Evidence-based practice voor verpleegkundigen Evidence-based practice voor verpleegkundigen Methodiek en toepassing Derde druk Redactie: Karen Cox David de Louw Joan Verhoef Chris Kuiper Met bijdragen van: Jeroen Borghouts Michelle Borghouts-Hesseling Ard Lazonder Trudy Lemmers Saskia van der Lyke Ireen Proot AnneLoes van Staa Esther Steultjens Carin Uyl-de Groot Ruben van Zelm Boom Lemma uitgevers Den Haag 2012 Voorwoord Zowel in de zorg als in het zorgbeleid zien we een steeds grotere nadruk op wetenschappelijk bewijs. Maar is die nadruk op wetenschappelijkheid wel passend voor iedere vorm van zorg? De opmars van evidence-based medicine heeft veel goeds gebracht. De systematiek om wetenschappelijke kennis te wegen en beschikbaar te maken in standaarden en protocollen helpt om de kwaliteit van de medische zorg te verhogen. Die wordt ook gebruikt om te ­beslissen over verstrekkingen in het basispakket. Voor allerlei domeinen alsook voor allerlei disciplines in de zorg is de vraag om het praktisch handelen te baseren op basis van wetenschappelijke basis een levenszaak. Niet alleen om de externe partijen zoals overheid, verzekeraars, industrie, patiënten en burgers en hun vertegenwoordigende organisaties te overtuigen dat men goede zorg verleent en daarin transparantie en verantwoording verschaft, maar ook om onderling, in het interprofessionele verkeer, maatschappelijke verantwoording af te leggen over professionele taken en activiteiten en om de problematiek van ‘vele handen in de zorg’ op te lossen. Het is van cruciaal belang dat praktische zorg, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs, zich ook uitstrekt naar wat men gewoonlijk de ‘paramedische’ domeinen van zorg noemt: fysiotherapie, logopedie, psychotherapie en psychiatrie, maar ook de verpleegkunde en verzorging. Dit boek over ‘Evidencebased practice voor verpleegkundigen’ probeert deze leemte te vullen. En dat is belangrijk. De redactie en de auteurs zijn erin geslaagd om het brede palet van evidence- based practice in de verpleegkunde onder de aandacht te brengen. Theorie, methodiek, methoden van vergaren van bewijs, de toepassing hiervan, variërend van kwalitatieve methoden van onderzoek, diagnostiek, interventie, economische evaluatie, systematische reviews, en richtlijnen, al deze invalshoeken om op verschillende manieren aspecten van zorg in de verpleegkunde te onderzoeken en te borgen, worden belicht. Dit is ook van belang om verpleegkunde als discipline te profileren in wetenschap, gezondheidszorg, en politiek. Wat dit boek bijzonder maakt, is haar insteek en visie op gebruik van wetenschappelijk bewijs in de zorg. De nadruk op wetenschappelijk bewijsmateriaal kan leiden tot verminderde waardering voor vormen van zorg waar zulk bewijs moeilijk te realiseren valt, en tot verwaarlozing van elementen als aandacht, vertrouwen en ‘presentie’, typische en essentiële componenten van goede zorg. De ethische vraag wat goede (en te vergoeden) zorg is, dreigt versmald te worden tot de vraag wat bewezen effectieve zorg is. Het effect van een cholesterolremmer is wel vast te stellen, met uitgebreid en dikwijls duur onderzoek. Het effect van verzorging en fysiotherapie in een verpleeghuis, met ouderen die aan meerdere ziekten lijden, is echter veel lastiger te onderzoeken. Als we ons geen rekenschap geven van dat verschil, kunnen belangrijke waarden in de zorg onder druk komen te staan. Bepaalde zorgvormen boeten in aan status, en uiteindelijk ook aan middelen, met nadelige gevolgen voor professionals en patiënten. We moeten ons afvragen welk soort bewijsmateriaal past bij welke vorm van zorg. Hard bewijs waar dat daadwerkelijk te verkrijgen is, maar voor zorgvormen waar dat niet reëel is, moeten andere eisen gesteld worden. Kortom: er moet gezocht worden naar passend bewijs. Dit handboek geeft de verpleegkundige en verzorgende hulpverleners, maar ook in bredere zin de andere paramedische beroepsgroepen, inzicht in deze thematiek. Rein Vos Arts en Filosoof, hoogleraar Theorie van de Gezondheidswetenschappen Vakgroep Health Ethics & Society, Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML), UM Inhoud Leeswijzer 11 Deel I Theorie en achtergronden 13 1 Evidence-based practice Karen Cox, Chris Kuiper, Joan Verhoef & David de Louw 15 1.1Inleiding 1.2 Wat is evidence-based practice? 