Adviesrapport Gemeenten Ontwikkelingen in de zorg Hoe slaan we de handen ineen? Maarten Heijkamp Kevin van Huet Lindeman Jasmijn Lagerweij Gerlinde van Leeuwen Bedrijfskunde studenten Christelijke Hogeschool Ede 10 januari 2014 1 Managementsamenvatting Dit rapport beschrijft hoe gemeenten om kunnen gaan met veranderingen in de zorg en haar nieuwe verantwoordelijkheden, terwijl zij minder financiële middelen krijgen. Door het regeerakkoord dat in 2012 is gesloten wordt een deel van de AWBZ overgeheveld naar de Wet Maatschappelijke ondersteuning, dat onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. De gemeente krijgt hierdoor meer verantwoordelijkheid op het gebied van ondersteuning. Om te onderzoeken hoe gemeenten omgaan met deze verantwoordelijkheden is de volgende hoofdvraag opgesteld: Op welke wijze(n) kan een gemeente met de beperkte, haar ter beschikking gestelde, financiële middelen via de Wmo de benodigde zorg en ondersteuning op een effectieve en doelmatige wijze organiseren voor ouderen die dit nodig hebben? Het onderzoek is uitgevoerd door het afnemen van 10 interviews met vertegenwoordigers van gemeenten. Vaak met de functie van Wmo beleidsmedewerker. Door middel van respons op interviews heeft het projectteam vast kunnen leggen hoe gemeenten over het algemeen tegen de veranderingen aankijken en welke problemen zij verwachten en zien. Ook is door een aantal gemeenten een idee gegeven over hoe zij een probleem op zouden lossen en waar zij reeds mee bezig zijn. De interviews zijn teruggekoppeld aan de geïnterviewde personen, zodat informatie juist is voordat het verwerkt is. Door de verschillende reacties op interviews te analyseren heeft de projectgroep een aantal opvallende uitkomsten kunnen vinden, die naar hun idee bijdragen aan hoe een gemeente de ondersteuning effectief en goedkoper kan organiseren. Deze opvallende uitkomsten zijn: Het inzetten van wijkteams, het voeren van bewustwordingscampagnes, het organiseren van integraal wonen en leven en een leensysteem van ondersteunende middelen opzetten. De bovengenoemde ‘opvallende uitkomsten’ heeft de projectgroep verder uitgewerkt, nadat zij door middel van brainstormsessies ontdekten dat deze oplossingen, bedacht door gemeenten zelf, oplossing bieden aan veel genoemde verwachte problemen. Daarnaast heeft de projectgroep door middel van brainstormsessies aanbevelingen kunnen formuleren die aansluiten bij de problemen en vraagstukken die in de interviews naar voren kwamen. De aanbevelingen zijn in het kort als volgt beschreven: - Het inzetten van wijkteams: Het doel van het inzetten van wijkteams is het bevorderen van een integrale werkwijze. Hierbij staat het delen van informatie door verschillende disciplines centraal, waardoor bij goede samenwerking de totale zorgvraag van de wijk door een team kan worden beantwoord. Om de effectiviteit van een wijkteam te waarborgen wordt aanbevolen eerst een test-wijkteam in te zetten. - Het creëren van een woon-service zone: Het doel van een geïntegreerde woon-service zone is het creëren van betrokkenheid tussen ouderen in een verzorgingstehuis en andere bewoners van een woonwijk zoals jonge gezinnen met kinderen. Op deze manier kan eenzaamheid bij ouderen worden teruggedrongen. Daarnaast worden dure vastgoedcomplexen optimaal benut. - De cliënt voorop: Het verlenen van zorg moet altijd worden gedaan met de gedachte dat de cliënt voorop staat. Een voorbeeld daarvan is ervoor zorgen dat het aantal zorgverleners dat bij de cliënt op de vloer komt zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarnaast kunnen cliënten worden ondersteund met verschillende hulpmiddelen. Wel is het erg belangrijk dat deze hulpmiddelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet. 2 - Bewustwording: Het doel van bewustwording is dat het begrip participatiesamenleving meer gaat leven. Al vanaf jongs af aan hoort het normaal te zijn om de naaste te helpen. Jongeren maar ook ouderen, die net met pensioen zijn, kunnen door middel van vrijwilligerswerk hun steentje bijdragen. Het belang van participatie kan op verschillende evenementen en door middel van reclamespotjes worden gepromoot. Ook door sociale druk kan het bewust meeleven met de naaste worden vergroot. - Verantwoordelijkheid: Het is belangrijk dat de partijen weten welke verantwoordelijkheden zij hebben rondom de zorg, als dit duidelijk is kunnen ze hier ook op worden aangesproken en kunnen de volgende stappen worden gezet. - Contact met woningcorporaties: Woningcorporaties en gemeenten zullen moet samenwerken om grip te houden op het vraag aanbod van aangepaste woningen nu en in de toekomst. Er zal daarnaast een beleid moeten worden opgesteld met betrekking tot kleine zelf te betalen hulpmiddelen voor bewoners. - Technologische ontwikkelingen Aanbevolen wordt om zorgaanbieders te selecteren die gebruik maken van technologische ontwikkelingen. Hierdoor kan zorg goedkoper aan worden geboden. Tot slot is een algemene conclusie geschreven over hoe gemeenten en zorgaanbieders beter samen kunnen werken. Het projectteam heeft aanbevelingen kunnen doen op basis van het onderzoek dat voor u ligt, in combinatie met een parallelonderzoek naar hoe zorgaanbieders omgaan met veranderingen in de zorg en hun verantwoordelijkheid. De aanbevelingen luiden als volgt: - Iedereen zal zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen De gemeenten en zorgaanbieders moeten de verantwoordelijkheid nemen. Ze moeten gaan samenwerken. Gemeenten moeten daarnaast duidelijkheid verschaffen aan zorgaanbieders over hun beleid rondom de recente ontwikkelingen, zo weten de zorgaanbieders waar ze aan toe zijn. Gemeenten zijn eindverantwoordelijk voor de organisatie van ondersteuning in de desbetreffende gemeente. - Cliënt voorop In het nieuwe beleid moet de cliënt centraal komen te staan. Er moeten zo min mogelijk verschillende mensen bij de cliënt over de vloer komen. Voortaan moet er niet betaald worden per uur, maar per uitgevoerde taak, die aan minimale kwaliteitseisen voldoet. - Wijkteam Een wijkteam kijkt vanuit verschillende invalshoeken naar een cliënt. Het wijkteam krijgt de taak om de zorg van burgers te indiceren. De gemeente moet het wijkteam samenstellen, dus ook welke zorgaanbieder in het team komt. Het wijkteam is een manier om de cliënt voorop te stellen. - Participatiesamenleving vanuit gemeenten en zorgaanbieders Zorgaanbieders en gemeenten kunnen allebei bijdragen aan de participatiesamenleving. Zorgaanbieders kunnen dit doen door cursussen te geven over makkelijk te verrichten taken. Gemeenten kunnen dit doen door de participatiesamenleving te promoten. 3 - Technologische ontwikkelingen Gemeenten en zorgaanbieders moeten zich meer richten op technologische ontwikkelingen, omdat dit een goedkopere en efficiëntere manier van het aanbieden van zorg is. Door het gebruik van nieuwe technologie wordt een zorgaanbieder aantrekkelijker voor gemeenten omdat de zorg goedkoper kan worden geleverd. 4 Inleiding Door veranderingen in de zorgsector, zoals genoemd in het Regeerakkoord, worden delen van de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) overgeheveld naar de Wmo (Wet Maatschappelijke Ondersteuning). De persoonlijke verzorging komt onder de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars te vallen. Gemeenten krijgen te maken met meer verantwoordelijkheid op het gebied van ondersteuning. Voor de gemeenten is het een uitdaging om de ondersteuning zo te organiseren dat alle burgers die ondersteuning nodig hebben deze ook krijgen. De noodzakelijke ondersteuning moet verleend worden zonder dat dit ten koste gaat van de overige voorzieningen in de gemeente. Voor gemeenten is het dan ook lastig op welke wijze zij hun burgers kunnen ondersteunen in hun zorgvraag. Voor Estea hebben wij onderzocht hoe gemeenten de zorg voor ouderen effectief kunnen organiseren met beperkte financiële middelen. Voor u ligt het adviesrapport dat is opgesteld op basis van interviews met verschillende gemeenten. In de eerste hoofdstukken vindt u in het kort hoe wij te werk zijn gegaan en welke methode wij hebben gebruikt als leidraad voor ons onderzoek. Vervolgens vindt u het theoretische kader dat is gebruikt om te werken met de juiste achtergrondinformatie. Na het theoretische kader wordt de analyse van de interviews weergegeven en verder uitgediept. Hierin wordt onderscheid gemaakt in vaker voorkomende antwoorden en opvallende uitkomsten. Na de onderzoeksresultaten vindt u een hoofdstuk waarin onze aanbevelingen aan verschillende gemeenten worden beschreven en uitgewerkt. Gevolgd door de conlusie van ons onderzoek. Parallel aan ons onderzoek heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de visie van zorgaanbieders en hun beleid rondom de transities in de zorg naar aanleiding van het regeerakoord ‘Bruggen slaan’. Deze projectgroep maakte gebruik van dezelfde onderzoeksmethode waardoor resultaten kunnen worden vergeleken en er een gezamenlijke conclusie kan worden getrokken. Uiteindelijk is er zo een totaalbeeld ontstaan waarin we de visie van gemeenten en zorgverzekeraars kunnen samenvoegen. In de gezamenlijke conclusies zal worden uitgelegd hoe volgens de twee onderzoeksgroepen het best samengewerkt kan worden tussen gemeenten en zorgaanbieders. Tot slot vind u in de bijlagen de samenvattingen van interviews waar dit onderzoek op gebaseerd is. 5 Inhoud Managementsamenvatting ..................................................................