H1: Wiskundig taalgebruik en notaties Implicatie P Q P => Q Waar Waar Waar Waar Vals Vals Vals Waar Waar Vals Vals Waar p: voldoende voorwaarde voor q q: nodige voorwaarde voor p vb. dat je een brommer krijgt als je er door bent in juni! ALS je er door bent in juni, DAN krijg je een brommer P: als je er door bent Q: je krijgt een brommer Ontkenning: p => q is vals, als p waar is EN q vals Equivalentie P Q P <=> Q Waar Waar Waar Waar Vals Vals Vals Waar Vals Vals Vals Waar Kwantoren Ontkenning o Kwantoren omwisselen o Uitspraak ontkennen Volgorde zeer belangrijk! 1 H2: Getallenverzameling Merkwaardige producten (a + b)² = a² + 2ab + b² (a - b)² = a² - 2ab + b² (a + b)³ = a³ + 3a²b + 3ab² + b³ (a - b)³ = a³ - 3a²b + 3ab² - b³ (a - b)(a + b) = a² - b² (a - b)(a² + ab + b²) = a³ - b³ Absolute waarde |𝑎| > 0: |𝑎| = |−𝑎| en −|𝑎| < 𝑎 < |𝑎| Afstand Afstand tussen x en y: |𝑥 − 𝑦| Driehoeksongelijkheid: o |𝑎 + 𝑏| ≤ |𝑎| + |𝑏| o |𝑥 − 𝑦| ≤ |𝑥 − 𝑧| + |𝑧 − 𝑦| Interval Moet 1 geheel zijn => geen onderbreking Open en gesloten bij ℝ Open: rond elk punt een open interval dat zelf nog in A ligt => geen randpunten Gesloten: als het complement ℝ\𝐴 open is => wel randpunten Noch open, noch gesloten o ℚ ]−1,5] [3,17[ Open én gesloten o ℝ 2 Bewijs door (volledige) inductie 1. Inductiestart: geldt het voor de kleinste waarde van de variabele? Vb (𝑛 = 1) 2. Inductiehypothese: andere benaming voor de variabele nemen Vb (𝑡) inductiestap: zeggen dat het ook voor de variabele +1 geldt Vb (𝑡 + 1) 3. Uitwerken! De ruimtelijke structuren Algebraïsche structuur rekenen Euclidische structuur afstand en hoeken Topologische structuur omgeving, open en gesloten Norm ‖𝑥‖ = √𝑥12 + 𝑥22 + ⋯ + 𝑥𝑛2 o ‖𝑥‖ = 1 : eenheidsvector, genormeerd o Bij (n = 1): ‖𝑥‖ = |𝑥| o Bij (n = 2) en (n = 3): ‖𝑥‖ = euclidische afstand van 𝑥 tot 0 o Komt van Pythagoras: 𝑐² = 𝑎² + 𝑏² => 𝑐 = √𝑎² + 𝑏² Altijd positief Voldoet aan de driehoeksongelijkheid: ‖𝑥 + 𝑦‖ ≤ ‖𝑥‖ + ‖𝑦‖ Euclidische afstand ‖𝑥 − 𝑦‖ = √(𝑥1 − 𝑦1 )2 + ⋯ + (𝑥𝑛 − 𝑦𝑛 )² o Bij (n = 1): ‖𝑥 − 𝑦‖ = |𝑥 − 𝑦| o Bij (n = 2) en (n = 3): ‖𝑥 − 𝑦‖ = afstand Voldoet aan de driehoeksongelijkheid: ‖𝑥 − 𝑦‖ ≤ ‖𝑥 − 𝑧‖ + ‖𝑧 − 𝑦‖ Scalair product Niet hetzelfde als scalaire vermenigvuldiging! o Scalaire vermenigvuldiging: 𝜆(𝑥1 , 𝑥2 , … , 𝑥𝑛 ) = (𝜆𝑥1 , 𝜆𝑥2 , … , 𝜆𝑥𝑛 ) o Scalair product (inproduct): 〈𝑥, 𝑦〉 = 𝑥1 𝑦1 + 𝑥2 𝑦2 + ⋯ + 𝑥𝑛 𝑦𝑛 3 ‖𝑥‖² = 〈𝑥, 𝑥〉 Het inproduct is