bescherming - Kiwi Biologie

advertisement
De afweer van je lichaam
 Barrière 1: de huid: externe niet-specifieke afweer
 Barrière 2: de slijmvliezen en zuur: de interne niet-
specifieke afweer.
 Barrière 3: het immuunsysteem: de specifieke en de
algemene/aspecifieke afweer.
 Huid
 Infecties
 Beschadiging
 Verdamping
 Ultraviolette straling
 Huidlagen
 Opperhuid
 Hoorlaag
 Slijmlaag
 Lederhuid
 Onderhuidse bindweefsel
 Snelle celdeling
 Voorziet de hoornlaag van
cellen
 Melanocyten
 Melanine (pigment)
 Melanine wordt afgegeven
aan omliggende cellen.
 Huidskleur bepalend
 Vitamine D
 Productie onder invloed
van UV-licht
 Interne milieu
 Het geheel van wisselbare omstandigheden in het
lichaam.






Ph
Glucose gehalte
Temperatuur
Hormonen
Mineralen
etc.
 Schommeling rond de normwaarde
 Kleine schommeling zorgt voor een constant milieu
 Regelkring
 Positieve feedback
 Negatieve feedback
 Voorbeeld met de
Centrale
Verwarming (CV)
 Hoofdzakelijk: Warmte regulatie
 Haartjes
 Kippenvel
 Zweetklieren
 Vetweefsel
 In het bindweefsel
 Isolatie laag
 Bloedvaten
 Vasoconstictie
 Vasodilatatie
 Ziekteverwekkers
 Zijn lichaamsvreemde stoffen
 Zorgen voor een infectie
 Afweersysteem
 Specifieke afweer en aspecifieke afweer
 Specifiek = gericht op 1
 Aspecifiek = gericht op meerdere
 Aspecifiek kan zijn:
 Chemisch, mechanisch, koorts
 Antibiotica (medicijn)
 Penicilline
 Penseelschimmel
 Stamcellen uit het rode beenmerg:
 Fagocyten
 Granulocyten
 Monocyten
 Lymfocyten
 Granulocyten
 Fagocyteerd een ziekteverwekker
 De granuolen breken het gefagocyteerde af.
 Gaat zelf ook dood
 Monocyten