1.3 Wat is evidence; wat is kennis en bewijs? 1.4 Wat is het huidige beste beschikbare bewijs en evidence? 1.5 Benodigde kennis en vaardigheden om ebp toe te kunnen passen 1.6Beschouwing 16 19 22 28 2 35 De methodiek van evidence-based practice Joan Verhoef, Chris Kuiper, David de Louw & Karen Cox 30 31 2.1Inleiding 2.2 Een vraag formuleren 2.3 Zoeken naar wetenschappelijk bewijs 2.4 Beoordelen van wetenschappelijk bewijs 2.5 Toepassen van het resultaat in de praktijk 2.6Evalueren 2.7Beschouwing 36 37 39 49 58 60 61 3 63 Het verkrijgen van evidence Karen Cox, Chris Kuiper, Joan Verhoef & David de Louw 3.1Inleiding 63 3.2 Professionele en persoonlijke kennis van de professional 64 3.3 Patiëntenloopbaankennis en persoonlijke kennis van de patiënt 66 3.4 Van kennis naar evidence 67 3.5Beschouwing 93 Literatuur behorende bij deel I 95 Deel II Toepassing van evidence-based practice 101 4 103 Kwalitatief onderzoek Saskia van der Lyke & Ireen Proot 4.1Inleiding 4.2 Kwalitatief onderzoek 4.3 Een vraag formuleren 4.4 Zoeken naar kwalitatief onderzoek 4.5 Beoordelen van kwalitatief onderzoek 4.6 Toepassen van kwalitatief onderzoek in de zorgpraktijk 4.7Beschouwing 103 105 116 117 118 120 121 5 123 Diagnostisch onderzoek Michelle Borghouts-Hesseling & Jeroen Borghouts 5.1Inleiding 5.2 Het verpleegproces 5.3 Een vraag formuleren 5.4 Zoeken naar diagnostisch onderzoek 5.5 Beoordelen van diagnostisch onderzoek 5.6Toepassen 5.7Evalueren 5.8Beschouwing 124 124 129 131 133 137 137 138 6Interventieonderzoek Ard Lazonder, Michelle Borghouts-Hesseling & Joan Verhoef 141 6.1Inleiding 6.2 Een vraag formuleren 6.3 Zoeken naar interventieonderzoek 6.4 Beoordelen van interventieonderzoek 6.5Toepassen 6.6Evalueren 6.7Beschouwing 141 144 146 149 154 156 157 7 Economisch evaluatieonderzoek Carin Uyl-de Groot & David de Louw 161 7.1Inleiding 7.2 Economisch evaluatieonderzoek 7.3 Een vraag formuleren 7.4 Zoeken naar economisch evaluatieonderzoek 7.5 Beoordelen van economisch evaluatieonderzoek 7.6Toepassen 7.7Evalueren 7.8Beschouwing 162 162 164 165 165 173 175 175 8 177 Systematische reviews AnneLoes van Staa & Esther Steultjens 8.1Inleiding 8.2 Systematische reviews 8.3 Een vraag formuleren 8.4 Zoeken naar systematische reviews 8.5 Beoordelen van systematische reviews 8.6 Data-analyse en datasynthese 8.7Toepassen 8.8Evalueren 8.9Beschouwing 177 178 180 181 183 186 191 193 193 9Richtlijnen Karen Cox, Trudy Lemmers, Ruben van Zelm & David de Louw 197 9.1Inleiding 9.2Richtlijnen 9.3 Een vraag formuleren 9.4 Zoeken naar richtlijnen 9.5 Beoordelen van richtlijnen 9.6Toepassen 9.7Evalueren 9.8Beschouwing 198 198 202 203 204 206 208 209 Literatuur behorende bij deel II 211 Deel III Evidence-based werken 219 10 221 Implementatie van ebp in het individueel handelen Joan Verhoef & Ard Lazonder 10.1Inleiding 10.2 Verantwoordelijkheid van de individuele beroepsbeoefenaar 10.3 Kenmerken van de verandering 10.4 Kenmerken van de context 10.5 Strategieën voor verandering 10.6Beschouwing 222 224 225 229 232 241 11Besluitvorming Joan Verhoef & Chris Kuiper 245 11.1Inleiding 11.2 Professioneel of klinisch redeneren 11.3 Integratie van evidence-based practice in professioneel redeneren 11.4 De invloed van de context 11.5 Het besluitvormingsproces 11.6 Dilemma’s bij besluitvorming 11.7 Kwaliteit van de argumentatie 11.8Beschouwing 245 246 249 254 257 258 272 276 Literatuur behorende bij deel III 279 Webpagina’s / Links / Zoekmachines 285 Lijst van gebruikte afkortingen 289 Begrippenlijst 291 Register 309 Over de auteurs en redactieleden 315 Leeswijzer De redactie heeft zich tot doel gesteld een boek samen te stellen over evidencebased practice voor verpleegkundigen. Tegelijkertijd wordt eenzelfde boek uitgebracht over evidence-based practice voor paramedici. De theoretische basis voor de boeken is identiek. De boeken verschillen in de toepassings­ gerichte voorbeelden en illustraties die specifiek zijn voor verpleegkundigen of paramedici. De boeken bevatten concrete handvatten voor