EEN MENS ALS KONING - Hemelvaartspreek over Daniël 7:13 en 14 – Aanwijzingen voor de liturgie Orde van Dienst B, middagdienst Votum en vrede-/zegengroet Zingen: Lied 229:1,3 en 4 (Liedboek voor de kerken) Gebed Lezen: Handelingen 1:1-11 Zingen: Psalm 110:1,2,5 en 6 Tekst: Daniël 7:13 en 14 Preek Zingen: Psalm 2:1,2,3 en 4 Belijdenis van het geloof Zingen: Gezang 106:2,3 en 4 (Gereformeerd Kerkboek) Dankgebed en voorbede Collecte Zingen: Psalm 68:7 en 8 Zegen EEN MENS ALS KONING - Hemelvaartspreek over Daniël 7:13 en 14 – Gemeente van onze opgevaren Here Jezus Christus! ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ Zo luidt de laatste vraag, die de discipelen hun Meester hier op aarde hebben kunnen stellen. En volgens sommige mensen, is dat een domme vraag. Omdat de discipelen inmiddels toch wel béter hadden moeten weten. Zeker, na de veertig dagen van onderwijs. Die na de opstanding verstreken waren. De Here Jezus is niet gekomen, om een aardse koning te worden. En toch – er zit ook een andere kant aan die vraag. Omdat die ook heel duidelijk de nood laat zien, waar de discipelen in verkeerden. En met hen, alle andere Israëlieten. Want wij gaan daar misschien wel eens wat makkelijk aan voorbij. Maar in de dagen waarin Jezus op aarde was, zuchtten de Israëlieten onder het juk van de Romeinen. Die hun land bezet hielden, en daarbij bepaald niet zachtzinnig te werk gingen. Of, ook: geweld schuwden. En daarom: het is heel begrijpelijk, dat ook de discipelen. Terug verlangen, naar de tijd waarin ze als Israëlieten nog ‘eigen baas’ waren geweest. De roemrijke dagen, waarin koning David het voor het zeggen had gehad. En, vervolgens: koning Salomo. En ja, bij wie kunnen ze daarvoor béter aankloppen. Dan bij hun Meester? Bij de Here Jezus? Ik bedoel: dat zouden wij toch moeten kunnen begrijpen? Wij, die vandaag zijn discipelen mogen zijn. Want zeker, wij worden niet onderdrukt. Door een wrede bezetter. Integendeel zelfs, aan het begin van deze maand. Hebben we nog mogen vieren, dat we in een vrij land leven. En toch, wie zijn ogen niet in zijn broekzak heeft zitten. Weet, dat we. Juist, als christenen. Hoe langer hoe meer onder druk komen te staan. En dat machten en krachten, het opnemen tegen Christus en zijn kerk. En ja, wat kun je. Juist dan. Die vraag goed begrijpen. Ik bedoel: wat zou het, ook voor ons. Niet machtig mooi zijn, als Christus nou eens duidelijk zou laten merken. En: zou laten zien. Wie hier op aarde de baas is. Hij eens ‘orde op zaken’ zou stellen – om zo te zeggen. Nu, en eigenlijk verlangden de discipelen niet veel anders. Toen ze hun Meester vroegen, of Hij nu dan het koningschap over Israël zou gaan herstellen. Maar weet u, daarom is ook het antwoord op hun vraag zo teleurstellend. Ik bedoel: wij weten dat antwoord. ‘Gaat de Here binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ Nee, discipelen – in nog geen duizend jaar! Straks, als Hij jullie laatste vraag beantwoord heeft. Zal jullie Meester naar de hemel varen. En zullen er opeens twee mannen in witte gewaden bij jullie staan. Die je zullen vertellen, dat je zult moeten wachten op zijn wederkomst. En om eerlijk te zijn: daar wachten wij nog steeds op. Gemeente, en toch mag ik u. Vanmorgen het evangelie van hemelvaart verkondigen. Dat ons richt, op de wederkomst van onze Here Jezus Christus. En dat ik dan graag ook op de volgende manier voor u zou willen samenvatten: JEZUS KOMT WEER! Als 1. mens 2. koning 1. Jezus komt weer als mens. Gemeente, vanmorgen staat er een plaatje op de beamer. Van een stralend blauwe lucht. En er zijn dagen, dat je daar naar verlángen kunt. Omdat het buiten donker is, en grijs. Hè, wat kun je dan verlangen - naar die stralend blauwe lucht. En: naar het voorjaar, of de zomer. En toch, toch heeft dat plaatje. Juist vandaag, op Hemelvaartsdag. Ook iets teleurstellends. Omdat we, na bijna tweeduizend jaar. Nog niet veel verder gekomen zijn, dan dat. Ik bedoel: we hoorden net al, van die twee mannen. In witte gewaden. Die de discipelen