Enkele dagen in het lichaam
Fagocyteerd ook
Gaat niet direct dood
Kan macrofaag worden
 Antigenen
 Vrijwel altijd eiwitten gemaakt
door eiwitten
 Zit meestal op een celmembraan,
kan ook los in de ruimte
 Antigenen zijn specifiek voor een
organisme.
 Antigenen kunnen herkent
worden door een receptoreiwit.
 Receptoreiwit zit op een lymfocyt
 B-Lymfocyten
 T-Lymfocyten
 B-Lymfocyten
 Ontwikkeling in het beenmerg
 Verspreiding over het lichaam
 T-Lymfocyten
 Eerst uit beenmerg
 Dan naar Thymus voor post-productie
 Verspreid over het lichaam
 Veel van deze lymfocyten komen terecht in de lymfe
en milt
 Lymfoïde organen: Milt, thymus en beenmerg
 Lichaamsvreemde antigenen worden gebonden aan
receptoreiwitten van een macrofaag
 Hij heet dan: Antigeen-presenterende cel (APC)
 (kan ook een andere cel zijn dan een macrofaag)
 APC komt in een lymfoïde orgaan terecht
 Het antigen wordt gepresenteerd
 Andere lymfocyten worden geactiveerd
 T-lymfocyten gaan zich delen
 T-helpercellen (Th-cellen)
 T-geheugencellen (Tg-cellen)
 T-helpercellen
 Meeste van de cellen
 Geven cytokinen af.
 Cytokinen activeerd B-
lymfocyten
 T-geheugencellen
 Inactief bij de infectie
 Onthouden het antigen
van de infectie
 Snellere afweerreactie
bij volgende infectie
 B-lymfocten ontwikkelen zich door cytokinen
 B-plasmacel
 B-geheugencel
 Blijven in het lymfoïde orgaan.
 B-plasmacellen
 Vorming van antistoffen tegen antigenen
 Antistoffen
 Eiwitten
 Immunoglobulines (lg)
 Vaak een Y-vorm
 Soorten antistoffen
 Plasmacellen maken maar 1 type
antistof
 Dit past maar op 1 soort antigen
 Verschillende plasmacellen
maken verschillende antistoffen
 Antistof-antigencomplex
 Sleutel/slot principe
 Ziekteverwekker met vreemde
antigenen wordt bedekt
 Kapot gemaakt en/of
gefagociteerd
 Cytokine zorgt ook voor de
ontwikkeling van
cytotoxische T-cellen.
 Cytotoxische T-cellen
 Uit het lymfoïde orgaan
 Besmette cellen tonen het
antigen van het
binnengedrongen virus.
 Cytotoxische T-cellen
herkennen dit
 Vernietigen de cel.
 Cellulaire afweer
 Incubatietijd
 Reactietijd eerste
ziekteverschijnselen
 Immuun
 Vrijwel geen
ziekteverschijnselen
 Primaire reactie
 Secundaire reactie
 Natuurlijke immuniteit
 Kinderziektes, waterpokken
 Immunisatie
 Actief (vaccinatie, later door
lichaam zelf)
 Passief (Tijdelijke hoeveelheid
antistof)
1.
2.
3.
4.
5.
Muis
geimmuniseerd
Isolatie
lymfocyten
Fusie met
tumorcellen
Hybridecellen
opkweken
Extractie
antistoffen uit
hybride cellen
 Transplantatie
 Donor
 Afstotingsreactie
 Signaaleiwitten op membranen van donorweefsel
(antigenen)
 Afstotingsreactie
 Lichaamsvreemde stoffen
 HLA-systeem
 Human Leukocyte Antigen
 HLA - matching
 HLA-sytemen komen vrijwel nooit 100% overeen
 Cellulaire afweer
 Cytotoxitsche T-cellen
 Donorcellen worden aangevallen
 Acute afstoting
 Medicijnen om het cellulaire systeem te onderdrukken
 Hemolyse
 Mismatch van bloedgroep
 Hemoglobine in de bloedbaan
 Samenklontering
 Schadelijk voor nieren en hersenen
 Noodgevallen toch verkeerde bloedtransfusie
 Veel repressorstoffen toedienen
 Onderzoek bij het Rhesusaapje
 84% heeft de rhesusfactor
 16% heeft het niet
 Positief of negatief
 Probleem bij de geboorte
 Rhesusprik
BLOEDGROEPEN SPEL
SPEL 2
 Overgevoeligheid
 Allergische reactie
 Voorbeelden:
 Hooikoorts
 Huisstofmijt
 Huisdieren
 Vruchten of noten
 Vooral de humorale afweer
speelt een rol
 Afweerreactie overzicht:
Receptoreiwit herkent antigen
2. B-lymfocyten ontwikkelen zich tot plasmacellen onder
invloed van cytokine (van T-helpercellen).
3. Plasmacellen produceren antistoffen
1.
 Voornamelijk antistof IgE
 Hechting aan mestcel
 Gesensibiliseerde mestcel
 Mestcel komt in aanraking met allergeen
 Mestcellen geven Histamine af.
 Histamine
 Stimuleert slijmklieren en
bloedvaten
 Waarom?
 Anti-histamine
 Gaat histamine tegen
 Verzwakt de klachten.
 Beschermende medicijnen
 Vormen een beschermende
laag rond slijmvlies tegen
mestcellen
 Welke onderdelen van de huid dragen bij aan de
homeostase?
 Probeer uit je hoofd het regelschema voor
lichaamstemperatuur te tekenen
 Geef de rol/betekenis van de volgende namen:






Antigen
Specifieke afweer
Lymfoïde orgaan
Fagocytose
T-Helpercel
Vaccinatie
 Wat is het verschil tussen een primaire en een secundaire
afweerreactie?
 Welke rol speelt de resusfactor bij de zwangerschap en
geboorte?
Download