www.oversalarisadministratie.nl LOONHEFFINGEN ET-regeling en Wet aanpak schijnconstructies Extraterritoriale kosten-verrekenen minimumloon In dit artikel kijken we nader naar de ET-regeling (ET staat voor extraterritoriale kosten) uit de ABU- en NBBU-cao. Onder welke voorwaarden is deze regeling toe te passen? Ook kijken we naar de vraag of het inhoudings- en verrekeningsverbod uit de Wet aanpak schijnconstructies impact heeft op de ET-regeling. Tot slot gaan we in op de toekomst van de ET-regeling. Mr. Armand Lahaije ([email protected]) Jan de Graaf ([email protected]) AWVN In de discussie over de vermeende onderbetaling en uitbuiting van buitenlandse werknemers komt de zogenoemde ET-regeling regelmatig ter sprake. Zie bijvoorbeeld het artikel in de Volkskrant van 5 februari van dit jaar “Opnieuw misstanden met buitenlanders in bouw”. Wat is de ET-regeling? De ET-regeling is de regeling uit de ABU en de NBBU-cao op grond waarvan een werknemer tegen inlevering van brutoloon een vrijgestelde vergoeding ontvangt voor de kosten van huisvesting, levensonderhoud en de reiskosten van en naar het land van herkomst. Heeft de ET-regeling nog toekomst? Hoewel de ET-regeling al geruime tijd bestaat, de regeling is eind 2009 overeengekomen in de cao, merken wij dat in de praktijk veel onduidelijkheid over de regeling bestaat en zelfs schroom om de regeling toe te passen. Het gevaar voor imagoschade ligt immers op de loer. Wat ons betreft ten onrechte. De discussie over de toepassing van de ET-regeling komt met de op 1 juli 2015 in werking getreden Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) opnieuw ter discussie. De WAS verbiedt immers om inhoudingen en verrekeningen te doen op het minimumloonloon. Wij stelden onszelf de vraag: is de ET-regeling in feite overleden of juist springlevend? vervoerskosten van en naar de woonplaats in het land van herkomst van de uitzendkracht en extra uitgaven van levensonderhoud. Voorwaarden uitruil kosten tegen loon De uitruil van deze kosten tegen loon is aan strikte voorwaarden verbonden, waarvan in dit kader van belang is dat het loon na uitruil niet lager mag zijn dan het wettelijk minimumloon. De belangrijkste voorwaarden zijn de volgende: ã De ruil heeft realiteitswaarde; ã Werkgever en werknemer komen de voorwaarden van de ruil vooraf overeen; ã De uitruil is gemaximeerd tot 30 procent van het feitelijk loon; en ã De vrije verstrekking of vergoeding is niet hoger dan de werkelijke kosten. Wettelijke grondslag De ET-regeling vindt zijn wettelijke grondslag in artikel 31a lid 2 letter e Wet op de loonbelasting 1964 (hierna Wet LB). Uit dat artikel volgt dat de verschuldigde belasting met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen (eindheffingsbestanddelen) wordt bepaald naar een tarief van 80 procent met uitzondering van de posten waarvoor een zogenoemde “gerichte vrijstelling”, zoals extraterritoriale kosten (ET-kosten), geldt. Uitruil kosten tegen loon Volgens artikel 22 lid 6 van de ABU-cao1 kunnen de uitzendonderneming en de uitzendkracht schriftelijk overeenkomen dat een deel van het loon, maar ook bovenwettelijke vakantiedagen, bepaalde toeslagen en compensatie-uren, wordt uitgeruild voor vrije vergoedingen en verstrekkingen in verband met bepaalde extraterritoriale kosten: kosten van dubbele huisvestingskosten, 12 Waar gaat de Belastingdienst vanuit? Wat volgens de Belastingdienst ET-kosten zijn volgt uit een Besluit van 11 februari 2004, nr. CPP2003/641M. Maar ook het Handboek Loonheffingen 20152 zegt daar het nodige over. Uit het besluit volgt dat ET-kosten de extra kosten zijn die een werknemer in