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................................... 5 Projectverantwoording ........................................................................................................................... 8 Theoretisch Kader ................................................................................................................................. 10 Zorgsituatie voor 2015 ...................................................................................................................... 10 Regeerakkoord en Zorgakkoord ........................................................................................................ 10 ‘Persoonlijke verzorging naar Zvw’.................................................................................................... 11 Wie is waarvoor verantwoordelijk na invoering maatregelen uit het regeerakkoord?.................... 12 Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving ......................................................................... 12 Onderzoeksresultaten ........................................................................................................................... 14 Vraag 1: Hoe kijken gemeenten tegen de ontwikkeling aan? ........................................................... 14 Vraag 2: Op welke wijze willen de gemeenten de zorg inkopen?..................................................... 14 Vraag 3: Hoe gaan de gemeenten ervoor zorgen dat hun burgers als zij zorg nodig hebben geen nul op het rekest krijgen?........................................................................................................................ 14 Vraag 4: Wat verwachten de gemeenten van zorgaanbieders en zorgverzekeraars? ...................... 15 Vraag 5: Waar liggen in de visie van de gemeenten de scheidslijnen tussen Wmo, AWBZ en Zvw? 15 Vraag 6: Wat vinden de gemeenten ervan dat de persoonlijke verzorging niet naar de Wmo maar naar de Zvw gaat? ............................................................................................................................. 16 Vraag 7: Hoe wordt het totale zorgpalet gewaarborgd? (In het bijzonder de kwaliteit).................. 16 Vraag 8: Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de verhoudingen tussen zorgkantoor, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders? .......................................................................... 16 Vraag 9: Zien de gemeenten voor zichzelf een rol weggelegd als het gaat om het (laten) realiseren van voldoende passende woningen of aanpassingen van bestaande woningen in gemeenten? .... 16 Opvallende uitkomsten ......................................................................................................................... 18 Conclusie & Aanbevelingen ................................................................................................................... 19 Aanbeveling 1: Organiseren van wijkteams ...................................................................................... 19 Aanbeveling 2: Geïntegreerde woon-service zone ........................................................................... 20 Aanbeveling 3: Zorgverlening met cliënt centraal ............................................................................ 20 Aanbeveling 4: Bewustwording ......................................................................................................... 21 Aanbeveling 5: Verantwoordelijkheid ............................................................................................... 23 Aanbeveling 6: Contact woningcorporaties ...................................................................................... 23 Aanbeveling 7: Technologische ontwikkelingen ............................................................................... 23 De aanbevelingen op rij..................................................................................................................... 23 Gezamenlijke conclusie ......................................................................................................................... 25 6 Bijlagen: ................................................................................................................................................. 28 Bijlage 1: Tien Stappen Plan .............................................................................................................. 28 7 Projectverantwoording Het onderzoek dat voor u ligt is uitgevoerd door vier bedrijfskunde studenten die studeren aan de Christelijke Hogeschool Ede. De looptijd van het onderzoek bedroeg ongeveer vier maanden, te weten van 2 september 2013 tot en met 13 januari 2014. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Estea. Onderzocht is op welke wijze(n) een gemeente met de beperkte, haar ter beschikking gestelde, financiële middelen via de Wmo de benodigde zorg en ondersteuning op een effectieve en doelmatige wijze kan organiseren voor ouderen die dit nodig hebben? In deze rapportage vindt u antwoord op de volgende vragen: • • • • • • • • Hoe kijken gemeenten tegen de ontwikkeling aan? Op welke wijze willen de gemeenten deze zorg inkopen? Hoe gaan de gemeenten ervoor zorgen dat hun burgers als zij zorg nodig hebben geen nul op het rekest krijgen? Wat verwachten zij van zorgaanbieders en zorgverzekeraars? Waar liggen in de visie van de gemeenten de scheidslijnen tussen Wmo, AWBZ en Zvw? Zijn de gemeenten van mening dat (een deel van) de persoonlijke verzorging naar de Zvw of de Wmo moet? Waarom? Als een deel van de Persoonlijke Verzorging naar de Zvw gaat welk deel zou dat dan moeten zijn? Hoe wordt het totale zorgpalet gewaarborgd? ((m.a.w. hoe zorgt de gemeente er voor dat haar inwoners alle noodzakelijke zorg krijgen) zijn zij daar verantwoordelijk voor of ligt die verantwoordelijkheid elders)? Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de verhoudingen tussen zorgkantoor, gemeente, zorgverzekeraars en zorgaanbieders? Terwijl dit onderzoek uitgevoerd werd heeft een tweede groep een onderzoek uitgevoerd in opdracht van Estea. Dat onderzoek loopt parallel aan dit onderzoek, met als enige verschil dat zij onderzoeken hoe de zorgaanbieders omgaan met de veranderingen in de zorg in plaats van wat de visie van gemeenten is. Tijdens het onderzoek is er methodisch gewerkt volgens het ‘Tien Stappen Plan’ (TSP). Door de tien verschillende stappen te volgen wordt het onderzoek volledig uitgevoerd zonder aan belangrijke stappen voorbij te gaan. Voor verdere toelichting over hoe het TSP toe is gepast in het onderzoek wordt u verder verwezen naar bijlage 2 ‘Tien Stappen Plan’. Deze methode heeft er onder andere toe geleid dat er een theoretisch kader is opgesteld. Door dit theoretisch kader is er meer inzicht verkregen in de huidige en nieuwe verantwoordelijkheden van gemeenten met betrekking tot zorg en in veranderingen naar aanleiding van het regeerakkoord dat gesloten is op 29 oktober 2012. Het was noodzakelijk dat deze informatie beschikbaar was voordat er een interview afgenomen werd. Hierdoor was er de mogelijkheid om doeltreffende vragen te stellen en door te vragen. Voor het diepteonderzoek zijn er interviews afgenomen met tien verschillende gemeenten uit Nederland. Bij het selecteren van deze gemeenten is gekozen voor een gemêleerde selectie, zowel grote als kleine gemeenten verspreid over het land. Tijdens de interviews is er veel informatie naar voren gekomen over hoe gemeenten aankijken tegen transities in de zorg naar aanleiding van het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’. Na het gesprek is er een samenvatting teruggekoppeld aan de desbetreffende gemeente, zodat het zeker was dat de juiste informatie verwerkt werd. De antwoorden per vraag zijn schematisch samengevat in kernwoorden en kernzinnen, zodat per deelvraag overzichtelijk werd hoe iedere gemeente over verschillende onderwerpen dacht. Door de 8 antwoorden van verschillende gemeenten te vergelijken was het mogelijk om een algemene lijn op te stellen per deelvraag. Hierna zijn de opvallende zaken per onderwerp benoemd. Na deze onderwerpen benoemd te hebben was er plaats voor een brainstormsessie waarin allerlei aanbeveling geopperd zijn. Dit is hierna opgesplitst in de volgende onderwerpen: Bewustwording(s campagne) Geïntegreerd wonen/leven/huisvesting Testfase wijkteams Zorginkoop en samenwerking. Door deze onderwerpen vast te stellen is het mogelijk om gemeenten te adviseren en naar de beantwoording van de hoofd- en deelvragen toe te werken. 