B&W-nr.: 06.0179 d.d. 07-02-2006 Onderwerp Wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet werk en inkomen en arbeidsvermogen (WIA) BESLUITEN Behoudens advies van de commi ssie SWM G 1. De in bijlage 1 genoemde wijzigingen in de Arbeidsvoorwaardenregeling als gevolg van de inwerkingstreding van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 1 januari 2006 vast te stellen. 2. Dit besluit ter kennisname aan het G.O. te zenden. Samenvatting Wijzigingen in de Arbeidsvoorwaardenregeling als gevolg van de inwerking treden van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). BIJLAGE I A. Aan artikel 1:1, eerste lid, worden nieuwe onderdelen y tot en met cc toegevoegd, onder verlettering van de onderdelen y tot en met kk tot dd tot en met pp: y. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; z. IVA: Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten; aa. IVA-uitkering: de uitkering bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA; bb. WGA: Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten; cc. WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten op grond van de WIA; B. In de toelichting op artikel 7:1, lid 1, sub b, wordt het woord “zevende” gewijzigd in: zesde. In de toelichting op artikel 7:1, lid 1, sub c, wordt het woord “zevende” gewijzigd in: zesde. C. De toelichting op artikel 7:2:1, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 7:2:1 Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet is de gemeente verplicht om zich bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten te laten bijstaan door een deskundige die gecertificeerd is op het terrein van de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde of een arbodienst. Dit houdt onder andere in dat de gemeente bij de uitvoering van de reintegratieverplichtingen ingevolge de WIA de bovengenoemde deskundige of de arbo-dienst na 6 weken van ziekte vragen om een probleemanalyse en een advies, die de basis vormt van het plan van aanpak, dat na 8 weken ziekte opgesteld moet zijn. D. In artikel 7:3, vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde tot en met het negende lid tot het vijfde tot en met het achtste lid. In artikel 7:3, achtste lid, wordt het woord ‘tenminste’ vervangen door: ten minste. In artikel 7:3, achtste lid, wordt het woord ‘zevende’ vervangen door: zesde. Aan artikel 7:3, wordt een nieuw negende lid toegevoegd: 9. De ambtenaar heeft ten minste recht op het wettelijk minimumloon, berekend naar rato van zijn formele arbeidsduur. In de toelichting op artikel 7:3, lid 1, 2, 3 en 4, wordt de zin ‘In …… minimumloon.’ geschrapt. In de toelichting op artikel 7:3, worden de toelichtingen op lid 7, lid 8 en lid 9 vernummerd tot de toelichting op lid 6, lid 7 en lid 8. In de toelichting op artikel 7:3, lid 8, wordt het woord ‘zevende’ gewijzigd in: zesde. In de toelichting op artikel 7:3, lid 10, wordt het woord ‘negende’ gewijzigd in: tiende. In de toelichting op artikel 7:3, lid 10, wordt tussen de woorden ‘zwangerschapsgerelateerde’ en ‘de’ het woord ‘ziekte’ toegevoegd. In de toelichting op artikel 7:3, lid 13, wordt het woord ‘twaalfde’ vervangen door: dertiende. E. In artikel 7:9, derde lid, worden de woorden “71a, tweede lid, van de WAO” vervangen door: 25, tweede lid, van de WIA. In de toelichting op artikel 7:9, lid 3, wordt het woord ‘WAO’ vervangen door: WIA. F. In artikel 7:11, eerste lid, onder b, wordt het woord ‘vierde’ vervangen door: derde. In artikel 7:11, eerste lid, onder c, wordt het woord ‘vijfde’ vervangen door: vierde. G. De toelichting op artikel 7:16, ad 2, eerste alinea wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Voordat de medewerker aanspraak kan maken op een uitkering ingevolgde de WIA, geldt voor hem een wachttijd van 104 weken (de wachttijd voor een WAO-uitkering bedroeg 52 weken). Indien het mogelijk zou zijn de zieke medewerker definitief te herplaatsen binnen twee jaar in een passende functie, zou de situatie ontstaan dat hij naast zijn nieuwe inkomen geen recht heeft op een uitkering op grond van de WIA. De betrokken medewerker is voor zijn nieuwe functie namelijk niet ziek. In het BW is daarnaast geregeld dat de werknemer in de eerste twee jaar van ziekte kan terugvallen op de arbeidsovereenkomst van de eigen werkgever bij het verrichten van passende arbeid. Deze twee wijzigingen