redelijkheid maakt omdat hij tijdelijk buiten het land van herkomst PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 15 / 6 november 2015 LOONHEFFINGEN verblijft voor het verrichten van zijn werkzaamheden, bijvoorbeeld in Nederland. In het besluit wordt van een groot aantal posten beoordeeld of het ET-kosten zijn of niet. De in de ABU-cao en NBBU-cao genoemde kosten vallen in ieder geval onder de noemer extraterritoriaal. De LTO- regeling wordt hier verder niet behandeld. Buitenlandse werknemer die tijdelijk in NL werkt Dit betekent dat vanuit de Wet LB bezien de vrije vergoedingen en vrije verstrekkingen van ET-kosten openstaat voor werknemers die vanuit het land van herkomst tijdelijk in Nederland werkzaamheden verrichten. Dat is begrijpelijk want zij bevinden zich immers in een andere situatie dan de werknemer die in Nederland woont. Het is niet altijd eenvoudig na te gaan waar een werknemer in fiscale zin woont. De wet bepaalt dat iemands woonplaats naar de feiten en omstandigheden moet worden beoordeeld (artikel 4 van Algemene Wet inzake Rijksbelastingen). In de jurisprudentie is dit artikel nader ingevuld. Om uitvoeringsproblemen te voorkomen heeft de uitzendsector een convenant gesloten met de Belastingdienst waarin wordt ingevuld wanneer in ieder geval sprake is van een buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werkt. Convenant uitzendsector en Belastingdienst In het convenant van 14 december 2010 worden afspraken gemaakt over toepassing van de gericht vrijgestelde ET-kosten bij uitzendbedrijven. Het convenant beschrijft wanneer voldoende aannemelijk is dat een werknemer met een woonplaats in het buitenland tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst voor het tijdelijk verrichten van werkzaamheden in Nederland (zie het convenant voor alle voorwaarden). Voorwaarden Er is in ieder geval sprake van zo’n werknemer als: ã De uitzendkracht is geworven door een buitenlands wervingsbureau of een buitenlandse vestiging van een in Nederland gevestigde uitzendonderneming, dat/die is gevestigd in (de landenregio van) zijn land van herkomst en de uitzendkracht staat vermeld op de wervingslijst; en ã De uitzendkracht heeft een buitenlands woonadres dat ligt in de landenregio van werving en heeft ook de nationaliteit van een land in de regio van werving; en ã De Nederlandse uitzendonderneming sluit met de uitzendkracht een arbeidsovereenkomst naar Neder- 13 www.oversalarisadministratie.nl LOONHEFFINGEN ã ã lands recht; en één van de volgende voorwaarden; A. De Nederlandse uitzendonderneming heeft in het uitzendtijdvak de huisvesting georganiseerd. Dit blijkt uit een bewonerslijst; of B. De Nederlandse uitzendonderneming heeft in het uitzendtijdvak vervoer van en naar het land van herkomst georganiseerd. Dit blijkt uit de vervoerslijst. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, zijn er fiscaal gezien voor de Nederlandse uitzendonderneming geen belemmeringen om de ET-regeling toe te passen. Als aan één of meer van de genoemde voorwaarden niet wordt voldaan, dan betekent dat niet onmiddellijk dat de ET-regeling niet kan worden toegepast. De Wet LB stelt immers geen voorwaarden bijvoorbeeld met betrekking tot de plaats van werving voor het bepalen van de fiscale woonplaats. Het kan nodig zijn aanvullende afspraken met de Belastingdienst te maken. In de praktijk zien wij steeds vaker dat de buitenlandse uitzendkrachten in Nederland worden geworven in plaats van in het buitenland. De ET-regeling kan dan nog steeds worden toegepast als de uitzendonderneming vaststelt dat de uitzendkracht in het buitenland woont. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit de plaats waar het gezin van de uitzendkracht in de uitzendperiode woont. Toepassing van de ET-regeling Nadat is vastgesteld dat aan de formele voorwaarden voor toepassing van de ET-regeling wordt voldaan, kan de ET-regeling worden toegepast. Een versimpeld rekenvoorbeeld ter verduidelijking3. Rekenvoorbeeld ET-regeling Minimumloon 1 juli 2015 € 347,95 per week Waarde verstrekte huisvesting € 70 per week Zonder Met ET-regeling ET-regeling Brutoloon per week 400,00 400,00 Uitruil (maximaal per week) -52,05 Fiscaal loon 400,00 347,95 Loonheffing (tabel 2015) -62,31 -47,10 Nettoloon per week 337,69 300,85 Inhouding (restant) kosten huisvesting -70,00 -5,74 Netto beschikbaar loon per week 267,69 295,11 Hoger beschikbaar nettoloon per week 27,42 CAO-reserveringen (stel 23,46% bruto) 93,84 81,63 Werkgeversheffingen (stel 25%) per week 100,00 87,00 Uit dit rekenvoorbeeld volgt dat toepassing van de ETregeling loont voor de werknemer, door een hoger beschikbaar nettoloon per week, en voor de werkgever, door een besparing op de werkgeverslasten. Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) De Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) is op 1 juli 2015 in werking getreden. De wet is bedoeld om schijnconstructies, dat wil zeggen: situaties waarbij de feitelijke situatie afwijkt van de papieren situatie, aan te pakken. De wet bevat een aantal maatregelen, zoals de uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid voor het caoloon of het arbeidsrechtelijk overeengekomen loon. Ook bevat de wet een aantal maatregelen op het vlak van het minimumloon (Wet minimumloon en minimumvakantie- Rekenvoorbeeld ET-regeling Minimumloon 1 juli 2015 € 347,95 per week Waarde verstrekte huisvesting € 70 per week Zonder ET-regeling Met ET-regeling Brutoloon per week Uitruil (maximaal per week) Fiscaal loon 400,00 400,00 400,00 -52,05 347,95 Loonheffing (tabel 2015) Nettoloon per week -62,31 337,69 -47,10 300,85 Inhouding (restant) kosten huisvesting -70,00 -5,74 Netto beschikbaar loon per week 267,69 295,11 Hoger beschikbaar nettoloon per week CAO-reserveringen (stel 23,46% bruto) Werkgeversheffingen (stel 25%) per week 14 27,42 93,84 100,00 81,63 87,00 PRAKTIJKBLAD SALARISADMINISTRATIE nr 15 / 6 november 2015 LOONHEFFINGEN bijslag (WML)). De maatregelen met betrekking tot de ketenaansprakelijkheid zijn per direct ingegaan. Voor de maatregelen op het vlak van het minimumloon geldt een overgangstermijn van 6 maanden, zodat die maatregelen effectief worden per 1 januari 2016. Maatregelen op gebied van het minimumloon De maatregelen op het vlak van het minimumloon kunnen als volgt worden samengevat: ã Het netto equivalent van het wettelijk minimumloon mag alleen nog maar giraal worden uitbetaald; ã De werknemer heeft tenminste recht op het wettelijk minimumloon voor arbeid in dienstbetrekking verricht; en ã Het minimumloon is niet vatbaar voor verrekening of inhouding door de werkgever. In het kader van de ET-regeling is met name het laatste punt relevant, althans zo lijkt het. Inhoudingen op minimumloon Inhoudingen op het minimumloon zijn alleen toegestaan voor wettelijke inhoudingen, zoals de loonheffingen en pensioenpremies. Voor kosten van huisvesting en ziektekosten kan gebruik worden gemaakt van een incasso. Inhoudingen op de vakantiebijslag blijven wel mogelijk. WAS geen impact op ET-regeling In de parlementaire geschiedenis is aandacht besteed aan de eventuele samenloop tussen de ET-regeling en de WAS. Op vragen van de VVD fractie of de ET-regeling de facto is vervallen als werkgevers de kosten van huisvesting