bilineair o 〈𝜆𝑥 + 𝜇𝑦, 𝑧〉 = 𝜆〈𝑥, 𝑧〉 + 𝜇〈𝑦, 𝑧〉 o 〈𝑥 , 𝜆𝑦 + 𝜇𝑧〉 = 𝜆〈𝑥, 𝑦〉 + 𝜇〈𝑥, 𝑧〉 Het inproduct is positief definiet o 〈𝑥, 𝑥〉 ≥ 0 𝑒𝑛 𝑎𝑙𝑠 〈𝑥, 𝑥〉 = 0, 𝑑𝑎𝑛 𝑖𝑠 𝑥 = 0 Via de cosinusregel vinden we dat 〈𝑥, 𝑦〉 = ‖𝑥‖‖𝑦‖ cos 𝜃 o 〈𝑥, 𝑦〉 < 0 : hoek > 90° o 〈𝑥, 𝑦〉 = 0 : hoek = 90° => orthogonaal o 〈𝑥, 𝑦〉 > 0 : hoek < 90° Cauchy-Schwarz-ongelijkheid |〈𝑥, 𝑦〉| ≤ ‖𝑥‖‖𝑦‖ Open en gesloten bij ℝ𝒏 Open bol met middelpunt x en straal r 𝐵(𝑥, 𝑟) = {𝑦 ∈ ℝ𝑛 | ‖𝑦 − 𝑥‖ < 𝑟} Open als we rond elk punt 𝑥 𝑣𝑎𝑛 𝐴 een open bol kunnen plaatsen Gesloten als complement ℝ𝑛 \𝐴 open is 4 H3: Functies en Rijen Componentfuncties 1 vectorfunctie bestaat uit componentsfuncties (=coördinaatsfuncties) Functie 1 x-waarde kan maximum 1 beeld hebben => anders geen functie => een verticale rechte mag de grafiek hoogstens in 1 punt snijden Bekijk functies HB blz 3.8-3.9 Niveaulijnen: projectie op het XY-vlak van de doorsnede o 𝑁𝑐 = {(𝑥, 𝑦) ∈ ℝ² | 𝑓(𝑥, 𝑦) = 𝑐} o Hoogtelijnen, isobaren, isothermen, isokwanten, indifferentiecurves,… o Hoe dichter bij elkaar, hoe harder de wijziging (stijging/daling) Inverteren van functies Injectief: voor elke y hoogstens 1 x => niet injectief als 𝑓(𝑥1 ) = 𝑓(𝑥2 ) 𝑚𝑎𝑎𝑟 𝑥1 ≠ 𝑥2 Surjectief: voor elke y minstens 1 x Bijectief: voor elke y juist 1x Injectief => inverse functie o 𝑔 ∶ 𝑓(𝐴) → 𝐴: 𝑦 ↦ 𝑔(𝑦) 𝑤𝑎𝑎𝑟𝑏𝑖𝑗 𝑓(𝑔(𝑦)) = 𝑦 o Functie spiegelen tov 1e bissectrice o y en x omwisselen en dan opnieuw y zoeken Rijen Expliciet voorschrift: formule die 𝑥𝑛 uitdrukt in termen van 𝑛 Recursie voorschrift: formule die de (𝑛 + 1)-ste term uitdrukt in functie vd 𝑛-de term Rekenkundige rij: 𝑥𝑛 = 𝑎 + 𝑛𝑣 vast getal v bij optellen Meetkundige rij: 𝑥𝑛 = 𝑎𝑟 𝑛 vaste factor r vermenigvuldigen Annuïteiten Slotwaarde: 𝑆 = 𝐾 + 𝐾𝑢 + 𝐾𝑢² + ⋯ + 𝐾𝑢𝑛−1 = 𝐾 Aanvangswaarde: 𝐴=𝐾 𝑢𝑛 −1 𝑢−1 𝑢𝑛 −1 1 𝑢−1 𝑢𝑛 5 H4: Lineaire functies, eerstegraadsfunctie Matrix (𝑛𝑥𝑚) -matrix: 𝑛 rijen en 𝑚 kolommen Functie is lineair als 1. 𝑓(𝜆𝑥) = 𝜆𝑓(𝑥) 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑎𝑙𝑙𝑒 𝑥 ∈ ℝ𝑛 𝑒𝑛 𝜆 ∈ ℝ 2. 𝑓(𝑥 + 𝑦) = 𝑓(𝑥) + 𝑓(𝑦) 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑎𝑙𝑙𝑒 𝑥, 𝑦 ∈ ℝ𝑛 Samen genomen 𝑓(𝜆𝑥 + 𝜇𝑦) = 𝜆𝑓(𝑥) + 𝜇𝑓(𝑦) 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑎𝑙𝑙𝑒 𝑥, 𝑦 ∈ ℝ𝑛 𝑒𝑛 𝜆, 𝜇 ∈ ℝ Functie lineair => f kan je schrijven mbv een matrix Eerstegraadsfunctie Eerstegraadsfunctie = lineaire functie + constante 𝑓: ℝ𝑛 → ℝ𝑚 is dus een eerstegraadsfunctie als 𝑓(𝑥) = 𝑎𝑥 + 𝑐 = 𝐴𝑥 + 𝑐 𝑙: ℝ𝑛 → ℝ𝑚 ∶ 𝑥 ↦ 𝑙(𝑥) = 𝑓(𝑥) − 𝑓(0) lineair is Lineaire functie => eerstegraadsfunctie (homogeen) Eerstegraadsfunctie => lineaire functie alleen als 𝑓(0) = 0 o vb 𝑥 − 3𝑦 + 5 geen lineaire functie o vb 𝑥 − 3𝑦 + 0 wel een lineaire functie Markt van al dan niet concurrerende producten 𝑞𝑖 = 𝛽𝑖 + ∑ 𝛼𝑖,𝑗 𝑝𝑗 Model voor de vraag: o 𝛼𝑖,𝑗 > 0 :substituten (met 𝛽𝑖 > 0 en 𝛼𝑖,𝑖 < 0) : p1 stijgt => q1 daalt => q2 stijgt => p2 daalt ↑↑ 𝑜𝑓 ↓↓ wnr de prijs van goed 1 stijgt, ga ik meer van goed 2 kopen o 𝛼𝑖,𝑗 < 0 :complementen: p1 stijgt => q1 daalt => q2 daalt => p2 stijgt ↑↓ 𝑜𝑓 ↓↑ wnr de prijs van goed 1 stijgt, ga ik ook minder van goed 2 kopen o 𝛼𝑖,𝑗 = 0 :afzonderlijke producten: hebben niets met elkaar te maken Lineaire interpolatie Benaderingsmethode om waarde te vinden tussen 2 andere gegeven waarden Benaderen via eerstegraadsfuncties (lijnstuk = allemaal 1egraadsfuncties aan elkaar) De waarde (𝑓(𝑥) = 𝑦) voor 𝑥 ∈ [𝑥1 ; 𝑥2 ]: 𝑦 = 𝑦1 + 𝑥2 −𝑥1 (𝑥 − 𝑥1 ) 𝑦 −𝑦 2 1 6 H5: Lineaire stelsels Lineair stelsel Homogeen stelsel: 𝑏1 = 𝑏2 = ⋯ = 𝑏𝑛 = 0 => 𝐴𝑋 = 0 Matrixvoorstelling: de gerande matrix (𝐴|𝐵) Stelsel oplossen Oplossingen noteren in vectorvorm (𝑥, 𝑦, 𝑧) = (𝑎, 𝑏, 𝑐) Oplossen van een stelsel = geven ve oplossingenverzameling (verzameling vectoren) o Elke vector voldoet aan alle vgl o Buiten deze oplossingenverzameling bestaan er geen andere oplossingen Aantal oplossingen: snijpunten van de rechtes o Geen snijpunten : geen oplossing o 1 snijpunt : juist 1 oplossing o Vallen samen : oneindig veel oplossingen Homogeen stelsel : 1 of oneindig veel oplossingen Niet-homogeen stelsel : 0, 1 of oneindig veel oplossingen via de substitutiemethode (2 vgl en 2 onbekenden) Gauss-eliminatiemethode Gauss(-Jordan) methode Door operaties uit te voeren op de rijen o Rijen wisselen o Vermenigvuldigen met scalair o Een veelvoud van een rij bij andere optellen Leidende element = 1e element in de rij Eens in die vorm, via achterwaartse substitutie Echelonvorm o Nulrijen onderaan o Andere rijen 1 vooraan o Links en onder de 1 alleen nullen Rijgereduceerd o Echelonvorm + boven de 1 ook alleen nullen 7 2 matrices zijn rij-equivalent als je via de ene de andere kan bekomen via rijoperaties o Elke matrix is rij-equivalent met matrix in echelonvorm/ rijgereduceerd o Dus we kunnen elke matrix transformeren naar echelonvorm (rijgereduceerde vorm) Rijreduceren door pivoteringsoperaties