9 Theoretisch Kader Het is geen geheim dat Nederland een land is dat zorg voor zijn burgers hoog in het vaandel heeft. Er zijn tal van voorzieningen voor allerlei uiteenlopende zorgvragen. Dit kost de rijksoverheid gemiddeld 75 miljard euro per jaar en daarmee 30% van de rijksuitgaven. Wanneer er geen verandering komt in de zorguitgaven zal in 2040 de helft van de rijksbegroting opgaan aan zorgkosten. Dit komt onder andere door de vergrijzing en een veranderende zorgbehoefte. Dat zorgt ervoor dat er een omslag nodig is wat betreft het huidige zorgbeleid. De veranderingen staan concreet beschreven in het regeerakkoord van 2012, aangevuld door het zorgakkoord uit april 2013. Een belangrijk thema dat hierin aan bod komt is de verandering van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. Zorgsituatie voor 2015 Om de veranderingen helder te krijgen is het belangrijk eerst de huidige situatie te begrijpen. Het huidige zorgstelsel is te verdelen in drie zorgregelingen. Namelijk de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), Zorgverzekeringswet (Zvw). Voor 2015 vielen de volgende voorzieningen onder de Wmo - Het voeren van het huishouden - Verplaatsen in en om het huis - Vervoer - Sociaal leven Voor 2015 vielen de volgende voorzieningen onder de AWBZ: - Persoonlijke verzorging - Verpleging - Behandeling - Kortdurend verblijf - Langdurend verblijf En daarnaast waren inwoners verzekerd volgens de Zvw met een basis of aanvullend pakket. Bij het basispakket behoren onder andere de volgende onderdelen: - Medische en geestelijke geneeskunde - Tandheelkunde - Hulpmiddelen - Ziekenvervoer Voorbeelden van onderdelen van een aanvullende Zvw zijn: - Orthodontie - Fysiotherapie - Tandartsverzekering Bovenstaande onderdelen van de Wmo, AWBZ en Zvw waren tot 2015 een verzekerd recht. Dat wil zeggen dat iedereen die voldoet aan bepaalde eisen recht heeft op deze hulp. Dit gaat veranderen. Regeerakkoord en Zorgakkoord In het regeerakkoord dat gesloten is op 29 oktober 2012 en het zorgakkoord van 24 april 2013, zijn een aantal punten van toepassing op de gemeenten met betrekking tot de zorgsector. Deze specifieke punten hebben we als volgt samengevat: • De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) wordt omgevormd tot een nieuwe landelijke voorziening waarin de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg (vanaf ZZP 5) landelijk wordt georganiseerd met een budgetgrens middels de contracteerruimte. Het gebruik van 10 persoonsgebonden budgeten heeft juist bij deze zorg overigens geleid tot zorg op maat en institutionele innovaties. • Extramurale verpleging wordt in 2017 van de AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) en valt daar onder het zelfde systeem van populatie gebonden bekostiging als de huisartsenzorg. De indicatiestelling vervalt. Zo verdwijnen schotten, wordt wijkverpleging bevordert, wordt overbehandeling ontmoedigd en wordt een sterkte eerste lijn gestimuleerd waar de huisarts integraal deel van uitmaakt. • Gemeenten worden geheel verantwoordelijk voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging.1 De aanspraken worden beperkt, dienstverlening wordt versoberd en meer gericht op waar ze het hardste nodig is en gaat vallen onder de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). • De combinatie van de introductie van inkomensafhankelijke zorgfinanciering en het organiseren van zorg dicht bij mensen maakt beperking, vereenvoudiging en decentralisatie mogelijk van regelingen als compensatie eigen risico, de aftrek specifieke zorgkosten en de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Hieruit wordt een nieuwe gemeentelijke voorziening gefinancierd met een omvang van ruim 750 miljoen euro. • De gemeenten wordt een zeer ruime beleidsvrijheid gegeven met betrekking tot de concrete invulling van deze gedecentraliseerde voorzieningen. • Extramuraliseren ZZP 1 - 4 Met deze maatregel wordt beoogd dat cliënten met een lichtere zorgvraag die voorheen in een intramurale setting zorg zouden ontvangen, voortaan de zorg in de eigen omgeving krijgen (scheiden wonen en zorg). Concreet wordt met deze maatregel de aanspraak voor ouderen en (verstandelijk) gehandicapten op zorgzwaartepakket (ZZP) 1-3 geschrapt en ZZP’s met een vergelijkbare zorgzwaarte in de gehandicaptenzorg. De maatregel wordt ingevoerd voor nieuwe cliënten/herindicatie.2 Vanaf 2016 wordt in de ouderenzorg ook ZZP 4 voor ca. 50% van de nieuwe cliënten geëxtramuraliseerd. Door deze extramuralisering zal de vraag naar passende extramurale woningen voor cliënten met een zorgvraag toenemen. ‘Persoonlijke verzorging naar Zvw’ Op 6 november 2013 heeft staatssecretaris Van Rijn ondanks weerstand van gemeenten besloten dat verpleging en verzorging in één hand gehouden moeten worden binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw). Kort gezegd betekent dit dat de ‘Persoonlijke verzorging’ onder de verantwoordelijkheid van de Zvw valt. Mensen hoeven nu, aldus Van Rijn, maar op een plek te zijn voor hulp. Alleen het deel van verzorging dat samenhangt met begeleiding en ondersteuning, wordt naar de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) overgeheveld. 3 1 Op 6-11-2013 is besloten door staatsecretaris van Rijn dat persoonlijk verzorging naar de ZVW gaat (http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/11/06/van-rijn-verzorging-en-verpleging-in-een-hand.html) 2 Regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ 3 http://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/nieuws/persoonlijke-verzorging-niet-naargemeenten.9159877.lynkx 11 Wie is waarvoor verantwoordelijk na invoering maatregelen uit het regeerakkoord? Op dit moment ziet de taakverdeling vanaf 2015 er als volgt uit: • Gemeenten - zorg aan huis: Gemeenten gaan zorgen voor de begeleiding en ondersteuning van cliënten. Huishoudelijke hulp wordt alleen nog door de gemeente betaald als de burger een laag inkomen heeft. Hiervoor is een grens vastgesteld die afhankelijk is per gezinssamenstelling. Voor een alleenstaand persoon ligt deze grens rond de €10440 per jaar. • Zorgverzekeraars - medische zorg: Medische zorg, zoals verpleging en langdurige geestelijke gezondheidszorg, wordt geregeld in de zorgverzekeringswet. Persoonlijke verzorging wordt ook verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraars. • Rijksoverheid - langdurige zorg: De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor de langdurige zorg. Daarmee wordt de zwaardere zorg voor ouderen en gehandicapten in instellingen bedoeld. Die zorg blijft vergoed uit de AWBZ. Cliënten gaan wel een hogere eigen bijdrage betalen. Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving De verzorgingsstaat is mede door de vergrijzing onbetaalbaar geworden. De overheid wil meer een beroep gaan doen op de samenleving. De overheid heeft aangegeven de volgende doelen te hebben met de participatiesamenleving: • Minder afstand creëren tussen burgers en politiek • Zelfredzaamheid van de burger bevorderen • Verhogen van de kwaliteit van het beleid • De draagkracht voor het beleid vergroten • Sociale cohesie versterken Wat is nu een participatiesamenleving? Een participatiesamenleving is een samenleving waarin iedereen, die dat kan, verantwoordelijkheid neemt voor zijn of haar eigen leven en omgeving. Dit zal vorm gaan krijgen door de veranderingen zoals hierboven beschreven. De gemeenten gaan meer een beroep doen op de zelfredzaamheid van de burger. Dit houdt in dat burgers ook meer een beroep moeten gaan doen op familieleden, vrienden en buren om mantelzorg te verlenen. Tot slot ziet u hieronder ter verduidelijking een overzicht van de concrete veranderingen binnen de Wmo en AWBZ. De cirkeldiagrammen laten zien uit welke onderdelen de AWBZ en Wmo bestaat in de oude en nieuwe situatie. De grootte van de cirkeldiagrammen de verhoudingen daarin verwijzen niet naar een geldbedrag. 