Wethouders doorgaans onvoldoende op de hoogte van

advertisement
G E M E E N T E L I J K E
O R G A N I S A T I E
Wethouders doorgaans
onvoldoende op de hoogte
van eigen pensioenvoorziening
De Algemene Pensioenwet
Politieke Ambtsdragers
(APPA) regelt onder meer de
pensioenregeling voor
wethouders. Vanaf medio
2001 is de APPA gewijzigd en
heeft zij ook rechtstreekse
werking gekregen en zijn
gemeentelijke Uitkerings- en
pensioenverordeningen
wethouders overbodig, met
uitzondering van lopende
uitkeringen.
De wijziging van de APPA
heeft voor gemeenten
belangrijke consequenties. Zo
dwingt de nieuwe mogelijkheid van waarde-overdracht
gemeenten goed na te denken
over de pensioenverplichting
jegens de wethouder.
WIEBE DE HAAN en
STEF JONKMAN
Pensioenadviseur van De Haan Pensioenconsult, resp. werkzaam onder de bedrijfsnaam Jonkman IBC als interim controller
en adviseur voor de (gemeentelijke) overheid op organisatorisch en financieel gebied
2 6
M
et de rechtstreekse werking voor gemeenten en
de aanpassing van de APPA, is het financiële risico behoorlijk toegenomen. Geconstateerd is, dat veel gemeenten de wethouderspensioenen niet risicoloos hebben
opgenomen in de financiële huishouding. Wanneer de gekozen burgemeester is ingevoerd, neemt het belang van
een goede verwerking in de financiële
huishouding toe. De APPA-regeling
zal ook op deze ambtsdrager van toepassing worden verklaard.
Onzekerheid in het verleden
Tot medio 2001 werd het wethouderspensioen geregeld via aparte gemeentelijke verordeningen. De toenmalige
APPA verplichtte gemeenten zo’n verordening te treffen.
Deze Uitkerings- en pensioenverordening Wethouders (UPVW) regelde
uiteindelijk het wachtgeld en pensioen
voor wethouders. De VNG adviseerde
over de (noodzakelijke) wijzigingen en
aanpassingen van de UPVW. Het kwam
namelijk nogal eens voor, dat gemeenten vergaten deze wijzigingen en aanpassingen over te nemen, zij hadden
een beperkte vrijheid om een eigen invulling aan de verordening te geven.
Dit had tot gevolg dat iedere gemeente haar eigen invulling aan de
pensioenregeling voor wethouders gaf
(meestal minimaal) en de rechtspositie
van een wethouder er derhalve niet duidelijker op werd. Er kon voor de wethouder na de wachtgeldperiode een
groot financieel probleem ontstaan
wanneer hij of zij niet terugkeerde op
zijn/haar post. Vooral voor de wethouder, die van te voren niets had geregeld
en nog niet op leeftijd was. Zowel voor
de dagelijkse inkomsten als voor het
(opgebouwde) pensioen. Redenen, dat
het financieel minder aanlokkelijk was
om wethouder te zijn. Omdat ook
ideële functies voldoende zekerheid aan
betrokkenen moeten bieden, is er voor
een rechtstreekse werking van de APPA gepleit.
De rechtstreekse werking heeft een terugwerkende kracht tot 25 maart
2000. Hierdoor zijn aanpassingen van
de UPVW tot het verleden gaan behoren en is alleen nog geldend voor gevallen die zijn ontstaan van voor die tijd.
De rechtstreekse werking heeft onder meer de volgende gevolgen:
• Voor de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAZ). Vanaf 1998 vielen
wethouders onder deze verzekering,
ook al zou deze nooit tot uitkering
komen. Een besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken in 2000
leidde er toe, dat de APPA-deelnemers ontheven werden van de WAZ.
Door de rechtstreekse werking is deze ontheffing eveneens geldig voor
wethouders.
• Voor het niet vervallen verklaren van
de wachtgelduitkering bij opnieuw
aantreden van de wethouder. Hier is
een anti cumulatie regeling voor in
de plaats gekomen.
• Voor de opbouw van het wethouderspensioen. In het verleden gold
voor wethouders, zeker in vergelijking met de marktsector, een riante
pensioenregeling. Het volgende
overzichtje geeft de opbouwpercentages weer, zoals ze waren en zijn
voor en na de rechtstreekse werking:
Eerste 4 jaar
Daarna
Na ontslag
Oud
3,500%
1,750%
0,875%
B & G
Nieuw
2,00%
2,00%
1,00%
J A N U A R I
2 0 0 5
Sinds de wijziging van de APPA is ook
voor wethouders de mogelijkheid van
waardeoverdracht ingevoerd. Dit betekent dat wethouders bij ‘binnenkomst’ de waarde van hun opgebouwde pensioenaanspraken kunnen laten
overboeken naar de gemeente, waarbij
deze pensioenrechten onderdeel worden van de APPA-pensioenregeling.
