PowerPoint-presentatie

advertisement
H8 Bloedsomloop
8.1 t/m 8.5
• Hoofdstuk 8 Bloedsomloop.
• 8.1 t/m 8.5
• Hoofdstuk 15 Infectieziekten.
• Helemaal
Voortgangstoets 3.2
• Vervoer van stoffen:
•
•
•
•
•
O2 van longen naar cellen.
CO2 van cellen naar longen.
Voedingstoffen van de dunne darm naar cellen.
Ureum van de lever naar de nieren.
Hormonen van hormonklieren naar cellen.
• Afweer tegen ziekteverwekkers.
• Constant houden van het inwendig milieu (homeostase):
• Constant houden van de lichaamstemperatuur.
• Regelen van de zuurgraad.
• Herstel van beschadigingen door stolling.
Functies
De mens heeft ongeveer 5 Liter in zijn lichaam.
(7,5% van het lichaamsgewicht).
Bloed bestaat uit:
• 55% bloedplasma.
• 45% bloedcellen.
Bloed feitjes
• Erytrocyten:
• Rode bloedcellen
• Verhouding bloedcellen : 95%
• Leukocyten:
• Witte bloedcellen
• Verhouding bloedcellen : 0,1%
• 3 groepen: granulocyten, lymfocyten
en monocyten
• Trombocyten:
• Bloedplaatjes
• Verhouding bloedcellen :~ 5%
Bloedcellen
Voorkennis: Sanquin bloedbank opdracht
Naslagwerk hoofdstuk 1.
• Vorm: Schijfvormige, biconcave (beide kanten hol van de cel).
• Vorming uit stamcellen in rode beenmerg uit de platte beenderen.
• Bij zoogdieren :bevat geen mitochondriën, geen kern,
voornamelijk gevuld met het eiwit hemoglobuline.
• Een erytrocyt leeft maar beperkt.
• Hemoglobine
• Rode bloedkleurstof.
• Gemakkelijk binden en afgeven van O2.
• 40 maal meer zuurstof transporteren.
Erytrocyten
• Anemie (bloedarmoede):
• Te weinig hemoglobine in de bloedbaan.
• Gebrek aan ijzer.
• Diagnose stellen:
• Aan de hand van hematocrietwaarde.
• Hemotocrietwaarde bepalen (volume v.h. bloed dat door rode
bloedcellen word ingenomen t.o.v. het totale bloedvolume).
• Filmpje: hematocriet bepaling
Anemie
Referentie waarden:
♂ : 0,40~0,54 L/L
♀ : 0,37~0,47 L/L
• Leucocyten kunnen van vorm veranderen.
• Kunnen het bloedvat verlaten
• Zijn in staat ziektekiemen te bestrijden.
• Aantal leucocyten kan explosief stijgen.
Leucocyten
1. Granulocyten:
•
•
•
•
•
Cytoplasma vol met lysomen (korrels “granula”).
Kunnen fagocyteren.
filmpje: fagocytose
3 soorten:
Neutrofiele-, eosinofiele-, basofiele granulocyten
Allergische reacties, overgevoeligheids reacties.
Leucocyten
2. Lymfocyten:
Kleine cellen met een ronde grote kern.
Afweer cellen .
T-lymfocyten en B-Lymfocyten.
Spelen en rol bij herkenning & opruiming
van lichaamsvreemde stoffen.
3. Monocyten:
Grote cellen, de vorm de kern hoefijzer.
Fagocyterend vermogen (macrofagen “grote
vreters”.
Leucocyten
• Bloedplaatjes :
• Celfragmenten (cytoplasma afsnoeringen megakaryocyten).
• Bloedstolling.
• Vrijkomen trombokinase speelt een rol bij vorming van
bloedstolsels.
Opdracht: Zoek uit wat
trombose is, en hoe dit ontstaat?
Trombocyten
• Centrifugeren:
• Bloedcellen zitten onderin.
• Plasma bovenin.
• Eiwitten:
• Albumine, zorgt voor de osmotische druk.
• Globulinen, antistoffen.
• Fibrinogeen, netwerk voor bloedstolling.
• Bloedplasma laten stollen -> serum
Bloedplasma
Opdracht 1 t/m 13 (blz.152)
•VERVOLG INFECTIEZIEKTEN
•HOOFDSTUK 15
• Vreemde cellen willen het lichaam binnen dringen.
• De middelen die dit willen voorkomen heten het
immuunsysteem.
Immunologie
• Hoofdstuk 3 Naslagwerk.
• 1ste, 2de en 3de afweerlinie.
• Opdracht “Hugo zit in de bus”
Sanquin bloedbank
Afweerreacties, niet specifiek
Afweerreacties, niet specifiek
• Afweer reactie tegen lichaamseigen stoffen.
Bekende auto-immuunziekten zijn onder andere:
Huid: Psoriasis.
Maag en darmen: De ziekte van Crohn.
Ruggenmerg en hersenen: Multiple Sclerose
Gewrichten: Reuma en reumatoïde arthritis
Bloed en lichaamsvocht: Diabetes
Auto immuunreactie
•
•
•
•
Algemene afweer, niet specifiek:
alle micro organismen
Leukocyten
Fagocytose (granulocyten, monocyten, macrofagen)
• Specifieke afweer:
• Lichaams vreemde stoffen. Virussen en bacteriën.
• “Immuniteit”
Humorale afweer: Vorming antistoffen als reactie op antigenen.(B)
Cellulaire afweer: Virussen en lichaamsvreemde weefsels.(T)
Afweer
• Door speciale witte bloedcellen (leucocyten)worden
vreemde cellen opgevreten (fagocytose).
Deze witte bloedcellen vreten alles wat vreemd is (niet
specifiek).
Algemene afweer, niet specifiek
• Antigeen (Ag):
• Herkenning Lichaamsvreemde stof.
• Virussen, bacteriën.
• Antistof (Ab):
Een eiwit die behoort tot de immunoglobulines.
• Vorming van B-lymfocyten, die Ab’s produceren.
• Specifiek 1 Ab op 1 Ag.
• Binding, Ag-Ab complex.
• Ag wordt onschadelijk gemaakt.
Specifieke afweer
•
•
•
•
Een antistof wordt geproduceerd door de B-lymfocyten.
Antistof blijft circuleren in het bloed.
Bij tweede contact treedt de afweerreactie op.
Natuurlijk immuniteit.
Humorale afweer
Humorale afweer
• KUNSTMATIG ACTIEVE VACCINATIE
• Vaccinatie, antigenen toedienen waarop het lichaam
antistoffen aanmaakt.
• KUNSTMATIG PASSIEVE VACCINATIE
• Vaccinatie met antistoffen gewonnen uit bloed.
RIJKSVACCINATIE
PROGRAMMA
Vaccinatie
• T-lymfocyten:
• Gericht tegen virussen en lichaamsvreemde weefsels.
• Zogenaamde T-killer cellen gaan hiernaar op zoek.
• Lymfokinen worden afgescheiden door de T-cellen en
zijn het communicatiemiddel.
Cellulaire afweer
Memory cells:
B-lymfocyten en T-lymfocyten
blijven jarenlang in het lichaam
en bij een hernieuwd contact met
een antigen kunnen ze direct
tot actie overgaan.
Opdracht 15 t/m 29 (blz 156)
Download