zijn de reden geweest om artikel 7:16 op punt van de definitieve herplaatsing te wijzigen. Als gevolg hiervan kan een wijziging van de aanstelling pas plaatsvinden nadat er twee jaren van ziekte zijn verstreken. In de toelichting op artikel 7:16, onder ‘Situationele arbeidsongeschiktheid’ wordt de eerste zin gewijzigd en komt als volgt te luiden: In geval de ambtenaar situationeel arbeidsongeschikt is, zal in de regel geen sprake zijn van verminderde arbeidsgeschiktheid in de zin van de WIA. H. Artikel 7:21, wordt, inclusief koptekst en toelichting, gewijzigd en komt als volgt te luiden: Samenloop van bezoldiging bij ziekte met uitkering op grond van de WIA Artikel 7:21 1. Indien de ambtenaar ter zake van de desbetreffende verhindering tot het vervullen van zijn betrekking recht heeft op een WGA- of een IVA-uitkering, wordt het bedrag van die uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij op grond van artikel 7:3 recht heeft. 2. Indien de ambtenaar recht heeft op een WGA- of een IVA-uitkering uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen, wordt die uitkering naar rato van de bezoldiging uit de verschillende functies, in mindering gebracht op de dienstbetrekking op grond waarvan de bezoldiging wordt doorbetaald. 3. Indien de ambtenaar geen WGA- of IVA-uitkering aanvraagt binnen de in de WIA gestelde termijnen en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de periode dat hij dientengevolge geen WGA- of IVA-uitkering ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een IVA-uitkering. 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de ambtenaar niet kan worden vastgesteld of de ambtenaar in aanmerking komt voor een WGA- of een IVA-uitkering en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een IVA-uitkering. 5. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene de WGA- of IVA-uitkering vermindering ondergaat, dan wel het recht daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de WGA- of IVA-uitkering zoals die werd genoten voor vermindering of gehele of gedeeltelijke weigering van het bedrag plaatsvond. 6. De ambtenaar verleent op verzoek van het college alle medewerking aan het via het college tot uitbetaling laten komen van de WGA- of IVA-uitkering. Toelichting In artikel 76a van de Ziektewet is bepaald dat de wachttijd voor een uitkering ingevolge de WIA in drie gevallen kan worden verlengd en wel: a. met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte, bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de ZW, later doet dan op grond van dat artikel is voorgeschreven; b. met de duur van de verlenging van het tijdvak waarin recht bestaat op bezoldiging op grond van artikel 24, eerste lid, van de WIA; c. met de duur van het tijdvak dat het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld. ad a. Artikel 38 ZW legt een werkgever de verplichting op uiterlijk op de eerste dag nadat de ziekte 13 weken heeft geduurd de ziekte te melden bij het UWV. Als de werkgever deze melding te laat doet, wordt de wachttijd voor de WIA met de duur van de vertraging verlengd. De WIA-uitkering gaat dan pas later in. ad b. In artikel 24, eerste lid, van de WIA, is bepaald dat de WIA-wachttijd op verzoek van werkgever en werknemer gezamenlijk verlengd kan worden. ad c. Bij de aanvraag van een WIA-uitkering moet een reïntegratieverslag worden ingediend. Als het UWV van mening is dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen niet is nagekomen of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, kan het UWV de termijn gedurende de werkgever het loon moet doorbetalen verlengen. Dit komt neer op een verlenging van de WIA-wachttijd. De termijn van de verlenging is maximaal 52 weken en wordt afhankelijk gesteld van de aard en ernst van het verzuim. Deze sanctiebevoegdheid is neergelegd in artikel 25, negende lid, van de WIA. Als om de drie hiervoor genoemde redenen de uitkering op grond van de WIA pas op een later tijdstip ingaat dan na 104 weken ziekte, kan op de door te betalen bezoldiging na 104 weken ziekte geen WGA- of IVA-uitkering in mindering worden gebracht. Dit betekent dat de werkgever feitelijk na 104 weken ziekte een zwaardere financiële last draagt. In het geval genoemd onder b hiervoor is sprake van een bewuste keuze. Deze keuze kan voor werkgever én werknemer gunstig zijn als