Nieuwsbrief van de Vakcommunity Filosofie 1 december MMIX Inhoud Redactioneel Kinderfilosofie: heel anders, maar niet vrijblijvend CD van Bas Haring: niet alleen voor basisscholieren Essay van Stephan Wetzels: zaak A. Redactioneel Geachte leden van de vakcommunity filosofie, Het is genoegzaam bekend dat volkeren zeer verschillend omgaan met de lichamen van de overledenen. Ergens in zijn Historiën beschrijft de Griekse geschiedschrijver Herodotus al dat de Perzische koning Darius de Grieken aan zijn hof vroeg tegen welke prijs zij bereid waren om hun overleden vaders op te eten. Hun antwoord was dat zij dat zij daartoe niet bereid waren, hoeveel geld hen ook daarvoor werd geboden. Vervolgens liet koning Darius de Indiërs komen, die men Kellatiërs noemde. Dezen hadden de gewoonte om hun overleden ouders op te eten. Aan hen vroeg koning Darius tegen welke prijs zij bereid zouden zijn om hun dode vaders met een vuur te verbranden. Zij schreeuwden van ontzetting en verzochten hem om zulke verschrikkelijke woorden in godsnaam niet meer uit te spreken. In het westen kennen we geen traditie om overledenen op te eten. Dat betekent echter niet dat ze altijd met rust worden gelaten. Bijvoorbeeld in Frankrijk is niet iedereen er vies van om lijken op te graven en weer ergens anders onder te brengen. Dit overkwam bijvoorbeeld het lijk van Jean-Jacques Rousseau. Toen hij in 1778 overleed, werd zijn lijk begraven op het Populiereneiland in de vijver van het park van Ermenonville, maar zestien jaar later werd het weer opgegraven en overgebracht naar het Panthéon in Parijs. Als het nu aan de Franse president Sarkozy ligt, krijgt Rousseau filosofisch gezelschap en wordt ook het lijk van de existentialist Albert Camus opgegraven en overgebracht naar het Panthéon. Camus heeft ons altijd geleerd dat het menselijk bestaan absurd is; Sarkozy wil hem kennelijk inpeperen dat dit niet ophoudt na je overlijden. Ik gun het Camus van harte dat hij in vrede mag blijven rusten in zijn huidige graf in de Provence. Walfred Haans communitymanager 1 Kinderfilosofie: heel anders, maar niet vrijblijvend Filosoferen met kinderen, kan dat? Zijn jonge kinderen in staat om zich te verdiepen in filosofische vragen? Het Centrum Kinderfilosofie Nederland beantwoordt deze vraag bevestigend. Ik interviewde voorzitter Ed Weijers van dit centrum. Hoe voorkóm je dat filosoferen met kinderen vervalt in vrijblijvend geouwehoer? Veel is afhankelijk van de vaardigheid van de leerkracht. Het moet een gesprek worden tussen kinderen onderling. Degene die het gesprek leidt, moet filosofische vragen herkennen in de woorden van de kinderen. Een gesprek leiden is ook iets anders dan manipuleren. Niet elke leerkracht zal het van nature kunnen, omdat het ook niet iedereen lukt om een echte vraag te stellen, zonder het antwoord al te weten. De leerlingen voelen die dimensie echter aan. Wat is het Centrum Kinderfilosofie voor instelling? We zijn een onafhankelijke stichting, met zo’n 250 leden. We ontvangen geen overheidssubsidie en organiseren vooral veel zaken op basis van vrijwilligerswerk. Tot drie jaar geleden was het centrum een onderdeel van Hogeschool Inholland. Ooit was het een initiatief van Karel van der Leeuw en Pieter Mostert van de Faculteit Wijsbegeerte van de Universiteit van Amsterdam. Al snel kwam Berrie Heesen erbij. Er is in die jaren materiaal ontwikkeld en informatie verzameld. Toen Karel van der Leeuw weer zijn oude hobby van de Chinese filosofie oppikte, is het initiatief overgenomen door de pabo in Alkmaar en zo is het terechtgekomen bij Inholland. We zijn nu een zelfstandige stichting maar houden ook contact met de Europese stichting voor kinderfilosofie, Sophia. Wat moet