Van de website van de DGV : http://www.medicijngebruik.nl/nieuwsbrieven/gm-beleidin-de-praktijk/401-gm-beleid-uitgave-01-februari-2009.html Rapport over HARM-wrestling HARM-wrestling, of hoe artsen en apothekers in de praktijk kunnen bijdragen aan verbetering van veiligheid bij het voorschrijven en afleveren van geneesmiddelen. Deze uitgave van Geneesmiddelenbeleid in de praktijk is geheel gewijd aan het rapport HARMwrestling van december 2008. Uit de uitkomsten van deze studie blijkt dat artsen en apothekers in hun dagelijkse praktijk nog veel kunnen bijdragen aan de verbetering van de medicatieveiligheid voor hun patiënten. Uit de eerdere HARM-studie komt naar voren dat 2,3 procent van de patiënten bij ziekenhuisopnames te maken krijgt met vermijdbare schade door geneesmiddelen. Dit komt overeen met jaarlijks 16.000 patiënten. Een van de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek is dat een substantieel deel van alle vermijdbare geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnamen wordt veroorzaakt door een klein aantal farmacologisch voorspelbare bijwerkingen van een klein aantal 'oude' geneesmiddelgroepen. Het betreft in het bijzonder anticoagulantia, trombocytenaggregatieremmers en NSAID's; diuretica en RAS-remmers; bloedglucoseverlagende middelen, corticosteroïden, bepaalde psychofarmaca; digoxine en sotalol. Voor deze geneesmiddelgroepen kunnen snel en eenvoudig risicoreducerende strategieën worden geïmplementeerd. De belangrijkste aanbevelingen om de risico's zo goed mogelijk terug te dringen, hebben wij voor u op een rijtje gezet. Neem deze aanbevelingen ter harte. Bespreek ze in uw FTO. 1. Belangrijkste algemene aanbevelingen 2. Specifieke aanbevelingen 3. Achtergrondinformatie 1. Belangrijkste algemene aanbevelingen De behandelaren Wijs bij oudere polyfarmacie patiënten een hoofdbehandelaar aan die de regiefunctie over de behandelingen door de verschillende behandelaren heeft. Leg vast wie de voorschrijver is. Stem goed af bij een door een medisch specialist gestarte behandeling wie verantwoordelijk is voor verdere behandeling. Let op herhaalreceptuur en therapieduur. Huisarts en apotheker houden bij oudere polyfarmaciepatiënten structureel medicatiereviews. Deze medicatie-reviews helpen geleidelijk ontstaande problematiek op te sporen. Let op: is herhaalmedicatie nog terecht, is de voorgeschreven medicatie volledig bekend? Computersystemen De computersystemen moeten complexe risicopatiënten, zoals bij voorbeeld polyfarmaciepatiënten kunnen signaleren en aanbevolen acties aangeven. Leg ook in het computersysteem vast wie de hoofdbehandelaar is. Leg de indicatiestelling en therapieduur van risicovolle geneesmiddelen vast. Sla relevante laboratoriumuitslagen op. Leg door de patiënt gekregen bekende bijwerkingen en verminderde cognitie voor de behandelaren toegankelijk vast. Leg vast of vanwege een bijwerking een geneesmiddel is gestopt. Leg vast of ondanks een bijwerking toch een geneesmiddel gecontinueerd moet worden. Hoe te handelen bij bijwerkingen Wanneer een geneesmiddel vanwege een ernstige bijwerking wordt gestaakt, geeft de arts die dat doet dit snel door aan de patiënt en elke andere arts of apotheker, die rechtstreeks betrokken is bij de zorg voor de patiënt. Gebruik een stoprecept of farmaceutisch ontslagbericht met daarin reden van stoppen en eventuele vervangende medicatie. Informeer alle behandelaren wanneer een geneesmiddel ondanks ernstige bijwerkingen toch moet worden gecontinueerd. Meld de bijwerking zo nodig aan het Lareb. 2. Specifieke aanbevelingen Medicatie groep/probleem Wat u moet doen Wat u niet moet doen/wat u moet vermijden Orale anticoagulantia Optreden van bloedingen door anticoagulantia. Communiceer rechtstreeks met de trombosedienst en alle betrokken zorgverleners. Voorkómen van bloedingen Communiceer rechtstreeks met Communiceer niet via de patiënt door anticoagulantia. trombosedienst over met de trombosedienst. wijzigingen in medicatiegebruik, ontregeling Schrijf geen cotrimoxazol voor diabetes mellitus, (verergering) aan gebruikers van orale hartfalen. anticoagulantia. Vermijd gelijktijdig gebruik van anticoagulantia en NSAID's of acetylsalicylzuur. NSAID's/acetylsalicylzuur Patiënten met toegenomen risico op gastro-intestinale bloedingen. NSAID's/acetylsalicylzuur Patiënten met toegenomen Voeg een protonpompremmer Vermijd combinatie NSAID met risico op gastro-intestinale toe. acetylsalicylzuur en/of orale bloedingen. anticoagulantia. Ga na of er alternatieven zijn voor het NSAID. Wacht niet met starten van de therapie tot de uitslag binnen is. Test patiënten met doorgemaakt ulcuslijden die toch moeten starten met een NSAID (in combinatie met een protonpompremmer) op H.pylori als zij niet eerder getest zijn of niet eerdereradicatietherapie hebben gehad. Patiënten met toegenomen Schrijf geen selectieve COX-2 risico op ischemische remmers voor. hartziekten. Vermijd zoveel mogelijk nietselectieve NSAID's. Patiënten met toegenomen Indien toch