramma voor eerlijke handel, het “Fair Trade Centre”. Dit centrum is nadien van naam veranderd en heet nu “Trade for Development Centre”. Het streeft ook naar duurzame handel en handelshulp aan de ontwikkelingslanden. Commercieel partnership, gebaseerd op dialoog, transparantie en respect, dat zich tot doel stelt te komen tot meer eerlijkheid in de wereldhandel. Fair trade draagt bij tot een duurzame ontwikkeling, door betere commerciële voorwaarden aan te bieden en de rechten van gemarginaliseerde producenten en arbeiders te waarborgen, voornamelijk in de landen van het Zuiden. De organisaties voor eerlijke handel zetten zich (met de steun van de consumenten) actief in om de producenten vooruit te helpen, de publieke opinie bewust te maken en campagne te voeren om de regels en praktijken van de traditionele internationale handel te veranderen. Bron: FINE en Trade for Development Centre – Samuel Poos 2009 FLO-MAX HAVELAAR Fairtrade Labelling Organizations International. Het in 1997 gestichte FLO-Max Havelaar is een vereniging van 21 fairtrade-labelingsystemen in meer dan 21 landen. Om de onafhankelijkheid van het certificeringsproces te verzekeren, werd Fair Trade Labelling Organizations International in januari 2004 in twee aparte organisaties opgesplitst: FLO International e.V. en FLO-CERT GmbH. FLO International e.V. stelt criteria en normen voor eerlijke handel op. Het begeleidt de producenten in het certificeringsproces en bij het creëren van markten voor hun producten. FLO-CERT GmbH inspecteert en certificeert de producenten en de importeurs op basis van de door FLO International ontwikkelde normen. Bron: FLO en Trade for Development Centre – Samuel Poos 2009 Wordt gezegd van een commerciële activiteit waarvan het productie- en distributiekanaal tussen producent en koper maar weinig tussenpersonen telt en dat zich uitstrekt over een beperkte geografische zone. 35 De sociale en solidaire economie groepeert een geheel van structuren die functioneren volgens de principes van gelijkheid van personen (1 persoon = 1 stem), solidariteit tussen de leden en economische onafhankelijkheid. Ze hanteert de volgende criteria: vrij lidmaatschap, beperkt (niet individueel) winstoogmerk, democratisch en participatief beheer, collectief of sociaal nut van het project en gemengd karakter van de financiering (publiek/privaat). Bron: Alternatives Economiques De sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen of het maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is een concept waarbij ondernemingen in hun activiteiten en in hun interacties met derde partijen op vrijwillige basis sociale, milieu- en economische bekommernissen integreren. MVO kenmerkt ondernemingen die zich laten inspireren door concepten als ethisch financieren, eerlijke handel en duurzame ontwikkeling. Bron: Groenboek van de Europese Commissie rond Corporate Social Responsability 2001 Engelse afkorting voor de VN-Conferentie over Handel en Ontwikkeling, de United Nations Conference on Trade and Development. De UNCTAD is opgericht in 1963 en probeert tot een nieuw evenwicht te komen in de commerciële uitwisseling tussen Zuid en Noord. Tijdens een van de eerste bijeenkomsten van de UNCTAD lanceerde het Zuiden zijn eis “Trade not aid”, “geen hulp maar handel”. Als ecologische term verwijst weerstandsvermogen naar de capaciteit van een ecosysteem of een soort om na een trauma opnieuw normaal te gaan functioneren en/of te ontwikkelen. Toegepast op steden wordt hiermee het vermogen bedoeld om crisissen van buitenaf te verwerken. World Fair Trade Organization, de wereldorganisatie voor eerlijke handel, werd in 1989 gesticht onder de naam IFAT (International Federation for Alternative Trade). Ze groepeert 220 organisaties in 59 landen: groepen van producenten, organisaties voor alternatieve handel en andere actoren van eerlijke handel in Afrika, Azië, Australië, Europa, Japan en Noord- en Zuid-Amerika. In 2004 lanceerde de WFTO een eigen label (Fair Trade Organisation Mark – FTO-Mark) dat niet aan producten maar aan organisaties voor fair trade wordt uitgereikt. Bron: Trade for Development Centre – Samuel Poos 2009 36 [1] POOS S., “Le commerce équitable en 2009”, Trade for Development Centre, oktober 2009. [2] FLO, 2011. [3] CHARLIER S., HAYNES I., BACH A., MAYET A., YEPEZ I., MORMONT M., “Le commerce équitable face aux défis commerciaux : évolutions des dynamiques d’acteurs / Partie 1: Modes de production et de consommation durables”, UCL, februari 2006. [4] YILMAZ M., “Le commerce équitable”, Institut de recherche des Nations Unies pour le développement