toepassing van de methodiek van evidence-based practice in de dagelijkse praktijk. Iedere lezer gebruikt een boek op zijn of haar eigen manier. De een begint bij de eerste pagina en leest door tot het eind. Een ander begint bij de achterflaptekst, bladert van achteren naar voren, beoordeelt de auteurs, de referenties, de dikte, de inhoudsopgave, of leest het slot. Er bestaat geen – bewezen – beste manier om een boek te gebruiken. De ervaring wijst uit dat een leeswijzer de opbouw en samenhang van het boek kan verduidelijken en eventuele tips voor het gebruik kan geven. Hierna beschrijven we hoe het boek is opgebouwd. Het boek bestaat uit drie delen: Deel I, Theorie en achtergronden, is een door de redactie geschreven deel dat uit drie hoofdstukken bestaat. In hoofdstuk 1 leggen we uit wat evidence-based practice is. Hoofdstuk 2 beschrijft stapsgewijs de methodiek, en in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het verkrijgen van evidence. Dit deel vormt de theoretische basis van het boek. Bovendien verantwoorden we daarin de door ons gemaakte keuzes. Deel II, Toepassing van evidence-based practice, geeft voorbeelden over de toepassing van de methodiek. Elk hoofdstuk is opgebouwd aan de hand van de vijf stappen van de methodiek van evidence-based practice. De eerste vier hoofdstukken handelen over de toepassing van primaire bronnen van onderzoek. Hoofdstuk 4 gaat in op kwalitatief onderzoek en de toepassing daarvan in de praktijk. De drie volgende hoofdstukken behandelen de toepassing 11 Evidence-based practice voor verpleegkundigen van kwanti­tatief onderzoek gericht op diagnostiek (hoofdstuk 5), interventie (hoofdstuk 6) en kosteneffectiviteit (hoofdstuk 7). De laatste twee hoofdstukken van deel II betreffen de toepassing van secundaire bronnen van onderzoek: systematische reviews (hoofdstuk 8) en richtlijnen (hoofdstuk 9). Deel III, Evidence-based werken, behandelt de implementatie van evidencebased practice in het individueel handelen (hoofdstuk 10). We geven handvatten voor het beroepsmatig handelen. Het deel wordt afgesloten met een hoofdstuk over besluitvorming. 12 De redactie heeft veel zorg besteed aan het gebruik van termen in dit boek. We hebben getracht zo veel mogelijk de Nederlandse vertaling van termen te gebruiken. Daar waar een vertaling de oorspronkelijke betekenis zou uithollen, hebben we voor de duidelijkheid ook de Engelse oorspronkelijke term tussen haakjes opgenomen. Achter in het boek is een lijst met statistische en methodologische begrippen opgenomen. Deze begrippen kunnen worden opgezocht in de begrippenlijst. Het begrip evidence is echter niet altijd vertaald. Daar waar de term evidence wordt gebruikt, refereren we aan het geheel van persoonlijke, professionele en wetenschappelijke kennis van de patiënt en de beroepsbeoefenaar samen, die getoetst is en betrouwbaar is bevonden. In een aantal gevallen gebruiken we de term bewijs. Deze term verwijst naar uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Overal waar patiënt staat, kunnen uiteraard ook cliënt, zorgvrager, bewoner en andere gebruikelijker termen gelezen worden. We hebben besloten de term beroepsbeoefenaar te gebruiken voor de paramedicus en verpleegkundige in beide boeken. De term zorgverlener is wellicht te beperkt voor het scala aan diensten dat geleverd wordt. Daar waar een specifiekere aanduiding wenselijk is voor beroepsbeoefenaar, bijvoorbeeld om recht te doen aan specifieke beroepsopvattingen, spreken we van paramedicus, verpleegkundige, of zelfs van bijvoorbeeld diëtist of logopedist. In de marge van de tekst worden (methodologische) begrippen weergegeven die toegelicht worden achter in het boek. De redactie hoopt hiermee de leesbaarheid van de tekst voor zowel beginnende als ervaren lezers van onderzoeksliteratuur te vergroten. Tot slot hebben we getracht een duidelijk verschil te maken tussen toepassen en implementeren. Toepassen is het gebruik van evidence door de beroeps­ beoefenaar. Daar waar we schrijven over implementatie, bedoelen we een procesmatige en planmatige invoering van evidence met als doel dat deze een structurele plaats krijgt in het (beroepsmatig) handelen, in het