Huiswerkopgaven II Opmerking Lineaire Algebra, 2009 In onderstaande geven we met T het transponeren van een matrix aan, zodat, bijvoorbeeld x1 (x1 , x2 , x3 )T = x2 x3 een kolomvector wordt. Elementen van Rn worden als kolomvectoren genoteerd. −1 0 −1 −1 Opgave 1. Gegeven is de lineaire transformatie A van R met matrix 3 1 0 −1 Bepaal de kern en het bereik van A. 4 −4 −2 10 2 −1 1 . 1 2 Opgave 2. Gegeven is een lineaire afbeelding B waarvan de beelden van de vectoren ~x = (1, 0, 1)T , ~y = (0, 1, 1)T en ~z = (1, 1, 0)T gelijk zijn aan (1, 2, 3)T , (−1, 0, 2)T en (2, 0, −1)T respectievelijk. a) Bepaal de matrix voor B. b) Wat is het beeld van ~u = (1, 2, 3)T ? c) Schrijf ~u als lineaire combinatie van ~x, ~y,~z en laat zien dat je daar ook eenvoudig het beeld B~u uit bepaalt. Opgave 3. a) Geef een matrix C die een lineaire transformatie van R3 bepaalt waarvoor geldt dat de vector (1, 1, 1)T zowel in de kern als in het bereik zit, terwijl het bereik dimensie 2 heeft. b) De rang van C 2 hangt niet af van de keuze die je in a) gemaakt hebt. Laat dat zien, en geef die rang. Opgave 4. tievelijk. Gegeven zijn de twee lijnen ` en m in R2 opgespannen door (1, 1)T en (1, −1)T , respec- a) Geef de matrix S` die van een vector in R2 zijn spiegelbeeld in ` geeft, met de methode van het voorbeeld onder aan blz. 18 van het dictaat. b) Net zo voor Sm , maar nu door de beelden van de basisvectoren te gebruiken als in het voorbeeld op blz. 19. c) Bepaal, door matrixvermenigvuldiging, de matrix S van de afbeelding die eerst in ` spiegelt en daarna in m. d) Wat stelt deze samengestelde afbeelding meetkundig voor, en welke eigenschap van ` en m zorgt hier voor?