reïntegratie aanstaande is. De werknemer krijgt dan niet te maken met een uitkering op grond van de WIA; de werkgever heeft als voordeel dat de Pemba-premie niet verhoogd wordt als gevolg van het feit dat een medewerker een uitkering op grond van de WIA heeft. In de gevallen a en c hiervoor kan dit worden beschouwd als een sanctie voor de werkgever voor het niet naleven van de reïntegratieverplichtingen. De medewerker merkt financieel dus niets van de verlenging van de wachttijd op grond van de hiervoor genoemde redenen. Op grond van artikel 7:3 heeft de medewerker na 24 maanden ziekte recht op 70% van zijn bezoldiging. Lid 1 Het eerste lid bepaalt dat de aanspraak op een WGA- of IVA-uitkering in mindering wordt gebracht op de doorbetaling van bezoldiging. Let op: de WGA- of IVA-uitkering wordt alleen in mindering gebracht op de door te betalen bezoldiging indien deze kan worden toegerekend aan één en dezelfde betrekking. In het geval de betrokkene ondertussen definitief herplaatst is in een andere functie door middel van een wijziging van de aanstelling wordt de WGA- uitkering, voor zover die voortvloeit uit die oude betrekking, niet in mindering gebracht op de door te betalen bezoldiging tijdens ziekte. Lid 2 Het tweede lid bevat een bepaling voor de situatie waarin sprake is van een zieke ambtenaar die meer dan één baan heeft. Indien betrokkene voor beide betrekkingen arbeidsongeschikt wordt, zal slechts één uitkering op grond van de WIA worden toegekend die betrekking heeft op beide banen. Op doorbetaling van bezoldiging voor één van die functies zal de werkgever uitsluitend dat deel van de uitkering ingevolge de WIA in mindering moeten brengen dat verband houdt met de arbeidsongeschiktheid uit die functie. Dit dient naar rato van de bezoldiging uit de beide betrekkingen te worden bepaald. Lid 3 t/m 5 In het derde tot en met vijfde lid wordt geregeld dat bij samenloop van een uitkering op grond van de WIA en doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte wordt uitgegaan van een WGA- of een IVAuitkering, als sprake is van gedrag dat verwijtbaar is aan betrokkene. Hiermee wordt voorkomen dat de ontstane meerlasten kunnen worden afgewenteld op de werkgever die immers een hoger bedrag aan bezoldiging dient door te betalen ingeval de WGA- of IVA-uitkering niet of niet volledig tot uitbetaling komt en dit betrokkene te verwijten is. Omdat dit gevolg ongewenst is, geven genoemde leden de werkgever de mogelijkheid in dergelijke gevallen toch een korting op de bezoldiging toe te passen. I. In artikel 7:22 wordt de zinsnede “worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een WAO-uitkering” vervangen door: worden deze uitkeringen voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een uitkering op grond van de WIA. J. In artikel 7:28, eerste lid, worden de woorden “en 7:18” vervangen door: , 7:18, 7:21 en 7:22 In artikel 7:28, tweede lid, worden de woorden “en 7:18” vervangen door: , 7:18, 7:21 en 7:22, Aan artikel 7:28 wordt een nieuw derde en vierde lid toegevoegd, onder vernummering van het derde lid tot het vijfde lid. 3. Op de ambtenaar, van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 is gelegen op of na 1 januari 2004 en die op grond van de WAO recht heeft op een WAO-uitkering, zijn de artikel 7:1, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:21 niet van toepassing. 4. Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 7:1, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:21, zoals die golden op 31 december 2005, van toepassing, waarbij de verwijzing in artikel 7:21, eerste lid, naar artikel 7:3, eerste lid, gelezen moet worden als een verwijzing naar artikel 7:3, zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2006. Aan de toelichting op artikel 7:28 wordt een nieuwe toelichting op lid 3 en 4 toegevoegd, onder vernummering van de toelichting op lid 3 tot de toelichting op lid 5. Lid 3 en 4 De WAO kent een aantal bepalingen op grond waarvan na beëindiging van de verzekering of het recht op uitkering alsnog, dan wel opnieuw aanspraak op een uitkering ingevolge de WAO bestaat. De wetgever heeft ervoor gekozen bij de invoering van de WIA het recht op een WAO-uitkering voor deze personen in stand te laten. Dit betekent dat wanneer de betreffende medewerker, ook al ligt zijn eerste ziektedag op grond van de