Bij ‘vertrek’ kan de waarde van het opgebouwde APPA-pensioen worden overgedragen naar het pensioenfonds van
een eventuele nieuwe werkgever. Door
waarde-overdracht kan het pensioenverlies als gevolg van verandering van
baan worden beperkt.
nog niet veel gemeenten, die geen aanleiding vonden om een dergelijke voorziening in het leven te roepen, laat
staan aanhouden Een dergelijke voorziening aanhouden en het ontvangen
bedrag hierin te stallen, zal niet onverstandig zijn.
Wanneer een wethouder (weer) ergens
in loondienst gaat, kan hij ook een verzoek om waarde-overdracht indienen,
de waarde van het opgebouwde APPApensioen wordt berekend en de gemeente moet dit bedrag vervolgens
overmaken naar het nieuwe pensioenfonds van de ex-wethouder. Om een
Pensioenverlies en waarde-overdracht
Als iemand van baan verandert stopt de pensioenopbouw bij de oude
werkgever. Vervolgens wordt ook bij de nieuwe werkgever weer pensioen
opgebouwd. Dit nieuwe pensioen wordt regelmatig aangepast aan de
stijging van het salaris. Het bij de oude werkgever opgebouwde pensioen
wordt niet meer aangepast. Hierdoor wordt dit pensioen relatief steeds
minder waard. Er ontstaat pensioenverlies. Om het pensioenverlies bij
wisseling van werkgever te beperken heeft de overheid voor werknemers
de wettelijke mogelijkheid van waarde-overdracht ingevoerd. Hierbij
wordt de (waarde van) oude pensioenrechten ingebracht in de
pensioenregeling bij de nieuwe werkgever, waarbij tevens extra
pensioenjaren worden toegekend. Omdat deze pensioenrechten
onderdeel gaan uitmaken van de nieuwe pensioenregeling lopen ze ook
mee met de verhogingen als gevolg van salarisaanpassingen. Hierdoor
wordt het pensioenverlies door wisseling van dienstverband beperkt
(maar meestal niet volledig opgeheven). Deze mogelijkheid van waardeoverdracht geldt, met de nodige aanpassingen, nu ook voor wethouders.
Bij binnenkomst kan de wethouder
om waarde-overdracht verzoeken. Het
pensioenfonds van zijn laatste werkgever maakt dan de waarde van zijn laatste pensioenaanspraak over naar de gemeente. Het kan hierbij om forse
bedragen gaan. In beginsel is de gemeente verplicht hiervoor een arbeidsrechtelijke voorziening te treffen. Er
zijn nog maar weinig wethouders, die
om overdracht hebben verzocht, vooral door onwetendheid. Daarom zijn er
Leeftijd wethouder
bij vertrek
53
56
59
2 7
indruk te krijgen van de bedragen
waarom het gaat, is in onderstaande tabel een fictieve situatie uitgewerkt, geldend bij een wethoudersvergoeding
van afgerond € 6.000 per maand.
Zoals uit onderstaande tabel blijkt,
kan het om zeer forse bedragen gaan.
En zo’n bedrag moet de gemeente wel
binnen een relatief korte termijn liquide hebben.
De mogelijkheid van waarde-overdracht brengt derhalve voor de ge-
meente extra risico’s met zich mee!
Er zijn verschillende mogelijkheden
om de latente uitbetalingsverplichting
af te dekken. Wij gaan ze één voor één
langs.
Voorziening
Elke gemeente behoort een arbeidsrechtelijke voorziening te hebben, ter
opvang van incidentele personeelslasten. Omdat veel gemeenten de te lopen risico’s op dit terrein niet in beeld
hebben wordt er vaak geen voorziening op na gehouden. Door in de BBV
op te nemen, dat er geen voorzieningen
gevormd mogen worden voor jaarlijks
terugkerende arbeidskosten van vergelijkbaar volume wordt het vormen van
een voorziening niet echt gestimuleerd.
Met de mogelijkheid van waardeoverdracht is het financiële risico voor
de gemeente behoorlijk toegenomen
en is het vormen van een dergelijke
voorziening voor wethouders een must.
