In driehoeken Stelling 1: in een driehoek is 1 zijde korter dan de som van de lengtes van de andere twee zijden en langer dan het verschil van de andere2. Dit is de driehoeksongelijkheid Stelling 2: de som van de hoeken van een driehoek is 180° of 𝜋 radialen Stelling 3: een buitenhoek van een driehoek is gelijk aan de som van de niet aanliggende binnenhoeken. Stelling 4: in een gelijkbenige driehoek is de deellijn uit de tophoek ook de zwaartelijn en de hoogtelijn door de top. Ze is ook de middelloodlijn van de basis Stelling 5: in een gelijkbenige driehoek zijn de basishoeken even groot Stelling 6: in een rechthoekige driehoek is de lengte van de zwaartelijn naar de schuine zijde gelijk aan de helft van de lengte van die zijde Stelling 7: als twee zijden van een driehoek ongelijk zijn dan ligt de grootste hoek tegenover de langste zijde. als twee zijden van een driehoek ongelijk zijn dan ligt de langste zijde tegenover de grootste hoek Stelling 8: het lijnstuk dat de middens van twee zijden verbind is evenwijdig met de derde zijden en is gelijk aan de helft van de derde zijde In cirkels Stelling 1: een middellijn loodrecht op een koorde deelt de koorde middendoor. Stelling 2: even lange koorden in een cirkel hebben even lange apothema’s. Stelling 3: een omtrekshoek van een cirkel is de helft van de middelpuntshoek die op dezelfde boog staat in de cirkel. Stelling 4: omtrekshoeken op dezelfde boog of op gelijke bogen zijn even groot. Stelling 5: elke omtrekshoek die op een halve cirkel staat is recht. Stelling 6: in een koordenvierhoek zijn de overstaande hoeken elkaars supplement Stelling 7: een raaklijn aan een cirkel staat loodrecht op de middellijn door het raakpunt Stelling 8: een loodlijn in een snijpunt van een middellijn van een cirkel is een raaklijn aan die cirkel. Stelling 9: een raakomtrekshoek is de helft van de middelpuntshoek die op dezelfde boog staat Pythagoras Stelling 1: in een rechthoekige driehoek is het kwadraat van de schuine zijde gelijk aan de som van de kwadraten van de rechthoekszijden Als in een driehoek het kwadraat van 1 zijde gelijk is aan de som van de kwadraten van de andere zijden, dan is die zijde de schuine zijde