Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)

advertisement
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
Achtergrondinformatie
1. Inleiding
Het kabinet wil via de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) een nieuw
arbeidsongeschiktheidstelsel introduceren. De Tweede Kamer heeft op 1 juli 2005 ingestemd met het
voorstel van de wet WIA. Als de Eerste Kamer dit jaar ook instemt met dit wetsvoorstel, gaat de nieuwe
wet in op 1 januari 2006.
De WIA komt in de plaats van de WAO voor ziektegevallen vanaf 1 januari 2004. Doel van de WIA is
het voorkomen van instroom in de arbeidsongeschiktheidsregeling door nadruk te leggen op preventie
van ziekte en snelle reïntegratie van ziektegevallen. In dit nieuwe stelsel staat arbeidsparticipatie
voorop.
2. WIA
Met invoering van de WIA zal de huidige WAO voor ziektegevallen van op of na 1 januari 2004
komen te vervallen. Bij de WIA staat werk en daarmee de arbeidsgeschiktheid voorop. De WIA wil
door middel van financiële prikkels werkgevers en werknemers stimuleren gedeeltelijk
arbeidsgeschikten zoveel mogelijk aan de slag te blijven of te gaan. Aan personen die volledig en
duurzaam arbeidsongeschikt zijn wordt tegelijkertijd inkomensbescherming geboden.
De WIA bestaat uit twee delen. De Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en
de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA). Werknemers die minder dan
35% arbeidsongeschikt zijn vallen niet onder de WGA en blijven in beginsel zoveel mogelijk in dienst
van de werkgever.
De werkgever is door de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 verplicht voor 2
jaar het loon door te betalen van de zieke werknemer. Na deze twee jaar bestaat voor medewerkers die
minder dan 65% arbeidsgeschikt (maar meer dan 20%) zijn, een recht op een WGA-uitkering. Deze
regeling stimuleert medewerkers (meer) te gaan werken door een stijging te bieden van het inkomen
naarmate iemand meer werkt. De WGA bestaat uit twee delen:
1. Eerst bestaat recht op een uitkering die gebaseerd is op het laatst verdiende loon. Werkt betrokkene,
dan bedraagt de uitkering 70% van het verschil tussen het oude loon en het nieuwe (lagere) loon.
Werkt betrokkene niet, dan is de uitkering 70% van het laatstverdiende loon. Bij de berekening van
de uitkering geldt als maximum het wettelijk vastgestelde dagloon. De uitkeringsduur is –net als bij
de WW- afhankelijk van het arbeidsverleden van betrokkene.
2. Na afloop van de loongerelateerde uitkering bestaat recht op een vervolguitkering of
loonaanvulling. Een gedeeltelijk arbeidsongeschikte die niet werkt of met werk minder dan de helft
verdient van wat hij gezien zijn arbeidsbeperking nog zou kunnen verdienen (zogenaamde
resterende verdiencapaciteit), heeft recht op vervolguitkering van 70% van het minimumloon,
vermenigvuldigd met het arbeidsongeschiktheidspercentage. Iemand die werkt en die minstens de
helft van zijn resterende verdiencapaciteit benut, krijgt een loonaanvulling van 70% van het
verschil tussen het oude loon en de resterende verdiencapaciteit. De gedeeltelijk arbeisgeschikte
heeft in beginsel tot zijn 65e aanspraak op de vervolguitkering of loonaanvulling.
Voor personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, is werkhervatting niet aan de orde.
Een persoon is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt als hij niet meer dan 20% van zijn
laatstverdiende loon kan verdienen en hij ook niet meer beter kan worden of de kans daarop zeer klein
is. Deze personen hebben recht op een uitkering ingevolge de IVA. De IVA kent een uitkering van 70%
van het laatstverdiende loon. Bij de berekening van de uitkering geldt als maximum het wettelijk
vastgestelde maximumdagloon. Mensen die langdurig zijn aangewezen op de IVA krijgen, in
tegenstelling tot de huidige WAO, niet te maken met verdere inkomensachteruitgang. Hiermee vervalt
het zogenaamde WAO-gat.
Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, vallen niet onder de WGA. Zij blijven in
beginsel zo veel mogelijk in dienst van de werkgever.
3. Huidige bovenwettelijke regelingen
De WIA heeft gevolgen voor de bovenwettelijke regelingen die zijn vastgelegd in het
pensioenreglement van het ABP (herplaatsingstoelage, invaliditeitspensioen) en de gemeentelijke
rechtspositie (suppletieregeling). Hieronder is een korte weergave opgenomen van de huidige
bovenwettelijke regelingen zoals die nu gelden bij het recht op een WAO-uitkering.

Invaliditeitspensioen (IP)
Het IP vult in het huidige stelsel de WAO-uitkering aan voor werknemers die een salaris boven het
wettelijke gemaximeerde dagloon hebbenen voor werknemers met een inkomensachteruitgang na de
loondervingsuitkering (zogenaamde WAO-gat) in de vervolguitkering. Het IP kent bovendien een
garantie in de vorm van een diensttijdpensioen.

Herplaatsingstoelage (HPT)
De huidige HPT vult aan tot 80% van het laatste salaris indien de gedeeltelijk arbeidsongeschikte zijn
volledige restcapaciteit benut door te werken.

Suppletieregeling
De huidige suppletieregeling vult aan tot 80% en vervolgens tot 70% van het laatste salaris indien de
gedeeltelijk arbeidsongeschikte voor zijn restcapaciteit werkloos is. De suppletie uitkering eindigt
uiterlijk 66 maanden na datum ontslag.
02/03
Afspraken over de gevolgen van de WIA voor deze bovenwettelijke regelingen worden gemaakt door
sociale partners in de Pensioenkamer.
Naast de bovenbedoelde afspraken moeten op sectorniveau afspraken gemaakt worden over de
gevolgen van de WIA voor de rech
03/03
Download