12 AWBZ voor 2015 Persoonlijke verzorging Verpleging Begeleiding Behandeling Kortdurend verblijf Verblijf WMO voor 2015 Voeren huishouden Verplaatsen bij het huis Vervoer Sociaal leven AWBZ vanaf 2015 Verpleging Behandeling Verblijf WMO vanaf 2015 Voeren huishouden Verplaatsen bij huis Begeleiding Sociaal leven Kortdurend verblijf Vervoer 13 Onderzoeksresultaten Vraag 1: Hoe kijken gemeenten tegen de ontwikkeling aan? Over het algemeen zien de gemeenten de decentralisatie in de zorg als een mooie kans. Veel gemeenten zien de verschuivende verantwoordelijkheden als een mogelijkheid om de zorg op een betere manier te gaan organiseren. De cliënt staat volgens de gemeenten centraal, de veranderingen bieden een kans om hier op in te spelen door middel van maatwerk. De meeste gemeenten staan positief tegenover de ontwikkelingen en zien het als een uitdaging om de zorg optimaal te organiseren. Bij een aantal gemeenten is er nog wel onduidelijkheid over de definitieve taken en verantwoordelijkheden, mede doordat de persoonlijke verzorging uiteindelijk toch naar de zorgverzekeringswet is gegaan. Een aantal gemeenten had al een beleid gevormd rondom persoonlijke verzorging en dit moet nu worden veranderd. Een nadeel kan zijn dat er samengewerkt moet worden met veel verschillende partijen waar door er rekening moet worden gehouden met veel verschillende belangen. Gemeenten zullen moeten afstemmen met veel verschillende partijen. Vraag 2: Op welke wijze willen de gemeenten de zorg inkopen? Veel gemeenten geven aan nog geen beleid te hebben rondom het inkopen van de zorg. Wel geven de meeste gemeenten aan met verschillende soorten zorgaanbieders samen te willen werken. Dit kunnen grote zorgaanbieders met meerdere vestigingen zijn maar ook kleinere particuliere zorgaanbieders. Dit is afhankelijk van het aantal inwoners en de totale zorgvraag binnen een gemeente. Een aantal gemeenten geven aan onderscheid te gaan maken tussen zorginkoop via aanbesteding en zorginkoop op subsidiebasis.4 Opvallend zijn de volgende onderwerpen. Er zijn een aantal gemeenten die onderscheid maken in complexe zorg en standaardzorg. Voor complexe zorg zal in een aantal gevallen samengewerkt gaan worden met andere gemeenten. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om een persoon met een niet veelvoorkomende beperking. Om de kwaliteit van deze specifieke zorg te waarborgen is het beter om samen te werken met andere gemeenten. Uit het onderzoek blijkt dat vooral kleine gemeenten liever met lokale zorgaanbieders samen gaan werken omdat deze goed bekend staan. Daarnaast geven een aantal gemeenten aan te willen betalen per uitgevoerde taak in plaats van per uur. Ten slotte is er nog het vouchersysteem. Hierbij kunnen burgers zelf beslissen welke zorg hij van welke aanbieder afneemt. Vraag 3: Hoe gaan de gemeenten ervoor zorgen dat hun burgers als zij zorg nodig hebben geen nul op het rekest krijgen? Er zal een omslag moeten komen in het denken van mensen. Er is geen sprake meer van recht op zorg omdat het een voorziening wordt. Er zal kritisch gekeken moeten worden naar de zorgvraag om de burgers die de zorg echt nodig hebben deze ook te kunnen geven. Door beroep te doen op de eigen kracht van mensen willen gemeenten voorkomen dat het budget opgaat aan mensen die de zorg ook op een andere manier kunnen regelen. Een belangrijk onderdeel hiervan zijn de keukentafelgesprekken. Op deze manier wordt er samen met de mensen gekeken wat ze zelf kunnen blijven doen met behulp van de omgeving. Een ander belangrijk streven van de gemeenten is het leveren van maatwerk. Er wordt gekeken wat de burger nodig heeft en welke hulp bij de vraag van een burger past. Tenslotte zijn er ook nog gemeenten die werken met wijkteams, waarin alle partijen zoals zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten, dokters, vrijwilligers etc. samenkomen en passende oplossingen proberen te vinden voor burgers met een zorgvraag. Opvallend zijn de volgende onderwerpen. 4 Zorginkoop op subsidiebasis houdt in dat een zorgaanbieder verantwoordelijk wordt voor alle vormen van zorg en hiervoor een bepaald bedrag, subsidie, krijgt van de gemeente. 14 Sommige gemeenten werken met creatieve oplossingen. Een voorbeeld hiervan is iemand die een scootmobiel heeft en deze maar één keer per week gebruikt. Deze scootmobiel kan de rest van de week door andere mensen worden gebruikt. Dit soort oplossingen zijn voordelig en op een makkelijke manier te regelen. Eén gemeente geeft expliciet aan nooit nee te hoeven verkopen. Wanneer het budget niet toereikend is zijn er nog reserves die ze in dat geval kunnen gebruiken. Vraag 4: Wat verwachten de gemeenten van zorgaanbieders en zorgverzekeraars? De gemeenten verwachten van zorgaanbieders en zorgverzekeraars dat ze openstaan voor samenwerking, dat ze meedenken en bereid zijn om informatie uit te wisselen. Daarnaast verwachten de gemeenten ook dat zorgaanbieders niet met elkaar concurreren, dit geldt ook voor zorgverzekeraars. De gemeenten hopen dat beide partijen niet uit zijn op winstmaximalisatie maar dat ze gaan samenwerken. Het belang van de cliënt moet voorop gesteld worden. Sommige gemeenten moeten nog contact leggen met de zorgaanbieders en -verzekeraars, anderen moeten het contact verbeteren. Opvallend zijn de volgende onderwerpen. Twee van de ondervraagde gemeenten hopen op een wettelijke samenwerkingsverplichting met zorgaanbieders en –verzekeraars. Een andere gemeente verwacht van de zorgaanbieders dat zij indiceren wie in aanmerking komt voor bepaalde zorg. Vraag 5: Waar liggen in de visie van de gemeenten de scheidslijnen tussen Wmo, AWBZ en Zvw? De meeste gemeenten hebben hier geen visie op omdat de scheidslijnen wettelijk zijn bepaald. De verdeling is als volgt: de intramurale zorg valt onder de AWBZ. De extramurale zorg valt onder Zvw en Wmo, waarbij de persoonlijke verzorging en de verpleging onder Zvw valt. Er komt bij gemeenten duidelijk naar voren dat ze er naar streven zo min mogelijk verschillende mensen over de vloer van de cliënt te krijgen. Gemeenten streven ernaar de burgers zo min mogelijk te laten merken van scheidslijnen. Dit is een uitdaging en hiervoor is samenwerking met verschillende partijen nodig. We hebben de gemeenten de volgende casus voorgelegd: In Limburg woont Nettie Janssen. Nettie Janssen moet lange tijd veel op bed liggen als gevolg van een auto-ongeluk. Bij dit auto-ongeval is mevrouw Janssen verlamd geraakt vanaf haar middel, hierdoor functioneren onder andere haar blaas en benen niet meer. Mevrouw Janssen heeft last van doorligplekken die iedere dag verzorgd moeten worden. Ook moet iedere ochtend en avond haar stomazakje geleegd worden. Daarnaast moet mevrouw ’s morgens aangekleed en gewassen worden, ’s avonds voor het slapen gaan heeft mevrouw hulp nodig met het uitkleden en slaapklaar gemaakt worden. Tot slot heeft mevrouw Janssen hulp nodig in het huishouden, aangezien ze niet van haar bed af kan komen. Belangrijk om te weten is dat mevrouw Janssen een alleenstaande vrouw is en in een koopappartement woont. Deze heeft een waarde van €196.800, -. Deze woning is gekocht met spaargeld en hypotheek. De huidige hypotheekwaarde bedraagt €50.000, -. Voor het ongeval was mevrouw Janssen werkzaam als gastouder en verdiende daarmee een bruto-inkomen van €2000, per maand. Mevrouw Janssen maakt gebruik van de WIA en ze krijgt medicijnen tegen trombose. Wie is er volgens u verantwoordelijk voor: Het wassen en aankleden? Het legen van het stomazakje? Verzorging van de doorligplekken? Huishoudelijke hulp? 15 De te gebruiken respons op de gegeven casus is 40%. De reacties waren allen hetzelfde, namelijk als volgt: Wassen en aankleden valt onder persoonlijke verzorging dat onder de verantwoordelijkheid van Zvw valt. Hetzelfde geldt voor het legen van een stomazakje, dat onder de verantwoordelijkheid van Zvw valt. De verzorging van de doorligplekken valt