Om zicht te houden op de hoogte van
de mogelijke waardeoverdracht zal jaarlijks het niveau van de voorziening
aangepast moeten worden aan de actuariële waarde van het opgebouwde
pensioen. De berekening hiervan kan
het beste worden overgelaten aan deskundigen op dit gebied. Het verschil
tussen het begin en het eind van het
jaar kan opgenomen worden als een
last voor de exploitatie van de gemeente en dient als voeding van de voorziening.
Wanneer er aanspraak gemaakt
wordt op deze voorziening blijft het
gemeentelijk risico beperkt tot de rentederving over de verlaging van de
voorziening.
Kapitaalverzekering
Het is ook mogelijk om tegen premiebetaling bij een verzekeraar een kapitaalverzekering af te sluiten. Het te
verzekeren kapitaal is gelijk aan de
waarde van het opgebouwde pensioen.
De verzekering komt tot uitkering op
het moment van pensionering, danwel
het eerdere vertrek naar een loondienstverband. Het voordeel van zo’n
Aantal
wethoudersjaren
Opgebouwd
ouderdomspensioen
vorig dienstverband
Opgebouwd
ouderdomspensioen
wethouder
Overdrachtswaarde
3 jaar
6 jaar
9 jaar
26.250
26.250
26.250
3.782
7.564
11.300
267.000
337.000
421.000
B & G
J A N U A R I
2 0 0 5
verzekering is dat het bij vertrek over
te dragen bedrag direct beschikbaar is.
Dit voorkomt onverwachte en vaak
niet begrote uitgaven ten laste van de
algemene middelen.
Er zijn verschillende verzekeraars die
een specifiek voor deze situatie ontwikkeld verzekeringsproduct aanbieden.
De voornaamste aanbieders zijn op dit
moment Loyalis (ABP) en Centraal Beheer. Bij een productvergelijking zal in
het bijzonder moeten worden gelet op:
• Hoogte van de premie.
• Aanvullende diensten.
Tegen meerkosten verzorgt de verzekeraar als ‘service’ de berekening van
de hoogte van de pensioenaanspraken
en verzorgt ze ook de uitkering van
(ingegane) pensioenen.
Pensioeninformatie voor de
Pensioenverzekering
In plaats van een kapitaalverzekering
kan ook een pensioenverzekering worden afgesloten. In dat geval wordt niet
de actuariële waarde maar de pensioenaanspraak zelf verzekerd. De verzekering geeft dan geen recht op een
kapitaal van bijvoorbeeld € 100.000
maar geeft recht op een jaarlijks pensioen vanaf 65 jaar van (bijvoorbeeld)
€ 10.000 per jaar. De verzekeraar garandeert dat zij levenslang aan de betrokkene een bedrag van € 10.000 zal
uitkeren. De onderstaande matrix geeft
globaal de mate van het te lopen risico
weer.
Voor de gemiddelde werknemer is
wethouder
pensioen een uiterst lastig onderwerp.
Voor wethouders is dat niet anders.
Er zijn maar weinig wethouders die
weten hoe de APPA-pensioenregeling
er uitziet, laat staan dat men weet op
welk pensioen men straks kan
rekenen. Een goed pensioen moet
men op tijd regelen, en daarvoor is
duidelijke informatie nodig. De
overheid geeft daarom steeds meer
Uitvoeringswijze
1
2
3
4
Geen voorziening
Wel voorziening
Kapitaalverzekering
Pensioenverzekering
Beschikbare
middelen voor
uitgaande waardeoverdracht
-/+
++
+
Zicht op de
opgebouwde
pensioenrechten
Gemeentelijk
risico
-/+
+
++
++
+
-
informatievoorschriften aan
werkgevers en pensioenfondsen.
Gemeenten hebben die
informatietaak ook ten opzichte van
hun wethouders. Eigenlijk is altijd de
ultieme vraag: ‘Hoeveel krijg ik nou
straks aan pensioen? En wat krijgen
mijn nabestaanden?’ Wethouders
hebben dan het meeste aan een
Persoonlijk Pensioen Overzicht (PPO),
zoals ook verstrekt wordt aan de
deelnemers van een pensioenfonds.
Op zo’n PPO staat precies, op
hoeveel pensioen ze straks kunnen
rekenen. Ook is het AOW-bedrag
vermeld. Aan de hand van zo’n
overzicht kan een wethouder nagaan
of hij nog iets extra’s moet regelen.
Een vergelijkbaar resultaat met de
deelnemer aan een pensioenfonds
wordt verkregen als de schriftelijke
informatie via het PPO wordt
gecombineerd met een persoonlijk
gesprek met een pensioenadviseur.
2 8
B & G
J A N U A R I
2 0 0 5
Download