Obstipatie Landelijke richtlijn, Versie: 2.0 Laatst gewijzigd: 28-09-2009 Methodiek: Consensus based Verantwoording: Redactie Palliatieve Zorg: richtlijnen voor de praktijk Inhoudsopgave Colofon...........................................................................................................................................................1 Inleiding..........................................................................................................................................................2 Voorkomen.....................................................................................................................................................3 Ontstaanswijze..............................................................................................................................................4 Oorzaken........................................................................................................................................................5 Diagnostiek....................................................................................................................................................6 Beleid..............................................................................................................................................................7 Preventie............................................................................................................................................7 Integrale benadering..........................................................................................................................7 Behandeling oorzaak..........................................................................................................................8 Niet-medicamenteuze symptomatische.............................................................................................8 Medicamenteus..................................................................................................................................9 Macrogol/elektrolyten.................................................................................................................11 Andere osmotische laxantia.......................................................................................................11 Volumevergrotende middelen....................................................................................................11 Glijmiddelen...............................................................................................................................11 Emollientia.................................................................................................................................11 Contactlaxantia..........................................................................................................................11 Klysma's en handmatige verwijdering........................................................................................11 Preventie en behandeling van obstipatie bij gebruik van opioïden............................................11 Stappenplan.................................................................................................................................................13 Bewijsvoering...................................................................................................................................13 Samenvatting...............................................................................................................................................15 Referenties...................................................................................................................................................17 Disclaimer....................................................................................................................................................19 i Colofon De eerste versie van de richtlijn Obstipatie werd in 1994 geschreven als onderdeel van de richtlijnen palliatieve zorg van het Integraal Kankercentrum Midden-Nederland. De richtlijn werd in 2005 herschreven door A. de Graeff en R.J.A. Krol en opgenomen in de eerste druk van het richtlijnenboek van de Vereniging van Integrale Kankercentra. De huidige versie 2.0 van de richtlijn werd in 2009 geschreven door: • A. de Graeff, internist-oncoloog, UMC Utrecht/Kenniscentrum Palliatieve Zorg Utrecht en arts Academisch • Hhospice Demeter, De Bilt • R.J.A. Krol, oncologieverpleegkundige en adviseur palliatieve zorg, Integraal Kankercentrum Oost, Nijmegen Commentaar werd geleverd door: • M. Ariëns, diëtist • M. van Asseldonk, verpleegkundig specialist • M. van den Beuken-van Everdingen, internist • W. van Driel, oncologisch gynaecoloog • H. de Graaf, verpleegkundig consulent palliatieve zorg • M.M. Griekspoor, senior medical advisor • M. den Hertog, seniorverpleegkundige neurologie • J. Jonker, specialist ouderengeneeskunde • J. van Leer, huisarts • M. van Meggelen, oncologieverpleegkundige thuiszorg • A.W. Oosten, internist-oncoloog • A. Persyn, nurse practitioner pijnbestrijding • C. Rolf, huisarts • P. J. Schimmel, specialist ouderengeneeskunde • M. Termeulen, nurse practitioner oncologie • S. Vermeer-Verhagen, longoncologieverpleegkundige • S. van der Zwaan, oncologieverpleegkundige 07/18/17 Obstipatie (2.0) 1 Inleiding Onder obstipatie wordt het weinig frequent en met moeite produceren van ontlasting verstaan. Meestal is de ontlasting hard; dit is echter niet altijd het geval. De gemiddelde defecatiefrequentie bij gezonde personen in de leeftijd van 12 tot 90 jaar varieert van driemaal daags tot eenmaal per twee dagen. Objectieve maatstaven (de zgn. 