kwamen vertellen, dat hun Meester ook weer zou komen. Op dezelfde wijze, als zij hem naar de hemel hadden zien gaan. En toch – we zijn nu bijna tweeduizend jaar verder. En nog steeds, hebben we Hem niet zien verschijnen. Op de wolken van de hemel. Nog steeds is het zo, dat als we naar boven kijken. We niet meer zien, dan die blauwe lucht. En nogmaals: dat heeft best iets teleurstellends. Te meer, omdat de tijd hier op aarde niet heeft stilgestaan. De wereld is veranderd, en bepaald niet op een positieve manier. Afgelopen zondag heb ik u, in een preek over Daniël 7:11 en 12. Iets mogen laten zien, van de machten die opstaan tegen Christus en zijn kerk. Zelfs, in een ‘vrij land’ als het onze. En in de preek van vanmorgen, wil ik daar nadrukkelijk naar verwijzen. En bij aansluiten. Zo hoorden we, van toenemende druk. En: van een maatschappij, die van Christus’ kerk verwacht. Dat ze zich ‘aanpast’, aan de normen en waarden van nu. En daarmee ook dingen loslaat, die Gods Woord haar leert. En die ze ook al eeuwen lang geloofd heeft. Ja, in toenemende mate – wordt het ‘buigen of barsten’, voor de kerk van Jezus Christus. En toch: als zij omhoog kijkt. Ziet ze daar nog steeds, alleen maar die blauwe lucht. En daarom: waar blijft de Here Jezus nu? Wordt het niet hoog tijd, dat de belofte. Die die twee engelen, al bijna tweeduizend jaar geleden. In zijn naam gedaan hebben. In vervúlling gaat? Want ja, hoe velen zijn er niet. Die voor de toenemende druk, al bezweken zijn? Door zich aan te passen, aan de eisen van deze tijd? En: deze maatschappij? En zullen er ook niet nog velen volgen, als de Here Jezus niet gauw terug komt op de wolken? Gemeente, dat kun je je afvragen. Als je rondkijkt in deze wereld, en in je eigen leven. En toch: in die nood, en aanvechting. Is er ook iets, dat ons troosten mag. En: bemoedigen. We vinden het, in het eerste vers van onze tekst van vanmorgen. Daniël 7:13. Waar beschreven wordt, waar die twee engelen. Bijna tweeduizend jaar geleden, al op gewezen hebben. En waar de kerk sindsdien ook naar uitziet. De terugkomst van de Here Jezus. Want Daniël, zag ‘dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens’. En dat laatste, gemeente – dáár zit de troost in! Dat als er gesproken wordt, van de Heiland. Die komt, met de wolken van de hemel. Zo nadrukkelijk gezegd wordt, dat Hij eruit zag als een mens. Nadrukkelijker nog, zelfs. Dan dat gebeurde, toen het in vers 9 en 10. Ging over de HERE God. En die daarbij toen beschreven werd als ‘een oude wijze’. Want zeker – ook dat roept het beeld op, van een mens. Een oude, wijze man. Maar bij de Here Jezus, wordt het er nadrukkelijk bij gezegd. En is dat zelfs, het enige dat van Hem gezegd wordt. ‘Dat Hij eruit zag als een mens’. En nogmaals: dat is iets, waar troost in zit. Juist, voor ons. Want de Here Jezus, Hij is mens geworden. Hè, met kerst heeft de Zoon van God. ‘Door de werking van de Heilige Geest echte menselijke natuur aangenomen.’ En waarom dan? Wel, om ons te verlóssen! Daarom, is Hij een mens geworden. Zijn broeders in alles gelijk, uitgezonderd de zonde. En heeft Hij, als mens. Een leven lang geleden, is Hij gestorven en begraven. Maar ook: weer opgestaan. Om zo, op die manier. Ons te verlossen, en te bevrijden. Maar wat daar dan nog bij komt, op deze Hemelvaartsdag. Is dat Hij ook als mens naar de hemel is gegaan, en als mens ook weer zal komen! Het is niet zo, blijkbaar. Dat toen de Here Jezus bij zijn Vader in de hemel kwam. Hij gezegd heeft: ‘zo, nu is het wel mooi geweest. En kan Ik mijn menselijke natuur wel weer afleggen.’ Nee, Hij is daar mens gebléven, en zal eens. Op de door God bepaalde tijd. Als mens ook weer komen, op de wolken van de hemel. Daniëls droom, is daar heel duidelijk in. En dat kan maar één ding betekenen: dat zijn verlossingswerk doorgaat. Ik bedoel: het is niet zo, dat toen de Here Jezus naar de hemel ging. Hij daarmee tegen zijn discipelen, en zijn kerk zei: ‘mijn werk is klaar. En nu moeten jullie zelf maar zien, hoe jullie je redden. En staande blijven.’ Nee, want Hij is als mens naar de hemel gevaren. Met lichaam en al, om zo te zeggen. En zal eens ook als mens weerkomen. En dat betekent, dat Hij naar de hemel is gegaan. Om daar zijn verlossingswerk, voort te zetten. Nu, en dat mag ons tot troost zijn! Ook, als we leven in een moeilijke en zware tijd. Waarin we machten zich zien verheffen, tegen Christus en zijn kerk. Want we staan er niet alleen voor! En Christus maakt waar, wat Hij vlak voor zijn hemelvaart. Tegen zijn discipelen gezegd heeft. ‘Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voleinding van deze wereld.’ En dankzij Gods Woord, mogen we – God zij dank! – ook weten, hoe Hij dat waar maakt. Zo vertelt Lucas ons, in het boek Handelingen. Hoe, tien dagen na Hemelvaartsdag. Het Pinksteren is geworden. En de Heiland, vanuit de hemel. Zijn Geest gestuurd heeft. Om zijn kerk op de aarde, alles te geven wat nodig is. Om het vol te houden, tot het einde toe. En staande te blijven, tot de jongste dag. Want zeker: hemelvaart richt ons, op de wederkomst. Maar de weg daarheen, loopt wel via het Pinksterfeest. En dat is maar goed ook! En toch: het is het enige niet. Want niet alleen mogen we weten, en er vast op vertrouwen. Dat de Heilige Geest in ons wil wonen, en werken. Om ons zo alles te geven, wat we nodig hebben. Om het vol te houden. Maar ook mogen we weten, op grond van Gods Woord. Dat we, tot aan de dag van Jezus’ terugkomst. Gedragen worden, door zijn gebed. Want Hij is ook naar de hemel gegaan. Om daar voor zijn kerk op aarde te bidden. En nogmaals: die zekerheid, mag ons tot rijke troost zijn. Ook al is het enige, wat we zien. Als we omhoog kijken. Zelfs na tweeduizend jaar, nog altijd alleen maar die blauwe lucht. Want Daniël heeft al mogen zien, eeuwen voor Hemelvaartsdag. In een droom. Dat de Heiland, die als mens geboren is. Geleden heeft, gestorven is, opgestaan en opgevaren. Ook als mens weer zal komen. Op de wolken van de hemel. En dat alles, om ons te verlossen! 2. Jezus komt weer als koning. Gemeente, in het eerste punt van de preek van vanmorgen. Mochten we troostrijke, en bemoedigende dingen horen. Want de Here Jezus is naar de hemel gegaan, maar niet: omdat Hij klaar is met zijn werk. Nee, dat gaat door! Hij heeft zijn Geest gezonden, op het Pinksterfeest. En is verder al bijna tweeduizend jaar voor ons aan het bidden. Zodat we het vol zullen houden, en staande zullen blijven. Tot op de dag, waarop Hij weer zal komen. En toch, gemeente. Kunnen we zo onze vragen houden. Zeker, als we met open ogen om ons heen kijken. En zien, hoe de tegenstand groeit. En gelovigen het moeilijk hebben, en in de verleiding komen om de strijd maar te staken. En: de handdoek maar in de ring te gooien. En die vragen, die worden vreemd genoeg ook alleen nog maar groter. Als we in het tweede vers van onze tekst vanmorgen. Lezen, hoe het eens worden zal. Ik bedoel: als Daniël gezien heeft, dat ‘met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens’. Onze Here Jezus Christus, bij zijn wederkomst. Ziet hij ook nog, ‘dat hij de oude wijze naderde en voor hem geleid werd. En hem macht, eer en het koningschap werden verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, hem dienden.’ Want gemeente, wat kunnen we ernaar verlángen. Om daar al iets van te mogen zien. En daarmee zijn we terug, bij het verlangen waar de preek mee begonnen. En dat we delen met de discipelen, op de dag van Jezus’ hemelvaart. Het verlangen, dat de Heiland ‘orde op zaken stelt’. En de wereld laat zien, wie er eigenlijk de baas is. En toch – de dag, waarop dat gebeuren zal. Is na tweeduizend jaar, blijkbaar nog steeds niet aangebroken. En als we omhoog kijken, is het enige wat we zien. Nog steeds, die blauwe lucht. En het vreemde is dan, dat Hemelvaartsdag wél de dag is geweest. Waarop de Here Jezus Zich gezet heeft, aan de rechterhand van zijn Vader. En daarmee: macht en heerschappij ontvangen heeft. Iets van wat Daniël heeft mogen zien, is ook nú al werkelijkheid. En we hebben daar vanmorgen ook van gezongen, onder meer met woorden uit Psalm 110. Die ons spraken, van wat er bijna tweeduizend jaar geleden. In de hemel gebeurd is. Hè, waar Handelingen 1 ons vertelde. Wat er op Hemelvaartsdag op aarde gebeurd is. Daar vertelde Psalm 110 ons, wat er op die dag in de hemel gebeurd is. ‘Zo heeft de HERE tot mijn Heer gesproken’. Tot de Here Jezus Christus. ‘Zit aan mijn rechterhand en neem uw recht, / totdat Ik elke vijand heb gebroken, / en als een voetbank voor u neergelegd.’ En dat maakt heel duidelijk, hoe de situatie is. Sinds de Here Jezus naar de hemel ging. Want Hij heeft plaatsgenomen, aan Gods rechterhand! En ook: macht gekregen. Heel duidelijk zongen we daar ook van, met de woorden van het tweede vers van Psalm 110. ‘De HERE wil u met zijn macht bekleden, / van Sion uit strekt Hij uw koningsstaf’. Maar, en dat is het hele punt. En: het hele probleem. De heerschappij, die de Heiland van zijn Vader heeft gekregen. Is een heerschappij, die nu nog door vijanden bestreden wordt. En dat is ook precies, wat wij hier op aarde zien. En meemaken. Sinds de dag van Christus’ hemelvaart. Dat zijn gezag, door vijanden bestreden wordt. Maar de HERE, Hij laat het er niet bij zitten! De Vader, zegt Psalm 110. Neemt het op, voor de Zoon! Door de strijd aan te binden, met diens vijanden. Ze te breken. Als een voetbank voor Hem neer te leggen. En dan breekt de dag aan, en het uur. Waarin zijn heerschappij volkomen zal zijn. En bij alle strijd, die dat oplevert. Sinds de dag van Christus’ hemelvaart. En waar wij, als zijn kerk. Midden in staan. Mogen we toch ook al, iets van de overwinning zien. Tenminste, als we onze ogen open hebben. Zo moest ik, bij de voorbereiding van deze preek. Heel sterk denken, aan hoe het vroeger was. In de dagen, waarin ik nog klein was. En hoe lang, is dat nu eigenlijk helemaal geleden? Want zo oud, ben ik nou ook nog weer niet…. Maar in die dagen, waarin ik nog klein was. Leerden we op school, dat Europa in twee stukken uiteenviel. West-Europa, waar wij woonden. En Oost-Europa, waar de Russen de dienst uitmaakten. Of, liever: de Sovjetunie. En dat was een land, waar je bang voor moest zijn. Juist ook, als christen. Omdat christenen daar vervolgd werden, en opgesloten in kampen in Siberië. Maar broeders en zusters, wat is er van dat alles nu nog over? Die machtige vijand, waar we toen zo bang voor waren. Is uit elkaar gevallen, er is niets van overgebleven. En zo zijn er nog wel veel meer vijanden te noemen. Die de HERE God in de loop van de geschiedenis sinds Hemelvaartsdag, heeft ‘gebroken’. En als voetbank, voor zijn Zoon heeft neergelegd. En dat allemaal, op weg – naar de dag, waar Daniël al van heeft mogen spreken. En profeteren. En waarop Christus’ macht volkomen zal zijn. Want die dag, die zal komen. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Sterker nog: de Heiland Zelf, heeft ons erom leren bidden. Toen Hij nog op aarde was. Want ‘Uw koninkrijk kome’ – bidden we. En de Catechismus leert ons, dat we daarmee ook bidden: ‘verbreek de werken van de duivel en alle macht die tegen U opstaat; verijdel ook alle boze plannen die tegen uw heilig Woord bedacht worden; totdat de volmaaktheid van uw rijk komt’. Nu, en dat gebed – dat zal verhoord worden. Op Gods tijd en wijze, jazeker – maar verhoord wordt het! Omdat de HERE Zelf, ons dat beloofd heeft. En dan zullen we allemaal, met eigen ogen. Ook de vervulling mogen zien, van wat ons bij monde van Daniël al voorzegd is. Toen die van Christus profeteerde: ‘zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.’ Is het niet prachtig, broeders en zusters? Want daarheen zijn we, als kerk van Jezus Christus. Sinds Hemelvaartsdag op weg. En daarom: laat u niet misleiden, door die blauwe lucht. Want de dag komt, dat de hemel scheurt. En Christus weerkomt, op de wolken van de hemel. Christus - de mens, die koning is. En dat blijven zal, tot in alle eeuwigheid. En daarom: ‘zalig zijn, wie schuilen aan zijn hart’. Zullen we daarvan zingen met elkaar? Amen.