H12 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 20 21 22 23 24 25 26 27 19 28 Across Down 3. Giftige stoffen die schadelijke bacteriën kunnen produceren 7. Stof die vrijkomt bij allergie en o.a. ontstekingsreacties veroorzaakt 9. Orgaan dat belangrijke rol speelt bij onze externe niet-specifieke afweer 12. ……………… werken niet tegen virale infecties 13. Dit systeem van membraaneiwitten speelt een belangrijke rol bij transplantaties 14. Wanneer je geheugencellen hebt gevormd ben je ............... 16. Ander woord voor immunoglobulinen 17. Deze cellen maken antistoffen 18. De luchtwegen zijn bekleed met .................... dat een deel van de externe nietspecifieke afweer vormt 20. Signaalstoffen 21. De T in T-lymfocyten wijst op dit orgaan. 24. Cellen die er voor zorgen dat je bij de eerstvolgende infectie de antigenen meteen herkent 28. Insluiting en vertering van ziekteverwekkers door fagocyten 1. De B-lymfocytenrijpen in het ...... 2. ......................... T-cellen vernietigen geïnfecteerde lichaamscellen 4. Lichaamsvreemde eiwitten op een celmembraan 5. ………… moleculen liggen op de buitenkant van alle cellen met kern en op bloedplaatjes 6. Hierbij wordt een verzwakte of dode ziekteverwekker ingespoten 8. Deze cellen geven histamine af bij een allergie 10. Wanneer een weefsel of orgaan wordt overgedragen op een ander organisme 11. Het deel van de afweer wat werkzaam is in de lichaamsvochten is de .............. afweer 15. In dit orgaan vindt chemische afweer plaats in ons lichaam 16. Eiwitten die gevormd worden bij de specifieke afweer 19. Gebruik je bij kunstmatige actieve immunisatie 22. Donatie van bloed van de ene naar de andere persoon 23. Antigeen dat op de rode bloedcellen ligt en o.a. bij zwangerschappen problemen kan opleveren 25. Witte bloedcellen die zorgen voor specifieke afweerreacties 26. Overgevoeligheid voor een of meerdere stoffen 27. Het inspuiten van antistoffen is ................ immunisatie