o Element 1 maken en al de rest in kolom 0 = pivoteren => pivoteringselement/ spilelement => pivoteringskolom Eliminatiemethode van Gauss o Schrijf gerande matrix o Ga via rijoperaties tot echelonvorm o Los het op via achterwaartse substitutie Eliminatiemethode van Gauss-Jordan o Schrijf gerande matrix o Ga via rijoperaties tot rijgereduceerde vorm o Lees af Stelsels met parameters Bespreken van het stelsel o Nagaan hoe de oplossingenverz. afhangt vd parameters o Zo krijg je bij andere vwen andere oplossingen Oplosbaarheidscriterium (0 0 … 0|1) is strijdig Rang = # niet-nul rijen # vrijheidsgraden = # vrij te kiezen onbekenden o 1 oplossing: geen vrijheidsgraden o Aantal onbekenden – rang 8 H6: Matrixalgebra Matrix Rekenregels voor matrices gelden ook voor reële getallen Niet alle rekenregels voor reële getallen gelden voor matrices! o Vermenigvuldiging is niet commutatief o Voor n>2 is er niet altijd een matrix B waarvoor 𝐴𝐵 = 𝐼𝑛 Eenheidsmatrix (𝐼𝑛 ), nulmatrix (𝑂𝑚,𝑛 ) Rekenen met matrices Matrix * getal = elk element * dat getal Matrix + matrix = element + element o Alleen zinvol indien dezelfde afmetingen Matrix * matrix o 𝐴𝐵 = 𝐶 met (𝑚 ∗ 𝒏)(𝒏 ∗ 𝑝) = (𝑚 ∗ 𝑝) Transponeren Rijen als kolommen schrijven Matrix (vierkante) symmetrisch als 𝐴𝑡 = 𝐴 (𝐴𝐵)𝑡 = 𝐵𝑡 𝐴𝑡 Inverteren Matrix inverteerbaar als 𝐴𝐵 = 𝐼𝑛 = 𝐵𝐴 o Inverteerbaar = regulier o Niet inverteerbaar = singulier Matrix inverteerbaar? o Gerande matrix met rechts de eenheidsmatrix o Proberen om links de eenheidsmatrix te bekomen o Rechts krijgen we dan de inverse Alleen inverteerbaar als rang maximaal is! Met inverse stelsel oplossen: 𝐴𝑋 = 𝐵 en dus ook 𝐴−1 (𝐴𝑋) = 𝐴−1 𝐵 waardoor 𝑋 = 𝐴−1 𝐵 9 H7: Determinanten Determinant Via 1 getal (determinant) bepalen of matrix inverteerbaar is (2 ∗ 2)-matrix: 𝑎11 𝑎22 − 𝑎12 𝑎21 (3 ∗ 3)-matrix: regel van Sarrus De absolute waarde van de D van een (2x2)-matrix geeft de opp van de parallellogram opgespannen door de 2 vectoren bepaald door de kolommen Gelijkvormige driehoeken => verhouding tussen lengte van overeenkomstige zijden gelijk Ontwikkelen naar rij of kolom Element kiezen en rij en kolom van dit element schrappen det(𝐴) = 𝑎𝑘1 𝐶𝑘1 + 𝑎𝑘2 𝐶𝑘2 + 𝑎𝑘3 𝐶𝑘3 o Cofactor 𝐶𝑖𝑗 = (−1)𝑖+𝑗 𝑀𝑖𝑗 o Minor 𝑀 = determinant van de (2 ∗ 2)-matrix die overblijft Belangrijke eigenschappen det(𝐴𝑡 ) = det(𝐴) Determinant is lineair in de rijen en de kolommen o (𝑟𝑖𝑗/𝑘𝑜𝑙𝑜𝑚) ∗ 