een NSAID Vermijd NSAID's inclusief risico op hartfalen en/of noodzakelijk is: controleer selectieve COX-2 remmers nierinsufficiëntie. nierfunctie voor start en 1 week zoveel mogelijk. na start. Licht patiënt voor. Vermijd gelijktijdig gebruik van RAS-remmers/diuretica. Diuretica/RAS-remmers Patiënten met toegenomen Thiaziden risico op electrolytstoornissen Controleer binnen 5 tot 9 dagen en nierinsufficiëntie. na start behandeling natrium bij patiënten ouder dan 80 jaar. Controleer binnen 5 tot 9 dagen na start behandeling bij patiënten ouder dan 70 jaar en gelijktijdig gebruik van interacterende middelen zoals een SSRI of lisdiureticum. Wees extra alert op hyponatriëmie bij braken/ diarree. Overige diuretica en RAS- Vermijd combinatie van RAS- remmers remmers met NSAID's. Voer kalium en creatinine bepaling uit bij patiënten ouder dan 70 jaar of met verhoogd risico op hypokaliëmie voor de start, na 1-2 weken, elk jaar en na elke dosisverhoging. Wees extra alert bij gelijktijdig gebruik andere diuretica, digoxine en NSAID's. Psychofarmaca/valgevaarlijke cardiovasculaire geneesmiddelen Fracturen ten gevolge van Schrijf niet langer voor dan valincidenten strikt noodzakelijk. Probeer chronisch benzodiazepinegebruikers te laten stoppen. Overweeg een multifactoriële interventie bij ouderen die regelmatig vallen of spoedeisende hulp bezoeken vanwege een val (saneren valgevaarlijke medicijnen, aandacht voor overige risicofactoren). Glucocorticoïden Fracturen Schrijf conform de NHGstandaard Osteoporose zo nodig bifosfonaten voor. Ontregeling/uitlokking diabetes Instrueer patiënt met meer dan7,5 mg prednison equivalent per dag alert te zijn op verschijnselen van hyperglykemie. Controleer bij alle patiënten regelmatige glucose (bij start, 3-7 dagen na start en daarna elke 1-2 weken). Controleer bij diabetespatiënten veel sneller en vaker glucose. Orale antidiabetica Ontregeling diabetes Schrijf glibenclamide niet voor aan patiënten ouder dan 70 jaar. Opioïden Obstipatie Combineer altijd met een laxans en evalueer regelmatig of het gekozen middel voldoet. Cardiale risicomiddelen zoals sotalol en digoxine Bradycardie Controleer nierfunctie voor Vermijd combinatie met start behandeling, voor elke cardiovasculaire geneesmiddelen dosisverhoging en vervolgens zoals verapamil en diltiazem. minimaal 1 keer per jaar. Vermijd combinatie van sotalol Controleer kalium bij met andere bèta-blokkers. combinatie van digoxine met een kaliumverliezend diureticum voor start behandeling, voor elke dosisverhoging en minimaal 1 keer per jaar. 3. Achtergrondinformatie Onderzoek in Nederland laat zien dat net zoals elders in de wereld geneesmiddelgerelateerde ziekenhuisopnamen een reëel probleem vormen en dat een substantieel deel van deze opnamen vermeden had kunnen worden. Bekende studies over deze problematiek zijn de IPCI-studie uit 2006 (IPCI staat voor 'Integrated Primary Care Information') en het HARM-onderzoek (Hospital Admissions Related to Medication) ook uit 2006. Opvallend was dat potentieel vermijdbare ziekenhuisopnamen voor een aanzienlijk deel konden worden toegeschreven aan een beperkt aantal geneesmiddelgroepen. De bevindingen uit het HARM-onderzoek leidden tot een Tweede Kamer-motie waarin de minister van VWS werd gevraagd om met voorstellen te komen voor het verbeteren van de medicatieveiligheid. De minister en de staatssecretaris hebben daarom in 2007 een Actieplan Veilige Zorg opgesteld. Eén van de specifieke maatregelen uit het actieplan was het instellen van een multidisciplinaire Expertgroep Medicatieveiligheid die als opdracht kreeg een nader advies uit te brengen over concrete interventies die op korte termijn tot meetbare verbeteringen zouden leiden bij de extramurale toepassing van de hiervoor genoemde geneesmiddelgroepen. De expertgroep heeft in december 2008 het definitieve rapport HARM-wrestling uitgebracht. De expertgroep bestond uit: dr. P.M.L.A. van den Bemt, ziekenhuisapotheker (vanuit het HARM-onderzoek en vanuit de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers – NVZA) dr. H. Buurma, openbaar apotheker (vanuit de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie – KNMP) dr. F. Boersma, verpleeghuisarts (vanuit de Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen – NVVA) drs. H. Folmer, huisarts (vanuit het Nederlands Huisartsen Genootschap – NHG) drs. M.F. van Herwaarden, openbaar apotheker (vanuit de voorbereidende subgroep) drs. J.L.M. van de Klundert, arts (vanuit de Orde van Medisch Specialisten – OMS) drs. M.E.A.P. Kokenberg, apotheker (secretaris; vanuit de voorbereidende subgroep) dr. C. Kramers, internist/klinisch farmacoloog (vanuit de voorbereidende subgroep) dr. R.J. van Marum, klinisch geriater/klinisch farmacoloog (vanuit de Nederlandse Vereninging voor Klinische Geriatrie – NVKG) prof. dr. P.A.G.M. de Smet, apotheker/klinisch farmacoloog (voorzitter; vanuit de voorbereidende subgroep) prof. dr. M. Sturkenboom, apotheker/klinisch epidemioloog (vanuit het IPCI-onderzoek).