de leerkracht doen als een kind een denkfout of een redeneerfout maakt? Je kan hem daar wel op attenderen. Maar dat kan ook door de anderen te vragen of zij het met hem eens zijn. Het gaat erom dat kinderen kritisch leren denken en daarom is het filosoferen met kinderen ook dienstbaar aan de vaardigheden voor rekenen en taal en aan fundamentele sociale vaardigheden. Wat voor activiteiten organiseert het Centrum Kinderfilosofie Nederland? Filosoferen met kinderen is iets anders dan het schoolvak filosofie. Het gaat dan ook niet over de grote filosofen of de geschiedenis van de filosofie. Het gaat erom dat met kinderen op hun niveau het gesprek wordt aangegaan en dan moet je bijvoorbeeld er niet op uit zijn om te benoemen dat ze de categorische imperatief hanteren. Het Centrum Kinderfilosofie Nederland coacht docenten en begeleidt invoeringstrajecten van het filosoferen met kinderen op scholen. Daarnaast verzamelen we informatie en verspreiden die, ontwikkelen materialen, doen onderzoek en voeren projecten uit. Wat zijn de gewenste leerdoelen van het filosoferen met kinderen? Die zijn heel breed en divers. Het gaat onder andere om het leren luisteren, goed formuleren en de gedachten van anderen respecteren. Zouden het alleen bevoegde docenten moeten zijn, die filosoferen met kinderen? Iedereen kan zich kinderfilosoof noemen; er bestaat hiervoor geen bevoegdheid. De bekwaamheid is echter iets anders. Het is niet zomaar een technisch trucje. Het vereist een houding van vragen stellen, zonder het antwoord te weten, op zo’n manier dat er toch meer inzicht wordt bereikt. Kennis van de verschillende domeinen van de filosofie is ook belangrijk. In hoeverre moet filosoferen met kinderen anders worden aangepakt dan de andere vakken? Je moet het heel anders dan de andere vakken introduceren. Kinderen moeten eraan wennen dat het iets anders is en zo moeten ze de andere dimensie ontdekken. Dat kun je stimuleren door naar een andere ruimte te vertrekken, andere kleren aan te trekken of door op de grond te gaan zitten in plaats van op stoeltjes. In hoeverre is het filosoferen met kinderen dienstbaar aan het schoolvak filosofie in het voortgezet onderwijs? Alle kinderen vinden er baat bij als zij hun denken en redeneren te oefenen. Zo’n denkactiviteit is van belang voor alle kinderen 2 op alle niveaus. Het is dus niet alleen iets voor de kinderen die heel intelligent zijn. Interviewer: Walfred Haans CD van Bas Haring: niet alleen voor basisscholieren Op 27 november presenteerde Luisterwijs op de Noordwijkse basisschool de cd Waarom? van Bas Haring. De maker gaf die dag ook een klas filosofieles. Hij was bereid enkele vragen te beantwoorden over zijn cd en zijn les. Jouw cd wordt aangekondigd als bedoeld voor kinderen van 8 tot 11 jaar. Vormen zij een speciale doelgroep voor filosofieonderwijs? Nee, helemaal niet. Ik heb bij het maken niet speciaal gedacht aan kinderen. Anderen, die er misschien verstand van hebben, zeggen dat ze geschikt is voor deze leeftijdgroep, maar ik ben mij daar niet zo bewust van. Als ik voor volwassenen workshops geef, dan doe ik dat ook niet echt op een andere manier. Ik vind het wel leuk dat kinderen hiermee worden bereikt, maar volgens mij is de cd ook geschikt voor anderen. zijn voor een docent die op de basisschool met kinderen wil filosoferen. Naar aanleiding van zo’n vraag of een leeg colablikje in het bos erg is, kun je kinderen actief laten filosoferen. Ik ben echter geen pedagoog of didacticus en heb dus geen precieze opvattingen over de manier waarop je de cd in een lesopzet moet inpassen. Je bent ook hoogleraar bij de Universiteit van Leiden. Moet je studenten heel anders benaderen dan kinderen op de basisschool? Ja