𝜆 = 𝑑𝑒𝑡 ∗ 𝜆 o Bij het wisselen van 2 rijen/kolommen, verandert het teken van de det o Is een rij/kolom de som van 2 rijen/kolommen => det ook de som van 2 det (met de samengestelde rijen/kolommen) Det met 2 gelijke rijen/kolommen = 0 B een matrix uit 𝐴 door bij een rij/kolom een veelvoud op te tellen => det(A) = det(B) det(𝐴𝐵) = det(𝐴) det(𝐵) Determinant en inverteerbaardheid 𝐴 is inverteerbaar ⟺ det(𝐴) ≠ 0 1 Als 𝐴 inverteerbaar is, dan is 𝐴−1 = det(𝐴) 𝑎𝑑𝑗(𝐴) Met 𝑎𝑑𝑗(𝐴) = o De elementen vervangen door de cofactoren o Die dan nog eens transponeren o Bij een (2 ∗ 2)-matrix: 𝑎22 −𝑎12 𝑎𝑑𝑗(𝐴) = (−𝑎 𝑎11 ) 21 10 H8: Eigenwaarden en eigenvectoren Probleem We willen een volledige en expliciete definitie vinden voor de dynamische modellen Hoe machten nemen van grote matrices? Diagonaliseerbaar Diagonaalmatrix: machten nemen van de diagonaalelementen Matrix is diagonaliseerbaar als o Er een inverteerbare (𝑚𝑥𝑚)-matrix 𝑄 bestaat o Er een (𝑚𝑥𝑚)-diagonaalmatrix 𝐷 bestaat o 𝐴 = 𝑄𝐷𝑄 −1 Eigenwaarde en eigenvector Als 𝐴(𝑣𝑒𝑐𝑡𝑜𝑟) = 𝜆(𝑣𝑒𝑐𝑡𝑜𝑟) o 𝜆 = eigenwaarde van A o (𝑣𝑒𝑐𝑡𝑜𝑟)= eigenvector van A Eigenvector kan nooit nul zijn! (eigenwaarde wel) Inverteerbare 𝑄 door de eigenvectoren als kolommen naast elkaar te schrijven Diagonaalmatrix 𝐷 door de eigenwaarden op de diagonaal te schrijven Berekenen van eigenwaarden en eigenvectoren λ is een eigenwaarde van 𝐴 ⇔ (𝐴 − 𝜆 𝐼𝑚 ) niet inverteerbaar is Dus alleen als 𝑑𝑒𝑡(𝐴 − 𝜆 𝐼𝑚 ) = 0 Karakteristieke veelterm Je vindt dus een eigenwaarde met een eigenvector o Alle veelvouden van die eigenvector horen ook bij die eigenwaarde Indien onvoldoende eigenvectoren (buiten de veelvouden) om Q te maken Niet diagonaliseerbaar (want als je geen Q hebt, kan die zeker niet inverteerbaar zijn!!) Toepassing Herbekijken HBp8.12 11 H9: Elementaire meetkunde Meetkunde in het vlak : R² Rechte door de oorsprong Heeft een richtingsvector (𝑥, 𝑦) Die is niet uniek! Alle veelvouden van die vector zijn eveneens een richtingsvector 𝑅 = {𝜆(𝑥, 𝑦)| 𝜆 ∈ ℝ} Heeft er dus oneindig veel (van dezelfde vorm) Rechte niet door de oorsprong Door een rechte door de oorsprong evenwijdig te verschuiven Steunvector en richtingsvector (door oorsprong) nodig 𝑅 = {𝑣𝑠 + 𝜆𝑣𝑠 | 𝜆 ∈ ℝ} o De steunvector vs zorgt voor de verschuiving o Je telt hier dan telkens de richtingsvector 𝑣𝑟 bij op Vectorvergelijking 𝑣 = 𝑣𝑠 + 𝜆𝑣𝑠 Zowel 𝑣𝑟 als 𝑣𝑠 zijn niet uniek (𝜆 ∈ ℝ) o Zo kan