CAR-UWO op of na 1 januari 2004, in aanmerking kan komen voor een WAO-uitkering in plaats van een uitkering op grond van de WIA. De leden 3 en 4 voorzien in een overgangsbepaling voor deze groep medewerkers. De belangrijkste hiervan zijn de bepaling die ziet op definitieve herplaatsing in passende of gangbare arbeid voordat 2 jaar van ziekte zijn verstreken en de bepalingen die zien op verrekening van een WAO-uitkering met de loondoorbetaling tijdens de periode van ziekte. K. Artikel 7:28:1, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 is gelegen voor 1 januari 2004 is artikel 7:18:1 niet van toepassing. De koptekst boven de tweede toelichting op artikel 7:28 wordt vervangen en komt als volgt te luiden: artikel 7:28:1. L. In artikel 8:5, achtste lid, wordt tussen de woorden “in” en “derde” het woord “het” toegevoegd. Artikel 8:5, elfde lid, onderdeel b en c, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: b. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de WIA en c. met de duur van het tijdvak dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA heeft vastgesteld. De toelichting op artikel 8:5 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden. Aan de ambtenaar die ongeschikt is voor de eigen arbeid kan ontslag worden verleend op grond van die ongeschiktheid, zodra die ongeschiktheid ten minste 24 maanden heeft geduurd. Eerder kan ontslag op deze grond niet plaatsvinden. Ontslag op andere gronden dan wegens ziekte kan binnen die termijn wel worden verleend. Met deze termijn van twee jaar wordt aangesloten bij de situatie in de marktsector waar ook een dergelijke ontslagbescherming geldt. Ontslagverlening wegens ziekte is slechts mogelijk wanneer voldaan wordt aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 8:5, tweede lid. Bij de procedure om te komen tot een medisch oordeel, zoals bedoeld in de onderdelen a en b van het tweede lid van artikel 8:5 worden artsen betrokken van het UWV, de werkgever en, facultatief, een arts van de werknemer. De procedure om te komen tot dit medisch oordeel start met een schriftelijke aanzegging van de werkgever aan de werknemer dat de ontslagprocedure op grond van arbeidsongeschiktheid in gang wordt gezet. In de aanzegging moet ook melding worden gemaakt van de mogelijkheid voor de werknemer om een arts van zijn keuze te laten deelnemen aan de procedure en dat de kosten daarvan worden gedragen door de werkgever. Deze aanzegging kan na afloop van de 18 e ziektemaand worden gedaan. De werkgever moet voor het medisch oordeel een functie-ongeschiktheidsadvies (FOA) aanvragen bij het UWV. Het FOA kan vanaf de 21e ziektemaand bij het UWV worden aangevraagd. De arts van het UWV stelt een rapport op dat het karakter heeft van een medisch advies en doet dit toekomen aan de werkgever en werknemer. De procedure om te komen tot dit medisch oordeel start met een schriftelijke aanzegging van de werkgever aan de werknemer dat de ontslagprocedure op grond van arbeidsongeschiktheid in gang wordt gezet. In deze aanzegging, die op zijn vroegst na afloop van de achttiende ziektemaand kan worden gedaan, moet ook melding worden gemaakt van de mogelijkheid voor de werknemer om een arts van zijn keuze te laten deelnemen aan de procedure en dat de kosten daarvan worden gedragen door de werkgever. Tegen het advies staat geen bezwaar en beroep open. Het gaat hierbij immers niet om een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat een medisch oordeel geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. De aanzegging van de werkgever dat een ontslagprocedure op grond van arbeidsongeschiktheid zal worden opgestart en dat aan UWV een medisch advies gevraagd zal worden, is geen besluit in de zin van de Awb en daarmee geen besluit dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Het feitelijke ontslagbesluit is uiteraard wel een besluit dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Afwijken van het medisch advies door de werkgever, een negatief oordeel van het UWV over de reïntegratie-inspanningen van de werkgever, een positief oordeel van het UWV over de herplaatsingsmoge-lijkheden binnen de organisatie of het nalatig zijn bij de op grond van wet- en regelgeving verplicht gestelde meldingen, maken een beroep van de werknemer bij de administratieve rechter kansrijk. Om deze reden verdient het