en nee. Studenten met een algemeen wetenschappelijke achtergrond kun je bijna op dezelfde manier benaderen als ik op de cd doe. Als het echter om filosofiestudenten gaat, dan kunnen die al die vragen al dromen, en hen kun je beter benaderen door voor hen een nieuw domein als onderwerp te kiezen. Vaak weten ze niet zoveel van natuurwetenschap en dat is dan een geschikte invalshoek. Hoe reageerde de klas toen jij op 27 november jouw les gaf aan de Noordwijkse basisschool? Heel erg goed. Ik geef ook wel eens les op middelbare scholen en dan moet er een docent bij zijn om orde te handhaven, maar hier waren de kinderen heel geïnteresseerd. Ze brachten rustig hun gedachten naar voren en het waren niet alleen de heel slimme kinderen die zo aan het woord kwamen. Je eindigt de cd met: “Wat schiet je ermee op?”, “Wat is het nut van al die vragen?” en jouw antwoord luidt dan: “Misschien hebben ze geen nut, maar leuk is het wel en ik kan er niet mee ophouden.” Als die vragen alleen maar leuk zijn, waarom zouden ze dan op school aan bod moeten komen? Het is niet een bewuste keuze van mij dat de cd op een school zou moeten worden gebruikt. Toch denk ik dat filosofische basisvaardigheden waardevol zijn. Dan gaat het om zorgvuldig kunnen redeneren, de essentie kunnen halen uit de woorden van een ander en een repliek te kunnen geven. Dat zijn zaken, die eigenlijk van belang zijn voor alle kinderen. Nu is de Noordwijkse basisschool een school met allemaal extra vakken. Betekent dat dat er vooral intelligentere kinderen voorkomen? Dat is niet zo. Wel kun je zien dat er daar veel aandacht is voor een andere manier van leren. Voor de echt slimme leerlingen is er wel een extra aanbod van extra lessen, maar dat geldt niet voor iedereen. Heb je de cd ook gebruikt binnen jouw les? Nee, de introductie van mijn cd was iets dat ernaast plaatsvond. Ik heb wel enkele vragen behandeld die ook op de cd voorkomen, maar ook andere vragen kwamen aan bod en ik ben ingegaan op wat filosofie is. Natuurlijk was er ook voor de kinderen ruimte om vragen te stellen. Ik denk wel dat de cd bruikbaar kan Interviewer: Walfred Haans 3 De zaak A. Handelen in het licht van Davidson en Frankfurt. -Als je handelt, ben je verantwoordelijk- A heeft de wens (W) zijn vader B te vermoorden (x). Hij besluit met hem op wild te gaan jagen en hem tijdens de jacht dood te schieten (Y), zodanig dat het op een ongeluk lijkt. Tijdens het jagen wordt A (die achter zijn vader loopt) echter overweldigd en overmand (Z) door het idee dat hij zijn vader over een uur gaat vermoorden, wat een spontane vingerbeweging (S) bij A veroorzaakt en de trekker van zijn geweer doet overgaan. B wordt in zijn hoofd getroffen en sterft ter plekke (x”). Is A nu verantwoordelijk voor de dood van zijn vader B? Primair zouden we zeggen dat er sprake is van een ongeluk. A had weliswaar vooraf een ongeluk in gedachten, maar dat ongeluk zou feitelijk geen ongeluk zijn geweest, aangezien A de intentie had B te vermoorden (oftewel, vooraf een ongeluk in gedachten hebben is een contradictio in terminis). Het verschil is dus dat er nu werkelijk sprake lijkt van een ongeluk. Het idee dat wanneer er sprake is van een ongeluk, A niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de dood van B (omdat daarbij het aspect ‘voorbedachte rade’ evenals ‘opzet’ vervalt) was op voorhand A’s uitgangspunt. Een belangrijk probleem hierbij is echter dat de common sense opvatting (desire+belief action) te beperkt is2. Frankfurt (The problem of action. In Mele (1997)) is van mening dat action weliswaar begeleid (accompanied) of voorafgegaan (preceded) kan worden door desire+belief, maar ze hoeft er niet door te worden veroorzaakt. Voor Frankfurt