Modulebeschrijving Ambulante Vroegbehandeling 0- 4 jaar Dagbehandeling Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar INDEX Samenvatting 3 A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering 4 1. 2. 3. 4. 5. Risico- of probleemomschrijving Doel van de module Doelgroep van de module Aanpak van de module Materialen en links 4 4 5 6 10 B. Onderbouwing van de module 11 6. 7. 8. 9. 11 18 18 18 Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Samenvatting onderbouwing Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Onderzoek naar de uitvoering van de module C. Effectiviteit 20 10. 11. 20 20 Nederlandse effectstudies Buitenlandse effectstudies D. Overige informatie 20 12. 13. 14. 20 20 21 Toelichting op de naam van de module Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Overeenkomsten met andere modules Bijlage CAP-J classificatie-overzicht (assen en rubrieken) Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 2/24 SAMENVATTING Doel De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar is gericht op het terugdringen van risicofactoren en het vergroten van beschermende factoren met als doel dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat de opvoedingsvaardigheden van ouders en professionele opvoeders (kinderopvang en peuterspeelzaal) aansluiten bij de ontwikkelingstaken en behoeften van het kind. Doelgroep De module is gericht op kinderen van 0-4 jaar en diens systeem (ouders/verzorgers, kinderopvang en/of peuterspeelzaal), bij wie sprake is van complexe en meervoudige ontwikkelingsproblemen, internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen en gezins- en/of opvoedingsproblemen. Er is sprake van opvoedingsnood en een ernstig verstoorde draagkracht-draaglastverhouding. Aanpak Bij kinderen tussen de 0-4 jaar wordt na aanmelding bij het Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar een orthopedagogisch begeleider gekoppeld aan ouders en hun jonge kind en start de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar. Deze orthopedagogisch begeleider is het eerste aanspreekpunt voor ouders en verwijzers en kan direct intensieve begeleiding inzetten in de thuissituatie, kinderdagverblijf/ kinderopvang of peuterspeelzaal. Daarnaast brengt deze orthopedagogisch begeleider onder verantwoordelijkheid van de gedragswetenschapper (hoofdbehandelaar) zo snel mogelijk samen met andere disciplines en in continu overleg met ouders en/of verwijzer in kaart welke eventuele aanvullende specialistische vormen van diagnostiek en behandeling vanuit het Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar en/of andere specialismen van Jeugdhulp Friesland gewenst zijn. Het diagnostisch proces leidt in uiterlijk 6 weken tot een (voorlopig) integratief beeld, op basis waarvan in overleg met ouders, opvoeders, verwijzer en het multidisciplinaire team behandeldoelen worden geformuleerd welke gericht zijn op één of meer van onderstaande drie domeinen: 1. Intensieve ontwikkelingsstimulering. 2. Intensieve begeleiding gericht op de ouders/opvoeders en de interactie tussen ouders/opvoeders en kind. 3. Intensieve begeleiding gericht op de kinderopvang en/of de peuterspeelzaal. De uitgangspunten van Handelingsgerichte diagnostiek HGD) zijn, waar aan de orde, leidend gedurende het hele diagnostische en behandeltraject. Materiaal De orthopedagogisch begeleider kan gebruik maken van algemene middelen die voor elk kind en de verschillende leeftijden geschikt zijn ter stimulering van de ontwikkeling. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van materiaal behorende bij specifieke interventies uit de module, zoals het Ontwikkelingsvolgmodel (OVM), het materiaal behorende bij het Portage Programma Nederland en het ABC-schema. Onderzoek Er zijn geen studies voorhanden gericht op module in zijn totaliteit. De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar maakt wel gebruikt van interventies waar studie naar is verricht, zoals (cognitieve) gedragstherapeutische principes, het Portage Programma Nederland, Video Home Training en de Hanen principes. Ook is bij het schrijven van de module gebruik gemaakt van studies gericht op effectieve factoren in opvoedondersteuning. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 3/24 A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING 1. Risico- of probleemomschrijving Emotionele en psychosociale problemen komen bij jonge kinderen net zo vaak voor als bij andere leeftijdscategorieën, echter worden vele malen minder gediagnosticeerd en behandeld. Het vóórkomen van gedragsproblemen bij jonge kinderen lijkt een groeiend probleem in de samenleving te zijn (Mey, 2005). Echter, als zeer jonge kinderen zich eenmaal hebben aangepast aan een ongunstige omgeving of een slechte kwaliteit van zorg, kunnen de gevolgen voor de ontwikkeling niet zomaar meer ongedaan gemaakt worden door deze omgeving te veranderen. Het is dus van belang goede gespecialiseerde zorg zo snel mogelijk aan te bieden, bij voorkeur al tijdens de zwangerschap of zo snel mogelijk na de geboorte. Met de juiste interventie is ontwikkeling mogelijk die op later leeftijd niet meer of veel moeilijker te realiseren is: ‘if you don’t use it, you lose it’ (Majoor, 2014). De meest belangrijke en invloedrijke ontwikkelfase is de periode van de zwangerschap en de eerste 3 levensjaren. Ingrijpende en stressvolle ervaringen in deze periode kunnen een blijvend effect hebben op de structuur van het jonge brein en op gehechtheidservaringen. De groei van het zenuwstelsel is ‘ervaringsafhankelijk’, wat zeggen wil dat de omgeving van invloed is of bepaalde genetische kwetsbaarheden wel of niet tot uiting komen en in welke mate en ernst. In de eerste levensjaren omvat deze omgeving vooral de relatie tussen het jonge kind en zijn/haar belangrijkste verzorgers. Het is voor zijn ontwikkeling nog geheel afhankelijk van zijn verzorgers. Stresserende omgevings- en ouderfactoren hebben via de ouder-kindrelatie dan ook een grote invloed op de ontwikkeling van het jonge kind. Psychosociale problemen bij ouders en verstoringen in de ouder-kindrelatie of hechting zijn risicofactoren voor het ontstaan van emotionele en gedragsproblemen en kunnen al tijdens de zwangerschap geïdentificeerd worden. Andersom kunnen ook ernstige kindfactoren het ouderschap sterk onder druk zetten (Majoor, 2014). Goed zicht op de (mogelijke) oorzaken en achtergronden van een problematische ontwikkeling bij jonge kinderen, draagt bij aan het voorkomen en terugdringen ervan. Vaak gaat het niet om één oorzaak, maar om een samenhangend geheel van factoren. Sommige van die factoren vormen een bedreiging voor een goede ontwikkeling: de zogenaamde risicofactoren. Daarnaast bestaan er factoren die kinderen en jongeren juist beschermen tegen problemen: de zogenoemde beschermende en protectieve factoren. Kinderen of jongeren krijgen problemen wanneer de beschermende factoren onvoldoende tegenwicht bieden aan de risicofactoren. (Meij en Boendemaker, 2008). Ook blijkt dat kinderen van anderhalf tot tweeëneenhalf jaar al meer probleemgedrag vertonen naarmate er meer risicofactoren aanwezig zijn (Asscher en Paulussen-Hoogeboom, 2005). De balans tussen beschermende factoren en risicofactoren blijkt cruciaal, niet alleen voor gedragsproblemen maar ook voor andere problemen in de ontwikkeling. De module is ontwikkeld om kinderen zoveel mogelijk in hun natuurlijke omgeving te laten opgroeien door in deze context zo effectief mogelijk hulp te bieden waardoor het kind zich optimaal kan ontwikkelen. 2. Doel van de module De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar is gericht op het terugdringen van risicofactoren en het vergroten van beschermende factoren met als doel dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat de opvoedingsvaardigheden van ouders en professionele opvoeders (kinderopvang en peuterspeelzaal) aansluiten bij de ontwikkelingstaken en behoeften van het kind. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 4/24 Bij de uitvoering van deze module wordt bovenstaande algemene doelstelling geconcretiseerd door te werken aan een combinatie van één of meerdere onderstaande subdoelen: Ten aanzien van de (pleeg)ouders / opvoeders1: Het vergroten van kennis, afgestemd op de leeftijdsfase, ontwikkelingsfase en/of specifieke kindproblematiek waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het begrijpen van het kind. Het vergroten van opvoedingsvaardigheden, waarbij specifiek aandacht is voor de opvoedingsopgaven voor kinderen van 0-4 jaar, welke aansluiten bij de ontwikkelingsopgaven en behoeften van het kind. Het creëren van een opvoedsituatie waarbinnen het kind zich optimaal, naar eigen mogelijkheden, kan ontwikkelen. Ouders en medeopvoeder stemmen hun handelingswijze nadrukkelijk op elkaar af. Ten aanzien van het kind: Het kind wordt optimaal gestimuleerd in zijn of haar ontwikkeling. Het kind voelt zich begrepen. Het kind ontwikkelt zich overeenkomstig zijn/haar mogelijkheden. De gedragsproblemen bij het kind zijn verminderd. Ten aanzien van de opvoedomgeving: Het vroegtijdig signaleren van risicofactoren welke de ontwikkeling en opvoeding van het jonge kind negatief beïnvloeden. Het vroegtijdig risicofactoren verminderen en beschermende factoren verstevigen. Het in balans brengen van draagkracht-draaglast. 3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? De module is gericht op kinderen van 0-4 jaar 2 en diens systeem (ouders/verzorgers, kinderopvang en/of peuterspeelzaal), bij wie sprake is van complexe en meervoudige ontwikkelingsproblemen, internaliserende en/of externaliserende gedragsproblemen en gezins- en/of opvoedingsproblemen. Er is sprake van opvoedingsnood en een ernstig verstoorde draagkracht-draaglastverhouding. 3.2 Indicatie en contra-indicatiecriteria Algemene indicatie- en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan. Kinderen en jeugdigen met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma’s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis in het hoofdstuk Doelgroepenbeleid op pagina 15. Deze folder is te downloaden op http://jeugdhulpfriesland.nl/over-ons/missie-en-visie. Voor de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar gelden naast de algemene indicatiecriteria en contra-indicaties de volgende indicatiecriteria: 1 De term opvoeders verwijst in deze module naar medeopvoeder, hierbij kan gedacht worden aan pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, peuterspeelzaalleidsters of gastouders. 2 De module kan in principe worden ingezet totdat het kind naar onderwijs gaat. Indien kind onderwijs ontvangt, wordt verwezen naar de module ‘Samen sterk op school 4-7 jaar’ Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 5/24 Het kind is tussen de 0 en 4 jaar oud. Er is sprake van een combinatie van (een aantal van) onderstaande problemen: - achterstanden of verstoring op verschillende ontwikkelingsgebieden (taal-spraak, lichamelijk, sociaal-emotioneel, cognitief, spel); - gedragsproblemen; - (een vermoeden van) een ontwikkelingsstoornis; - Hechtingsproblematiek; - medisch-somatische problemen. Naast de ontwikkelingsproblemen bij het kind is er sprake van opvoedingsnood en/of -crisis in de thuissituatie en is de draagkracht-draaglast verhouding verstoord. Ook kan er sprake zijn van een belastende thuissituatie waar het kind onder lijdt, bijvoorbeeld emotionele spanningen in het gezin, pedagogische of (ortho) psychiatrische problematiek, vermoedens van kindermishandeling en verwaarlozing. Daarnaast kunnen kinderen vaak nog niet naar een reguliere peuterspeelzaal of dagopvang, zijn daar vastgelopen of er is sprake van handelingsverlegenheid. Ten slotte is de aard van de problematiek bij aanmelding vaak onduidelijk, mede ingegeven door de nog jonge leeftijd van het kind. Relatie tot andere behandelmodules De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar richt zich op opvoedingsondersteuning en ontwikkelingsstimulering. Indien uit de integrale beeldvorming blijkt dat andere problematiek voorliggend is (bijvoorbeeld ernstige gedragsproblematiek, problematiek op meerdere levensgebieden, ouderschapsproblemen of scheidingsproblematiek), dan kunnen aanvullend andere behandelmodules worden ingezet. 3.3 Toepassing bij migranten De module is toepasbaar voor diverse migrantengroepen, waarbij in bepaalde gevallen extra aanpassingen nodig zijn om de opvoeders goed te kunnen begeleiden, zoals het werken met een tolk en het aanbieden van een anamneselijst in de moedertaal (indien beschikbaar). 4. Aanpak van de module 4.1 Structuur en opbouw Het Behandel- en Expertise Centrum 0-7 jaar (B.E.C.) biedt specialistische hulp aan kinderen van 0-7 en hun ouders/opvoeders. Bij jonge kinderen is de oorsprong van problemen vaak moeilijk te achterhalen; de ontwikkelingslijnen lopen nog sterk door elkaar heen en hebben veel invloed op elkaar. Dit maakt dat de specialistische hulp van het B.E.C. gericht is op lichamelijke-, psychische-, sociale- en cognitieve aspecten waarbij de kwaliteit van de ouder-kind (opvoeder-kind) relatie essentieel is voor een harmonieuze ontwikkeling. Diagnostiek en behandeling vanuit het B.E.C. vinden altijd plaats binnen de context en bij voorkeur in de natuurlijke omgeving van jonge kinderen. Bij kinderen tussen de 0-4 jaar wordt na aanmelding vanuit het Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar een orthopedagogisch begeleider worden gekoppeld aan ouders en hun jonge kind en start de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar. Deze orthopedagogisch begeleider is het eerste aanspreek-punt voor ouders en verwijzers en kan direct intensieve begeleiding inzetten in de thuissituatie, kinderdagverblijf/kinderopvang of peuterspeelzaal. Daarnaast brengt deze orthopedagogisch begeleider onder verantwoordelijkheid van de gedragswetenschapper (hoofdbehandelaar) zo snel mogelijk samen met andere disciplines en in continu overleg met ouders en/of verwijzer in kaart welke eventuele aanvullende specialistische vormen van diagnostiek en behandeling vanuit het Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar en/of andere specialismen van Jeugdhulp Friesland gewenst zijn 3. De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar wordt vormgegeven vanuit het Behandel- en Expertise Centrum 0-7 jaar dat wordt gekenmerkt door het zogenaamde Matched Care principe, de mogelijkheid om specialistische zorg flexibel en op maat (vraaggericht) in te richten. Op basis van de vraag van ouders, verwijzer, en/of medewerkers kinderopvang of peuterspeelzaal en op basis van een 3 Module diagnostiek Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 6/24 geïntegreerd diagnostisch beeld, wordt onder regie van de gedragswetenschapper, een ambulant traject voor Vroegbehandeling uitgezet. In overleg met alle betrokkenen kunnen daarnaast ook vormen van specialistische zorg (modules) ingezet worden die noodzakelijk zijn om de bedreigde ontwikkeling van het kind bij te sturen. Bij het bereiken van de behandeldoelen wordt gebruik gemaakt van: Oplossingsgericht werken: de cliënt zo veel als mogelijk zijn/haar eigen oplossingen laten bedenken, aansluiten bij de betekeniswereld en de krachten van het kind. Dialoog gestuurd werken: de uitkomst van het gesprek staat van te voren niet vast, de gesprekspartners hebben een gelijkwaardige positie. Systeemgericht werken: de hulpverlening richt zich op het kind en zijn/haar omgeving (gezin, kinderopvang, peuterspeelzaal, school, etc.). Dat betekent ‘het regelen van de onderlinge betrekkingen’ in de leefwerelden waarin het kind actief is. Deze leefwerelden verhouden zich onderling tot elkaar, zijn van invloed op elkaar en bepalen in grote mate hoe een kind zich ontwikkelt. Competentiegericht werken: het aanleren en uitbreiden van vaardigheden bij kinderen en ouders. Dit wordt zoveel mogelijk in fases aangeboden, passend bij de ontwikkeling