functioneren van de organisatie(s) of in de structuur van de gezondheidszorg. Deel I Theorie en achtergronden 13 1 Evidence-based practice Karen Cox, Chris Kuiper, Joan Verhoef & David de Louw Kernpunten – – – – Bij evidence-based practice gaat het om het nemen van klinische beslissingen op basis van het best beschikbare bewijs, in combinatie met de kennis en ervaring van de verpleegkundige en de waarde(n) en voorkeur van de individuele patiënt. Kennis (zowel propositionele, professionele als persoonlijke) van zowel patiënt als verpleegkundige is fundamenteel voor besluitvorming en staat dus centraal in de zorgverlening. Er wordt onderscheid gemaakt tussen evidence en bewijs, waarbij evidence wordt opgevat als kennis uit verschillende bronnen, die getoetst is en betrouwbaar is bevonden, en bewijs als de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Evidence-based practice biedt de beroepsbeoefenaar een hulpmiddel om verantwoording af te leggen over de effectiviteit en efficiëntie van de zorgverlening. Je werkt in de gezondheidszorg op een afdeling waar regelmatig kinderen worden opgenomen met brandwonden. De ouders van een kind vragen je om SnowWorld te gebruiken in de behandeling om de pijn te verminderen. Je begrijpt niet direct wat ze bedoelen, maar de ouders vertellen dat ze gelezen hebben dat dit in de Verenigde Staten en Engeland gebruikt wordt bij brandwonden om pijn te verminderen en patiënten af te leiden. Patiënten zetten een videobril op en belanden in een sneeuwlandschap waar ze pinguïns, ijsberen en sneeuwmannen kunnen bekogelen met sneeuwballen. Je raakt geïnteresseerd en op je afdeling zoek je even in Google. Met de trefwoorden ‘games’, ‘snowworld’ en ‘brandwonden’ kom je bij een uitnodiging voor een congres, waar tot je verrassing staat: Case: pijnbestrijding bij brandwonden met SnowWorld, klinisch psycholoog Bertus Faber, Martini Ziekenhuis. Daarnaast vind je een rapport van Te Velde et al. (2007) in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, dat zeven pagina’s aan de toepassing 15 Evidence-based practice voor verpleegkundigen van SnowWorld in de zorg besteedt … Wat moet je nu? Zou hier bewijs voor zijn? Kun je hiermee aankomen in een organisatie waarin evidence-based zorg verleend wordt? Kun je dit gaan toepassen in je behandeling? 1.1Inleiding Goede kwaliteit van zorg die betaalbaar blijft, is voortdurend onderwerp van gesprek. Centraal staat het leveren van goede en steeds betere zorg. Er wordt een toenemend beroep gedaan op artsen, verpleegkundigen en paramedici om keuzes binnen de zorg te onderbouwen met ‘evidence’. Steeds vaker wordt de vraag gesteld of een behandeling bewezen en aantoonbaar zinvol of effectief is. Deze vraag wordt zowel door verpleegkundigen als door individuele patiënten, alsook door patiëntenverenigingen, beroepsverenigingen, zorginstellingen, zorgverzekeraars en de overheid gesteld (Vermeulen, 2006). evidence-based practice (ebp) 16 Het belangrijkste doel van evidence-based practice is kwalitatief goede zorg te (blijven) bieden. Dit is ook de belangrijkste reden om evidence-based practice toe te (gaan) passen. Evidence-based practice (ebp) helpt verpleegkundigen hun handelen te verantwoorden tegenover patiënten, collega’s, verwijzers en financiers, maar ook hun beroep te (blijven) ontwikkelen, te positioneren en te financieren. Door ebp blijf je op de hoogte van (inter)nationale ontwikkelingen in je beroep. Daarbij kan het leuk zijn te zien hoe elders op de wereld vergelijkbare vraagstukken aangepakt worden. Het toepassen van ebp kan aansluiten bij persoonlijke interesse of nieuwsgierigheid, betrokkenheid en een continue mogelijkheid tot ontwikkeling. Patiënten zijn door de toegang tot internet steeds beter geïnformeerd en verwachten van hun zorgverleners dat ze beschikken over de meest recente informatie over voor- en nadelen van de behandeling, en eventuele alternatieven, en dat zij hun handelen hierop baseren en kunnen verantwoorden. Evidencebased practice kan als hulpmiddel dienen om beter te communiceren met patiënten over voor- en nadelen van de behandeling, en mogelijke alternatieven. Daarnaast zijn er meer externe redenen om