bestaat er namelijk een wezenlijk intrinsiek verschil tussen actions en mere bodily movements. Tijdens een action is een actor namelijk ‘in touch with his movement’, wat bij een mere bodily movement niet het geval is. Volgens hem kunnen we alleen spreken van action als actor A in dit geval zijn lichaam gedurende S onder controle (guidance) heeft, wat duidelijk niet het geval is. Als er sprake is van bodily movement under the guidance of the agent, moet er sprake zijn van purposive3 bodily movement, oftewel doelgericht gedrag; gedrag directed at the achievement of some goal or purpose. A bereikt dus weliswaar zijn doel (x), toch is er hier sprake van Non-purposive bodily movement not under the control of the agent. We moeten vaststellen dat A niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de dood van zijn vader. Immers, had hij een uur later over willen gaan tot (Y), dan had hij als rational agent in control nog de mogelijkheid (Wx) op te schorten of er van af te zien, zonder dat er sprake zou zijn van Z S. Dan was er dus nog de mogelijkheid geweest dat A en B op het eind van de dag een biertje hadden gedronken, terwijl dat in dit geval hoe dan ook is uitgesloten. Hoe verderfelijk A ook lijkt, de keuze zijn vader te vermoorden heeft hij nooit gemaakt. Of wel? Is echter de omstandigheid dat er iets onverwachts (S) gebeurt dat in dit geval letsel veroorzaakt met de dood als gevolg een ongeluk te noemen? Om deze vraag te beantwoorden moeten we een onderscheid maken tussen actions en mere bodily movements. Waar we action intuïtief koppelen aan verantwoordelijkheid hangt een mere bodily movement meer samen met een intentieloze beweging. Maar is dat correct? Is (S) (in tegenstelling tot (Y)) intentieloos? Stel dat we als uitgangspunt nemen dat er sprake is van een action indien deze wordt veroorzaakt door wens en verwachting (desire+belief action), dan zou je kunnen stellen dat er een causaal verband bestaat tussen A’s voltrekking van (Wx) en A’s (Z) en (S). Immers, zonder (Wx) zou A nooit hebben geschoten1. Dus (Z) (S) heeft A aan zichzelf te danken/wijten en dus is A verantwoordelijk. Stel maar eens dat we aan A vragen ‘waarom ging dat geweer af?’ Als A eerlijk zou antwoorden zou hij zeggen: ‘het geweer ging af, omdat ik de bedoeling had weldra mijn vader te vermoorden en plots zo door dit idee bevangen werd dat ik spontaan vuurde.’ Stephan Wetzels © 2009 S.M.D.T. Wetzels MA. MSc. 4 __________________________________ Dit is meen ik, globaal de argumentatie van Donald Davidson’s Action, reasons, and causes in Mele (1997). “...suppose a man takes heroin because he enjoys its effects and considers them to be beneficial. But suppose further that he is unknowingly addicted to the drug, and hence that he will be driven to take it in any event, even if he is not led to do so by his own beliefs and attitudes.” (P. 49) Frankfurt stelt dat het injecteren van drugs een action is, maar duidelijk geen die volgt op desire+belief. “The example bears upon the point that is actually at issue, by illustrating how an action (including, of course, any requisite attitudinal constituents) may have no causes other than non-attitudinal or alien ones.”(p. 50). 3 “Behaviour is purposive when its course is subject to adjustments which compensate for the effects of forces which would otherwise interfere with the course of the behaviour, and when the occurrence of these adjustments is not explainable by what explains the state of affairs that elicits them. The behaviour is in that case under the guidance of an independent causal mechanism, whose readiness to bring about compensatory adjustments tends to ensure that the behaviour is accomplished.” (p. 47.) 1 2 5