www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Algemene principes immuniteit Overzicht 1. Infectie 2. Niet-specifieke afweer a. De huid b. De neus c. De maag d. Urinebuis en geslachtsopening e. Voorbij de eerste barrière f. Fagocytose door witte bloedcellen 3. Specifieke afweer a. Antigenen b. T-cellen c. B-cellen d. Immuniteit en vaccinatie e. Immuunziekten 1. Infectie Men spreekt van een infectie als een micro-organisme, virus of parasiet in een levend wezen is binnengedrongen en daar schade aanricht. Infectie kan leiden tot ziekte of zelfs de door van het geïnfecteerde individu. Het organisme dat voor de infectie zorgt wordt ook wel het pathogeen of de ziekteverwekker genoemd. Veelal heeft een infectie een ontsteking tot gevolg. 2. Niet-specifieke afweer Met de niet-specifieke afweer bedoelen we alle middelen die ons lichaam inzet tegen alle soorten en vormen van indringers. Er wordt dus geen specifieke afweer maar wel een algemene afweer opgesteld. Enkele voorbeelden: De huid: de huid is licht zuur en verschilfert constant. De neus: in de neus zitten slijmvliezen die pathogenen vasthouden. In de slijmen zitten bovendien ook nog enzymen die de wand van bacteriën beschadigen en alzo bescherming geven. De maag: is erg zuur. De meeste bacteriën overleven de omstandigheden in de maag niet. Urinebuis en geslachtsopening: ook urine is zuur. In de vagina is ook een zuur milieu. Wanneer dit zure milieu wordt verstoord is er een verhoogd risico op infectie. toelatingsexamen-geneeskunde.be www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Voorbij de eerste barrière: als een cel door een pathogeen wordt geïnfecteerd maakt ze interferon aan. Interferon geeft een signaal aan de omliggende cellen en stimuleert de aanmaak van eiwitten die een beschermende werking hebben tegen infectie. Fagocytose door witte bloedcellen: deze cellen beginnen te werken wanneer infectie optreed. Er bestaan verschillende soorten witte bloedcellen: neutrofielen, eosinofielen, basofielen, lymfocyten, monocyten en tenslotte macrofagen. Deze ‘fagocyten’ nemen de indringer op door middel van endocytose en breken de indringer door middel van enzymen af. De fagocyt sterft uiteindelijk zelf ook. Een ophoping van dergelijke dode witte bloedcellen is etter. Omdat witte bloedcellen via het bloed worden vervoerd is het belangrijk dat er in het geïnfecteerde weefsel een goede doorbloeding is. Via de ‘ontstekingsreactie’ wordt dit verwezenlijkt. Gevolgen van ontsteking zijn logischerwijze dan ook: o Calor (warmte, door de hoge doorbloeding) o Dolor (pijn, het weefsel zwelt en er ontstaat druk op zenuwen) o Rubor (roodheid, ook een gevolg van de hoge doorbloeding) o Tumor (zwelling) 3. Specifieke afweer De specifieke afweer treedt pas enkele dagen na infectie in werking. Deze vorm heet specifieke afweer omdat het gericht is naar een specifieke ziekteverwekker. Antigenen: Dit zijn macromoleculen (macro= groot) die aan de buitenkant zitten van de celmembraan. De cellen van ons lichaam hebben allemaal antigenen. De witte bloedcellen reageren normaal gezien niet op de eigen cellen. Wanneer er cellen zijn met andere antigenen op hun celmembraan (bijvoorbeeld bacteriën) dan zal het immuunsysteem deze herkennen en er werking tegen uitvoeren. T-cellen: Dit zijn witte bloedcellen die samen met B-cellen de lymfocyten vormen omdat men zo vooral in lymfevocht vindt. De T-cellen onstaat in het beenmerg en rijpen daarna in de thymus (vandaar de naam T-cel). Een T-cel zit vol met receptoren die antigenen herkennen. B-cellen: Deze cellen ontstaan in het beenmerg en rijpen daar ook tot ze hun actieve vorm verwerven. Deze cellen worden vooral in de milt en lymfeknopen teruggevonden. Ook de celmembraan van deze cellen is bezet door enorm veel antilichamen of immunoglobulines. Immuniteit en vaccinatie: Sommige dochtercellen van de delende B-cellen worden geheugencellen. Bij contact met een antigeen van een indringer beginnen deze cellen onmiddellijk met het aanmaken van Ig (Immunoglobuline), zodat de infectie veel sneller kan worden onderdrukt. Dit is de reden waarom je, na een infectie, een tijdje immuun bent. De vaccinatie maakt hier handig gebruik van. Bij een vaccinatie krijg je een onschadelijke en verzwakte ziekteverwekker in je lichaam. Hierdoor komt Ig-productie op gang en er worden geheugencellen gevormd. Op deze manier kan je preventief een immuniteit verwerven. Het is ook mogelijk om een serum te injecteren. Dit gebeurt wanneer je te ziek bent om nog te vaccineren (effect heeft tijd nodig). Bij zo een injectie worden er rechtstreeks antilichamen tegen de ziekte ingebracht in de bloedbaan. toelatingsexamen-geneeskunde.be www.toelatingsexamen-geneeskunde.be Immuunziekten: Dankzij de zogenaamde MHC-moleculen kan het lichaam onderscheid maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemde cellen. Soms is er een defect op dit niveau en treedt er een reactie tegen de eigen lichaamscellen op. Zo een ziekte noemen we een auto-immuunziekte. Wanneer het immuunsysteem van het lichaam niet meer werkt spreken we van een immunodeficiëntie. Een frequent voorbeeld is AIDS (= acquired immuno deficiency syndrome) toelatingsexamen-geneeskunde.be