niet meer kunnen inhouden op het minimumloon, antwoordde de minister dat het verbod op inhoudingen op het wettelijk minimumloon geen gevolgen heeft voor de ET-regeling, omdat de uitruil van loon alleen mogelijk is voor het loon boven het wettelijk minimumloon5. De WAS heeft dus geen impact op de ET-regeling. Conclusie Verrekeningen met minimumloon Het Burgerlijk Wetboek kent regels die het mogelijk maken dat met het minimumloon bedragen worden verrekend of ingehouden. In de ogen van de Inspectie SZW leidde dat tot situaties van onderbetaling en uitbuiting, omdat werkgevers onevenredig hoge kosten voor huisvesting en boetes ten laste brachten van het minimumloon. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft altijd het standpunt verdedigd dat verrekeningen die ertoe leiden dat een werknemer minder kreeg uitbetaald dan het wettelijk minimumloon in strijd waren met de wet. In de handhaving maakte de Inspectie SZW tot eind 2014 een uitzondering voor de kosten van huisvesting en voor de premie Zorgverzekeringswet. Als op het minimumloon niet meer werd ingehouden dan 20 procent van het minimumloon voor de kosten van huisvesting en 10 procent voor de Zorgverzekeringswet, dan legde de Inspectie SZW geen boete op. Rechtspraak Rechtbank Den Haag besliste op 11 december 2013 dat voor de beperking van 20 en 10 procent geen wettelijke basis was. Dat betekende in onze optiek dat het handhavingsbeleid van de Inspectie SZW niet kon worden gehandhaafd en dat eventuele boetes die waren opgelegd onder het handhavingsbeleid moesten worden terugbetaald4. Ook in hoger beroep is de minister in het ongelijk gesteld (Raad van State, 12 november 2014, ECLI:NL: RVS:2014:4062). In de brief van minister Asscher van 15 januari 2014 aan de Tweede Kamer gaf hij aan zich niet te kunnen vinden in de uitspraak van de rechtbank en stelde zich nogmaals op het standpunt dat verrekeningen met het minimumloon niet zijn toegestaan. Met de WAS is invulling gegeven aan dat standpunt. De ET-regeling biedt aantrekkelijke mogelijkheden om buitenlandse werknemers tijdelijk in Nederland te laten werken. Met de inwerkingtreding van de WAS bestond aanvankelijk een vrees dat de ET-regeling, vanwege het verbod om inhoudingen te plegen op het minimumloon, de facto niet langer kon worden toegepast. Voor lonen boven het minimumloon is het tegendeel waar, zij het dat het uit te betalen nettoloon door de inhouding niet lager mag zijn dan het netto equivalent van het wettelijk minimumloon. Omdat de WAS inhoudingen op het uit te betalen netto minimumloon verbiedt, moet de werkgever voor werknemers met het minimumloon alternatieve wegen zoeken om de huurpenningen te kunnen innen. Incasso biedt een mogelijkheid, maar geeft minder zekerheid. Dit betekent naar onze opvatting dat de toepassing van de ET-regeling onder de nieuwe WASvoorschriften aan waarde gaat winnen. Noten 1. Zie voor een vergelijkbare toepassing art. 22 lid 4 NBBU-cao. 2. Zie onder het kopje “tijdelijk in een ander land werken” subonderdeel “U komt in Nederland werken”. 3. De kosten van huisvesting zoals verwerkt op de loonstrook (€ 52,05 plus € 5,74 = € 57,79) zijn niet gelijk zijn aan de kosten van huisvesting per week van € 70. Dat heeft te maken met de doorwerking van de inhouding op het feitelijk loon op de reserveringen voor bijvoorbeeld vakantiegeld. Bij de inhoudingen op het feitelijk loon wordt gerekend met een factor van 81 procent conform het bepaalde in de ABU-cao en de NBBU-cao. 4. AWVN-website, “Waterloo voor Inspectie SZW bij handhaving van het minimumloon”, 17 januari 2014 5. Nota naar aanleiding van het verslag, pagina 12. 15