evidence-based te gaan werken. De gezondheidszorg wordt meer evidence-based, waardoor de samenwerking en communicatie met collega’s in de zorg vergemakkelijkt als je zelf ook evidence-based werkt. De zorg zelf wordt ook steeds vaker evidence-based aangeboden. Op beleidsniveau gaat aandacht uit naar de kosteneffectiviteit, de samenstelling van de basisverzekering, de kwaliteits- en prestatie-indicatoren in de gezondheidszorg en de rationalisering van de zorg, waarbij een toene- 1 Evidence-based practice mend appèl gedaan wordt op artsen, verpleegkundigen en paramedici om keuzes binnen de zorg te onderbouwen met ‘evidence’. Ook de verwetenschappelijking van het hbo heeft als gevolg dat de aandacht voor evidence-based practice, en het doen en toepassen van onderzoek in de zorg, toeneemt. Door de snelle ontwikkeling van informatietechnologie worden informatie en nieuwe kennis steeds sneller ontwikkeld en verspreid. Van een verpleegkundige wordt verwacht dat hij op de hoogte is en blijft van de ontwikkelingen in zijn beroep en in de zorg. Evidence-based practice kan een middel zijn om dit te bereiken. Binnen de verpleegkundige zorgverlening werd lange tijd ‘authority-based’ gehandeld. Dat betekent dat de beroepsbeoefenaar in zijn beroepsmatig handelen vooral uitging van wat men had geleerd en wat door deskundigen werd verteld. Er bestond een angst dat evidence-based practice voor bezuinigingen zou worden ingezet, met name voor het niet meer vergoeden van behandelingen waarvan de effectiviteit niet bewezen is (Vaes, 2002). Een angst die nog steeds aanwezig is, gezien het rapport van het Centrum voor ethiek en gezondheid getiteld ‘Passend bewijs’. In dit rapport wordt het risico genoemd dat zorg en interventies waarover hard bewijs ontbreekt, zullen inboeten aan status en uiteindelijk ook aan middelen (rvz, 2007). De auteurs pleiten dan ook voor het gebruik van andere vormen van evidence dan alleen wetenschappelijk bewijs in evidence-based practice. In zorgdisciplines is er naast randomized controlled trials (rct’s) ook een duidelijke plek voor andere onderzoeksmethoden. In deze brede opvatting over manieren van bewijsvoering zijn zogenoemde hardere en zachtere vormen van onderzoek én praktijkervaringen in samenhang van belang om zo veel mogelijk inzicht te verkrijgen in de effectiviteit van het handelen. Daarbij blijkt het steeds van belang niet alleen bewijs over effectieve behandelmethoden te verzamelen, maar om ook goed rekening te houden met de kennis en opvattingen van de professionals in de praktijk en van de patiënten. Hun kennis en visie moeten niet worden genegeerd bij de ontwikkeling en implementatie van wetenschappelijke inzichten. De vele nota’s en rapporten die het belang van evidence-based practice benadrukken, hebben gevolg gehad. In 2000 gaf de verkenningscommissie Hoger GezondheidsZorg Onderwijs (hbo-raad, 2000) aan dat in de opleidingen in de zorg meer aandacht besteed moest worden aan evidence-based practice. Dit is inmiddels duidelijk terug te zien in curricula en cursussen; elke zichzelf respecterende gezondheidszorgopleiding in Nederland besteedt aanzienlijke aandacht aan ebp (De Vos, 2005). 17 Evidence-based practice voor verpleegkundigen richtlijn 18 Sinds de introductie van evidence-based medicine stijgt het aantal onderzoekspublicaties op het gebied van de zorg elk jaar exponentieel. Al deze evidence heeft pas zin als het ook daadwerkelijk de patiënt bereikt. Dit betekent enerzijds dat verpleegkundigen onderzoeksresultaten dienen te gebruiken voor het opstellen van bijvoorbeeld evidence-based protocollen en/of richtlijnen en deze ook daadwerkelijk toepassen in de dagelijkse praktijk. Anderzijds betekent dit dat beschikbaar evidence ook gecommuniceerd dient te worden, zowel aan patiënten als aan collega’s en artsen (Goosens et al., 2007). Evenredig met deze stijging in het aantal onderzoekspublicaties wordt er steeds meer gepubliceerd over het ontbreken van een vertaling van de onderzoeksgegevens naar de praktijk, de zogeheten theory-practice gap (French, 2002). Gelukkig wordt de ondersteuning bij het toepassen van bewijs in de praktijk sterker, door bijvoorbeeld samenwerking