eveneens onder de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraars. Huishoudelijke hulp is een verantwoordelijkheid van gemeente en wordt geregeld via Wmo. Alle bovenstaande aspecten van zorg worden geregeld via een thuiszorginstelling. Hieruit kan worden geconcludeerd dat gemeenten goed op de hoogte zijn van de scheidingslijnen. Vraag 6: Wat vinden de gemeenten ervan dat de persoonlijke verzorging niet naar de Wmo maar naar de Zvw gaat? De gemeenten vinden het over het algemeen jammer dat de persoonlijke verzorging niet naar de Wmo maar naar de Zvw gaat. Wanneer dit wel het geval was hadden de gemeenten een totaal zorgpakket kunnen leveren. De gemeenten kunnen nu niet garanderen dat ze de aankomende bezuinigingen waar kunnen maken. Ze geven aan dat als ze het totale pakket, dus inclusief persoonlijke verzorging, hadden gekregen, ze grote efficiency voordelen zouden kunnen realiseren. Ook vinden ze het jammer dat er nu het risico is dat er bij patiënten veel mensen over de vloer komen. Ze willen dit voorkomen. Enkele gemeenten geven aan dat ze zorgverzekeraars alles laten inkopen inclusief ondersteuning, om zo minder mensen bij de patiënt over de vloer te laten komen. Een uitzondering is een gemeente die aangeeft heel blij te zijn met de maatregel. Ze zijn van mening dat je burgers niet moet belasten met de zorg voor hun buren of kennissen. Vraag 7: Hoe wordt het totale zorgpalet gewaarborgd? (In het bijzonder de kwaliteit) Om de kwaliteit van de zorg en van de zorgaanbieders te kunnen waarborgen wordt er over het algemeen gekeken naar de kwaliteitseisen die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft opgesteld. Ook wordt er gekeken naar de bestaande kwaliteitseisen met betrekking tot huishoudelijke hulp. Een aantal gemeenten geven aan een keurmerk te willen gebruiken. Dit keurmerk kan aan verschillende zorgaanbieders uitgereikt worden, zodat het voor cliënten duidelijk is bij welke zorgaanbieders zij terecht kunnen voor goede zorg. Tot slot willen gemeenten de kwaliteit waarborgen door maatwerk te leveren. Ze willen er achter komen wat een cliënt echt nodig heeft, in plaats van wat diegene nodig lijkt te hebben, door middel van het ‘keukentafelgesprek’. Volgens enkele gemeenten zal de kwaliteit gewaarborgd kunnen worden door het idee van participatiesamenleving duidelijker te maken in Nederland. Daardoor zal men meer zorg gaan dragen voor de mensen om hen heen, waardoor iedereen uiteindelijk weer een stukje meer zorg krijgt. Vraag 8: Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de verhoudingen tussen zorgkantoor, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders? Wat de ontwikkelingen volgens de gemeenten voor gevolg heeft in de verhoudingen is dat al deze partijen goed zullen moeten samenwerken. Alleen met een goede afstemming krijgt een cliënt op een zo prettig mogelijke manier de juiste zorg. Daarnaast moet afschuifgedrag voorkomen worden. Er is gedeelde verantwoordelijkheid. Dit houdt in dat elke partij op zijn manier verantwoordelijk is voor het leveren van goede zorg. Vraag 9: Zien de gemeenten voor zichzelf een rol weggelegd als het gaat om het (laten) realiseren van voldoende passende woningen of aanpassingen van bestaande woningen in gemeenten? De interviews die zijn afgenomen zijn voornamelijk geweest met mensen die verantwoordelijk zijn voor de Wmo, zij hebben dus niet alle kennis over huisvesting, hierdoor is het mogelijk dat de 16 antwoorden niet overeenkomen met de visie van de gemeente. Over het algemeen zijn gemeenten niet bezig met huisvesting. De focus ligt nu vooral op hoe gemeenten omgaan met de transities in de zorg met betrekking tot verantwoordelijkheden en financiële stromingen. Hoewel de gemeenten er over het algemeen niet mee bezig zijn willen gemeenten wel inventariseren hoe het staat met het aantal geschikte woningen in de gemeente, zodat de gemeente op de hoogte is van de stand van zaken. Er zal in de komende tijd veel overlegd moeten worden met woningcorporaties. Daarnaast willen verschillende gemeenten vooral een faciliterende rol innemen, door te kijken wat de mogelijkheden zijn binnen het bestemmingsplan. Opvallend zijn de volgende onderwerpen. Een gemeente wil creatiever omgaan met de huisvesting van verschillende zorginstellingen. Zo heeft zij bijvoorbeeld het idee om een sportcomplex dat alleen ’s avonds gebruikt wordt overdag een andere bestemming te geven, bijvoorbeeld voor opvang van kinderen. Op deze manier wil deze gemeente dus creatief omgaan met ruimte die niet fulltime in gebruik is. Een andere gemeente zegt niet alles te willen financieren rondom huisvesting en aanpassingen in huis. Burgers moeten en kunnen meer zelf doen. Zo zijn bijvoorbeeld steunbeugels in een badkamer verkrijgbaar bij een bouwmarkt. De gemeente ziet haar rol daarin kleiner worden. 17 Opvallende uitkomsten Enkele opvallende uitkomsten willen we extra benadrukken. De projectgroep is van mening dat deze uitkomsten het benoemen zeker waard zijn omdat ze in bepaalde mate afwijken van de algemene visie. Geïntegreerd wonen en leven Tijdens één van de interviews kwam naar voren dat de gemeente streeft naar het bij elkaar brengen van alle inwoners van de gemeente. Doelgroepen vervallen hierbij. Een mooi voorbeeld hiervan is een buurtcentrum in hetzelfde complex als het verzorgingstehuis. In een buurtcentrum lopen mensen af en aan waardoor de bewoners van het verzorgingstehuis mee worden genomen in de dagelijkse gang van zaken. Hiermee kan het eenzaamheidsprobleem voor een deel worden beperkt. Doordat het verzorgingstehuis zo het middelpunt van het dorp wordt kan het idee van participatiegedachte meer een deel worden van de samenleving. Wijkteams Veel gemeenten willen wijkteams opzetten waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn, om hierdoor ondersteuning te kunnen leveren. Een aantal gemeenten is hier al concreet mee bezig en leggen hierover al contact met verschillende partijen. Eén gemeente loopt hierin voorop doordat er daadwerkelijk een team is gevormd waarmee een pilot wordt uitgevoerd. Aan het eind van deze pilot zullen gegevens worden geanalyseerd en conclusies worden getrokken. Op deze manier wordt er gekeken of het in de toekomst van toegevoegde waarde zal zijn om meerdere wijkteams te vormen. In deze wijkteams moeten onder andere de gemeenten, zorgaanbieders, zorgverzekeraars en verpleegkundigen vertegenwoordigd zijn. In deze wijkteams staat informatie delen centraal. Hierdoor kunnen bepaalde opvallende zaken gelijk worden gedeeld en zo kan de juiste partij worden ingeschakeld. Wijkteams worden in diverse gemeenten al ingezet, maar vaak maakt de expertise rondom ouderdom er nog geen deel van uit. Het wijkteam is op dit moment meestal nog gericht op jeugd en psychosociale problematiek. Bewustwordingscampagne Een aantal gemeenten geven aan plannen te maken voor het opzetten van een bewustwordingscampagne. Door middel van deze campagne willen ze de burgers bewust maken van de veranderingen behorende bij de participatiesamenleving. De belangrijkste boodschap hierin is dat burgers om zich heen kijken naar welke hulp zij kunnen verlenen aan medeburgers. Hierdoor hoopt de gemeente in de toekomst makkelijker beroep te kunnen doen op burgers. Leensysteem van ondersteunende middelen De gemeenten stellen een aantal ondersteunende middelen beschikbaar via de Wmo. Een voorbeeld hiervan is een scootmobiel. Tijdens een interview kwam een situatie naar voren waarin een burger recht had op een scootmobiel en hier aanspraak op deed. Uiteindelijk bleek dat de scootmobiel weinig werd gebruikt. De vijf dagen dat deze scootmobiel niet werd gebruik had het van dienst kunnen zijn bij iemand anders. Wanneer er door de gemeente of het wijkteam een leensysteem wordt ontwikkeld kan er optimaal gebruik worden gemaakt van elk hulpmiddel. Op deze manier wordt er veel geld bespaard. 