'Rome criteria') die in de literatuur gebruikt worden voor obstipatie zijn: • een defecatiefrequentie van minder dan driemaal per week, en/of • een defecatieduur van meer dan 10 minuten, en/of • bij meer dan 25% van de defecaties: - noodzaak tot persen, en/of - gevoel van onvolledige lediging, en/of - gevoel van anorectale obstructie/blokkade, en/of - noodzaak tot handmatige verwijdering van de feces of steunen van de bekkenbodem Behandeling is met name aangewezen als er sprake is van een verandering van het voor de patiënt gebruikelijke defecatiepatroon en als het gepaard gaat met klachten. Onder fecale impactie wordt verstaan de situatie, waarbij de ontlasting in de dikke darm zodanig indikt en hard wordt dat het spontaan lozen ervan niet meer mogelijk is. In de meeste gevallen bevindt de impactie zich in het rectosigmoïd. Een leeg rectosigmoïd sluit fecale impactie echter niet uit. Bij fecale impactie kan een ileus of darmperforatie optreden. Obstipatie kan leiden tot paradoxale diarree (ook 'overloopdiarree' genoemd): lekkage van dunne ontlasting langs een ingedikte fecesprop. Het is van groot belang om deze oorzaak te onderkennen bij patiënten met diarree en daarbij behandeling in te stellen die gericht is op het behandelen van obstipatie in plaats van behandeling van diarree. Andere gevolgen van obstipatie kunnen zijn: • pijn in de buik of in het anorectale gebied • opgezette buik • anorexie, misselijkheid en braken • flatulentie • lokale complicaties zoals hemorroïden, anusfissuur, perianaal abces, urineretentie • vagale reacties door persen • onrust en verwardheid Voor de patiënt betekent obstipatie vaak een grote aantasting van de kwaliteit van leven, waarvan de ernst door behandelaars regelmatig wordt onderschat. Preventieve maatregelen zijn dan ook van het grootste belang. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 2 Voorkomen Obstipatie komt voor bij: • 10% van de gezonde bevolking • 37% van patiënten met kanker in de palliatieve fase • 37% van patiënten met hartfalen • 36% van patiënten met COPD Onderzoek bij patiënten, die zijn opgenomen in een hospice, laat zien dat er bij 40-50% sprake is van obstipatie. Obstipatie komt vaker voor bij vrouwen en bij patiënten op oudere leeftijd. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 3 Ontstaanswijze In de palliatieve fase is de voedselinname vaak verminderd en is de voeding vaak minder vezelrijk. Als gevolg hiervan neemt de darmmotiliteit af. Daarnaast dragen minder inname van vocht en minder lichaamsbeweging bij aan de afgenomen darmmotiliteit. Gewoonlijk verblijft een spijsbrij enkele uren in de dunne darm en één tot drie dagen in de dikke darm. De passagetijd is sterk verlengd bij geobstipeerde patiënten met kanker; ongeveer 50% van deze patiënten heeft een passagetijd die varieert van vier tot twaalf dagen. Obstructie van de darm leidt tot obstipatie en uiteindelijk tot een mechanische ileus. Een verminderde of afwezige motiliteit van een darmsegment (pseudo-obstructie) leidt tot een klinisch beeld wat doet denken aan een mechanische ileus. De darm wordt hierbij echter niet (volledig) afgesloten, maar kan ook paralytisch zijn. Periodes met hyperperistaltiek ('gootsteengeruisen') en periodes met een stille buik kunnen elkaar afwisselen. Deze pseudo-obstructie wordt nogal eens gezien bij patiënten met een peritonitis carcinomatosa, bijv. door een ovariumcarcinoom. Een verminderde motiliteit kan ook het gevolg zijn van medicatie, met name van middelen met anticholinerge (bij)werking en van opioïden. Anticholinerge middelen geven een afname van de voortstuwende peristaltiek en een verhoogde absorptie van water en elektrolyten in de darm. Obstipatie bij gebruik van opioïden treedt op als gevolg van: • afname van de propulsieve peristaltiek van dunne darm en colon • versterkte segmentele contracties van dunne darm en colon • verminderde secretie van vocht in dunne darm en colon • versterkte absorptie van water en elektrolyten in dunne darm en colon • een verhoogde tonus van de ileocaecale overgang en de anale sfincter • afgenomen defecatiereflex ten gevolge van verminderde gevoeligheid van de ampulla recti voor de vullingsgraad Hypercalciëmie leidt tot een verhoogde terugresorptie van water en elektrolyten in de dunne darm en het colon. Het parasympathische systeem speelt een belangrijke rol bij de normale peristaltiek en defecatie. Uitval van het parasympathische systeem kan optreden als gevolg van compressie van het sacrale ruggenmerg, de cauda equina (= onderste uiteinde van het ruggenmerg met de hieruit ontspringende zenuwwortels) of de plexus lumbosacralis door tumor of als gevolg van autonome disfunctie ten gevolge van medicamenten of als paraneoplastisch verschijnsel. In deze gevallen kan een paralytische ileus optreden. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 4 Oorzaken Bij obstipatie bij patiënten in de palliatieve fase van hun ziekte kunnen één of meer van de volgende oorzaken een rol spelen: Ziektegerelateerd: • obstructie of compressie van de darm door tumor • peritonitis carcinomatosa • paraneoplastische autonome disfunctie • hypercalciëmie • oedeem van de darm bij hartfalen • neurologische aandoeningen: ♦ hersentumoren ♦ CVA ♦ ziekte van Parkinson ♦ compressie van ruggenmerg, cauda equina of plexus lumbosacralis door tumor ♦ dwarslaesie door andere oorzaken ♦ spierdystrofieën ♦ amyotrofische laterale sclerose (ALS ♦ multipele sclerose • depressie • dementie • secundaire factoren: ♦ verminderde inname van voedsel, vezels en/of vocht ♦ inactiviteit, zwakte, bedlegerigheid ♦ dehydratie ♦ niet kunnen defeceren op toilet of postoel, gebrek aan privacy tijdens defecatie ♦ sufheid, verwardheid c.q. delier Medicamenteus • opioïden (inclusief loperamide/loperamide-oxide) • middelen met anticholinerge (bij)werking (tricyclische antidepressiva, fenothiazinen, anti-Parkinsonmiddelen, spasmolytica, anticholinerge antihistaminica, bijv. cyclizine, cinnarizine en prometazine) • chemotherapeutica (m.n. vinca-alkaloïden) • serotonineantagonisten (ondansetron, granisetron, tropisetron) • diversen: aluminium-, calcium- en ijzerverbindingen, anticonvulsiva (gabapentine, pregabaline, lamotrigine), bètablokkers, verapamil, diltiazem Bijkomende aandoeningen • diabetes mellitus • hypothyreoïdie • amyloïdose • sclerodermie • intestinale pseudo-obstructie • hypokaliëmie • irritable bowel syndroom • rectocèle • uterusprolaps • anusfissuur/stenose • hemorroïden • perianaal abces Obstipatie in de palliatieve fase is meestal multifactorieel bepaald. Secundaire factoren en medicatie, met name opioïden, zijn de meestvoorkomende oorzaken. Er is geen duidelijke relatie tussen de dosis van de opioïden en het optreden c.q. de ernst van de obstipatie. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 5 Diagnostiek Anamnese Bij de anamnese wordt gevraagd naar: • defecatie: frequentie (ook in vergelijking met voorheen), tijdstip van de laatste defecatie, consistentie en hoeveelheid, bijmenging van bloed en/of slijm, tenesmi, loze aandrang, duur van de defecatie, mate van persen, pijn tijdens defecatie, gevoel van onvolledige lediging na defecatie, neiging tot uitstellen van de defecatie • incontinentie voor feces en/of urine • mictieklachten • inname van vocht en vezels; consistentie van de voeding • anorexie, vol gevoel, misselijkheid en/of braken • buikpijn (vaak van koliekachtige aard) • opgezette buik • flatulentie • gebruik van laxantia en het effect daarvan • omstandigheden tijdens defecatie (toiletfaciliteiten, privacy) • andere methoden ter bevordering van de defecatie (bijv. handmatige verwijdering van de ontlasting) • neurologische symptomen (krachtsverlies, sensibiliteitsstoornissen) • medicatie • stadium en uitbreiding van de ziekte; voorgaande en huidige behandeling In sommige gevallen kan het zinvol zijn om de patiënt een dagboekje bij te laten houden, waarin de frequentie en de consistentie van de ontlasting worden genoteerd. Lichamelijk onderzoek Bij het lichamelijk onderzoek wordt specifiek aandacht besteed aan het onderzoek van de buik: inspectie (omvang, littekens), auscultatie (ileus- of afwezige peristaltiek), percussie (ascites) en palpatie (drukpijn, tumor, feces). Het onderzoek wordt gecompleteerd met inspectie van de anus (fissuur, hemorroïden) en een rectaal toucher. Bij verdenking op neurologische problematiek wordt een volledig neurologisch onderzoek verricht. Verder wordt de mentale status beoordeeld, waarbij met name wordt gelet op onrust, sufheid, verwardheid, stemming en cognitief functioneren. Aanvullend onderzoek Aanvullend onderzoek is slechts zelden geïndiceerd. Bij verdenking op hypokaliëmie, hypercalciëmie of hypothyreoïdie vindt laboratoriumonderzoek plaats. Een buikoverzichtsfoto kan gemaakt worden bij twijfel over het bestaan van obstipatie of ter uitsluiting van een ileus. Bij verdenking op obstructie van de darm kan beeldvormend (echo, CT-scan) of endoscopisch onderzoek verricht worden om de oorzaak, de lokalisatie en de mate van obstructie vast te stellen. Bij verdenking op compressie van ruggenmerg of cauda equina wordt een MRI van de lumbale wervelkolom vervaardigd. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 6 Beleid Preventie en behandeling van obstipatie hebben primair tot doel dat ontlasting zacht is en gemakkelijk geproduceerd wordt. In de meeste gevallen wordt gestreefd naar een defecatiefrequentie van eens per 1-2 dagen. Voorlichting, leefregels en voedingsadviezen zijn van minstens even groot belang als de medicamenteuze behandeling; meestal moeten deze behandelingen worden gecombineerd. Het verdient aanbeveling om de defecatiefrequentie en de consistentie van de feces dagelijks bij te (laten) houden. Preventie Obstipatie is in veel gevallen te voorkomen. Wanneer obstipatie eenmaal is opgetreden, kan dit zeer belastend zijn voor de patiënt; de behandeling ervan is soms zeer problematisch. Hier geldt dus meer dan ooit dat ‘voorkomen beter is dan genezen’. Maatregelen gericht op preventie zijn in de palliatieve fase niet altijd haalbaar. Toch zijn een aantal aandachtspunten en leefregels van belang: • Schep een gunstige sanitaire omgeving; zelf naar het toilet gaan (zo nodig op vaste tijden, bijv. na de maaltijd) of een postoel naast het bed geven meer kans van slagen dan een ondersteek. Zorg ervoor dat als de drang tot defeceren aanwezig is, de patiënt hiertoe de gelegenheid, privacy en rust krijgt. Zorg voor goede steun van de voeten, zo nodig met een voetenbankje of -steun. Zorg voor goede ventilatie en geurbestrijding. • laat de patiënt, indien mogelijk, voldoende drinken (minstens 1500 ml per dag) • Streef naar een gevarieerd vezelrijk dieet (m.n. bij het ontbijt) en een regelmatig voedingspatroon. Vezels zitten in bruin brood, roggebrood, zilvervliesrijst, groente, fruit en peulvruchten (bonen, erwten, linzen). De benodigde hoeveelheid vezels is echter vaak niet haalbaar bij patiënten in de palliatieve fase. Het gebruik van vezels is gecontra-indiceerd bij patiënten die onvoldoende vocht tot zich kunnen nemen en bij een (dreigende) ileus. • adviseer zoveel mogelijk lichaamsbeweging (indien haalbaar) • overweeg massage van de buik; dit kan in sommige gevallen de defecatie bevorderen • start in de volgende gevallen preventief met laxantia (zie Medicamenteuze symptomatische behandeling): ♦ bij start van behandeling met opioïden ♦ bij aanwezigheid van twee of meer van de volgende risicofactoren: bedlegerigheid, uitputting, onvoldoende inname van vocht en/of voeding, cognitieve disfunctie, gebruik van medicatie met sterke anticholinerge (bij)werking, ziekte van Parkinson, neurologische uitval (ongeacht de oorzaak), partiële obstructie van de darm, hypercalciëmie. Integrale benadering Voorlichting • geef voorlichting over signalen van obstipatie, zoals verminderd frequente lozing van ontlasting, vol gevoel, gasvorming/winden, misselijkheid en buikpijn. • leg bij paradox(al)e diarree uit dat er in feite sprake is van obstipatie en dat dit als zodanig behandeld moet worden. • ga na wat de ideeën van de patiënt en de mantelzorg over een ‘normaal' defecatiepatroon zijn en corrigeer dit zo nodig. • besteed aandacht aan de misvatting dat bij weinig of niet eten er ook geen ontlasting komt. • bespreek de voorwaarden voor een optimale defecatie, zoals gebruik van toilet of postoel, goede houding, privacy, ventilatie en geurbestrijding. • benadruk het belang van leefregels (zie Preventie). • geef voorlichting over het gebruik van diverse soorten vezels in de voeding. • geef uitleg over noodzaak van preventief gebruik van laxantia. • geef (indien beschikbaar) ook schriftelijk informatie. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 7 Richtlijn: Obstipatie (2.0) Communicatie • ga na of patiënt zelf ideeën heeft of al acties ondernomen heeft ter voorkoming of behandeling van obstipatie en wat het effect daarvan is. • ga na of de patiënt bereid en in staat is om het behandelingsadvies op te volgen. • bespreek wat de rol van de naaste kan zijn bij de uitvoering van leefregels, voedingsadviezen en inname van medicatie. • besteed aandacht aan gevoelens van frustratie bij de patiënt en naasten die kunnen ontstaan als voedingsadviezen niet opgevolgd kunnen worden door de patiënt. Ondersteunende zorg • ga na of ondersteuning of begeleiding van professionele zorgverleners gewenst is bij uitvoering van leefregels, voedingsadviezen en therapietrouw. • verwijs, indien gewenst, voor voedingsadviezen naar een diëtist. • denk bij patiënten met stoma aan overleg met of verwijzing naar een stomaverpleegkundige. Continuïteit van zorg • maak afspraken over na hoeveel tijd en met wie de patiënt contact opneemt bij blijvende of toenemende obstipatieklachten. Zie voor punten van aandacht bij palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond de Handreiking 'Palliatieve zorg voor mensen met een niet-westerse achtergrond'. Behandeling oorzaak Wanneer er sprake is van een specifieke oorzaak van obstipatie kunnen de volgende behandelingen worden toegepast: • chirurgie of stent bij lokale obstructie. • chemotherapie bij daarvoor gevoelige tumoren (m.n. het ovariumcarcinoom en het colorectale carcinoom). • Corticosteroïden en radiotherapie van de wervelkolom bij compressie van het ruggenmerg. • toediening van vocht bij dehydratie. • correctie van hypokaliëmie en hypercalciëmie. • aanpassen van medicatie die obstipatie veroorzaakt of bevordert. In geval van therapieresistente obstipatie bij gebruik van opioïden kan opioïdrotatie zinvol zijn; er zijn duidelijke aanwijzingen dat fentanyl minder vaak tot obstipatie leidt dan andere opioïden. • overweeg het gebruik van methylnaltrexon bij moeilijk behandelbare obstipatie ten gevolge van opioïden (zie 'Behandeling van obstipatie bij gebruik van opioïden'). • substitutie van schildklierhormoon bij hypothyreoïdie. • behandeling van lokale rectale of anale problematiek; adequate behandeling van pijn c.q. tenesmi bij processen in het kleine bekken (zie Richtlijn Urogenitale problemen) kan hierbij van groot belang zijn om de defecatie te bevorderen; bij lokale pijn in de anus kan lidocaïnegelei rond of in de anus aangebracht worden en bij een anusfissuur isosorbidedinitraat-vaselinecrème op de fissuur. Niet-medicamenteuze symptomatische De eerste stap in de behandeling van obstipatie is het toepassen c.q. het optimaliseren van alle maatregelen, die genoemd zijn bij Preventie (voor zover mogelijk en haalbaar). 07/18/17 Obstipatie (2.0) 8 Richtlijn: Obstipatie (2.0) Medicamenteus Laxantia kunnen als volgt worden ingedeeld: • osmotische laxantia (slecht resorbeerbare anorganische zouten of hydrofiele (bij voorkeur niet afbreekbare) verbindingen, die water in de darm vasthouden): macrogol/elektrolyten, magnesium(hydr)oxide, lactulose, lactitol, magnesiumsulfaat, natriumfosfaat • volumevergrotende middelen (moeilijk afbreekbare polysachariden, die water vasthouden en daardoor opzwellen): psyllium, sterculiagom • contactlaxantia (bevorderen de peristaltiek door chemische prikkeling van de darmwand): bisacodyl, sennosiden A + B • emollientia (verhogen het watergehalte van de feces door hun oppervlakte-spanningsverlagende eigenschappen): natriumlaurylsulfoacetaat, natriumdocusaat • glijmiddelen (obsoleet) 07/18/17 Obstipatie (2.0) 9 Richtlijn: Obstipatie (2.0) In Tabel 1 wordt een aantal veel gebruikte laxantia weergegeven. Laxans Werking Dosis Werkzaam na Opmerkingen Macrogol/ elektrolyten Osmotisch 1-2 sachets dd Bij fecale impactie: 8 sachets dd binnen 6 uur gedurende maximaal 3 dagen 1-2 dagen Sommige preparaten hebben een vieze smaak (minder bij oplossen in ijswater) Magnesiumoxide Magnesiumhydroxide Osmotisch 3 dd 500-1000 mg 3 dd 724-1448 mg 2-8 uur Grote tabletten Niet bij ernstig gestoorde nierfunctie Niet gelijktijdig innemen met tetracyclines, ijzer of chinolonen Lactulose (stroop of poeder) Osmotisch 1-2 dd 15-30 ml (stroop) of 12-24 g granulaat 1-2 dagen Voor sommigen: vieze smaak, opgeblazen gevoel, flatulentie Lactitol Osmotisch 1-2 dd 20-30 ml of 10-20 g granulaat 1-2 dagen Flatulentie Magnesiumsulfaat (bitterwater) Osmotisch 10-30 g ‘s morgens 1-3 uur op de nuchtere maag Psyllium Volume-vergrotend 1 sachet of 1 maatdop 1-3 dd 2-3 dagen Vochtopname meer dan 1500 ml per dag! Sterculiagom Volume-vergrotend 1-2 maatlepels of 1 sachet 1-2 dd 2-3 dagen Vochtopname meer dan 1500 ml per dag! Bisacodyl Contactlaxans 10-20 mg p.o. voor de nacht of 10 mg supp. 's morgens Oraal: 5-10 uur Rectaal: 15-60 minuten Soms buikkrampen Niet gelijktijdig gebruiken met antacida of melk Sennosiden A + B Contactlaxans 10-20 ml 6-12 uur Vieze smaak, soms buikkrampen Natriumlaurylsulfoacetaat Emolliens 1 microklysma (5 ml) 5-20 minuten Bij vol rectum Natriumfosfaatklysma Osmotisch 1 klysma (133 ml), 1-3 dd 10-20 minuten Bij harde feces in het rectum, gebruiksklaar wegwerpklysma Natriumdocusaat + sorbitol klysma Emoliens 1 klysma (120 ml), 1-3 dd 5-20 minuten Bij harde feces in het rectum, kan voorafgaand aan fosfaatklysma worden gegeven Alleen voor incidenteel gebruik Tabel 1. Dosering en werking van veel gebruikte laxantia Het effect en gebruiksgemak van laxantia verschillen nogal per patiënt. Er is weinig vergelijkend onderzoek gedaan naar de effectiviteit van laxantia. Een specifieke keuze kan dan ook meestal niet gemaakt worden op basis hiervan, maar uitsluitend op grond van klinische ervaring, werkingsmechanisme, voorkeur van de patiënt en kosten. De orale toedieningsweg verdient de voorkeur. Orale laxantia moeten regelmatig worden ingenomen en niet intermitterend. Bij een volle ampulla recti en zeker bij fecale impactie zal aanvankelijk mede of uitsluitend worden gekozen voor een rectaal laxans of een klysma; er kan ook gekozen worden voor hoge doseringen macrogol/elektrolyten p.o. of (bij ernstige obstipatie ten gevolge van opioïden) voor methylnaltrexon s.c. Pas na resultaat hiervan kan worden gestart met (andere) orale laxantia. Bij een (dreigende) ileus zijn orale laxantia (relatief) gecontra-indiceerd. In de laatste dagen voor het overlijden en zeker wanneer orale medicatie niet meer wordt ingenomen, kan de behandeling met laxantia worden gestaakt. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 10 Richtlijn: Obstipatie (2.0) Macrogol/elektrolyten Het gaat hierbij om een combinatie van macrogol (=polyethyleenglycol), een osmotisch laxans, en elektrolyten (combinaties van kaliumchloride, natriumchloride, natriumwaterstof-carbonaat en/of natriumsulfaat). Macrogol/elektrolyten was in een vergelijkend onderzoek bij chronische ‘benigne’ obstipatie effectiever en werd beter verdragen dan lactulose. Het is het middel van eerste keuze bij obstipatie met harde ontlasting. Macrogol/elektrolyten kan ook kortdurend in een hoge dosering (tot 8 sachets in 6 uur) worden toegepast bij fecale impactie. Andere osmotische laxantia Bij obstipatie met harde ontlasting kunnen behalve macrogol/elektrolyten ook magnesium(hydr)oxide, lactulose of lactitol worden gebruikt. Sommige apotheken leveren magnesiumoxide (tabletten van 500 mg), andere apotheken magnesiumhydroxide (tabletten van 724 mg). Er is geen verschil in werking en sterkte tussen beide tabletten. Na contact met water in de mond wordt magnesiumoxide omgezet in magnesiumhydroxide en in de maag met zoutzuur in magnesiumchloride. Magnesium(hydr)oxide wordt meestal goed verdragen. De grootte van de tabletten is in de praktijk soms een bezwaar en het kan niet worden gegeven bij ernstige nierfunctiestoornissen. Lactulose en lactitol hebben ten opzichte van macrogol/elektrolyten echter het bezwaar dat ze door darmflora kunnen worden afgebroken tot methaan, kooldioxide en water, waardoor ze geen water meer vasthouden in de darm en er gasvorming en flatulentie kan optreden. Vooral bij een stoma kan dit problemen geven, omdat de zak van het stoma kan springen.Verder heeft lactulose een voor sommigen onaangename smaak. Lactitol heeft niet het bezwaar van de vieze smaak. De vloeibare toedieningsvorm van beide middelen is in sommige situaties een voordeel. Magnesiumsulfaat (bitterwater) kan kortdurend worden gebruikt bij therapieresistente obstipatie, waarbij klysma’s niet effectief zijn. Natriumfosfaat wordt toegepast als klysma. Volumevergrotende middelen Volumevergrotende laxantia (psyllium en sterculiagom) moeten alleen worden gebruikt bij patiënten in een redelijke algehele conditie met voldoende lichaamsbeweging en vochtinname. Ze zijn gecontra-indiceerd bij: • onvoldoende vochtopname • fecale impactie • aanwezigheid van adhesies en/of stenoses (buikoperaties in voorgeschiedenis!) Glijmiddelen Paraffine is niet geschikt voor chronisch gebruik in de palliatieve fase en heeft, zeker in de terminale fase, het risico van verslikpneumonie. Emollientia Natriumlaurylsulfoacetaat en natriumdocusaat worden gebruikt als (micro)klysma. Contactlaxantia Bij onvoldoende reactie op osmotische laxantia zijn contactlaxantia (bisacodyl en sennosiden) de middelen van tweede keuze. Ze worden dan in principe in combinatie met een oraal osmotisch laxans gegeven. Lactulose kan worden gecombineerd met sennosiden A+B in een 1:1 verhouding. Indien er sprake is van obstipatie met zachte ontlasting zijn contactlaxantiade middelen van eerste keuze. Sennosiden en bisacodyl geven soms aanleiding tot onaangename buikkrampen. Indien de smaak van sennosiden als onaangenaam wordt ervaren, kan het gemengd worden met appelsap of chocolademelk. Klysma's en handmatige verwijdering Indien klysma’s zijn aangewezen, met name bij een vol rectum, kan in eerste instantie een microklysma met natriumlaurylsulfoacetaat worden toegediend. Indien dit onvoldoende effect sorteert of bij een (dreigende) fecale impactie, is een natriumfosfaatklysma de eerste keuze, eventueel voorafgegaan door een klysma met natriumdocusaat. Fecale impactie dient zo snel mogelijk behandeld te worden. Voor een hoog opgaand klysma wordt gebruikgemaakt van een rectumcanule; indien deze niet verkrijgbaar is kan gebruikgemaakt worden van een urinekatheter die (na bijknippen) op de tuit van het klysma wordt geplaatst. De patiënt dient op de linkerzij te liggen. Klysma’s kunnen ook via een stoma worden toegediend. Overleg hierover zo nodig met een stomaverpleegkundige. In ernstige gevallen is handmatige verwijdering, eventueel na premedicatie met 10 ml lidocaïnegelei 1% rectaal of 7,5 mg midazolam subcutaan, of rectale lavage met fysiologisch zout noodzakelijk. Preventie en behandeling van obstipatie bij gebruik van opioïden Bij iedere patiënt die opioïden (morfine, fentanyl of anderszins) gebruikt moet standaard een laxans worden bijgegeven. De eerste keuze is macrogol/elektrolyten met magnesium(hydr)oxide, lactitol of lactulose als alternatief, eventueel gecombineerd met een peristaltiek bevorderend middel. Bij therapie resistente obstipatie bij een patiënt die morfine gebruikt, kan worden overwogen over te gaan op fentanyl transdermaal of een ander opioïd. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat fentanyl minder obstipatie geeft dan morfine. Behandeling met laxantia moet dan wel worden voortgezet. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 11 Richtlijn: Obstipatie (2.0) In 2008 is methylnaltrexon (een perifere opioïdantagonist, die subcutaan wordt toegediend) geregistreerd voor de behandeling van door opioïden geïnduceerde obstipatie. Methylnaltrexon in een dosering van 8 mg (bij een gewicht van minder dan 62 kg) of 12 mg (bij een gewicht van 62 kg of meer) s.c.om de dag kan worden toegepast als de hierboven genoemde preventie met orale laxantia onvoldoende effect sorteert. In 48-62% van de gevallen treedt binnen 4 uur een defecatie op, meestal binnen 30-60 minuten. De belangrijkste bijwerking is krampende buikpijn, die meestal verdwijnt na defecatie. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 12 Stappenplan Diagnostiek 1 Anamnese en lichamelijk onderzoek (inclusief rectaal toucher); op indicatie neurologisch onderzoek 2 Op indicatie: • laboratoriumonderzoek (bij verdenking op hypokaliëmie of hypercalciëmie) • X-BOZ (ter objectivering van fecale stase of bij de diagnostiek van (sub)ileus) • echo of CT-scan abdomen (bij verdenking op ascites of obstructie door tumor) • endoscopisch onderzoek (bij verdenking op stenoserend proces in colon/rectum) • MRI lumbale wervelkolom (bij verdenking op neurologische oorzaak) Beleid 1 Preventie • streven naar optimale toiletfaciliteiten (zittende houding, rust en privacy) • voldoende inname van voeding, vezels en vocht (indien haalbaar) • voldoende lichaamsbeweging (indien haalbaar) • preventieve toediening van laxantia (zie 5.) bij gebruik van opioïden of middelen met anticholinerge (bij)werking en/of andere risicofactoren voor obstipatie 2 Behandeling van oorzakelijke factoren (indien mogelijk, zinvol en wenselijk): • chemotherapie (m.n. bij het ovariumcarcinoom) • behandeling van ileus (chirurgie of stent) • radiotherapie bij compressie van sacrale ruggenmerg of cauda equina • aanpassen van medicatie; overweeg opioïdrotatie • bij opioïdgebruik: methylnaltrexon 8-12 mg s.c. • behandeling van elektrolytstoornissen • behandeling van hypothyreoïdie • behandeling van lokale rectale of anale problematiek 3 Indien obstipatie is opgetreden: toepassing c.q. optimalisering van niet-medicamenteuze maatregelen, genoemd onder 1. 