met lectoraten op hogescholen, het gebruik van specifieke implementatiemodellen (Halfens & Linge, 2003; Plas & Wensing, 2006; Cox & Holleman, 2006; Munten et al., 2011) en de ontwikkeling van (multidisciplinaire) evidence-based richtlijnen. Zorgverleners dienen de waarde van wetenschappelijk onderzoek voor het dagelijks handelen te beseffen. De Gezondheidsraad (2000) spreekt over de ‘lerende professional’ die het vermogen heeft of ontwikkelt om een vertaalslag te maken van het generieke naar het specifieke. Een beroepsbeoefenaar integreert in feite wetenschappelijke kennis, patiëntspecifieke gegevens, klinische ervaring en organisatorische randvoorwaarden. Het is van wezenlijk belang als beroepsbeoefenaar continu te reflecteren op zowel de keuzes die leiden tot het handelen als de daadwerkelijke uitvoering van dat handelen. Een consequentie hiervan is dat een beroepsbeoefenaar verantwoordelijk is voor het bijhouden van ontwikkelingen in zijn beroep door middel van vakliteratuur. Met de implementatie van evidence-based practice in de praktijk en in het onderwijs van toekomstige beroepsbeoefenaars zal de bewustwording van de waarde van onderzoek worden bevorderd. Daarbij biedt evidence-based practice de mogelijkheid om de internationale ontwikkelingen te volgen en vergelijkbaarheid te bewerkstelligen tussen de gezondheidszorg in Nederland en andere Europese landen, waarvan het belang door het rivm (2002) wordt benadrukt. De overheid zou die internationale vergelijkbaarheid moeten stimuleren volgens het rivm (2002). Het vervolg van dit hoofdstuk beschrijft wat evidence-based practice is (par. 1.2), wat bewijs is en wat evidence is (par. 1.3), wat het beste beschikbare bewijs en evidence is (par. 1.4), en welke kennis en vaardigheden nodig zijn om ebp toe te kunnen passen (par. 1.5). Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschouwing (par. 1.6). 1 Evidence-based practice 1.2 Wat is evidence-based practice? Het begrip evidence-based medicine (ebm) werd in 1992 door een groep wetenschappers onder leiding van Gordon Gyatt van McMaster’s University in Hamilton Canada geïntroduceerd en verder bekendgemaakt (Sackett et al., 2000). Dit ging samen met de ontwikkeling van probleemgestuurd onderwijs aan de McMaster’s University bij de faculteit Geneeskunde. In probleemgestuurd onderwijs staat het zoeken naar (wetenschappelijke) onderbouwing voor het handelen centraal. In deze opvatting over ebm is expliciet ruimte voor ervaringskennis van professionals en de wensen van de patiënt. Ook Archie Cochrane wordt beschreven als een van de grondleggers van de evidencebased medicine. In Effectiveness and efficiency (1972) constateerde hij dat medische beslissingen werden genomen op basis van persoonlijke meningen. Zijn veronderstelling was dat de kwaliteit van het medische handelen zou verbeteren als het handelen zou berusten op bewijsvoering via randomized controlled trials (rct’s). De Cochrane Collaboration, een naar hem genoemde organisatie, werkt wereldwijd, ook in Nederland, aan het uitvoeren en publiceren van systematic reviews op basis van rct’s en tegenwoordig ook op basis van andere soorten onderzoeken. Sinds de introductie van het begrip evidence-based medicine worden er in de literatuur veel verschillende definities gepresenteerd. Dat evidence-based medicine verruimd is tot evidence-based practice, benadrukt dat het niet uitsluitend gaat om de medische beroepen, maar ook om andere beroepen in de zorg. Een greep uit deze definities ziet er als volgt uit: The conscientious, explicit and judicious use of current best evidence in making decisions about the care of individual patients. The practice of evidence-based medicine means integrating individual clinical expertise with the best available external clinical evidence from systematic research (Sackett et al., 2000). Providing care to patients for which there is evidence of clinical effective­ ness is the cornerstone of evidence-based practice. Evidence may come from research, audit, feedback from patients and expertise (rcn, 1996). Evidence-based health care involves using a combination of clinical expertise and the best available research evidence