K305 Zintuiglijke waarneming Voor deze toets kun je maximaal 54 punten halen 2pt 2pt 2pt 1. Met accommoderen bedoelt men A de bewegingen van het oog om een zo groot mogelijk gezichtsveld te hebben B het groter of kleiner worden van de pupil om de hoeveelheid op het netvlies vallend licht te regelen. C de vormveranderingen van de ooglens zodat er scherpe beelden op het netvlies geprojecteerd worden. D het open of dichtgaan van de iris zodra er wel of geen licht op het netvlies valt. De tekening rechts stelt een doorsnede voor van het oog van de mens. 2. Waar verlaten impulsen die in de zintuigcellen van het netvlies ontstaan het oog? A alleen bij 2 B alleen bij 3 C alleen bij 1 en 4 D bij 1, 3 en 4 3. Bij de mens wordt het traanvocht over het oog verspreid door het bewegen van de oogleden. Over welk deel of over welke delen wordt het traanvocht verdeeld? A alleen over het ondoorzichtige deel van het harde oogvlies B over het ondoorzichtige deel van het harde oogvlies en over het vaatvlies C over het ondoorzichtige deel van het harde oogvlies en over het hoornvlies D over het hoornvlies en over het vaatvlies De volgende tekst over een oog van de mens komt uit een EHBO-boekje. Vóór deze tekst staan regelnummers 1 De wand van de oogbol bestaat uit verschillende lagen. 2 De buitenste laag, de harde oogrok, is 3 zichtbaar als het wit van het oog. Aan de 4 voorkant heeft de harde oogrok een ronde plek, 5 die doorzichtig is. De laag onder de harde 6 oogrok heet vaatvlies. Het zichtbare deel van 7 het vaatvlies heet regenboogvlies 8 Dit vlies geeft ons oog de kleur. In het midden 9 van het regenboogvlies zit een opening: de 10 pupil. Door het groter of kleiner worden van 11 het regenboogvlies wordt de hoeveelheid licht 12 geregeld die op het netvlies valt. 13 We zien dan de pupil kleiner of groter worden. 14 De binnenste laag heet netvlies. Als we naar 15 iets kijken, wordt het beeld daarvan 16 geprojecteerd op het netvlies. 17 18 De oogzenuw geeft signalen door aan de hersenen. 1pt 4. Hoe heet de in regel 4 en 5 genoemde doorzichtige plek? A glasachtig lichaam B hoornvlies 1pt 5. Wat is een andere naam voor het in regel 7 genoemde regenboogvlies? A iris B straalvormig lichaam 1pt 6. In regel 13 staat dat de pupil groter en kleiner kan worden. Wanneer wordt de pupil kleiner: als kringspieren in het regenboogvlies zich samentrekken of als deze zich ontspannen? A De pupil wordt kleiner als de kringspieren in het regenboogvlies zich ontspannen B De pupil wordt kleiner als de kringspieren in het regenboogvlies zich samentrekken 1pt 7. In regel 16 staat dat een beeld op het netvlies wordt geprojecteerd. Valt er daarbij ook licht op de blinde vlek? A ja B nee 1pt 8. In regel 17 komt de oogzenuw ter sprake. Geeft deze oogzenuw prikkels door naar de hersenen of impulsen? A prikkels B impulsen De schema’s P en Q stellen een doorsnede voor van een deel van een oog van de mens in twee verschillende situaties. In schema P is de lens zo plat mogelijk. In schema Q zo bol mogelijk. 2pt 9. Wordt met het oog, getekend in schema P, een voorwerp van dichtbij of van veraf gezien? Bevindt het oog, getekend in schema P, zich in een sterker of zwakker verlichte ruimte dan het oog getekend in schema Q? Bij P voorwerp Bij P ruimte sterker of dichtbij of veraf zwakker verlicht dan bij Q A dichtbij sterker B dichtbij zwakker C veraf sterker D veraf zwakker 2pt 10. Een proefpersoon bevindt zich in een donkere kamer. Een smalle lichtbundel valt alleen op de iris van een oog (zie afbeelding). Deze lichtbundel dringt niet door de iris heen. Vindt daardoor in dat oog de pupilreflex plaats? En accommodatie? Pupilreflex Accommodatie A ja ja B ja nee C nee ja D nee nee 2pt 11. Kleurenblindheid wordt bij de mens