18 Conclusie & Aanbevelingen Aan het begin van het onderzoek is er een hoofdvraag vastgesteld waarop we in deze conclusie antwoord zullen geven. De hoofdvraag luid als volgt: “Op welke wijze kunnen gemeenten met de beperkte, haar ter beschikking gestelde, financiële middelen via de Wmo de benodigde zorg en ondersteuning op een effectieve en doelmatige wijze organiseren voor ouderen die dit nodig hebben?” Ter beantwoording van de hoofdvraag hebben wij over de volgende vijf onderwerpen aanbevelingen opgesteld: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Organiseren van wijkteams; Geïntegreerde woon-service zone; Zorgverlening met cliënt voorop; Bewustwording; Verantwoordelijkheid; Contact woningcorporaties; Technologische ontwikkelingen Aanbeveling 1: Organiseren van wijkteams Tijdens de interviews met de gemeenten kwamen termen als wijkteams en schakelteams vaak naar voren. Veel gemeenten gaven aan in de nieuwe situatie met wijkteams te willen werken. De invulling hiervan staat vaak nog niet vast. Maar het idee om een team te creëren waarin alle zorgpartijen uit een woonwijk samenwerken is er. Een wijkteam kijkt vanuit verschillende invalshoeken naar een cliënt, waar door deze cliënt beter in de gaten gehouden kan worden. Door middel van wijkteams kan er een integrale werkwijze tussen verschillende partijen gecreëerd worden. Het hoofddoel van een wijkteam is ten eerste een aanspreekpunt te zijn voor alle inwoners in een woonwijk. Elke zorgvraag en elke behoefte kan dan vanuit het wijkteam opgelost worden. Informatie delen is hierbij erg belangrijk. Door informatie binnen het team te delen kan veel beter worden ingespeeld op de totale behoeften van bijvoorbeeld een gezin. Hierdoor wordt de begeleiding preventief en kan er direct actie worden ondernomen wanneer dit nodig blijkt te zijn. Om de effectiviteit van een wijkteam hoog te houden is het belangrijk dat het team bestaat uit mensen met verschillende disciplines. Een aantal van deze disciplines zijn: een Wmo consulent, een thuiszorghulp, een verpleegkundige, een huisarts, een wijkagent en een gezinsbegeleider. De samenstelling van dit team is afhankelijk van de zorgvraag van de bewoners en van de grootte van het gebied waarin het wijkteam actief is. Dit zal per gemeente verschillen. Het is een uitdaging om de leden van een wijkteam ook echt een team te laten zijn waar de eigen expertise centraal blijft staan. Het zal moeilijk zijn om verschillende partijen echt te laten samenwerken. Door middel van maandelijkse bijeenkomsten kan dit bevorderd worden. Aanbevolen wordt om trainingen te organiseren om het nut van samenwerking te laten blijken en zo te stimuleren. Daarnaast is het belangrijk dat een of meerdere personen het team aansturen en verantwoording afleggen aan de gemeenten en zorgaanbieders. Om er zeker van te zijn dat een wijkteam effectief is in de gemeente wordt aanbevolen om dit te testen. Bijvoorbeeld door een aantal maanden proef te draaien met een test-wijkteam en hierna te evalueren of het wijkteam ook echt toegevoegde waarde heeft geleverd. Het doel van inzetten van wijkteams is het bevorderen van een integrale werkwijze. Hierbij staat het delen van informatie door verschillende disciplines centraal, waardoor bij goede samenwerking de totale zorgvraag van de wijk door een team kan worden beantwoord. Om de effectiviteit van een wijkteam te waarborgen wordt aanbevolen eerst een test-wijkteam in te zetten. 19 Aanbeveling 2: Geïntegreerde woon-service zone Door middel van een geïntegreerde woon-service zone is het mogelijk om verschillende doelgroepen die op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken hebben bij elkaar te brengen. Met een woonservice zone wordt enerzijds een wooncomplex bedoeld die enerzijds dienst doet als verpleeghuis maar daarnaast ook als winkelcentrum of kinderopvang. Doelgroepen worden bij elkaar gebracht wat een aantal voordelen met zich meebrengt, bijvoorbeeld het terugdringen van eenzaamheid. Het woon- en leefcomplex zal toegankelijk worden voor iedereen. Op deze manier kan een verpleeghuis het nieuwe centrum van het dorp worden. Wanneer hier een supermarkt, bibliotheek en kinderopvang gevestigd zijn, komen alle inwoners van de gemeente op één centrale plek bij elkaar. De ouderen in het verpleeghuis worden zo niet afgeschermd van het dorp maar juist betrokken bij het dagelijks leven van de rest van het dorp. Op deze manier kan de eenzaamheid van ouderen worden bestreden en tegelijkertijd kan de rest van het dorp meer betrokken worden bij de ouderen. De drempel die er nu nog is om vrijwilligerswerk te doen kan hierdoor verlaagd worden. Mensen komen sneller in aanraking met andere wijkbewoners en zien sneller de mogelijkheden om van toegevoegde waarde te kunnen zijn voor andere buurtbewoners. Op dit moment worden gebouwen in een gemeente niet altijd optimaal benut. Een sportcomplex is vaak alleen ’s avonds in gebruik. Overdag wordt er nauwelijks gebruik van gemaakt. Een dergelijk sportcomplex kan overdag worden gebruikt als plek waar praatgroepen met zowel autochtone als allochtone vrouwen worden georganiseerd. En in de namiddag kunnen er in datzelfde sportcomplex eventueel muzieklessen worden gegeven. Dit zijn voorbeelden van mogelijkheden waardoor optimaal gebruik kan worden gemaakt van bestaande ruimtes in de wijk of regio. Het doel van een geïntegreerde woon-service zone is het creëren van betrokkenheid tussen ouderen in een verzorgingstehuis en andere bewoners van een woonwijk zoals jonge gezinnen met kinderen. Op deze manier kan eenzaamheid bij ouderen worden teruggedrongen. Daarnaast worden dure vastgoedcomplexen optimaal benut. Aanbeveling 3: Zorgverlening met cliënt centraal Om op een verstandige manier om te gaan met de veranderende verantwoordelijkheden in de zorg zal er niet alleen een omslag nodig zijn in het denken van de burgers, maar ook in dat van de zorgaanbieders. Zij zullen moeten nadenken over de organisatiedoelstellingen. Er zal moeten worden samengewerkt met veel partijen. Hierin is het belangrijk dat de cliënt centraal blijft staan. Winstmaximalisatie moet bij zorgaanbieders niet het belangrijkste doel zijn. In de participatiesamenleving gaat het uiteindelijk om de cliënt. Individuele personen moeten daarom meer gaan samenwerken om tot een goed totaalpakket te komen. Hierdoor kan onder andere voorkomen worden dat een cliënt veel verschillende medewerkers over de vloer krijgt. Ook dienen zorgaanbieders en gemeenten achter de schermen het papierwerk en financiële afhandeling te doen. Zodoende heeft de cliënt er geen last van dat er meerdere partijen op het toneel zijn. De gemeente zal het uitlenen van hulpmiddelen moeten gaan beheersen. Wanneer een cliënt een hulpmiddel krijgt zou moeten worden gecontroleerd of dit hulpmiddel optimaal gebruikt wordt. Wanneer dit niet het geval is kan er een oplossing worden bedacht waardoor misschien andere personen ook gebruik kunnen maken van hetzelfde hulpmiddel. Hierdoor wordt veel efficiënter omgegaan met de hulpmiddelen. Sommige minder kostende hulpmiddelen zullen niet meer door de gemeenten worden vergoed maar kunnen door burgers zelf worden aangeschaft. Om de kosten voor de cliënt te beperken zou er een landelijk maximum kunnen worden ingesteld. Bijvoorbeeld een grens van €500,- aan hulpmiddelen zelf te betalen door de cliënt. Wanneer ook boven deze grens hulpmiddelen nodig zijn kan dit in overleg met de gemeente worden gefinancierd. De inzet van technologie in de gezondheidszorg wordt belangrijker, onder de naam e-health. Door middel van een iPad kan er bijvoorbeeld gemakkelijker worden gecommuniceerd tussen cliënt en zorgverlener. Om dit mogelijk te maken zal gebruiksvriendelijke software moeten worden ontwikkeld zodat ook ouderen er goed mee overweg kunnen. Zorgverleners kunnen hierdoor op verschillende momenten aandacht besteden aan de cliënt zonder daadwerkelijk aanwezig te hoeven zijn bij de cliënt thuis. De gemeente dient preventieve zorg in te kopen. Bijvoorbeeld in een vroeg stadium eenzame mensen helpen en hiermee voorkomen dat deze mensen depressief worden. Mede hierdoor kunnen gemeenten geld besparen. De gemeente kan er voor kiezen om de zorg (ondersteuning) in te kopen bij lokale aanbieders of bij grotere regionale aanbieders. Dit is een keuze die de gemeente zelf moet maken, echter hierbij horen wel enkele voor en nadelen van de beide alternatieven. Lokale aanbieders Een lokale zorgaanbieder is meestal bekend in de omgeving en kan hierdoor klantgerichter zijn. Het is voor ouderen fijner als er maximaal twee personen over de vloer komen en deze personen uit dezelfde omgeving komen. Een lokale aanbieder kan dit beter realiseren dan een grotere regionale aanbieder bijvoorbeeld op het gebied van roosterplanning. Er kleven ook enkele nadelen aan het zorginkopen bij lokale zorgaanbieders. Lokale zorgaanbieders kunnen mogelijk minder continuïteit waarborgen dan grote aanbieders. Een (kleine) lokale aanbieder bestaat meestal maar uit een paar leidinggevenden en een aantal medewerkers. Wanneer