Beweging houdt hersenen jong Ouderen die veel bewegen, hebben steviger zenuwbundels dan minder actieve leeftijdgenoten. Dat ontdekte de Nijmeegse neuroloog Frank-Erik de Leeuw. In zijn vervolgonderzoek bekijkt hij of de kwaliteit van zenuwbundels iets zegt over het risico op dementie en Parkinson. Dat bewegen goed is voor het lichaam, is algemeen bekend. Of het ook goed is voor de geestelijke gezondheid is onderwerp van discussie. Wat doet bewegen bijvoorbeeld met de hersenen? Frank-Erik de Leeuw legde met een Klinisch Fellowship van ZonMw het fundament voor zijn onderzoek naar die vraag. Hij publiceerde zijn bevindingen over de witte stof van de hersenen onlangs in het internationale vaktijdschrift Neurology. Ruim 500 vijftigplussers lagen in de MRI-scanner bij De Leeuw en zijn collega’s van de afdeling Neurologie van het UMC St Radboud en het Donders Institute for Brain, Cognition & Behaviour in Nijmegen. ‘Bij iedereen die ouder is dan 50, 60 jaar vinden we op een MRIscan wel wat afwijkingen in de witte stof van de hersenen. Daardoor zouden mensen wat trager gaan denken en bewegen. De gedachte was dat je die achteruitgang zou kunnen remmen door lichamelijke inspanning en sport.’ Sterkte van verbindingen Wat er bij de veroudering precies in de hersenen verandert, was slechts gedeeltelijk duidelijk toen de Nijmeegse neuroloog in 2006 met zijn onderzoek begon. Wat zeggen bijvoorbeeld al die vlekjes in de witte stof van de hersenen, de gedeelten die verantwoordelijk zijn voor de verbindingen tussen de diverse hersengebieden? Niet veel, stelt De Leeuw. ‘Het ene vlekje is het andere niet. Als je nauwkeuriger gaat kijken, blijkt bij sommige vlekjes het omringende weefsel aangetast en bij andere niet. Als je kijkt met een speciale techniek – de DTI-scan, die de zenuwvezels goed in beeld brengt – zie je dat de zenuwbanen soms zijn aangetast, minder dicht zijn, maar soms ook niet. We denken dat juist de sterkte van de verbindingen tussen hersengebieden iemands cognitieve vaardigheden bepaalt, zoals geheugen en snelheid van denken.’ Doorbloeding hersenen De Leeuw verzamelde klinische gegevens die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van hersenbeschadigingen, zoals bloeddruk, cholesterol en diabetes. Hij registreerde de stemming, loopvaardigheden en cognitieve bekwaamheid van de proefpersonen. Daarnaast vroeg hij naar hun lichamelijke activiteiten, zoals het huishouden en boodschappen doen en fietsen en wandelen. Met MRI mat hij zowel de ‘normale’ vlekjes in de hersenen als beschadigingen in de zenuwverbindingen. Wat bleek: de zenuwverbindingen van de minder actieve proefpersonen waren minder stevig. ‘We denken dat doorbloeding de sleutel is voor het verband tussen bewegen en hersenschade. Bewegen stimuleert de doorbloeding van weefsels, inclusief de hersenen. Je hoeft niet zwaar te sporten om het verouderingsproces van zenuwvezels te remmen. Dagelijks een uur “huis-tuin-en-keuken”-bewegen helpt al de zenuwverbindingen in je hersenen in op peil te houden.’ Oorzaak of gevolg De neuroloog heeft zijn proefpersonen ingedeeld in vier groepen van nauwelijks tot veel bewegen. Hij vond maximaal 10 procent verslechtering in zenuwbanen tussen de minst en de meest actieve groep. De deelnemers waren geestelijk gezond en hadden geen grote cognitieve problemen of aandoeningen zoals de ziekten van Parkinson en Alzheimer. ‘Met deze studie hebben we niet kunnen vaststellen wat oorzaak en wat gevolg is. Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat mensen die cognitief vaardiger zijn ook meer bewegen, omdat ze bijvoorbeeld meer sociale contacten onderhouden.’ Palet van oorzaken Bovendien spelen ook andere factoren een rol. Zo hebben mensen die relatief veel bewegen ook vaker een hogere sociaaleconomische status en meer opleiding en eten ze gemiddeld gezonder. Daarvoor is wel gecorrigeerd, maar niet volledig omdat deze zaken met elkaar samenhangen. De Leeuw: ‘We hebben hier niet te maken met één oorzaak, maar met een palet van oorzaken. Ook liepen we aan tegen een ander fenomeen: sommige mensen hebben veel afwijkingen in hun hersenen, maar nauwelijks cognitieve problemen. Blijkbaar kunnen zij de gevolgen van minder goede verbindingen compenseren.’ ‘We hopen te kunnen zeggen of actief blijven cognitieve achteruitgang tegengaat’ MRI-scan herhaald Inmiddels is het ruim zes jaar nadat de neuroloog zijn eerste metingen deed. Om iets te kunnen zeggen over oorzaak en gevolg, onderzoekt hij dezelfde groep proefpersonen opnieuw. Daarvoor krijgt hij van ZonMw een Vidi-subsidie. ‘Wij hebben van deze unieke groep deelnemers, die nu zes jaar ouder is, opnieuw gegevens verzameld over hun klinische situatie en hun beweegpatroon. Tien procent van hen is overleden en enkele tientallen hebben verschijnselen van dementie en Parkinson. Die zijn waarschijnlijk al zes jaar geleden ingezet en misschien vooral bij de mensen die minder bewegen. We hebben van bijna 400 van hen eenzelfde MRI-scan gemaakt als zes jaar geleden.’ Grotere verschillen De Leeuw verwacht nu grotere verschillen tussen de diverse groepen te vinden. ‘We denken dat we door vergelijking van de twee MRI’s ook iets kunnen zeggen over de oorzaak daarvan - dat hetgeen zich zes jaar geleden al voorzichtig aankondigde nu is versterkt. Als de mensen bij wie nu dementie wordt geconstateerd, ook de mensen blijken te zijn die indertijd minder bewogen, heb je een sterke aanwijzing dat weinig bewegen voorafgaat aan cognitieve problemen en beschadigingen in de witte stof.’ De Nijmeegse neuroloog onderzoekt ook of de DTI-techniek kan voorspellen wie last gaat krijgen van bepaalde beschadigingen in de hersenen. ‘Maar vooral hopen we dat als de gegevens allemaal zijn geanalyseerd, we kunnen zeggen of lichamelijk actief blijven een bijdrage levert aan het tegengaan van cognitieve achteruitgang bij het ouder worden.’ Tekst: Maarten Evenblij Foto: Friso Spoelstra / HH