together with patient preferences, to inform decision-making (Flemming & Cullum, 1997). systematic review 19 Evidence-based practice voor verpleegkundigen Deze definities vertonen belangrijke overeenkomsten. Het gaat bij evidencebased practice in principe om het nemen van klinische beslissingen op grond van het afwegen van de volgende drie aspecten: – het huidige beste beschikbare bewijs; – de kennis en ervaring van de verpleegkundige; en – de waarde(n) en voorkeur van de individuele patiënt. context evidence 20 Dit proces vindt altijd plaats in een context. Een belangrijk doel van evidence-based practice is het toepassen van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek (bewijs) en getoetste en betrouwbaar bevonden kennis (evidence) in de beroepspraktijk, om de kwaliteit van zorg te verbeteren en de geleverde zorg te verantwoorden. De goede klinische beslissing is meer dan dat: het vereist de integratie van het beste beschikbare onderzoeksbewijs met kennis en ervaring van de verpleegkundige (de professionele kennis) en ervaringskennis en waarden van patiënten. Hiermee wordt aangegeven dat evidence-based practice meer is dan alleen (be)handelen op basis van wetenschappelijke literatuur. Het samenspel van deze elementen in een klinische beslissing wordt weergegeven in figuur 1.1. In dit boek wordt, gebaseerd op de definitie van Offringa et al. (2003), de volgende definitie van evidence-based practice gebruikt: Evidence-based practice is het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal en evidence om beslissingen te nemen met individuele patiënten om de zorgverlening te verbeteren. De praktijk van evidence-based practice impliceert het integreren van individuele professionele kennis van de behandelaar, de wens en voorkeur van de patiënt met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt spelen bij de besluitvorming een centrale rol. 1 Evidence-based practice Huidige beste bewijsmateriaal Professionele kennis verpleegkundige Beslissing Waarde(n) en voorkeur patiënt Context Figuur 1.1 Elementen van evidence-based practice Het (be)handelen mede op basis van onderzoeksbewijs is een proces waarbij een (klinische) vraag wordt geformuleerd, in wetenschappelijke literatuur wordt gezocht naar een antwoord op deze vraag, en de gevonden literatuur wordt beoordeeld, waarna bepaald wordt of deze in dit specifieke geval kan worden toegepast. Ten slotte wordt het eigen handelen geëvalueerd. Het sys­ tematisch toepassen van deze vijf stappen vormt de methodiek van evidencebased practice: 1 het (klinische) probleem vertalen in een beantwoordbare vraag; 2 het efficiënt zoeken naar het beste bewijsmateriaal; 3 het beoordelen van het gevonden bewijs op methodologische kwaliteit en toepasbaarheid; 4 het toepassen van het gevonden resultaat in de praktijk; 5 het regelmatig evalueren van het proces en het resultaat. (Bron: Offringa et al., 2008; Gray & Gray, 2002; McCluskey & Cusick, 2002; Taylor, 2000.) Door sommige auteurs worden deze stappen gesplitst in meerdere stappen, of worden stappen samengevoegd. In dit boek kiezen we ervoor de methodiek op te delen in deze vijf stappen, omdat dit een veelgebruikte indeling is. Deze methodiek wordt uitgebreid besproken in hoofdstuk 2. In alle hoofdstukken van deel II worden deze vijf stappen beschreven en toegepast voor verschillende typen onderzoek. Naast de genoemde overeenkomsten zijn er ook aspecten waarop definities verschillen. De verschillen hebben met name betrekking op de betekenis van evidence. De betekenis van evidence en de in dit boek gehanteerde opvatting lichten we in de volgende paragraaf toe. 21 Evidence-based practice voor verpleegkundigen 1.3 Wat is evidence; wat is kennis en bewijs? randomized controlled trials (RCT’S) Het concept ‘evidence’ wordt vaak uitsluitend ingevuld als wetenschappelijk bewijs, en bovendien als bewijs dat bij voorkeur is voortgekomen uit randomized controlled trials (rct’s). De dominantie van deze opvatting van bewijs komt voort uit het feit dat de beweging van evidence-based practice ontstaan is uit de medische professie die de meeste waarde hecht aan interventies waarvan de effectiviteit bewezen is