en vooral het niveau van functioneren van het kind. Resultaatgericht werken: in gezamenlijk overleg worden einddoelen opgesteld en wordt structureel gemeten of deze doelen ook worden behaald. Het diagnostisch proces leidt in uiterlijk 6 weken tot een (voorlopig) integratief beeld, op basis waarvan in overleg met ouders, opvoeders, verwijzer en het multidisciplinaire team behandeldoelen worden geformuleerd welke gericht zijn op één of meer van onderstaande drie domeinen: Intensieve ontwikkelingsstimulering Intensief en specifiek oefenen van vaardigheden ten aanzien van: - Spraak- taalontwikkeling - Cognitieve ontwikkeling - Sociale en emotionele ontwikkeling - Motorische ontwikkeling - Zelfredzaamheid en dagelijkse vaardigheden. Gerichte begeleiding bij het adequaat inzetten van communicatieve vaardigheden. Gerichte begeleiding bij het creëren van een stimulerende omgeving welke gewenst gedrag uitlokt. Denk aan aanbrengen structuur en verminderen van prikkels. Werkwijze Wanneer er sprake is van een (vermoeden van) ontwikkelingsachterstand op één of meerdere ontwikkelingsgebieden (spraak-taal, cognitief, motorisch, spel, sociaal of emotioneel), dan zal een plan van aanpak worden opgesteld om het kind optimaal te stimuleren in zijn ontwikkeling. In eerste instantie zal de ontwikkeling op de verschillende ontwikkelingsgebieden nauwkeurig in kaart worden gebracht. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van: Gesprekken met ouders en medewerkers kinderopvang en/of peuterspeelzaal. Het invullen van de Portage vragenlijsten4. Het invullen van het Ontwikkelingsvolgmodel (OVM)5. Aanvullend specialistisch diagnostisch onderzoek door één of meerdere disciplines kan worden ingezet indien dit bijdraagt aan het behalen van de behandeldoelen. De afweging voor het inzetten van specialistisch diagnostisch onderzoek vindt plaats in overleg met de gedragswetenschapper. De orthopedagogisch begeleider zal in overleg met ouders werkdoelen en plan van aanpak formuleren. De werkdoelen worden SMART en KISS (Keep It Smart en Simple) geformuleerd. 4 Het toepassen van het Portage Programma Nederland is nog in ontwikkeling en zal in overleg met de Rijks Universiteit Groningen plaatsvinden 5 Het toepassen van het OVM is nog in ontwikkeling en zal in overleg met het Seminarium voor Orthopedagogiek plaatsvinden Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 7/24 - - Er vindt afstemming plaats tussen ouders en kinderopvang / peuterspeelzaal. Er wordt zoveel als mogelijk aan dezelfde werkdoelen gewerkt. Indien het kind ook de dagbehandeling bezoekt, worden hier aan dezelfde doelen gewerkt. De werkdoelen worden regelmatig geëvalueerd en bijgesteld (looptijd ongeveer 2 a 3 weken). Bij het opstellen- en de uitvoering van de doelen kan gebruikt worden gemaakt van de gedragstherapeutische principes, de Hanen-principes en het Portage Programma Nederland: Gedragstherapeutische principes: voor het aanleren van vaardigheden wordt onder andere gebruik gemaakt van (cognitief) gedragstherapeutische (operante) principes: complimenteren, belonen, instructie met voordoen en oefenen, inseinen, niet reageren, corrigerende instructie en timeout 6 (Geeraets, 1998). Daarnaast worden ook klassieke conditioneringsprincipes ingezet (stimuluscontrole). Essentieel bij het toepassen van de technieken is de stimulerende manier van contact maken alvorens feedback of een instructie te geven, de concreetheid van de feedback of de instructie, de gerichtheid op het verlangde adequate gedrag en de helpende gedachte die kort en bondig wordt geformuleerd. Hanen principes: voor het aanleren van communicatieve- en taalvaardigheden wordt gebruik gemaakt van communicatie principes vanuit de Hanen methode. De drie belangrijkste Hanenprincipes worden aangeduid met de term VAT: volgen, aanpassen, toevoegen. In eerste instantie worden de initiatieven van het kind gevolgd door te kijken, te wachten, en te luisteren. Hierdoor wordt het inzicht in de manieren waarop het kind communiceert herkend en vergroot. Vervolgens worden de contactinitiatieven en manier van communiceren afgestemd op het kind. En wordt verder gewerkt aan het vergroten van communicatieve- en taalvaardigheden. Portage Programma Nederland: Het PPN is een thuisinterventieprogramma met als doel de ontwikkeling van een kind met een ontwikkelingsachterstand te stimuleren en/of gewenste gedragsveranderingen teweeg te brengen. Het programma richt zich specifiek op gezinnen met kinderen met een mentale beperking in de ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 6 jaar of kinderen in thuissituaties met een verzwaarde of gespannen opvoedingssituatie. Om de ontwikkeling te stimuleren voeren de ouders en/of medewerkers van kinderopvang of peuterspeelzaal enkele keren per dag specifieke programma-activiteiten met hun kind uit. Intensieve begeleiding gericht op de ouders/opvoeders en de interactie tussen ouders/ opvoeders en kind Het aanleren en versterken van opvoedingsvaardigheden die aansluiten bij de ontwikkelingstaken van jonge kinderen en daarmee bijdragen aan het positief en adequaat functioneren van het kind thuis en in de kinderopvang en/of peuterspeelzaal: - versterken van de interactionele vaardigheden; - bieden van emotionele ondersteuning - bevorderen zelfstandigheid en respecteren eigenheid - bieden van structuur en grenzen - geven van informatie en uitleg - versterken van de specifieke vaardigheden verbonden aan de ontwikkelingsfase van het kind. Het vergroten van inzicht in de ontwikkeling en eventuele problematiek van het kind en geschikte opvoedingsstrategieën. Het versterken van positieve interacties en relaties in het gezin. Het herstellen van de balans in draagkracht-draaglast. Het versterken van de samenwerking met de kinderopvang en/of peuterspeelzaal. Werkwijze Gesprekken met ouders en orthopedagogische advisering door de orthopedagogisch begeleider. Het versterken van de beschermende factoren in en rond het gezin. Afhankelijk van de ernst van de problematiek van het kind en de vraag van ouders (opvoedingsnood) kunnen aanvullend ouderbegeleiding en/of specifieke (gezins)interventies worden ingezet om het ouderschap en de opvoedingsvaardigheden van ouders te versterken, dan wel de ontwikkeling van het kind te stimuleren. 6 Het betreft hier een gedragstherapeutische interventie die niet te verwarren is met separeren Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 8/24 Het inzetten van K-VHT of VIPP-SD7. Wanneer er vragen of zorgen zijn over de veiligheid van een kind in de thuissituatie, kan gebruik worden gemaakt van de Safety First methodiek. Video Home Training plus): VHT plus is een gedragsinterventie voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Het programma wil een gezonde (sociaal-emotionele) ontwikkeling van kinderen bevorderen en gedrags- en ontwikkelingsproblemen voorkomen of verminderen door opvoedingsvaardigheden van ouders te versterken en de ouder-kind relatie te verbeteren. Dit gebeurt in huisbezoeken door middel van feedback op video-opnamen van interacties tussen ouder en kind en het verstrekken van (specifieke) informatie over opvoeding(sproblemen). Intensieve begeleiding gericht op de kinderopvang en/of de peuterspeelzaal: Het intensief overleggen met, samenwerken met en coachen van de medewerkers van de kinderopvang en/of peuterspeelzaal op basis van de vraag gericht op de ontwikkelingsbehoeften van het kind en ondersteuningsbehoefte van de leerkracht. Vergroten van inzicht in de problematiek en ontwikkelingsfase van het kind en de vertaalslag daarvan naar het gedrag en functioneren van het kind in de opvang, peuterspeelzaal en in de interactie tussen kind en omgeving. Versterken van interactie vaardigheden. Het specifiek coachen van de medewerker ten aanzien van moeilijk hanteerbaar gedrag. Bekrachtiging van geleerde vaardigheden van het kind en integratie hiervan in de dagelijkse situatie. Versterken van de relatie met ouders. Het in kaart brengen van de onderwijsbehoeften en het kind en ouders/opvoeders begeleiden naar Passend Onderwijs. Werkwijze Gesprekken met de medewerker. Samen in kaart brengen hulpvraag, moeilijke situaties en gewenste gedrag met aandacht voor de ondersteuningsbehoefte van de medewerker. Gerichte observaties door medewerker en orthopedagogisch begeleider aan de hand van het ontwikkelingsvolgmodel. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een vaardigheidsanalyse volgens het ontwikkelingsvolgmodel voor zeer jonge kinderen van het Seminarium voor Orthopedagogiek. Dit (leerling)volgsysteem is ondersteunend in het begeleiden van kinderen in hun individuele ontwikkeling door professionals in de kinderopvang, peuterspeelzaal en school. Ondersteunen van dagelijks handelen, meedenken in het zoeken naar praktische oplossingen voor dagelijkse problemen waar medewerkers tegenaan lopen en die aansluiten bij (ontwikkelings) behoeften van het kind. Gerichte coaching / advisering ten aanzien van omgang met het kind ten aanzien van de communicatie tussen ouders en medewerker. Eventuele inzet van VIB (video-interactie begeleiding). 4.2 Duur De module kan worden ingezet gedurende maximaal tien maanden. 4.3 Frequentie De orthopedagogisch begeleider komt gemiddeld eens per één of twee weken. De frequentie kan variëren, dit is afhankelijk van de gestelde hulpvragen en geformuleerde doelen. 4.4 Intensiteit De orthopedagogisch begeleider kan maximaal 48 sessies inzetten, in een periode van maximaal tien maanden. 4.5 Setting De begeleiding vindt plaats in de thuissituatie, de kinderopvang en/of de peuterspeelzaal. De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar wordt gekenmerkt door een nadrukkelijke samenwerking tussen 7 VIPP-SD in ontwikkeling Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 9/24 het Behandel- en Expertisecentrum 0-7 jaar van Jeugdhulp Friesland, de ouders/opvoeders van het kind en de opvang en/of peuterspeelzaal waarop het betreffende kind zit. Vanuit Jeugdhulp Friesland is een orthopedagogisch begeleider werkzaam die intervenieert binnen de driehoek ouders – opvang/peuterspeelzaal – zorg. 5. Materialen en links De orthopedagogisch begeleider kan gebruik maken van algemene middelen die voor elk kind en de verschillende leeftijden geschikt zijn (knutsel-, spel- en constructiemateriaal, leesboeken) en specifiek voor de doelgroep ontwikkeld materiaal zoals: 8 Portage Programma Nederland. Er is een handleiding voor thuisbegeleiders (PPN) en een handleiding voor het groepsprogramma (PGP). Voor thuis is het belangrijkste materiaal de Activiteitenlijst met een groot aantal activiteiten en de Activiteitenkaart waarop de instructie en de uitvoering van de activiteiten geregistreerd worden. Deze worden in het PGP op individueel niveau gebruikt. Stichting SupPortage, ondergebracht bij de Vakgroep Orthopedagogiek van de Faculteit Gedrags- en Maatschappij Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Het Ontwikkelingsvolgmodel voor zeer jonge kinderen van het Seminarium voor Orthopedagogiek. ABC-schema. Een middel waarmee een beeld kan worden verkregen van de oorzaken (de situatie voorafgaande aan het probleemgedrag) en de reacties op probleemgedrag. De richtlijnen diagnostiek en behandeling bij ASS en ADHD (NJI / GGZ) 8. Het implementeren van het behandelaanbod, voortkomend uit deze richtlijnen, binnen het B.E.C. is in ontwikkeling Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 10/24 B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE 6. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Probleemanalyse Allereerst wordt in deze verantwoording stil gestaan bij de factoren die een gezonde opvoeding en ontwikkeling kenmerken. Vanuit deze omschrijving wordt de een brug geslagen naar de oorzaken en achtergronden van een problematische ontwikkeling. Beide beschrijvingen zijn gebaseerd op een algemeen ontwikkelingsmodel welke door Meij zijn omgeschreven in verschillende artikelen (2008, 2011). Dit model vormt een groot deel van de theoretische onderbouwing van de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar. Het model biedt aanknopingspunten voor verder (diagnostisch) onderzoek en interventies bij problemen van kinderen en jongeren. De basis van opvoeding en ontwikkeling Ontwikkeling wordt gezien als een interactief proces tussen kind en (pedagogische) omgeving, ze beïnvloeden elkaar wederzijds: de omgeving heeft invloed op het kind en het kind heeft invloed op zijn omgeving. Een evenwichtige ontwikkeling ontstaat wanneer er een goede balans is tussen de ontwikkelingsopgaven en opvoedingsopgaven. Dit wil zeggen dat kinderen in de loop van hun ontwikkeling voldoende steun ervaren van hun omgeving, positieve verwachtingen opbouwen van anderen en zichzelf en beter in staat zijn opeenvolgende ontwikkelingstaken uit te voeren. Door deze opgaven goed te vervullen doen kinderen kennis en vaardigheden op en ontwikkelen ze zich verder. De zogenaamde opvoedingsopgaven houden in dat de pedagogische omgeving goed afgestemd moet zijn op de ontwikkelingsopgaven die op dat moment actueel zijn voor het kind. In de loop van de ontwikkeling van baby naar volwassene zijn verschillende thema’s te onderscheiden die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode in de ontwikkeling. Dit wordt aangeduid met de term ontwikkelingsopgaven. Een ontwikkelingsopgave is bijvoorbeeld het opbouwen van een goede gehechtheidsrelatie met de opvoeder of goed kunnen omgaan met leeftijdgenoten. De term ontwikkelingsopgave werd geïntroduceerd door Havighurst (1948) en later door vele anderen verder uitgewerkt, ook in Nederland (zie bijvoorbeeld Riksen-Walraven, 1989; Goudena, 1994; Van den Boom, 1999; Onderwijsraad, 2008; van Yperen, 2009). Ontwikkelingsopgaven zijn psychologische opdrachten waarmee elk mens in de loop van zijn ontwikkeling in een min of meer vaste volgorde geconfronteerd wordt. Door die opdrachten goed te vervullen doet een mens kennis en vaardigheden op en ontwikkelt zich. De kerngedachte hierbij is dat het niet goed oplossen van een eerdere ontwikkelingsopgave gevolgen heeft voor latere ontwikkelingsopgaven. Die latere opgaven kunnen dan niet of onvoldoende uitgevoerd worden, waardoor de ontwikkeling kan stagneren of ontsporen. Om dit te voorkomen is het belangrijk dat kinderen bij elke ontwikkelingsopgave voldoende ondersteund worden. Dit betekent dat de pedagogische omgeving goed afgestemd moet zijn op de ontwikkelingsopgaven die voor het kind op dat moment spelen. In het kader van de Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar worden hier de belangrijkste ontwikkelingstaken, waarover in de literatuur goeddeels overeenstemming bestaat, omschreven voor de leeftijdsperiodes 0-2 jaar en 2-4 jaar. De aangegeven leeftijdsperiodes zijn globaal en moeten ook niet al te strikt worden gehanteerd. De aangegeven periode is de kritieke periode waarbinnen het thema extra veel aandacht vraagt en verdient. Als een ontwikkelingsopgave volbracht is, blijft het thema ook daarna nog steeds belangrijk. Ontwikkelingsopgaven voor kinderen van 0-2 jaar De belangrijkste ontwikkelingsopgave voor het kind in deze periode is het opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie met een of meer volwassenen. Veilig gehechte kinderen kunnen hun opvoeder gebruiken als veilige basis van waaruit zij hun omgeving kunnen verkennen. In de loop van het tweede jaar worden autonomie en individuatie steeds belangrijker. Het kind gaat steeds meer initiatief nemen en kan onafhankelijk van de opvoeder succes en bevrediging bereiken. In deze periode wordt de basis gelegd voor vertrouwen in anderen en voor vertrouwen in de eigen competentie. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 11/24 Ontwikkelingsopgaven voor kinderen van 2-4 jaar In deze periode ontwikkelt zich het vermogen van het kind zich iets voor te stellen dat er niet meer is, evenals het vermogen tot imitatie. Ook komt de taalontwikkeling op gang. Er is sprake van een duidelijke opbouw van kennisstructuren en symbolische of representationele vaardigheden (begin van ‘alsof-spel’, probleemoplossend spel, oog voor verhaaltjes en dagelijkse routines). In de loop van het derde jaar beginnen leeftijdgenootjes een rol te spelen (begin van samenspelen). De peuter moet in staat zijn constructief met leeftijdgenootjes om te gaan en niet voortdurend in conflict met of afzondering van hen te zijn. Dit vereist ook het beheersen van communicatieve vaardigheden. Ook ontwikkelt zich in deze periode het vermogen om zich aan te passen aan de eisen die opvoeders stellen (socialisatie), eerst op grond van externe regulatie en vervolgens door middel van zelfcontrole van het kind (zindelijkheid, impulscontrole, afblijven van sommige dingen). Tenslotte is ook de identificatie met de sekse-rol als jongen en meisje een centraal thema in deze periode. Pedagogische basisdoelen en opvoedingsvaardigheden. Voor het volbrengen van de ontwikkelingsopgaven vraagt dit van de omgeving en opvoeder een basaal opvoedingsklimaat en opvoedingsvaardigheden. Riksen Walraven (2004) omschrijft allereerst een viertal pedagogische basisdoelen welke volgens haar zowel gelden voor elke opvoedomgeving (thuis, opvang, school). 1. Bieden van emotionele veiligheid: de opvoedomgeving biedt kinderen een veilige basis, een ‘thuis’ waar kinderen kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. 2. Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke competentie: de opvoedomgeving stelt kinderen in de gelegenheid om hun persoonlijke competentie te ontwikkelen. Het gaat dan om persoonlijke eigenschappen als veerkracht, impulscontrole, zelfstandigheid, zelfvertrouwen. Flexibiliteit, motivatie, volharding, creativiteit en cognitieve en taalvaardigheden. 3. Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van sociale competentie: de opvoedomgeving stelt kinderen in de gelegenheid om hun sociale competentie te ontwikkelen. Het gaat om een scala aan sociale kennis en vaardigheden, zoals het zich inleven in een ander, communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen en het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. 4. Overdragen van waarden en normen: de opvoedomgeving draagt waarden en normen aan kinderen over, waardoor kinderen zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin zij opgroeien. De doelen zoals hierboven beschreven zijn nog vrij algemeen. Ook is nog niet duidelijk op welke manier de doelen concreet bereikt kunnen worden. Kinderen ontwikkelen zich doordat ze bepaalde ervaringen opdoen. Dat zijn ervaringen met hun (professionele) opvoeders, andere mensen en de materiële omgeving. We beschrijven hier kort de basale vaardigheden van opvoeders die bijdragen aan het realiseren van de pedagogische basisdoelen. Het gaat bij deze vaardigheden om interactievaardigheden in het directe contact met het kind en om vaardigheden in het creëren van ‘voorwaarden’ om de ontwikkeling van het kind zo goed mogelijk te laten verlopen. Vaardigheden die veel genoemd worden zijn: het bieden van emotionele ondersteuning (sensitieve responsiviteit of sensitiviteit), het respecteren van de autonomie van kinderen, structuur bieden en grenzen stellen, en informatie en uitleg geven. Onderzoek heeft laten zien dat deze vaardigheden samenhangen met het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen, zowel in de thuissituatie (Meij, Zevalkink & Hubbard, 1994) als in kinderopvangsituaties (Riksen-Walraven, 2006). We geven hier een beschrijving van de vier vaardigheden, die niet zijn voorbehouden aan specifieke ontwikkelingstaken. 1. emotioneel ondersteunen Emotionele ondersteuning bieden is een gevoel van geborgenheid geven aan het kind, zodat het zich veilig en op zijn gemak voelt. Hierdoor kan een kind zijn aandacht richten op zijn omgeving en is hij vrij om nieuwe indrukken op te doen en te leren van wat hij ervaart. Concreet betekent ‘emotioneel ondersteunen’ dat de opvoeder op een positieve manier duidelijk zijn of haar betrokkenheid laat blijken bij wat het kind doet en ervaart (troosten, complimentjes geven, aanmoedigen, interesse tonen). 2. respect voor autonomie Wanneer een kind zich emotioneel ondersteund voelt door de opvoeder, gaat het op verkenning uit. Het is van belang dat de opvoeder het kind daarbij zo veel mogelijk de ruimte geeft en het respecteert Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 12/24 in zijn autonomie. In de praktijk van de opvoeding betekent 'respect voor autonomie' de zelfstandigheid bevorderen en de eigenheid van het kind respecteren. 3. structuur bieden en grenzen stellen Om tegemoet te komen aan de groeiende behoefte aan zelfstandigheid en autonomie van het kind is het van belang dat een kind ervaart dat er een vaste structuur is en dat er grenzen zijn. Hoewel dit aspect tegenover het vorige lijkt te staan (hoe meer regels, hoe minder ruimte voor eigen inbreng van het kind), geeft het bieden van structuur juist het houvast dat nodig is voor het kind om zelfstandig activiteiten te ondernemen. 4. informatie en uitleg geven Om de wereld te leren begrijpen, heeft een kind informatie en uitleg nodig. Het is belangrijk dat de informatie en uitleg aansluit bij de behoefte, de belevingswereld, de aandacht en het ontwikkelingsniveau van het kind. Naarmate de informatie van betere kwaliteit is, draagt deze meer bij aan de ontwikkeling van het kind. Het kind kan met de informatie zelfstandig verder waarmee hij bezig is, krijgt het gevoel dat hij serieus genomen wordt, en wordt zekerder van zichzelf. Tot slot vraagt iedere fase waarin ontwikkelingsopgaven centraal staan ook om specifieke opvoedingsopgaven van de opvoeder, waardoor deze ontwikkelingsopgaven nadrukkelijk worden gestimuleerd. In het kader van deze module worden alleen de specifieke opvoedings-vaardigheden beschreven bij de fases 0-2 en 2-4 jaar. Deze zijn gebaseerd op beschrijvingen van onder anderen Goudena (1994), Van den Boom (1999) en Van Yperen (2009). Opvoedingsopgaven bij kinderen van 0-2 jaar In deze periode staan de opvoeders voor de opgave sensitief en responsief te reageren op de behoeften en signalen van het kind (emotionele ondersteuning). In het tweede jaar waarin autonomie en individuatie een overheersend thema wordt, wordt het nog belangrijker dat de opvoeder het kind daarnaast zoveel mogelijk de kans geeft om zelf dingen te ontdekken en zo zijn eigen competentie te ervaren (respect voor autonomie). Anderzijds is het ook steeds vaker nodig om de situatie voor het kind te structureren en duidelijke grenzen te stellen. Tot slot is het belangrijk voor de ontwikkeling van het kind dat opvoeders veel praten met het kind. Normale problemen die zich in deze periode voordoen waaraan de opvoeder het hoofd moet (kunnen) bieden zijn problemen met slapen en eten, huilen, scheidingsangst, angst voor vreemden en onbekende situaties. Opvoedingsopgaven bij kinderen van 2-4 jaar Van de kant van de opvoeder blijven de eerder genoemde opvoedingsopgaven: emotionele steun bieden, autonomie erkennen, structureren en grenzen stellen van belang. Gezien de toenemende intellectuele en sociale behoeften wordt in deze periode ook een steeds groter beroep gedaan op informatie en uitleg geven over wat hoort, moet en mag en over hoe de dingen in elkaar zitten. Wil het proces van internalisatie van maatschappelijke eisen enigszins harmonieus verlopen, dan moet de opvoeder soepel kunnen omgaan met de ambiguïteit van het kind inzake de nu aan hem gestelde (externe) eisen. Veel voorkomende normale problemen in deze periode zijn angst voor vreemden en onbekende situaties, koppigheid, driftbuien, ongehoorzaamheid, druk gedrag en niet zindelijk zijn. Op basis van het voorgaande kunnen we een globaal ontwikkelingsmodel schetsen, waarin de ontwikkelingsopgaven van het kind en de opvoedingsopgaven zijn geïntegreerd. Het