4 Bij fecale impactie altijd eerst: • natriumlaurylsulfoacetaat-microklysma of natriumfosfaat- of natriumdocusaat-klysma • macrogol/elektrolyten tot 8 sachets dd gedurende maximaal 3 dagen • evt. handmatige verwijdering Pas na op gang komen van defecatie starten met orale laxantia. 5 Bij harde ontlasting en onvoldoende effect van niet-medicamenteuze maatregelen, medicamenteuze behandeling: • 1e keuze: monotherapie met macrogol/elektrolyten 1-2 sachets dd • 2e keuze: magnesium(hydr)oxide 3 dd 500(724)-1000(1448) mg • Alternatieven: ♦ lactulose 1-2 dd 15-30 ml stroop of 12-24 g granulaat ♦ lactitol 1-2 dd 20-30 ml of 10-20 g granulaat • Bij onvoldoende effect van monotherapie toevoegen: ♦ bisacodyl 5-10 mg p.o. a.n. of 10-20 mg supp. ‘s morgens, of ♦ sennosiden A+B 1 dd 10-20 ml • Indien orale toediening niet mogelijk is: bisacodyl 10-20 mg supp. ‘s morgens 6 Bij zachte ontlasting en onvoldoende effect van niet-medicamenteuze maatregelen: medicamenteuze behandeling: • bisacodyl 5-10 mg p.o. a.n. of 10-20 mg supp. ‘s morgens, of • sennosiden A+B 1 dd 10-20 ml Bewijsvoering Er is weinig systematisch onderzoek gedaan naar het effect van laxantia. Het gepubliceerde onderzoek is met name verricht bij ‘benigne’ obstipatie (vaak bij ouderen) en nauwelijks bij patiënten in de palliatieve fase. Vooral de oudere laxantia (lactulose, magnesium(hydr)oxide, sennosiden A+ B en bisacodyl) zijn in zeer beperkte mate onderzocht. Zij hebben hun werkzaamheid in de klinische praktijk echter zonder meer bewezen. Voor nieuwere middelen (m.n. macrogol/elektrolyten) is meer onderzoek beschikbaar. Vergelijkend onderzoek bij ‘benigne’ obstipatie en bij obstipatie ten gevolge van opioïden suggereert dat macrogol/elektrolyten meerwaarde heeft ten opzichte van lactulose. Behandeling Niveau van bewijsvoering Referentie(s) Leef- en voedingsregels 4 Woolery 2008 37 D Macrogol/elektrolyten 1 Attar 1999 2 A, Chaussade 2003 8 A, Christie 2002 10 A, Cleveland 2001 12 A, DiPalma 2000 13 A, Ramkumar 2005 29 A,D, Woolery 2008 37 D 2 Freedman 1997 17 B 3 Wirz 2005 36 C 3 Ramkumar 2005 29 A,D 07/18/17 Obstipatie (2.0) 13 Richtlijn: Obstipatie (2.0) Magnesium (hydr)oxide 4 Klaschik 2003 19 D, Larkin 2008 21 D, Mancini 1998 23 D Lactulose, lactitol 1 Ramkumar 2005 29 A,D, Woolery 2008 37 D, Klaschik 2003 19 D 4 Larkin 2008 21 D, Mancini 1998 23 D, Miles 2006 25 D 3 Passmore 1993 26 A Ramkumar 2005 29 A,D Sennosiden A + B Bisacodyl Methylnaltrexon bij opioïdgebruik 3 Agra 1998 1, Klaschik 2003 19 D, Larkin 2008 21 D, Mancini 1998 23 D, Miles 2006 25 D,Sykes 1991 32 3 Ramkumar 2005 29 A,D 4 Klaschik 2003 19 D, Larkin 2008 21 D, Mancini 1998 23 D 1 Becker 2007 3 en 2009 4 D, McNicol 2008 24 D, Portenoy 2008 27, Slatkin 2009 31, Thomas 2008 35, Yuan 2000 38 A Onderzoek bij chronische ‘benigne’ obstipatie B Onderzoek bij obstipatie ten gevolge van gebruik van methadon door drugsverslaafden C Onderzoek bij kankerpatiënten in de palliatieve fase, behandeld met morfine D Reviews Niveau 1 = gebaseerd op systematische review of ten minste twee gerandomiseerde onderzoeken van goede kwaliteit. Niveau 2 = gebaseerd op ten minste twee vergelijkende klinische onderzoeken van matige kwaliteit of onvoldoende omvang of andere vergelijkende onderzoeken. Niveau 3 = gebaseerd op 1 vergelijkend onderzoek of op niet-vergelijkend onderzoek. Niveau 4 = gebaseerd op mening van deskundigen. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 14 Samenvatting Obstipatie is het weinig frequent (minder dan driemaal per week) en/of met moeite produceren van (meestal harde) ontlasting. Bij fecale impactie is de ontlasting zodanig ingedikt en hard, dat het spontaan lozen hiervan niet meer mogelijk is. Obstipatie kan leiden tot paradoxale of overloopdiarree: lekkage van dunne ontlasting langs een ingedikte fecesprop. Gevolgen • pijn in de buik of het anorectale gebied, opgezette buik, anorexie, misselijkheid, braken, flatulentie, paradoxale diarree, onrust en/of verwardheid • hemorroïden, anusfissuur, perianaal abces, urineretentie • darmperforatie of ileus Oorzaken • algemeen: onvoldoende inname van voeding, vezels en/of vocht, inactiviteit, zwakte, dehydratie, ongunstige omstandigheden voor defecatie, depressie, sufheid, verwardheid c.q. delier • ziektegerelateerd: ♦ bij patiënten met kanker: ◊ obstructie of compressie van de darm door tumor ◊ peritonitis carcinomatosa ◊ hypercalciëmie ◊ compressie van ruggenmerg, cauda equina of plexus lumbosacralis door tumor ♦ andere aandoeningen of comorbiditeit: hartfalen, neurologische ziekten (hersentumoren, CVA, ziekte van Parkinson, ALS, spierdystrofieën, multipele sclerose), dementie, depressie, diabetes mellitus, hypothyreoïdie, hypokaliëmie, irritable bowel syndrome, lokale anorectale problemen (anusfissuur, hemorroïden, perianaal abces) • medicamenteus: opioïden, medicamenten met anticholinerge (bij)werking, andere medicatie (o.a. chemotherapeutica, serotonineantagonisten) Obstipatie in de palliatieve fase is meestal multifactorieel bepaald. Algemene factoren en medicatie zijn de meest voorkomende oorzaken. Diagnostiek • anamnese • lichamelijk onderzoek inclusief inspectie van de anus en rectaal toucher en evt. neurologisch onderzoek; let op aanwezigheid van ileus, ascites, tumor, palpabele feces, anale afwijkingen • overweeg het gebruik van een defecatielijstje • zelden aanvullend onderzoek: laboratoriumonderzoek (serumelektrolyten, schildklierfunctie), X-buikoverzicht, echo/CT-scan van de buik, MRI LWK of sigmoïdo-/coloscopie Beleid • Preventieve maatregelen (niet-medicamenteus en medicamenteus) zijn van belang bij de start van behandeling met opioïden en bij aanwezigheid van twee of meer van de volgende risicofactoren: bedlegerigheid, uitputting, onvoldoende