er een persoon wegvalt, komt deze aanbiedersneller in de problemen, waardoor ook de gemeente in de problemen komt. Bij grotere organisaties met meerdere vestigingen is dit risico minder groot. Een ander nadeel is dat lokale zorgaanbieders in vergelijking met regionale aanbieders in sommige gevallen een minder compleet zorgpakket kunnen bieden. Dit is per zorgaanbieder verschillend. Regionale aanbieder Daarnaast is het mogelijk dat regionale aanbieders makkelijker schaalvoordelen realiseren en daardoor een betere prijs/kwaliteit verhouding bieden.. Ook kunnen gemeenten ervoor kiezen om samen te werken met zorgverzekeraars om zo gezamenlijk zorg in te kopen. Een andere mogelijkheid is om in overleg met zorgverzekeraars de zorg in te kopen. Het verlenen van zorg moet altijd worden gedaan met de gedachte dat de cliënt voorop staat. Een voorbeeld daarvan is ervoor zorgen dat het aantal zorgverleners dat bij de cliënt op de vloer komt zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarnaast kunnen cliënten worden ondersteund met verschillende hulpmiddelen. Wel is het erg belangrijk dat deze hulpmiddelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. Aanbeveling 4: Bewustwording Om het begrip participatiesamenleving bekend te maken en het idee daarachter te laten werken is het belangrijk dat mensen weten wat het begrip inhoudt en hoe ze hier aan bij kunnen dragen. Mensen moeten bewust worden van hulpbehoevenden om hen heen. Ook moet men meer bewust worden van welke hulp ze zelf aan deze mensen kunnen bieden. Mensen hebben elkaar nodig. Veel mensen worden eenzaam door de huidige individualistische samenleving, waar winst en dergelijke boven het persoonlijke aspect staat. Daarnaast heeft men elkaar ook nodig doordat niet alle zorg en ondersteuning vergoed gaat en kan worden. De hardheid van de huidige samenleving zal gebroken moeten worden, er moet meer om worden gezien naar elkaar. Wanneer men meer 21 participeert in de samenleving is andere zorg waarschijnlijker minder nodig. Als iemand bijvoorbeeld eenzaam is treden er vaak ook andere klachten op welke ook hadden kunnen voorkomen. Om de participatiegedachte een onderdeel te laten zijn van de samenleving is het belangrijk dat dit al jong wordt geleerd. Aanbevolen wordt om al op basisscholen de kinderen te leren dat het niet vreemd is om anderen te helpen. Een belangrijk doel van de school kan zijn om te stimuleren dat kinderen vrijwillig aan de slag gaan met een maatschappelijk doel. Een voorbeeld hiervan is lunchen met ouderen tijdens de pauze. Andersom kunnen sommige ouderen overblijf- of voorleesoudere worden. Op deze manier worden de doelgroepen bij elkaar gebracht en leren kinderen dat zorgen voor elkaar niet alleen nemen maar ook geven is. Naast het feit dat het goed is dat jongeren aangesproken worden over participeren in de samenleving kan bijvoorbeeld vrijwilligerswerk ook meer onder de aandacht gebracht worden bij ouderen die net met pensioen zijn. Het is goed mogelijk dat mensen die net met pensioen zijn nog vol energie zitten en in een gat vallen als ze in eens niet meer hoeven te werken. Het is goed mogelijk dat zij hun handen uit de mouwen willen steken voor vrijwilligerswerk. Wanneer het duidelijk is waar en hoe deze ouderen zich in kunnen zetten is deze stap minder groot. Vrijwilligerswerk hoeft niet moeilijk te zijn, het kan heel eenvoudig. Zo kunt u denken aan tuinieren of een kopje koffie drinken met iemand uit het verzorgingstehuis. Een derde aanbeveling is dat het belang van participatie wordt gepresenteerd op verschillende evenementen. Een voorbeeld van een evenement is een kerstmarkt waar veel mensen op af komen. Hier kunnen veel mensen bereikt worden en bewust worden gemaakt van het feit dat er mensen zijn die hen nodig hebben. Door de rest van het jaar heen moet het idee van participeren ook bekend worden gemaakt, bijvoorbeeld op dorps- of stadsfeesten. Over de invulling van hoe het belang van participeren wordt gepresenteerd zal nagedacht moeten worden. Zodat mogelijke acties goed aansluiten bij verschillende doelgroepen zoals ouderen, kinderen, zorgaanbieders en burgers die er eigenlijk niets vanaf weten. Een ander ‘evenement’ waar veel mensen bij elkaar komen en waar het goed is om het idee van participeren onder de aandacht te brengen is een bijeenkomst in een kerk, moskee of een ander geloofshuis. Door bewustwording plaats te laten vinden op zoveel mogelijk plaatsen worden de meeste mensen bereikt. Er zou ten vierde een grotere sociale druk moeten komen. Dit kan bijvoorbeeld door het actief promoten van de voordelen van vrijwilligerswerk. Een andere optie kan zijn om huidige vrijwilligers een sleutelpositie te geven met de taak om anderen enthousiast te maken voor vrijwilligerswerk. Mensen voelen zich hierdoor meer verantwoordelijk om te zorgen voor hun naasten. Wanneer iets als vrijwilligerswerk meer onderwerp van gesprek wordt, wordt participeren normaler en worden mensen door elkaar aangestoken om ook iets te gaan doen. Een duurdere optie die landelijk uitgevoerd kan worden zijn reclamespotjes van de publieke omroep (postbus 51-spotjes). Hierin zou benadrukt moeten worden dat participeren en omzien naar anderen nodig is. Het doel van deze spotjes is dat mensen gaan zien dat het geen moeite kost om bijvoorbeeld eens iemand uit te nodigen voor het avondeten. Ook gaan de mensen zien hoe die kleine moeite kan leiden tot dankbaarheid en tot plezier van de uitgenodigde. een belangrijk aspect dat altijd in het oog moet worden gehouden is dat communicatie plaats zal moeten vinden op het niveau van de verschillende doelgroepen. Er moet nagedacht worden over op welke manier een doelgroep effectief aangesproken kan worden en hoe deze zich bewust kan worden van het belang van participatie in de samenleving. 22 Het doel van bewustwording is dat het begrip participatiesamenleving meer gaat leven. Al vanaf jongs af aan hoort het normaal te zijn om de naaste te helpen. Jongeren maar ook ouderen, die net met pensioen zijn, kunnen door middel van vrijwilligerswerk hun steentje bijdragen. Het belang van participatie kan op verschillende evenementen en door middel van reclamespotjes worden gepromoot. Ook door sociale druk kan het bewust meeleven met de naaste worden vergroot. Aanbeveling 5: Verantwoordelijkheid Tijdens het gehele onderzoek kwam naar voren dat de veranderingen in de zorg nauw verbonden zijn met verschillende taken en verantwoordelijkheden. Uit interviews bleek dat er nog veel onduidelijkheid is over de specifieke taken van de verschillende partijen. Een aanbeveling is daarom om de verantwoordelijkheid van de verschillende partijen helder te krijgen zodat vanuit dat uitgangspunt verder vorm kan worden gegeven aan de invulling van de taken. Enerzijds wordt dit wettelijk bepaald maar dit zal nog verder gespecificeerd moeten worden. Hiervoor zal goed gecommuniceerd moeten worden vanuit de overheid en tussen aanbieders, verzekeraars en gemeenten. Wanneer deze verantwoordelijkheden duidelijk zijn kunnen partijen hierop aangesproken worden. Het is belangrijk dat de partijen weten welke verantwoordelijkheden zij hebben rondom de zorg, als dit duidelijk is kunnen ze hier ook op worden aangesproken en kunnen de volgende stappen worden gezet. Aanbeveling 6: Contact woningcorporaties Om nu en in de toekomst aan de vraag naar aangepaste woningen te kunnen voldoen zullen de gemeenten goed contact moeten onderhouden met woningcorporaties. Er moet duidelijkheid zijn over de verwachte vraag en het aanbod. Als vraag en aanbod niet op elkaar aansluiten moet gekeken worden naar oplossingen. In veel gevallen zal de gemeente de aanpassing van de woning financieren. Daarnaast zullen kleine hulpmiddelen, zoals steunbeugels in de badkamer, voor rekening van de bewoner zelf zijn. Samen met woningcorporaties zullen gemeenten een beleid moeten vormen rond deze financiering. Woningcorporaties en gemeenten zullen moet samenwerken om grip te houden op het vraag aanbod van aangepaste woningen nu en in de toekomst. Er zal daarnaast een beleid moeten worden opgesteld met betrekking tot kleine zelf te betalen hulpmiddelen voor bewoners. Aanbeveling 7: Technologische ontwikkelingen Wanneer gemeenten zich richten op zorgaanbieders die gebruik maken van technologische ontwikkelingen kunnen gemeenten de ondersteuning op een goedkopere organiseren. Door middel van technologische ontwikkelingen wordt ondersteuning en zorg goedkoper doordat er