model sluit aan op een model van Riksen-Walraven (1989), waarin verschillende theoretische uitgangspunten zijn samengebracht, waaronder die uit de gehechtheidstheorie en de sociale leertheorie. Zij beschrijft een algemeen ontwikkelingsmodel dat veronderstelde relaties weergeeft tussen de sociale steun die een persoon ervaart gedurende zijn ontwikkeling, de verwachtingen die hij daarbij opbouwt ten aanzien van zichzelf en anderen (uitmondend in een zogenoemd ´intern werkmodel´) en de oplossing van ontwikkelingsopgaven. Een intern werkmodel bevat ideeën die iemand heeft over zichzelf, andere mensen en de wereld en die iemands gedachten en gevoelens beïnvloeden en daarmee het gedrag. Het intern werkmodel komt sterk overeen met de ‘kernovertuigingen’ van Beck (1999). Kernovertuigingen zijn gedachten en ideeën die iemand heeft over zichzelf, andere mensen en de wereld. Ze beïnvloeden zijn gedachten en gevoelens en daarmee zijn gedrag. Naast de direct ervaren steun van anderen spelen ook aangeboren kenmerken van het kind en (andere) bedreigende en Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 13/24 beschermende factoren in de omgeving een rol in het model. Kinderen die in de loop van hun ontwikkeling voldoende steun ervaren vanuit hun omgeving bouwen positieve verwachtingen op ten aanzien van anderen en van zichzelf en zijn beter in staat de opeenvolgende ontwikkelingstaken uit te voeren. Kinderen die weinig steun ervaren, ontwikkelen minder vertrouwen in zichzelf en in anderen. Dit kan leiden tot werkmodellen als ´aan anderen heb je niks´, ´ik kan niks alleen´ of ´het maakt niet uit wat ik doe´. Figuur 1 Levensloop Algemeen ontwikkelingsmodel 1 jaar 2 jaar 4 jaar 12 jaar adolescentie volwassenheid Het model gaat er van uit dat de invloed van de omgeving aan het begin van de ontwikkeling het grootst is en de basis legt voor de verdere ontwikkeling. Naarmate het kind ouder wordt is het steeds moeilijker het interne werkmodel dat tot dan toe is opgebouwd nog te veranderen. Oorzaken en achtergronden van een problematische ontwikkeling Bij het ontstaan van ontwikkelings- en gedragsproblemen is er sprake van een verstoring in de balans tussen de ontwikkelingsopgaven en opvoedingsopgaven; hierbij gaat het om een samenhangend geheel van genetisch- biologische factoren, factoren in gezin, school en peergroup en factoren in de wijdere omgeving. Om een problematische ontwikkeling bij kinderen en jongeren te kunnen voorkomen of terugdringen moeten we weten wat de oorzaken en achtergronden daarvan zijn. Vaak gaat het niet om één oorzaak, maar om een samenhangend geheel van factoren. Sommige van die factoren vormen een bedreiging voor een goede ontwikkeling: de zogenoemde risicofactoren. Daarnaast bestaan er factoren die kinderen en jongeren juist beschermen tegen problemen: de zogenoemde beschermende of protectieve factoren. Kinderen of jongeren krijgen problemen wanneer de beschermende factoren onvoldoende tegenwicht bieden aan de risicofactoren. Het risico op een problematische ontwikkeling neemt toe wanneer kinderen te maken krijgen met een opeenstapeling van verschillende factoren en de interactie daarvan (Rutter, 1985, in: Meij en Boendemaker 2008). Beschermende factoren en risicofactoren zijn meestal geen directe oorzaken van problemen. Het zijn eerder gunstige en ongunstige omstandigheden voor de ontwikkeling van een kind. Risicofactoren hangen samen met het ontstaan, de latere toename of de voortzetting van een probleem. Beschermende factoren hangen samen met het voorkomen, de latere afwezigheid of de afname van Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 14/24 een probleem. Risicofactoren en beschermende factoren voor het ontwikkelen van problemen kunnen liggen in: het kind of de jongere zelf; zijn directe sociale omgeving: gezin, kinderopvang, peuterspeelzaal, familie; de wijdere omgeving: buurt, cultuur, maatschappij. Hoe zwaar bepaalde risicofactoren wegen, verschilt per probleem. Zo spelen genetische factoren bij het ene probleem een grotere rol dan bij het andere. Risicofactoren en beschermende factoren zijn vaak tegenpolen van elkaar. Zo is een onveilige gehechtheidsrelatie tussen opvoeder en kind op jonge leeftijd een risicofactor, terwijl een veilige gehechtheidsrelatie een beschermende factor is. Recent Nederlands onderzoek heeft bevestigd dat er bij ernstig probleemgedrag bij jongeren sprake is van een soort ‘balanswerking’ tussen risicofactoren en beschermende factoren (Van der Laan en Blom, 2006). Ook blijkt dat kinderen van anderhalf tot tweeëneenhalf jaar al meer probleemgedrag vertonen naarmate er meer risicofactoren aanwezig zijn (Asscher en Paulussen-Hoogeboom, 2005). Het globale ontwikkelingsmodel (zie figuur 1) bestaat uit drie lagen: bovenaan de omgeving, in het midden de interne processen - cognities, verwachtingen en emoties - en onderaan gedrag en ontwikkeling. Op basis van de ervaringen die een kind vanaf zijn geboorte opdoet met zijn omgeving ontwikkelt het bepaald gedrag en bepaalde cognities en verwachtingen. Dat gebeurt in de interactie tussen kind en omgeving. Een baby met een moeilijk temperament roept bij een opvoeder ander gedrag op dan een kind dat erg gemakkelijk en meegaand is in de omgang. Toch kan ook een kind dat ‘van nature’ geen moeilijk temperament heeft onder bepaalde omstandigheden gedragsproblemen ontwikkelen. Dat doet hij dan als reactie op inadequaat gedrag van de opvoeder, bijvoorbeeld verwaarlozing. In de loop van de ontwikkeling worden de verwachtingen en cognities steeds robuuster en moeilijker te veranderen. Negatieve verwachtingen en inadequate cognities leiden tot het ontstaan en de verdere ontwikkeling van problemen. Het geschetste model plaatst de beschermende en risicofactoren in een kader en biedt aangrijpingspunten voor interventies. Aangrijpingspunten voor effectieve interventies Het ontwikkelingsmodel maakt duidelijk dat interventies in principe mogelijk zijn op elk van de drie lagen: de omgeving, de interne processen - cognities, verwachtingen, emoties- en het gedrag. Op grond van het model is te verwachten dat tegelijkertijd ingrijpen op meerdere niveaus een groter effect heeft dan ingrijpen op maar één niveau, bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie voor het kind in combinatie met een opvoedcursus voor ouders. Ook zal ingrijpen in meerdere domeinen tegelijk, bijvoorbeeld zowel op de kinderopvang en/of peuterspeelzaal als in het gezin, effectiever zijn dan ingrijpen in één domein, bijvoorbeeld alleen in het gezin. Daarnaast veronderstelt het model dat bepaalde personen of factoren in een bepaalde ontwikkelingsperiode meer of minder belangrijk zijn. Interventies zouden daarom gericht moeten zijn op deze specifieke personen of factoren, bijvoorbeeld bij jonge kinderen vooral op opvoeders en bij oudere kinderen meer op het omgaan met leeftijdgenoten. Uit het model valt verder op te maken dat voor elke leeftijdsperiode bepaalde ontwikkelingstaken gelden. Effectieve interventies zijn gericht op het beter kunnen uitvoeren van deze taken. Tot slot zien we in het model dat sommige factoren, bijvoorbeeld relatieproblemen of financiële problemen in het gezin, zowel direct als indirect van invloed zijn op de ontwikkeling. De indirecte invloed is dat het kind minder positieve aandacht krijgt als er spanningen zijn bij de opvoeders. De directe invloed is dat het kind ruzies meemaakt. Volgens het model zijn interventies effectiever als ook de achterliggende factoren bij de interventie worden betrokken. In dit voorbeeld zal het verhogen van de sensitiviteit van de opvoeder voor het kind uiteindelijk meer effect hebben wanneer de andere problemen ook worden opgelost. Al met al zijn interventies effectiever naarmate ze enerzijds meer domeinen bestrijken en anderzijds beter zijn toegesneden op de individuele situatie van het kind of de jongere. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 15/24 Figuur 2. Aangrijpingspunten voor interventies INTERVENTIES FACTOREN IN WIJDERE OMGEVING (1) FACTOREN IN GEZIN, SCHOOL, PEERGROEP (2, 3, 4) ONDERSTEUNING DOOR ANDEREN (2, 3, 4) Opvoeders Opvoeders / leeftijdgenoten Partner / sociaal netwerk COGNITIES, VERWACHTINGEN, EMOTIES (5) GENETISCHE BIOLOGISCHE FACTOREN (5) Ontwikkelingsthema´s Levensloop 1. 2. 3. 4. 5. 6. GEDRAG (5) gehechtheid 1 jaar socialisatie schoolprestaties, vorming omgang leefidentiteit, tijdgenoten vrienden 2 jaar 4 jaar 12 jaar relaties, rollen adolescentie werk, ouderschap volwassenheid Buurtgerichte interventies Gezinsgerichte interventies School- en centrumgerichte interventies Op sociaal netwerk gerichte interventies Kindgerichte interventies Multimodale interventies (combinatie van twee of meer van 1 t/m 5) Beïnvloedbare factoren De module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar is gericht op het terugdringen van risicofactoren en het vergroten van beschermende factoren met als doel dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat de opvoedingsvaardigheden van ouders en professionele opvoeders (kinderopvang en peuterspeelzaal) aansluiten bij de ontwikkelingstaken en behoeften van het kind. De module is ontwikkeld om kinderen zoveel mogelijk in hun natuurlijke omgeving te laten opgroeien door in deze context zo effectief mogelijk hulp te bieden waardoor het kind zich optimaal kan ontwikkelen. De module maakt het mogelijk om op verschillende lagen interventies toe te passen. Ook zal ingrijpen in meerdere domeinen tegelijk, bijvoorbeeld zowel op de kinderopvang en/of peuterspeelzaal als in het gezin, effectiever zijn dan ingrijpen in één domein, bijvoorbeeld alleen in het gezin. Verbinding probleemanalyse, doel, doelgroep en aanpak Via de op maat ingezette interventies, op basis van een integraal diagnostisch beeld, wordt getracht zo vroegtijdig mogelijk risicofactoren terug te dringen en beschermende factoren te vergroten met als doel dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en dat de opvoedingsvaardigheden van ouders en professionele opvoeders (kinderopvang en peuterspeelzaal) aansluiten bij de ontwikkelingstaken en behoeften van het kind. Werkzame factoren /mechanismen Er worden veel onderzoeken verricht naar de effectiviteit van opvoedprogramma’s en behandelinterventies. Ince (2013) stelt in haar conclusie dat door de wisselende kwaliteit van Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 16/24 onderzoeken, diversiteit van onderzochte interventies en doelgroepen niet is vast te stellen welke type interventie bij welke doelgroep het beste werkt. Er is een gebrek aan lange termijn onderzoek waardoor het ook niet mogelijk is vast te stellen of gevonden effecten blijven bestaan. Er zijn aanwijzingen dat eigenschappen van de uitvoerder meer bijdragen aan de effectiviteit van een interventie dan inhoudelijke kenmerken van een interventie. Toch zijn er een aantal werkzame factoren voor opvoedingsondersteuning waarvan in deze module gebruik wordt gemaakt, namelijk: gericht op concrete doelen; duur van interventie is afgestemd op aard en zwaarte van de problematiek; duur van de interventie is afgestemd op de complexiteit van de problematiek; aansluiting bij de wijze waarop ouders en kinderen zelf hun problemen ervaren; gericht op empowerment, het weer greep krijgen op eigen leven; gericht op activeren van sociale netwerken rond ouders en kinderen; persoonlijke kwaliteiten van de uitvoerder; goede relatie tussen hulpverlener en hulpvragen; opleiding, begeleiding en stabiele bezetting van uitvoerders. Daarnaast stelt Ince nog een aantal specifiek werkzame factoren vast voor specifieke programma’s. In de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar wordt gebruikt gemaakt van de volgende specifiek werkzame factoren: De module biedt de mogelijkheid om de duur, frequentie en intensiteit toe te laten nemen wanneer de zwaarte en/of complexiteit van de problematiek daarom vraagt. Wanneer doelen gericht zijn op het bijbrengen van opvoedingsvaardigheden worden gedragsgeoriënteerde interventies aangebracht. In de gedragsgeoriënteerde interventies leren ouders goed gedrag te bekrachtigen en negatief gedrag te negeren. Daarnaast zal ouders geleerd worden om gedrag dat veranderd moet worden te identificeren en monitoren. De module maakt gebruik van cognitieve interventies gericht op ouders en-of beroepsopvoeders om houding en attitudes ten aanzien van opvoeding te veranderen. In de richtlijn ‘Samen met ouders en Jeugdige beslissen over passende hulp’ van het NJI (2015) is het uitgangspunt dat jeugdprofessionals samen met ouders en jeugdige beslissen over de inzet van professionele hulp. Voor duurzaam resultaat is het nodig dat zij een gedeelde visie krijgen op de vragen en/of problemen, dat de doelen en wensen van ouders en jeugdigen in het hulpverleningsproces voorop staan en dat zij gezamenlijk werken aan het verbeteren dan wel draaglijk maken van de situatie. De richtlijn geeft hiervoor handvatten. De dialoog vereist van professionals enerzijds dat zij heldere uitleg en onderbouwing geven voor hun handelen, overwegingen en beslissingen die voortkomen uit hun professionele expertise en anderzijds dat zij ouders en jeugdigen expliciet vragen naar hun mening, gedachten en ideeën. Dit resulteert erin dat genomen besluiten een combinatie van professionele expertise en ervaringsdeskundigheid van ouders en jeugdigen zijn (uit Richtlijn NJI 2015: ‘Samen met ouders en jeugdige beslissen over passende hulp’, www.nji.nl). Verantwoording Voor de verantwoording kan naast de aangehaalde literatuur tevens gebruik worden gemaakt van Nederlands en /of internationaal onderzoek naar de theorie achter de module, naar onderdelen van de module en /of naar soortgelijke modules. 7. Samenvatting onderbouwing Bij jonge kinderen van 0-4 jaar met complexe en meervoudige ontwikkelingsproblemen, is regelmatig sprake van moeilijk hanteerbare situaties op de peuterspeelzaal of kinderopvang en van (escalerende) opvoedingsproblemen in het gezin. De hulpverleningstrajecten voor kind en gezin verlopen vaak gescheiden van elkaar. Deze module biedt een geïntegreerde hulpverleningsaanpak die zich richt op kind, (pleeg)ouders en beroepsopvoeders waarbij gedragsproblemen worden verminderd, een gezonde ontwikkeling in gang wordt gezet, de balans tussen ontwikkelingstaken en opvoedingstaken zoveel mogelijk wordt hersteld en de interactionele vaardigheden en het pedagogisch klimaat thuis en op de peuterspeelzaal en/of kinderopvang adequaat op het kind worden afgestemd. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 17/24 8. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 8.1 Eisen ten aanzien van opleiding De volgende uitvoerend medewerkers zijn betrokken bij de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar. Voor de eisen ten aanzien van opleiding, training et cetera wordt verwezen naar de taakfunctieomschrijving van de onderstaande functies: Afdelingsmanager Gedragswetenschapper Orthopedagogisch begeleider Secretarieel medewerker B Methodiekcoach9 8.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt door uitvoerende medewerkers in dezelfde functie. 8.