intake van vocht en/of voeding, cognitieve dysfunctie, gebruik van medicatie met sterke anticholinerge (bij)werking, ziekte van Parkinson, neurologische uitval, partiële obstructie van de darm, hypercalciëmie. • Behandeling is noodzakelijk bij een voor de patiënt veranderd defecatiepatroon en bij klachten. • De eerste stap is i.h.a. het toepassen van niet-medicamenteuze maatregelen. Bij onvoldoende effect hiervan wordt gestart met laxantia. Bij behandeling met opioïden wordt direct gestart met laxantia. Behandeling van de oorzaak • behandeling (indien mogelijk) van onderliggende aandoening of comorbiditeit • chirurgie of stent bij locale obstructie • correctie van elektrolytstoornissen • corticosteroïden en radiotherapie bij compressie van ruggenmerg/cauda equina • bij onvoldoende effect van laxantia bij gebruik van opioïden: methylnaltrexon 8-12 mg s.c. om de dag • zo mogelijk aanpassen van medicatie; overweeg opioïdrotatie • behandeling van lokale anorectale problematiek Niet-medicamenteus Zorg voor: • indien mogelijk: optimale toiletfaciliteiten (zittende houding, rust en privacy) • voldoende intake van voeding, vezels en vocht (indien haalbaar) • zo veel mogelijk lichaamsbeweging (indien haalbaar) Medicamenteus • bij fecale impactie altijd eerst: ♦ natriumlaurylsulfoacetaat-microklysma of natriumfosfaat- en/of natriumdocusaat-klysma ♦ macrogol/elektrolyten tot 8 sachets dd gedurende maximaal 3 dagen ♦ evt. handmatige verwijdering Pas na op gang komen van defecatie starten met orale laxantia. • bij harde ontlasting: ♦ 1e keuze: monotherapie met macrogol/elektrolyten 1-2 sachets dd ♦ 2e keuze: magnesium(hydr)oxide 3 dd 500(724)-1000(1448) mg alternatieven: ♦ lactulose 1-2 dd 15-30 ml stroop of 12-24 g granulaat ♦ lactitol 1-2 dd 20-30 ml of 10-20 g granulaat bij onvoldoende effect van monotherapie toevoegen: ♦ bisacodyl 5-10 mg p.o. a.n. of 10-20 mg supp. 's morgens, of 07/18/17 Obstipatie (2.0) 15 Richtlijn: Obstipatie (2.0) ♦ sennosiden A+B 1 dd 10-20 ml Indien orale toediening niet mogelijk is: bisacodyl 10-20 mg supp. 's morgens. • bij zachte ontlasting: ♦ bisacodyl 5-10 mg p.o. a.n. of 10-20 mg supp. ‘s morgens, of ♦ sennosiden A+B 1 dd 10-20 ml Evaluatie • door arts of verpleegkundige • aan de hand van klachten en defecatiepatroon (klachten rond defecatie, noodzaak tot persen, frequentie en consistentie van feces) • overweeg gebruik van defecatielijstje • dagelijks 07/18/17 Obstipatie (2.0) 16 Referenties 1 - Agra Y Agra Y, Sacristán A, Gonzaléz M et al. Efficacy of senna versus lactulose in terminal cancer patients treated with opioids. Journal of Pain and Symptom Management 1998; 15: 1-7. 2 - Attar A Attar A, Lémann M, Ferguson A et al. Comparison of a low dose polyethylene glycol electrolyte solution with lactulose for treatment of chronic constipation. Gut 1999; 44: 226-230. 3 - Becker G Becker G, Galandi D, Blum HE. Peripherally acting opioid antagonists in the treatment of opiate-related constipation: a systematic review. Journal of Pain and Symptom Management 2007; 34: 547-565. 4 - Becker G Becker G, Blum HE. Novel opioid antagonists for opioid-induced bowel dysfunction and postoperative Ileus. Lancet 2009; 373: 1198-1206. 5 - Bennet M Bennett M, Cresswell H. Factors influencing constipation in advanced cancer patients: a prospective study of opioid dose, dantron dose and physical functioning. Palliative Medicine 2003; 17: 418-422. 6 - Brown L Brown L, Lawrie I, D'Sa VB et al. Constipation: patient perceptions compared to diagnostic tools. Palliative Medicine 2006; 20: 717-718. 7 - Bruera E Bruera E, Suarez-Almazor M, Velasco A et al. The assessment of constipation in terminal cancer patients admitted to a palliative care unit: a retrospective review. Journal of Pain and Symptom Management 1994; 9: 515-519. 8 - Chaussade S Chaussade S, Minić M. Comparison of efficacy and safety of two doses of two different polyethylene glycol-based laxatives in the treatment of constipation. Alimentary Pharmacology & Therapeutics 2003; 17: 165-172. 9 - Choi YS Choi YS, Billings JA. Opioid antagonists: a review of their role in palliative care, focusing on use in opioid-related constipation. Journal of Pain and Symptom Management 2002; 24: 71-90. 10 - Christie AH Christie AH, Culbert P, Guest JF. Economic impact of low dose polyethylene glycol 3350 plus electrolytes compared with lactulose in the management of idiopathic constipation in the UK. Pharmaco-economics 2002; 20: 49-60. 11 - Clemens KE Clemens KE, Klaschik E. Management of constipation in palliative care patients. Current Opinion In Supportive and Palliative Care 2008; 2: 22-27. 12 - Cleveland MV Cleveland MV, Flavin DP, Ruben RA et al. New polyethylene glycol laxative for treatment of constipation in adults: a randomized, double-blind, placebo-controlled study. Southern Medical Journal 2001; 94: 478-481. 13 - DiPalma JA DiPalma JA, DeRidder PH, Orlando RC et al. A randomized, placebo-controlled, multicenter study of the safety and efficacy of a new polyethylene glycol laxative. The American Journal of Gastroenterology 2000; 95: 446-450. 14 - Droney J Droney J, Ross J, Gretton S et al. Constipation in cancer patients on morphine. Supportive Care In Cancer 2008; 16: 453-459. 15 - Fallon MT Fallon MT, Hanks GW. Morphine, constipation and performance status in advanced cancer patients. Palliative Medicine 1999; 13: 159-160. 16 - Fallon MT Fallon MT. Constipation in cancer patients: prevalence, pathogenesis and cost-related issues. European Journal of Pain 1999; 3 (Suppl. 1): 3-7. 17 - Freedman MD Freedman MD, Schwartz HJ, Roby R et al. Tolerance and efficacy of polyethylene glycol 3350/electrolyte solution versus lactulose in relieving opiate induced constipation: a double-blind placebo-controlled trial. Journal of Clinical Pharmacology 1997; 37: 904-907. 18 - Goodman M Goodman M, Low J, Wilkinson S. Constipation management in palliative care: a survey of practices In the United Kingdom. Journal of Pain and Symptom Management 2005; 29: 238-244. 19 - Klaschik E Klaschik E, Nauck F, Ostgathe C. Constipation - modern laxative therapy. Supportive Care in Cancer 2003; 11: 679-685. 20 - Kurz A Kurz A, Sessler DI. Opioid-induced bowel dysfunction: pathophysiology and potential new therapies. Drugs 2003; 63: 649-671. 