erg bezuinigd kan worden op personeelskosten en vervoerskosten. De aanbevelingen op rij Aanbeveling 1: Het doel van inzetten van wijkteams is het bevorderen van een integrale werkwijze. Hierbij staat het delen van informatie door verschillende disciplines centraal, waardoor bij goede samenwerking de totale zorgvraag van de wijk door een team kan worden beantwoord. Om de effectiviteit van een wijkteam te waarborgen wordt aanbevolen eerst een test-wijkteam in te zetten Aanbeveling 2: Het doel van een geïntegreerde woon-service zone is het creëren van betrokkenheid tussen ouderen in een verzorgingstehuis en andere bewoners van een woonwijk zoals jonge 23 gezinnen met kinderen. Op deze manier kan eenzaamheid bij ouderen worden teruggedrongen daarnaast worden dure vastgoedcomplexen optimaal benut. Aanbeveling 3: Het verlenen van zorg moet altijd worden gedaan met de gedachte dat de cliënt voorop staat. Een voorbeeld daarvan is ervoor zorgen dat het aantal zorgverleners dat bij de cliënt op de vloer komt zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarnaast kunnen cliënten worden ondersteund met verschillende hulpmiddelen. Wel is het erg belangrijk dat deze hulpmiddelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. Bij hulpmiddelen kan worden gedacht aan technologische oplossingen waardoor op een voordeligere en efficiëntere manier hulp kan worden verleend. Bijvoorbeeld het meten van de bloeddruk op afstand. Daarnaast kan dit een oplossing zijn voor het verwachte tekort aan verplegend en verzorgend personeel. Aanbeveling 4: Het doel van bewustwording is dat het begrip participatiesamenleving meer gaat leven. Al vanaf jongs af aan hoort het normaal te zijn om de naaste te helpen. Jongeren maar ook ouderen, die net met pensioen zijn, kunnen door middel van vrijwilligerswerk hun steentje bijdragen. Het belang van participatie kan op verschillende evenementen en door middel van reclamespotjes worden gepromoot. Ook door sociale druk kan het bewust meeleven met de naaste worden vergroot. Aanbeveling 5: Het is belangrijk dat de partijen weten welke verantwoordelijkheden zij hebben rondom de zorg, als dit duidelijk is kunnen ze hier ook op worden aangesproken en kunnen de volgende stappen worden gezet. Aanbeveling 6: Woningcorporaties en gemeenten zullen moet samenwerken om grip te houden op vraag en aanbod van aangepaste woningen nu en in de toekomst. Er zal daarnaast een beleid moeten worden opgesteld met betrekking tot kleine zelf te betalen hulpmiddelen voor bewoners. Aanbeveling 7: Het doel van gebruiken van technologische hulpmiddelen is het terugdringen van de kosten doordat personeel minder tijd kwijt is voor het geven van aandacht aan de cliënt. 24 Gezamenlijke conclusie en aanbevelingen Hoe kunnen we de samenwerking tussen gemeenten en zorgaanbieders stimuleren? Op de hoogte van huidige ontwikkelingen Gemeenten en zorgaanbieders zijn over het algemeen goed op de hoogte van de huidige ontwikkelingen. Qua beleidsvorming is het voor zorgaanbieders minder makkelijk om het huidige beleid aan te passen aan de veranderingen. Dit komt doordat zorgaanbieders voor een groot deel afhankelijk zijn van gemeenten. Gemeenten moet uiteindelijk keuzes maken en hierop zullen zorgaanbieders moeten anticiperen. Kundigheid Uit de interviews met enerzijds gemeenten en anderzijds zorgaanbieders is gebleken dat er verschillend word gedacht over de kundigheid van de gemeenten. Gemeenten geven aan blij te zijn dat de taken worden uitgebreid en denken hier goed beleid op te kunnen vormen. Zorgaanbieders zijn van mening dat de gemeenten nog niet genoeg kennis hebben om de zorg in hun gemeente te gaan organiseren. Zorgaanbieders zien dat gemeenten veel bezig zijn met het inwinnen van informatie en nog niet bezig zijn met het specifiek vormen van een beleid. Hierdoor concluderen zorgaanbieders dat gemeenten niet voldoende kennis in huis hebben om de zorg zelf te organiseren en hierdoor altijd afhankelijk zullen zijn van externe partijen zoals zorgaanbieders. Verwachtingen Vanuit de zorgaanbieders is er soms nog niet genoeg duidelijkheid over wat zij kunnen verwachten van gemeenten. Wel verwachten zij dat de gemeenten nog meer gaan bezuinigen dan nu is aangekondigd. Zorgaanbieders zijn bang dat het geld dat voor de zorg bestemd is niet volledig aan de zorg besteed gaat worden. Daarnaast verwachten de zorgaanbieders plaatselijke verschillen omdat elke gemeente een eigen beleid gaat vormen. Gemeenten verwachten dat zorgaanbieders meer kunnen doen met minder geld. Daarnaast wordt van zorgaanbieders verwacht dat ze openstaan voor samenwerking, met elkaar en met gemeenten. Zorgaanbieders moeten bereid zijn om informatie uit te wisselen en daarin over het concurreren heen te stappen en samen te werken. De cliënt moet voorop komen te staan. Tot slot verwachten gemeenten dat het bij zorgaanbieders niet gaat om winstmaximalisatie, maar om samenwerking. Als onderzoeksgroepen hebben we gezamenlijk de volgende aanbevelingen geformuleerd: Iedereen moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen De gemeenten en zorgaanbieders moeten ieder hun verantwoordelijkheid nemen in het veranderproces. Ze moeten gaan samenwerken. Gemeenten moeten daarnaast duidelijkheid verschaffen over hun beleid aan zorgaanbieders rondom de recente ontwikkelingen, zo weten de zorgaanbieders waar ze aan toe zijn. De gemeente is er eindverantwoordelijk voor dat de burgers alle zorg krijgen die zij nodig hebben. Cliënt voorop In het nieuwe beleid moet de cliënt centraal komen te staan. Er moeten zo min mogelijk mensen bij de cliënt over de vloer komen, zodat voor de cliënt veiligheid en rust gecreëerd wordt doordat de verzorgende wordt herkend. De zorgaanbieders regelen de roosters van de 25 medewerkers, hierdoor kunnen ze er voor zorgen dat hun personeel vaste adressen krijgt om te werken. Voortaan moet er niet betaald worden per uur, maar per uitgevoerde taak. Deze wordt alleen betaald als er aan kwaliteitseisen wordt voldaan. Zo schept men de mogelijkheid om iets extra’s te doen voor de cliënt. Dit is een manier van verantwoordelijkheid nemen, wat inzichtelijk is gemaakt in het figuur aan het einde van dit hoofdstuk. Wijkteam Een wijkteam kijkt vanuit verschillende invalshoeken naar een cliënt. Een wijkteam bestaat uit verschillende disciplines, waaronder bijvoorbeeld een huisarts, WMO-consulent, thuiszorghulp, verpleegkundige en een gezinsbegeleider. Eventueel kan er ook nog een wijkagent toegevoegd worden aan het team. Het wijkteam krijgt een adviserende rol in het adviseren aan de huisarts met betrekking tot de indicatie. De huisarts bepaalt de uiteindelijke indicatie. De gemeente moet het wijkteam samenstellen, dus ook bepalen welke zorgaanbieder in het team komt. Het wijkteam is een manier om de cliënt voorop te stellen. Door één aanspreekpunt te hebben is er meer gemak voor de burger. Het wijkteam gaat vervolgens in gesprek en regelt de indicatiestelling en de eventuele zorg. Participatiesamenleving vanuit gemeenten en zorgaanbieders Zorgaanbieders en gemeenten kunnen allebei bijdragen aan het bekend maken van ‘de participatiesamenleving’. Zorgaanbieders kunnen dit doen door cursussen te geven over makkelijk te verrichten taken, bijvoorbeeld het aantrekken van steunkousen. Gemeenten kunnen dit doen door de participatiesamenleving te promoten, door middel van bewustwordingscampagnes en dergelijke. Technologische ontwikkelingen Zorgaanbieders zouden zich meer moeten richten het inzetten van technologische ontwikkelingen. Hierdoor kan zorg goedkoper en efficiënter aangeboden worden, waardoor de zorgaanbieder veel aantrekkelijker wordt voor gemeenten. Gemeenten moeten zorgaanbieders selecteren die ook daadwerkelijk innoveren in het aanbieden van zorg. Hierdoor kunnen gemeenten makkelijker alle ondersteuning financieren, doordat het goedkoper is. 26 27 Bijlagen: Bijlage 1: Tien Stappen Plan Bron: http://hbo-proofafstud erenenbegeleiden.nl/download -docentenhandleiding / Stap 1: Externe oriëntatie Voorbereiding intakegesprek Stap 2: Intakegesprek Kennismaken en opdrachtkader Stap 3: Oriënterende interviews Voortgangsgesprek Stap 4: Analyse Analyse op interviews Stap 5: Terugkoppeling en contractering Contract en commitment Stap 6: Plan van Aanpak Verschillende onderdelen Stap 7: Diepteonderzoek Interviews met gemeenten Stap 8: Oplossingsplan Analyse van oplossingsplan Stap 9: Invoering Rapportage en presentatie Stap 10: Afronding Afscheid 28