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatie-indicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. De orthopedagogisch begeleiders worden in hun handelen ondersteund en gecoacht door de methodiekcoach.10 8.4 Kosten van de module Betrokken professionals Gedragswetenschapper Orthopedagogisch begeleider Methodiekcoach Verblijf: nee Verzorgingskosten: nee Pleeggeld: nee Licentie: nee Training / opleiding: ja, zie 8.1 Specifiek materiaal: zie hoofdstuk 5 Overige kosten: belegd in submodules 9. Onderzoek naar de uitvoering van de module Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de module. Binnen de module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar wordt gewerkt met de prestatie-indicatoren. Hiermee worden de resultaten en effecten van de behandeling gemonitord. De volgende prestatie-indicatoren worden gebruikt: CBCL OBVL Doelrealisatie Reden beëindiging zorg Cliënttevredenheid De resultaten van de CBCL en OBVL worden geregistreerd in BergOp, de overige prestatie-indicatoren worden geregistreerd in K2J. 9 In ontwikkeling. Of het hier taken of een functie betreft wordt nog nader bepaald Of het hier taken of een functie betreft wordt nog nader bepaald 10 Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 18/24 C. EFFECTIVITEIT 10. Nederlandse effectstudies Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de module. Deze module maakt gebruik van werkzame elementen die zijn ingezet in interventies die opgenomen zijn in de databank van effectieve jeugdinterventies van het NJI: Portage Programma Nederland: Het PPN is een thuisinterventieprogramma met als doel de ontwikkeling van een kind met een ontwikkelingsachterstand te stimuleren en/of gewenste gedragsveranderingen teweeg te brengen. Het programma richt zich specifiek op gezinnen met kinderen met een mentale beperking in de ontwikkelingsleeftijd van 0 tot 6 jaar of kinderen in thuissituaties met een verzwaarde of gespannen opvoedingssituatie. Om de ontwikkeling te stimuleren voeren de ouders en/of medewerkers van kinderopvang of peuterspeelzaal enkele keren per dag specifieke programma-activiteiten met hun kind uit. Video Home Training plus: VHT plus is een gedragsinterventie voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Het programma wil een gezonde (sociaal-emotionele) ontwikkeling van kinderen bevorderen en gedrags- en ontwikkelingsproblemen voorkomen of verminderen door opvoedingsvaardigheden van ouders te versterken en de ouder-kind relatie te verbeteren. Dit gebeurt in huisbezoeken door middel van feedback op video-opnamen van interacties tussen ouder en kind en het verstrekken van (specifieke) informatie over opvoeding(sproblemen). 11. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de module aantonen. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 19/24 D. OVERIGE INFORMATIE 12. Toelichting op de naam van de module Over de naam van de module zijn geen bijzonderheden te vermelden. 13. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) De module wordt uitgevoerd in die opvoedsituaties waarin het kind zich ontwikkeld (thuis, peuterspeelzaal, kinderopvang). 14. Overeenkomsten met andere modules Er zijn geen gegevens over soortgelijke modules. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 20/24 Aangehaalde literatuur Asscher, J.J. & Paulussen-Hoogeboom, M.C. (2005). De invloed van protectieve en risicofactoren op de ontwikkeling en opvoeding van jonge kinderen. Kind en Adolescent, 26, 56-69. Boom, D. van den (1999). Ouders op de voorgrond. Een educatieve lijn voor 0 tot 18 jaar. Utrecht: Sardes. Geeraets, M.H.W. (1998). Competentievergrotend werken binnen een MKD. Methodiekhandleiding voor het werken in de groep. Duivendrecht: Paedologisch Instituut, afdeling GT-projecten. Goudena, P.P. (1994). Ontwikkelingsopgaven en opvoedingsopgaven. In J. Rispens, P.P. Goudena & J.J.M. Groenendaal (red.), Preventie van psychosociale problemen bij kinderen en jeugdigen. Houten/Zaventem: Bohn Stafleu Van Loghum. Ince, D. (2013) Wat werkt in Opvoedingsondersteuning? NJI. Laan, A.M. van der & Blom, M. (2006). Jeugddelinquentie: risico’s en bescherming. Bevindingen uit de WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit 2005. Den Haag: WODC. Majoor, J. (2013). Portfolio ‘if you don’t use it you lose it’, van Dagbehandeling naar Expertisecentrum. Jeugdhulp Friesland. Meij, H & Boendemaker, L Oorzaken en achtergronden van een problematische ontwikkeling. (2008) Meij, H. (2011) De Basis van opvoeding en ontwikkeling. NJI NJI (2015). Richtlijn Samen met ouders en jeugdigen beslissen over passende hulp. Riksen-Walraven, M. (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en kwaliteitscriteria. In M.H. van IJzendoorn, L.W.C. Tavecchio & M. Riksen-Walraven (red.), De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Yperen, T. van (2009). Betere ketens. In D. Graas, T. Liefaard, C. Schuengel, W. Slot & H. Stegge (red.), De Wet op de jeugdzorg in de dagelijkse praktijk (pp. 91-110). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar Pagina 21/24 Bijlage CAP-J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module: Onderdeel van het zorgprogramma: Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar BEC 0-7 jaar Richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag A102 Angstproblemen A103 Stemmingsproblemen A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling A303 Identiteitsproblemen A400 Gebruik van middelen/verslaving A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen A902 Overmatige stress A903 Automutilatie A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige 0 X 0 X X X CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap B101 Gehooraandoeningen B102 Oogaandoeningen B103 Spraakaandoening B104 Motorische handicap B105 (Chronische) lichamelijke ziekte B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne B202 Ongezonde levenswijze B203 Overgewicht B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten B302 Voedings-/eetproblemen B303 Zindelijkheidsproblemen B304 Slaapproblemen B305 Groeiproblemen B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten X X X X X X 0 0 0 X X X X X X X X Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar x x x x x x x x x 0 Pagina 22/24 B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen C102 Aandachtsproblemen C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen D103 Pedagogische onwil D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak D105 Problematische gezinscommunicatie D200 Problemen in de ouder-kindrelatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kindrelatie D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie) D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder D207 Generatieconflict D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige D209 Mishandeling ouder door jeugdige D210 Jeugdige weggelopen van huis D211 Jeugdige weggestuurd door ouders D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders D402 Problemen met omgangsregeling D403 Problemen met gezagsrelaties D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/samengestelde gezinnen D405 Problematische relatie tussen ouders D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen D500 Problemen van ouder D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder D502 Problemen met werkloosheid ouder Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar X X X X X 0 X X X 0 0 0 X X X X X X X X X 0 0 0 X 0 0 0 0 ? ? ? X ? ? ? ? ? ? ? 0 0 Pagina 23/24 D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling D504 Moeilijke start ouderschap D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder D506 Antisociaal gedrag ouder D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder D508 Pleger seksueel misbruik D509 Overmatige stress ouder D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin) D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting D802 Financiële problemen D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/problemen met hiërarchische relatie E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega’s of groepsleden E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen) E104 Van school gestuurd E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket E106 Problemen met werkloosheid jeugdige E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen) E300 Problemen in omstandigheden jeugdige E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige E302 Financiële problemen jeugdige E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie) E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving Module Ambulante Vroegbehandeling 0-4 jaar - BEC 0-7 jaar 0 0 0 0 0 0 0 0 X X X Pagina 24/24