aanbeveling om het ontslagbesluit zorgvuldig voor te bereiden. Wat de herplaatsingsmogelijkheden betreft dient de werkgever aan te kunnen tonen dat er geen reële herplaatsingsmogelijkheden zijn binnen de organisatie. Onderzocht dient te worden of er mogelijkheden zijn tot herplaatsing in een functie met passende arbeid. Bij dit onderzoek dient de werkgever het oordeel van het UWV te betrekken over de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie naar aanleiding van de reïntegratieactiviteiten die werkgever en werknemer hebben ondernomen. Bij dit onderzoek dient de werkgever het oordeel van het UWV te betrekken over de herplaatsingsmogelijkheden binnen de eigen organisatie naar aanleiding van de reïntegratieactiviteiten die werkgever en werknemer hebben ondernomen. Lid 9 Op grond van jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie inzake gelijke behandeling van man en vrouw, mag voor de berekening van de ontslagtermijn wegens ziekte de periode van ziekte tijdens de zwangerschap als gevolg van de zwangerschap en het zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf, niet worden meegeteld. Het Europees Hof heeft in zijn jurisprudentie een onderscheid aangebracht tussen enerzijds ziekte tijdens de zwangerschap die verband houdt met zwangerschap en zwangerschaps- en bevallingsverlof, en anderzijds ziekte die verband houdt met zwangerschap en bevalling na het bevallingsverlof. Deze laatste periode kan gewoon meegeteld worden voor de berekening van de ontslagtermijn van 24 maanden. Hetzelfde geldt voor ziekte tijdens de zwangerschap die niet veroorzaakt wordt door de zwangerschap; ook deze periode mag meegerekend worden voor de ontslagtermijn van 24 maanden. Voorbeeld Een medewerkster van de gemeente valt tijdens haar zwangerschap uit wegens zwangerschapsgerelateerde klachten. Zij blijft ziek tot de ingangsdatum van het zwangerschapsverlof. Aansluitend op het bevallingsverlof meldt zij zich ziek wegens bekkeninstabiliteit, veroorzaakt door de zwangerschap. Voor de berekening van de ontslagtermijn van 24 maanden mag niet meegeteld worden de periode dat de medewerkster tijdens de zwangerschap ziek is wegens zwangerschapsgerelateerde klachten; hetzelfde geldt voor de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Perioden van arbeidsongeschiktheid aansluitend op het bevallingsverlof mogen wel meegerekend worden voor de ontslagtermijn, onafhankelijk van de vraag of deze veroorzaakt zijn door de zwangerschap of de bevalling. De ontslagtermijn van 24 maanden start in dit voorbeeld dus op de dag aansluitend op de laatste dag van het bevallingsverlof. Lid 10 Volgens het tiende lid worden ziekteperioden samengeteld als zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Uit het negende lid vloeit voort dat de periode van zwangerschapgerelateerde ziekte en het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meegeteld worden voor de berekening van de 24 maanden termijn. Dit heeft tot gevolg dat ziekte perioden die worden onderbroken door zwangerschapsgerelateerde ziekte die 4 weken of langer duurt of door het zwangerschaps- en bevallingsverlof, in principe niet mogen worden samengeteld aangezien sprake is van een onderbreking van vier weken of langer. Indien de ziekte (die zijn oorzaak niet vindt in de zwangerschap zelf) echter direct voorafgaat aan en direct aansluit op het zwangerschaps- en bevallingsverlof én de ziekte wordt geacht redelijkerwijs voort te vloeien uit dezelfde oorzaak, mogen de perioden worden samengeteld voor de berekening van de ontslagtermijn. Hieronder zijn een aantal voorbeelden opgenomen. Voorbeeld I Een medewerker is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 15 maart 2006 herstelt hij, waarna hij op 29 maart 2006 (na 2 weken) weer ziek wordt. De periode van herstel heeft korter geduurd dan 4 weken. Daardoor geldt 1 januari 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor ontslag begint te lopen. Dit betekent dat de medewerker op 14 januari 2008 (dit is 24 maanden + 2 weken na 1 januari 2006) kan worden ontslagen. Voorbeeld II Een medewerker is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 15 maart 2006 herstelt hij, waarna hij op 26 april 2006 (na 6 weken) weer ziek wordt. De periode van herstel heeft langer geduurd dan 4 weken. Daardoor geldt 27 april 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor ontslag begint te lopen. Dit betekent dat de medewerker op 27 april 2008 (dit is 24 maanden na 27 april 2006) kan worden ontslagen. Voorbeeld III Een medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 15 maart 2006 herstelt zij. Op 29 maart 2006 gaat zij met zwangerschaps- en bevallingsverlof. Zij zou op 20 juli 2006 weer moeten gaan werken. Op dat moment is zij echter ziek. Omdat de medewerkster voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet ziek was, geldt het zwangerschaps- en bevallingsverlof als onderbreking van meer dan 4 weken. Daardoor geldt 20 juli 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor ontslag begint te lopen. Dit betekent dat de medewerkster op 20 juli 2008 (dit is 24 maanden na 20 juli 2006) kan worden ontslagen. Voorbeeld IV Een medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 1 mei 2006 gaat zij met zwangerschaps- en bevallingsverlof tot 21 augustus 2006. Op 22 augustus 2006 zou zij weer moeten gaan werken. Echter, zij is op dat moment nog ziek. Er zijn twee mogelijkheden. Mogelijkheid A De ziekte na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft dezelfde oorzaak als de ziekte voor dat verlof. In dit geval geldt 1 januari 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor ontslag begint te lopen. Dit betekent dat de medewerkster op 23 april 2008 (dit is 24 maanden + 16 weken na 1 januari 2006) kan worden ontslagen. Mogelijkheid B De ziekte na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft een andere oorzaak dan de ziekte voor dat verlof. In dit geval geldt 22 augustus 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor ontslag begint te lopen. Dit betekent dat de medewerkster op 22 augustus 2008 (dit is 24 maanden na 22 augustus 2006) kan worden ontslagen. Voorbeeld V Een zwangere medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 15 maart 2006 krijgt zij zwangerschapsgerelateerde klachten, die duren tot 26 april 2006 (6 weken). Daarna stoppen de zwangerschapsgerelateerde klachten en wordt zij weer gewoon ziek. Deze ziekte duurt voort. De zwangerschapsgerelateerde ziekte heeft langer geduurd dan 4 weken. Daardoor geldt 27 april 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor ontslag begint te lopen. Dit betekent dat de medewerkster op 18 augustus 2008 (dit is 24 maanden + 16 weken na 27 april 2006) kan worden ontslagen. Lid 11 In het elfde lid is artikel 76a, zesde lid, van de Ziektewet opgenomen. Dit artikel regelt dat de termijn van de verplichte loondoorbetaling van twee jaar wordt verlengd met de verlenging van de wachttijd voor een uitkering ingevolge de WIA. Deze bepaling geldt ook in het BW bij het bepalen van de ontslagtermijn wegens ziekte. De ontslagtermijn in artikel 8:5 wordt verlengd in drie gevallen. Ad a Artikel 38 ZW legt een werkgever de verplichting op uiterlijk op de eerste dag nadat de ziekte 13 weken heeft geduurd de ziekte te melden bij het UWV. Als de werkgever deze melding te laat doet, wordt de wachttijd voor de WIA met de duur van de vertraging verlengd. De WIA-uitkering gaat dan pas later in. Ad b In artikel 24, eerste lid, van de WIA is bepaald dat de wachttijd op verzoek van werkgever en werknemer gezamenlijk verlengd kan worden. Ad c Bij de aanvraag van een uitkering ingevolge de WIA moet een reïntegratieverslag worden ingediend. Als het UWV van mening is dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen niet is nagekomen of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, kan het UWV de termijn gedurende de werkgever het loon moet doorbetalen verlengen. De termijn van de verlenging is maximaal 52 weken en wordt afhankelijk gesteld van de aard en ernst van het verzuim Deze sanctiebevoegdheid is neergelegd in artikel 25, negende lid, van de WIA. M. De medewerker merkt financieel niets van de verlenging van de ontslagtermijn op grond van de hiervoor genoemde redenen. Op grond van artikel 7:3 heeft de medewerker na 24 maanden ziekte recht op 70% van zijn bezoldiging. Artikel 10:28 wordt gewijzigd en komt, inclusief koptekst, als volgt te luiden: Gevolgen Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen Artikel 10:28 Op degene die gedurende de periode van wachtgeld recht heeft op een uitkering ingevolge de WIA, zijn de artikelen 10:13, 10:15, 10:19 en 10:23 van overeenkomstige toepassing.