volgens experimenteel onderzoek. Maar voor verpleegkundigen geldt veelal dat effectiviteit van zorg of belang van een behandeling niet alleen gedemonstreerd wordt door oorzaak-en-gevolgrelaties, maar ook door intuïtie, ervaring, getuigenissen, persoonlijke observaties, cases en analogieën (Browne & Keely, 2004). Deze bredere opvatting van evidence vraagt wellicht ook voor de zorg een heroriëntatie op de smalle opvatting van evidence. Jenicek (2006) schrijft dat meer dan een decennium lang de definitie van evidence genegeerd werd door ebm-voorstanders. In 1999 werd een eerste definitie voorgesteld: 22 ‘a fact or body of facts on which a proof, belief or judgment is based. Evidence does not mean certainty. Rather, it represents an available proof with varying degrees of certainty’ (Jenicek, 2006, p. 244). In 2003 volgt de definitie: ‘any data or information, whether solid or weak, obtained through experience, observational research or experimental work (trials). This data or information must be relevant either to the understanding of the problem (case) or to the clinical decisions (diagnostic, therapeutic, or care-oriented) made about the case’ (Jenicek, 2006, p. 245). Het begrip evidence moet niet alleen worden gedefinieerd, maar ook vertaald. De Engelse taal maakt onderscheid tussen proof en evidence. De eerste term betreft onomstotelijk bewijs en de term evidence wordt omschreven als ‘gives reason for believing something’. Beide termen worden in het Nederlands vertaald als bewijs, waardoor het onderscheid verloren gaat. Bewijs wordt in het Nederlands omschreven als ‘datgene waardoor onweerlegbaar wordt aangetoond dat iets is zoals men beweert of tevoren verondersteld heeft’, een ‘blijk waaruit men het bestaan of de juistheid van iets kan opmaken’, of ‘een schriftelijke verklaring van iets’ (Van Dale, 2005). Evidentie wordt omschreven als ‘grote waarschijnlijkheid, niet-beredeneerde zekerheid’, en evident als ‘zeer duidelijk, in het oog springend, geen bewijs behoevend’ (Van Dale, 2005). 1 Evidence-based practice De definitie zoals geciteerd door Jenicek (2006) is zo breed dat er werkelijk alles wat maar kenbaar is, onder gevat kan worden. Bovendien blijkt een adequate vertaling naar het Nederlands problematisch. In dit boek maken we onderscheid tussen bewijs, evidence en kennis. In dit boek is ervoor gekozen de term ‘bewijs’ te gebruiken als het gaat over wetenschappelijk bewijs (propositionele kennis) en de term ‘evidence’ te gebruiken voor kennis gebaseerd op verschillende bronnen, die getoetst is en die betrouwbaar is bevonden. Er bestaat geen algemeen geaccepteerde definitie van kennis, noch een voorkeursdefinitie. Er bestaan talloze al dan niet tegenstrijdige theorieën. In dit boek wordt kennis gedefinieerd als: Kennis is al dat wat geweten wordt door de mens. Het is niet van belang of deze kennis gerechtvaardigd of ‘waar’ is. Er worden – ook weer op verschillende wijzen – soorten kennis onderscheiden, zoals ten eerste bewuste en onbewuste kennis. Daarnaast niet-geëxpliciteerde kennis, aanwezig als gevolg van bijvoorbeeld werkervaring, en expliciete kennis, informatie die al dan niet schriftelijk of digitaal is vastgelegd in boeken of geschriften met tekst of beelden. Polanyi (1966) onderscheidt kennis waarvan we ons expliciet bewust zijn, kennis die als het ware in de spotlight staat, waarop we gericht zijn, en kennis die impliciet aanwezig is in het bewustzijn, die als achtergrond het beeld meebepaalt (Brohm, 2005). Deze tacit knowledge is een vorm van individuele kennis die ‘in het hoofd zit’ en moeilijk overdraagbaar is. Deze vorm van kennis bevat vaak (cultuurgebonden) waarden, ervaringen en attitudes. Deze impliciete kennis wordt ook wel vertaald met ‘knowhow’. Vormen van impliciete kennis zijn handelingen en routines. In dit boek wordt evidence gedefinieerd als: Evidence is kennis gebaseerd op verschillende bronnen, die getoetst is en die betrouwbaar is bevonden (Higgs & Jones, 2000). In dit boek wordt bewijs gedefinieerd als: Bewijs is kennis die gebaseerd is op (de resultaten van) wetenschappelijk onderzoek. Hierbij wordt gestreefd naar variëteit in de bewijsvoering (rvz, 2007). 23