21 - Larkin PJ Larkin PJ, Sykes NP, Centeno C et al. The management of constipation in palliative care: clinical practice recommendations. Palliative Medicine 2008; 22: 796-807. 22 - Ling J Ling J. Constipation, patients and lifestyles. European Journal of Pain 1999; 3 (Suppl. 1): 17-22. 23 - Mancini I Mancini I, Bruera E. Constipation in advanced cancer patients. Supportive Care in Cancer 1998; 6: 356-364. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 17 Richtlijn: Obstipatie (2.0) 24 - McNicol ED McNicol ED, Boyce D, Schumann R et al. Mu-opioid antagonists for opioid-induced bowel dysfunction. Cochrane Database of Systematic Reviews 2008; 2: CD006332 25 - Miles CL Miles CL, Fellowes D, Goodman ML et al. Laxatives for the management of constipation In palliative care patients. Cochrane Database of Systematic Reviews 2006; 4: CD003448. 26 - Passmore AP Passmore AP, Wilson-Davies K, Stoker C et al. Chronic constipation in long stay elderly patients: a comparison of lactulose and a senna-fibre combination. British Medical Journal 1993; 307: 769-771. 27 - Portenoy RK Portenoy RK, Thomas J, Moehl Boatwright ML et al. Subcutaneous methylnaltrexone for the treatment of opioid-induced constipation in patients with advanced illness: a double-blind, randomized, parallel group, dose-ranging study. Journal of Pain and Symptom Management 2008; 35: 458-468. 28 - Radbruch L Radbruch L, Sabatowski R, Loick G et al. Constipation and the use of laxatives: a comparison between transdermal fentanyl and oral morphine. Palliative Medicine 2000; 14: 111-119. 29 - Ramkumar D Ramkumar D, Rao SS. Efficacy and safety of traditional medical therapies for chronic constipation: systematic review. American journal of Gastroenterology 2005; 100: 936-971. 30 - Schoorl J Schoorl J, Zylicz Z. Laxantiabeleid bij terminale patiënten ondoelmatig. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1997; 141: 823-826. 31 - Slatkin N Slatkin N, Thomas J, Lipman AG et al. Methylnaltrexone for treatment of opioid-induced constipation in advanced ilness patients. Journal of Supportive Oncology 2009; 7: 39-46. 32 - Sykes NP Sykes NP. A clinical comparison of laxatives in a hospice. Palliative Medicine 1991; 5: 307-314. 33 - Sykes NP Sykes NP. An investigation of the ability of oral naloxone to correct opioid-related constipation in patients with advanced cancer. Palliative Medicine 1996; 10: 135-144. 34 - Sykes NP Sykes NP. The relationship between opioid use and laxative use in terminally ill cancer patients. Palliative Medicine 1998; 12: 375-382. 35 - Thomas J Thomas J, Karver S, Cooney GA et al. Methylnaltrexone for opioid-induced constipation in advanced illness. New England Journal of Medicine 2008; 358:2332-2343. 36 - Wirz S Wirz S, Klaschik E. Management of constipation in palliative care patients undergoing opioid therapy: is polyethylene glycol an option? American Journal of Hospice & Palliative Care 2005; 22: 375-381. 37 - Woolery M Woolery M, Bisanz A, Lyons HF et al. Putting evidence into practice: evidence-based interventions for the prevention and management of constipation in patients with cancer. Clinical Journal of Oncology Nursing 2008; 12: 317-337. 38 - Yuan CS Yuan CS, Foss JF, O’Connor M et al. Methylnaltrexone for reversal of constipation due to chronic methadone use: a randomized controlled trial. JAMA 2000; 283: 367-372. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 18 Disclaimer Disclaimer: De informatie op de website www.pallialine.nl en op afgeleide producten van deze website is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) sluit iedere aansprakelijkheid voor de opmaak en de inhoud van de richtlijnen alsmede voor de gevolgen die de toepassing van de richtlijnen in de patiëntenzorg mocht hebben uit. IKNL stelt zich daarentegen wel open voor attendering op (vermeende) fouten in de opmaak of inhoud van de richtlijnen. Men neme daartoe contact op met IKNL middels e-mail: [email protected] Juridische betekenis van richtlijnen Richtlijnen bevatten aanbevelingen van algemene aard. Het is mogelijk dat deze aanbevelingen in een individueel geval niet van toepassing zijn. Er kunnen zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor het wenselijk is dat in het belang van de patiënt van de richtlijn wordt afgeweken. Wanneer van een richtlijn wordt afgeweken, dient dit beargumenteerd gedocumenteerd te worden. De toepasbaarheid en de toepassing van de richtlijnen in de praktijk is de verantwoordelijkheid van de behandelende arts. Houderschap richtlijn De houder van de richtlijn moet kunnen aantonen dat de richtlijn zorgvuldig en met de vereiste deskundigheid tot stand is gekomen. Onder houder wordt verstaan de redactie van de richtlijn Palliatieve Zorg die de richtlijn autoriseren. IKNL draagt zorg voor het beheer en de ontsluiting van de richtlijn. Intellectuele eigendomsrechten De intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de site www.pallialine.nl en afgeleide producten van deze website berusten bij IKNL en houder van de richtlijn. Het is de gebruiker van deze site niet toegestaan de inhoud van richtlijnen (gedeeltelijk) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van IKNL en houder van de richtlijn. U kunt een verzoek voor toestemming richten aan IKNL, Postbus 19001, 3501 DA Utrecht. IKNL behandelt dit verzoek samen met de relevante houder van de richtlijn. Het is toegestaan een deeplink op te nemen op een andere website naar de website www.pallialine.nl of naar richtlijnen op deze website. Tevens mag de informatie op deze internetsite wel worden afgedrukt en/of gedownload voor persoonlijk gebruik. Externe links De website www.pallialine.nl en afgeleide producten van deze website bevatten links naar websites die door andere partijen dan IKNL worden aangeboden. Deze links zijn uitsluitend ter informatie. IKNL heeft geen zeggenschap over deze websites en is niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor de daarop aangeboden informatie, producten of diensten. Bescherming persoonsgegevens Door gebruikers verstrekte persoonsgegevens ten behoeve van de mailservice of de inlogmogelijkheid van www.pallialine.nl zullen door IKNL vertrouwelijk worden behandeld. Gegevens zullen niet worden verstrekt aan derden. 07/18/17 Obstipatie (2.0) 19