social, Zwitserland, december 2005. [5] http://www.solidarmonde.fr [6] “Le commerce équitable, crise de croissance”, dossier, Courrier de la Planète, april 2009. http://www.courrierdelaplanete.org/87/index.php [7] PATUELLI A., “Un café équitable difficile à avaler”, ITECO, 19 september 2006. [8] http://www.guardian.co.uk/commentisfree/cif-green/2009/dec/12/fair-trade-fairtrade-kitkat-farmers en http:// www.fairtradelondon.org.uk/2009/12/08/fairtrade-kit-kats-and-mainstreaming-fairtrade-pros-and-cons/ [9] http://fr.wikinews.org/wiki/Nestl%C3%A9_annonce_un_chiffre_d'affaires_d%C3% A9passant_les_100_milliards_de_francs_suisses [10] http://www.courrierdelaplanete.org/87/index.php [11] http://www.courrierdelaplanete.org/87/index.php [12] LECOMTE T., GIRARD C., “Souveraineté alimentaire et commerce équitable”, Jaarrapport van het Labo du commerce équitable, 8 april 2009. [13] “Le commerce équitable à la croisée des chemins ?”, verslag van het colloquium georganiseerd door het Fair Trade Centre, 5 oktober 2006. [14] “Le commerce équitable à la croisée des chemins ?”, verslag van het colloquium georganiseerd door het Fair Trade Centre, op 5 oktober 2006, pagina 18. [15] Voor een volledig argumentarium in deze kwestie, lees “Eerlijke handel ook in het Noorden”, http://www.befair.be/nl/content/ eerlijke-handel-ook-het-noorden [16] CHARLIER S., HAYNES I., BACH A., MAYET A., YEPEZ I., MORMONT M., “Le commerce équitable face aux défis commerciaux : évolutions des dynamiques d’acteurs / Partie 1: Modes de production et de consommation durables”, UCL, februari 2006. [17] GOLAY C., “La crise alimentaire mondiale et le droit à l’alimentation”, Cahier critique n° 3, CETIM, Genève, december 2008. [18] id. [19] Compte-rendu de l’atelier international sur la “crise alimentaire : les voix paysannes vers les voies de la souveraineté alimentaire”, Conseil National de Concertation et Coopération des Ruraux (CNCR), Dakar, 21/23 januari 2009. [20] “Les régions, une échelle pertinente pour la souveraineté alimentaire ”, A.S., Transrural Initiatives, 4 juli 2006. [21] “Une approche pour le développement local : l’animation territoriale”, Dynamiques paysannes, SOS Faim, nummer 15, juli 2007. [22] CHARLIER S., HAYNES I., BACH A., MAYET A., YEPEZ I., MORMONT M., “Le commerce équitable face aux défis commerciaux : évolutions des dynamiques d’acteurs / Partie 1: Modes de production et de consommation durables”, UCL, februari 2006. [23] JOHNSON P. W., “Le commerce équitable au Mexique - Labels et stratégies”, rapport overhandigd aan de Interministeriële Afvaardiging voor Sociale Innovatie en Sociale Economie (Frankrijk), 2004. [24] id. [25] DE LA FUENTE A., “Les émeutes de la faim font réfléchir”, 4 september 2008. 37 [26] CHARLIER S., HAYNES I., BACH A., MAYET A., YEPEZ I., MORMONT M., “Le commerce équitable face aux défis commerciaux : évolutions des dynamiques d’acteurs / Partie 1: Modes de production et de consommation durables”, UCL, februari 2006. [27] Executive Summary, “The Flow”, IRFT, http://www.profit.org.in/indian-research-summary.pdf [28] CHARLIER S., HAYNES I., BACH A., MAYET A., YEPEZ I., MORMONT M., “Le commerce équitable face aux défis commerciaux : évolutions des dynamiques d’acteurs / Partie 1: Modes de production et de consommation durables”, UCL, februari 2006. [29] Voor meer informatie in dit verband, zie de publicatie van het Trade for Development Centre: “Is eerlijke handel een duurzame handel?”: www.befair.be [30] “Environnement et commerce équitable”, Trade for Development Centre, Brussel, 2009. [31] “Le commerce équitable à la croisée des chemins ?”, verslag van het colloquium georganiseerd door het Fair Trade Centre, 5 oktober 2006. [32] Voir la vidéo ici : http://www.ftis2008.org/FichiersComplementaires/video5/video5.html [33] http://www.befair.be/fr/articles/www-befair-be/1-accueil/le-commerce-equitable/enjeux-du-commerce-equitable/le-projetprofit-de-irft-en-inde.cfm [34] “The South Can Also Be Consumers of Fair Trade Products”, interview van Boudewijn Goossens door Sybrandus Adema interviews, 21 juli 2009, http://www.ipsterraviva.net/Africa/currentNew.aspx?new=2846 [35] "FLO welcomes Fairtrade Label South Africa", Fair Trade Advocacy Office, 3 augustus 2009. [36] JOHNSON P. W., “Le commerce équitable au Mexique - Labels et stratégies”, rapport overhandigd aan de Interministeriële Afvaardiging voor Sociale Innovatie en Sociale Economie (Frankrijk), 2004. [37] Informatie afkomstig uit de presentatie “Stratégie de commerce équitable au Mexique”, door Pierre Johnson, geassocieerd consultant WFTO, http://www.slideshare.net/pierrejohnson01/commerce-equitable-au-mexique [38] JOHNSON P. W., Id. [39] www.cofta.org [40] http://www.wfto.com/index.php?option=com_content&task=view&id=915&Itemid=285 [41] MARTIN A.