vaak veroorzaakt door het niet goed functioneren van bepaalde zintuigcellen in de ogen. In welk deel van een oog bevinden zich deze cellen? A in het hoornvlies B in het netvlies C in de oogzenuw D in het vaatvlies 2pt 12. De afbeelding rechts geeft schematisch een oog van de mens weer, met lichtstralen die van drie kleine lampjes afkomen. De lampjes staan veel verder van de proefpersoon af dan in de tekening is weergegeven. Welk van deze lampjes worden met dit oog waargenomen? A alleen de lampjes 1 en 2 B alleen de lampjes 1 en 3 C alleen de lampjes 2 en 3 D de lampjes 1, 2 en 3 Erik gaat de badkamer in. In de badkamer is het te donker om wat te kunnen zien. Erik tast de muur af en vindt de lichtschakelaar naast de spiegel boven de wastafel. Hij doet het licht aan. Hij kan in de spiegel de pupilreflex van zijn ogen zien. 2pt 13. Welke spieren in de irissen trekken zich bij deze pupilreflex samen? Wordt het oppervlak van de irissen daardoor groter of kleiner? A kringspieren in de irissen trekken zich samen; daardoor wordt het oppervlak van de irissen groter B kringspieren in de irissen trekken zich samen; daardoor wordt het oppervlak van de irissen kleiner C straalsgewijslopende spiertjes in de irissen trekken zich samen; daardoor wordt het oppervlak van de irissen groter D straalsgewijslopende spiertjes in de irissen trekken zich samen; daardoor wordt het oppervlak van de irissen kleiner In de afbeelding is een deel van een folder van een opticien weergegeven. Deze afbeelding hoort bij de vragen 14 t/m17. Verhoogde oogdruk en glaucoom In de ogen van een mens heerst een bepaalde druk. De druk de ogen van een mens wordt in stand gehouden door aanmaak en afvoer van oogvocht. In de achterste oogkamer van een oog wordt voortdurend oogvocht (kamervocht) gevormd. Het circuleert zoals met pijltjes in de afbeelding is aangegeven. Via afvoerkanalen in de hoeken van de voorste oogkamer wordt kamervocht ook weer afgevoerd. Onder normale omstandigheden heerst hierdoor in de oogbol een constante druk. Als de afvoerkanalen verstopt raken of als de vochtproductie te hoog is, kan de druk in dat oog te hoog worden. Als de oogdruk steeds meer toeneemt, ontstaat de oogziekte glaucoom. De oogzenuw of het netvlies kunnen bij glaucoom beschadigd raken, want door de hoge druk treedt een verminderde doorbloeding op. Gezichtsverlies en volledige blindheid kunnen uiteindelijk het gevolg zijn. Glaucoom komt voor bij 2 tot 4% van alle mensen boven 40 jaar. Verhoogde oogdruk is niet hetzelfde als glaucoom, maar vaak is het een eerste alarmsignaal. Regelmatige controle is daarom gewenst voor iedereen boven de 40 jaar, opdat de oogarts snel een grondig onderzoek kan starten als een afwijking wordt geconstateerd. Uw opticien beschikt over moderne apparatuur die snel uw oogdruk kan meten, zonder dat uw oog zelfs maar wordt aangeraakt. 1pt 14. Welk deel van een oog wordt de voorste oogkamer genoemd? 2pt 15. Waardoor heerst er onder normale omstandigheden in een oog een constante druk? 2pt 16. Door welke twee oorzaken kan de druk in de oogbol te hoog worden? Een bepaald geneesmiddel tegen glaucoom veroorzaakt een verbetering van de afvoer van oogvocht. Dit gaat gepaard met een vergrote spanning van de kringspieren in de iris. 2pt 17. Waaraan zal men de laatstgenoemde werking van dit geneesmiddel kunnen constateren? 2pt 18. Op een forum op internet stond het volgende: Dit is niet de eerste keer dat ik met het vliegtuig ben gegaan, maar dit keer is het wel de ergste keer. Bij de daling van de vliegtuig, dat ongeveer een kwartier heeft geduurd, heb ik zware oorpijn gehad. Nog nooit voelde ik zoveel pijn, alsof iemand met een boormachine in mijn oor zat te boren. Sinds die dag lijkt het alsof me oor verstopt zit. Geef hiervoor een verklaring. 