je eender welk punt kiezen op de rechte voor o Zo zij eveneens alle veelvouden van goede richtingsvectoren Indien je al 2 punten kent waar de rechte doorgaat: 𝑣 = 𝑣1 + 𝜆(𝑣𝑠 − 𝑣1 ) (𝜆 ∈ ℝ) Parametervergelijking Haal je uit de vectorvgl => 𝑥 en 𝑦 gwn coödinaatsgewijs neer te schrijven 𝑥 = (1 − 𝜆)𝑥1 + 𝜆𝑥2 𝑦 = (1 − 𝜆)𝑦1 + 𝜆𝑦2 voor een (𝜆 ∈ ℝ) Cartesiaanse vergelijking Haal je uit parametervgl => Substitueren (stelsel oplossen) (𝑦 − 𝑦1 )(𝑥2 − 𝑥1 ) = (𝑦2 − 𝑦1 )(𝑥 − 𝑥1 ) 𝑎𝑥 + 𝑏𝑦 + 𝑐 = 0 o Richtingsvector = (𝑏, −𝑎) o Normaalvector = (𝑎, 𝑏) o Als 𝑏 = 0 dan is de rechte verticaal (want inproduct = 0) 𝑦 −𝑦 Rico 𝑚 = 𝑥2 −𝑥1 2 1 12 Onderlinge stand Evenwijdig: Samenvallend: als naast a en b ook de c’s veelvouden zijn van elkaar Snijdend: als de richtingsvectoren (en normaalvectoren) veelvouden zijn van elkaar als ze juist één punt gemeenschappelijk hebben (via stelsel zoeken) Lineaire programmering Lineaire functies o Optimalisatiemethode o Met randvoorwaarden en positiviteitscondities Toelaatbaar gebied => punten (𝑥, 𝑦) die aan alle randvwen voldoen Gemeenschappelijke kenmerken o Toelaatbaar gebied = convex als je 2 punten neemt uit het gebied, dan ligt het verbindende lijnstuk er nog binnen o Het optimum ligt op een extreem punt, een hoekpunt o Het is een globaal optimum Algebraïsche methode om dit op te lossen = simplexmethode 13 Meetkunde in de ruimte: R³ Voorstelling van rechten Vectorvergelijking 𝑣 = 𝑣𝑠 + 𝜆𝑣𝑠 𝑣 = 𝑣1 + 𝜆(𝑣𝑠 − 𝑣1 ) (𝜆 ∈ ℝ) (𝜆 ∈ ℝ) Parametervergelijking 𝑥 = (1 − 𝜆)𝑥1 + 𝜆𝑥2 𝑦 = (1 − 𝜆)𝑦1 + 𝜆𝑦2 voor een (𝜆 ∈ ℝ) 𝑧 = (1 − 𝜆)𝑧1 + 𝜆𝑧2 Cartesiaanse vergelijking 𝑎𝑥 + 𝑏𝑦 + 𝑐 = 0 𝑎′𝑥 + 𝑏′𝑧 + 𝑐′ = 0 Lemma 3.2 gebruiken (𝑎1 , 𝑏1 , 𝑐1 ) = 𝜆(𝑎2 , 𝑏2 , 𝑐2 ) ⇔ 𝑎1 𝑏2 − 𝑏1 𝑎2 = 0 𝐸𝑁 𝑏1 𝑐2 − 𝑐1 𝑏2 = 0 Voorstelling vlakken Vectorvergelijking 𝑣 = 𝑣𝑠 + 𝜆𝑣1 + 𝜇𝑣2 (𝜆, 𝜇 ∈ ℝ) 𝑣 = 𝑣1 + 𝜆(𝑣2 − 𝑣1 ) + 𝜇(𝑣3 − 𝑣1 ) (𝜆, 𝜇 ∈ ℝ) De drie punten zijn niet-collineaire: liggen niet allemaal op dezelfde rechte Parametervergelijking 𝑥 = 𝑥1 + 𝜆(𝑥2 − 𝑥1 ) + 𝜇(𝑥3 − 𝑥1 ) 𝑦 = 𝑦1 + 𝜆(𝑦2 − 𝑦1 ) + 𝜇(𝑦3 − 𝑦1 ) voor een (𝜆 ∈ ℝ) 𝑧 = 𝑧1 + 𝜆(𝑧2 − 𝑧1 ) + 𝜇(𝑧3 − 𝑧1 ) Cartesiaanse vergelijking 𝑎𝑥 + 𝑏𝑦 + 𝑐𝑧 + 𝑏 = 0 o richtingsvector = (𝑥𝑖 − 𝑥1 , 𝑦𝑖 − 𝑦1 , 𝑧𝑖 − 𝑧1 ) o normaalvector = (a,b,c) (want inproduct = 0) als d = 0 gaat het vlak door de oorsprong (0,0,0) Lemma 3.2 gebruiken (a, b, c) = λ(a1 , b1 , c1 ) + μ(a2 , b2 , c2 ) ⇔ a(b1 c2 -c1 b2 ) + b(a1 c2 -c1 a2 ) +c(a1 b2 -b1 a2 ) = 0 14