-S. “Commerce équitable : le Maroc produit mais ne consomme pas encore” : La Vie éco, 7 december 2009 [42] www.facesdobrasil.org.br (site gedesactiveerd op dinsdag 13 oktober 2009). [43] “Brazilian Fair and Solidary Trade System”, presentatie, Fabiola Zerbini, Secretary Executive, FACES do Brasil, Workshop Copolco, Salvador, 2007. [44] FITIPALDI J. P., PASCOWITCH J., PERRET-GENTIL N., “Ethical and Solidary Trade and Fair Trade in Brazil – Complementary Practices of Non-conventional Trade”, 2e Internationaal Colloquium over eerlijke handel en duurzame ontwikkeling, Montréal, Québec, Canada, 19-21 juni 2006. [45] http://www.clac-pequenosproductores.org/docs/Information_Symbole_Petits_Producteurs_CLAC_110406.pdf [46] http://www.clac-pequenosproductores.org/ [47] JONGEJANS L., “L’Amérique latine prend en main sa participation au commerce équitable”, Ex aequo, Journal des Magasins du Monde, n° 15, Zwitserland, september 2006. [48] http://fairtrade.socioeco.org/fr/ [49] www.gresp.org.pe [50] LEMAY J.-F., “Cartographie d’un projet de commerce équitable au “sud”: La central interregional de Los Artesanos del Peru”, 2e Internationaal Colloquium over eerlijke handel en duurzame ontwikkeling, Montréal, Québec, Canada, 19-21 juni 2006. [51] http://www.wat.tv/video/rencontre-gresp-adm-lyon-1gmkx_1fjqj_.html [54] http://www.fundmcch.com.ec/intro/htmlintro/intro.html [55] http://www.omdm.be/equateur/maquita-cushunchic-comercializando-como-hermanos-mcch.html# 38 [56] “Fair trade in the Philippines: Challenges and Opportunities”, paper opgesteld door ICLEI-Local Governments for Sustainability, Southeast Asia Secretariat, oktober 2006. [57] “4.000 Households Benefit from the Opening of The Fair Trade Shop”, persbericht, APFTI, 7 oktober 2009. [58] Presentatie van MDI en interview met Dominic Smith, door Steven De Craen van het Trade for Development Centre [59] JOHNSON P. W., “Le commerce équitable au Mexique - Labels et stratégies”, rapport overhandigd aan de Interministeriële Afvaardiging voor Sociale Innovatie en Sociale Economie (Frankrijk), 2004. 39 Het Trade for Development Centre (TDC) is een programma van BTC, Belgisch ontwikkelingsagentschap. Wij geloven dat eerlijke en duurzame handel een instrument is voor armoedevermindering en voor duurzame ontwikkeling van kleine producenten in ontwikkelingslanden. Het centrum streeft doelmatig naar een economische en sociale heropleving van de kleine producten in het Zuiden door hun professionalisering en toegang te bieden tot de verschillende markten (lokaal, regionaal of internationaal). Financiële ondersteuning Het TDC steunt benadeelde producenten, micro-ondernemingen, kleine ondernemingen en projecten uit de sociale economie die actief zijn in eerlijke of duurzame handel. Zij dienen gevestigd te zijn in één van de 18 partnerlanden van de Belgische Coöperatie. Wij financieren activiteiten die hun een betere markttoegang verlenen of die hen helpen zich te professionaliseren: ontwikkeling van nieuwe producten, introductie van kwaliteitscontrole, vormingen (management, marketing, etc), deelname aan handelsbeurzen, voorbereiding op een fairtrade of andere duurzame certificering,… Marketingondersteuning Het TDC profileert zich als een expertisecentrum in ‘marketing & sales’ en als een organisatie die concrete ondersteuning verleent aan BTC-projecten die rechtstreeks of onrechtstreeks te maken hebben met het op de markt brengen van consumentenproducten of -diensten: Strategisch advies in business en marketing Marktinformatie en marktanalyse Coaching in marketing Het TDC verspreidt objectieve informatie over bestaande labels en garantiesystemen voor eerlijke en duurzame handel. Dit doet TDC via zijn website, zijn nieuwsbrief en diverse publicaties. De doelgroep bevat zowel de consumenten, alsook de overheid, de privé-sector en de producenten. Het TDC levert eveneens bijdrage leveren aan debatten rond een duurzamer beheer van onze natuurlijke rijkdommen en rond handel met respect voor Mens en milieu. Het TDC neemt actief deel aan uitwisselingsplatformen die verschillende aandeelhouders bijeenbrengen, onder meer het Belgisch steunplatform voor de privé sector “Entreprendre pour le développement”. Het TDC organiseert campagnes die consumenten, bedrijven en de Belgische overheden sensibiliseren voor eerlijke en duurzame handel. De bekendste campagne is de Week van de Fair Trade Meer info : www.befair.be 40 41