2pt 19. In de afbeelding rechts is het gehoororgaan van de mens schematisch weergegeven. Enkele delen zijn genummerd. Met welke cijfers worden respectievelijk de gehoorgang, het aambeeld en de gehoorzenuw aangegeven? A met de cijfers 2, 5 en 6 B met de cijfers 8, 4 en 6 C met de cijfers 8, 5 en 3 D met de cijfers 9, 4 en 3 Taalachterstand door oorvocht In een krant stond het volgende bericht: Tachtig procent van de kinderen tussen twee en vier jaar hoort eigenlijk minder goed als gevolg van vocht achter de trommelvliezen. Als de kinderen daar langere tijd vocht hebben, kunnen ze een achterstand in hun taalgebruik oplopen. 2pt 1pt 20. Waardoor hoort een kind minder goed bij deze vochtophoping in een oor? A de gehoorgang zit verstopt waardoor het trommelvlies geen geluidstrillingen opvangt B door het vocht kan de gehoorzenuw slechter impulsen naar de hersenen geleiden C door het vocht komt het water in het anders droge slakkenhuis D door het vocht trillen het trommelvlies en de gehoorbeentjes minder goed 21. Als op je hand een euro wordt gelegd, voel je na enige tijd die euro niet meer. Dat komt doordat er in bepaalde zintuigcellen minder impulsen ontstaan. Hoe wordt dit verschijnsel genoemd? Geef bij de vragen 22 t/m 27 aan of de bewering juist of onjuist is. 1pt 1pt 1pt 1pt 1pt 1pt 2pt 22. De motivatie beïnvloedt de drempelwaarde 23. Reukzintuigen van een hond hebben een hogere drempelwaarde voor geur dan de reukzintuigen van een mens 24. De oogspieren zijn bevestigd aan het hoornvlies 25. De trommelholte is vrijwel volledig gevuld met een vloeistof 26. Licht is een adequate prikkel voor de zintuigcellen van het netvlies 27. Iemand kan blind zijn doordat de zenuwen zijn beschadigd 28. In de afbeelding is een doorsnede van een deel van de oogwand van de mens schematisch getekend. De nummers 1 t/m 4 stellen voor: 1 zenuwcel 2 zintuigcel 3 vaatvlies 4 harde oogvlies De pijl geeft de richting van een lichtstraat aan. In welke figuur is de ligging van de delen juist weergegeven? A in figuur 1 B in figuur 2 C in figuur 3 D in figuur 4 2pt 29. Komen in de gele vlek kegeltjes voor? En staafjes? A nee, geen kegeltjes en ook geen staafjes B alleen kegeltjes C alleen staafjes D zowel kegeltjes als staafjes In de afbeelding rechts is een doorsnede van een oor schematisch getekend. 1pt 30. Hoe heet deel 1? 1pt 31. In welk deel ontstaan onder invloed van geluid impulsen? 1pt 32. Met welk nummer is de buis van Eustachius aangegeven? 1pt 33. Wat is de functie van de nummers 7, 8 en 9? 1pt 34. Hoe heet deel 3? 4pt 35. Op de bijlage staat een woordzoeker. Zoek de woorden. Ze kunnen van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar beneden, van beneden naar boven en diagonaal staan. Als je alle woorden gevonden hebt, kun je van de overgebleven letters een woord van 13 letters maken dat iets met een zintuig te maken heeft. Het antwoord van deze vraag is dat woord van 13 letters... << EINDE>> BIJLAGE BIJ VRAAG 35 Woordzoeker Zoek de volgende woorden. Ze kunnen van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar beneden, van beneden naar boven en diagonaal staan. Als je alle woorden gevonden hebt, kun je van de overgebleven letters een woord van 13 letters maken dat iets met een zintuig te maken heeft. blind bol bril donker eustachius gehoorgang gewend huid iris kegeltje lens lensbandjes ogen oog oogappel oor openen papil staafje wenkbrauw zenuwen zonnebril G D E J T L E G E K W L E N S B A N D J E S I U H R G R E K N O D R S R O O S E K G M N B T Z P O I B E E D I E A E D G R N J O N L N C N I A I G F P E B N H U U P L W A E W R O I W H P A P A N E I Z U E A E I R T E G L D S N E L O B S N E L Geef dit woord als antwoord op vraag 35!!!!!!