Downloaden als DOCX-bestand: "Infonota aan MDT`s

advertisement
Nummer: INF/MDT/1207
Brussel, 16 april 2012
Aan
de
instanties
die
erkend
multidisciplinaire verslagen af te leveren
zijn
om
Aan de voorzitter en de leden van de permanente
werkgroep “Inschrijvingen en Evaluaties” en
“Individuele Materiële Bijstand en Universal Design”
Aan de voorzitter en de leden van de Bijzondere
Bijstandscommissie
Aan de organisaties die erkend zijn om de Personen
met
een
handicap
of
hun
gezinnen
te
vertegenwoordigen
Aan de voorzitter en de leden van de Provinciale
Evaluatiecommissies en de Adviescommissies
Aan de experts voor gespecialiseerde persoonlijke
adviesverlening.
Aan de voorzitter
Toezichtscomité
en
de
leden
van
het
Aan het Agentschap Inspectie
Vragen naar:
Dorin De Vis, T 02 225 86 44, e-mail [email protected]
Kristel Verhaert, T 02 225 84 09, e-mail : [email protected]
Betreft : Ondersteuning vanuit een tehuis niet-werkenden nursing voor personen met een licht tot
matige verstandelijke handicap met bijkomende gedragsproblemen.
Geachte mevrouw
Geachte heer
In principe kunnen personen met een licht tot matig verstandelijk handicap uit hoofde van hun
zelfredzaamheid geen aanspraak maken op ondersteuning vanuit een tehuis niet-werkenden nursing.
Ten gevolge van de combinatie van deze verstandelijke handicap (licht tot matig) met ernstige
gedragsproblemen, kan gemotiveerd worden dat deze personen echter nood hebben aan een hogere
1
intensiteit van ondersteuning. Op basis daarvan hebben zij nood aan extra begeleiding en toezicht
door de grote discrepantie tussen “kunnen” en “aankunnen”.
In deze nota worden een aantal criteria vooropgesteld om een oordeel te vormen over de
noodzakelijkheid en de aantoonbaarheid van de nood aan een nursingticket, voor personen met een
licht tot matig verstandelijke handicap met bijkomend ernstige gedragsproblematiek.
Welke personen kunnen in aanmerking komen ?
Het dient te gaan om personen met primair een verstandelijke handicap, personen met enkel
psychische stoornissen en/of gedrags- en emotionele stoornissen komen niet in aanmerking.
Daarnaast dienen er ernstige gedragsstoornissen te zijn.
Criteria i.v.m. de ernstige gedragsstoornissen en de daaruit volgende intensieve ondersteuningsnood
Er moet aangetoond worden dat de persoon een hoog niveau van toezicht, begeleiding en
ondersteuning nodig heeft door een combinatie van de verstandelijke handicap en de bijkomende
ernstige beperkingen in het functioneren ten gevolge van de gedragsstoornissen.
Men moet deze stoornissen dus herkennen en diagnosticeren op basis van gedrag, op basis van
observatie komt men tot de vaststelling van een bepaald afwijkend gedrag in de omgang met
personen, sociale context, voorwerpen en afwijkende communicatie.
Bij gedragsstoornissen bij volwassen personen met een verstandelijke handicap speelt niet zozeer de
basisdiagnose van een bijkomende psychische stoornis een rol om de zorggradatie i.v.m. de ernstige
gedragsstoornissen te bepalen maar wel de invloed die de bijkomende ernstige gedragsstoornissen
hebben in de hanteerbaarheid van het gedrag van de persoon met een verstandelijke handicap, en de
bedreiging die dit gedrag vormt voor zichzelf, voor de anderen (medebewoners, personeel) en voor
de omgeving.
Een loutere diagnose van een psychische stoornis, bijkomend aan de verstandelijke handicap zegt
niets over hoe hanteerbaar het concrete gedrag van de persoon is. Iemand met een matig
verstandelijke handicap met bijkomend een depressie en teruggetrokken gedrag bv. kan goed
hanteerbaar zijn.
Hoe moet dit aangetoond en gemotiveerd worden ?
In het MDV dient duidelijk gemotiveerd te worden dat de ernst van gedragsstoornis(sen) de opvang in
een tehuis niet-werkenden noodzakelijk maakt. Een verslag ondertekend door psychiater en master
in de psychologie of (ortho-)pedagogiek moet een duidelijk beeld schetsen van :

de gedragsproblemen, de frequentie, de ernst en de verschillende context waarin de problemen
zich stellen
Bij de beoordeling van de ernst van de gedragsstoornissen dient het dus te gaan om het feitelijk
voorkomend gedrag en de mate waarin dit gedrag als storend wordt ervaren vanwege de
problemen voor de persoon zelf en/of vanwege de storende gevolgen voor de omgeving.
De vaststelling daarvan dient te gebeuren op basis van een gedragsdiagnose die de aard van de
gedragingen omschrijft over een periode van 3 maanden in de sociale context waarin de persoon
zich bevindt bij aanvraag voor het hogere zorgticket. Daarnaast dient ook de frequentie van de
gedragsstoornissen aangegeven te worden, evenals de gevolgen voor de persoon en zijn
omgeving en welke specifieke maatregelen dienen getroffen te worden om het gedrag
hanteerbaar te maken/houden.
2
De ernstige gedragsstoornissen dienen geobjectiveerd te worden. Naast een accurate
beschrijving van de geobserveerde gedragingen en de registraties daarvan (i.v.m. frequentie en
ernst), kan men eventueel ook bijkomend gebruik maken van diagnostische instrumenten zoals
De Storende Gedragsschaal voor Zwakzinningen (SGZ) en andere (bv. consensusprotocol Ernstig
Probleemgedrag van Kramer).

het hulpverleningstraject en de bijhorende resultaten
Het oordeel van de psychiater en master in de psychologie/(ortho-)pedagogie over de
behandelbaarheid van de gedragsstoornissen van de betrokkene is van belang. Uit de anamnese
kan worden afgeleid of behandelingen hun effect hebben gehad en in welke setting de
betrokkene het best functioneren kon.
Indien wordt aangegeven dat er reeds een bemiddelingstraject heeft plaatsgevonden dat niet
tot resultaten leidde (ten gevolgde van de problematiek van de betrokkene) kan dit een
bijkomende argument zijn voor toekenning van het TNW nursing (bemiddelingspogingen die
mislukt zijn om betrokkene in een voorziening te plaatsen).
Met vriendelijke groeten
Laurent Bursens
Administrateur-generaal
3
Download