p r o e f s c h r i f t b e s p r e k i n g Bacteriële morfologie en cytokinerespons tijdens de initiële behandeling van gramnegatieve sepsis Auteur J. Buijs Trefwoorden β-lactamantibiotica, continu doseren, cytokines, endotoxine, filamenten, sferoplasten Samenvatting Op 30 mei 2008 promoveerde mw. drs. J. Buijs aan de Radboud Universiteit te Nijmegen op het proefschrift getiteld ‘Bacterial morphology and cytokine responses during initial treatment of Gram-negative sepsis’. Het onderzoek werd begeleid door promotor dhr. prof. dr. J.W.M. van der Meer (afdeling Interne geneeskunde en Infectie- ziekten, Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen) en de copromotoren dhr. dr. A.S.M. Dofferhoff, internist-infectioloog, en dhr. dr. J.W. Mouton, medisch microbioloog, CanisiusWilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen. Inleiding celdood, morfologische veranderingen aan de bacteriën gezien. Deze morfologisch afwijkende bacteriën worden sferoplasten en filamenten genoemd (zie Figuur 1). Sferoplasten zijn afgeronde bacteriën, die gevormd worden na PBP-2-blokkade. Filamenten zijn zeer lange, strengvormige bacteriën, die gevormd worden doordat PBP-3 geblokkeerd wordt, waardoor het micro-organisme niet meer in staat is zich in tweeën te scheiden (septeren) nadat de celmassa verdubbeld is. Er zijn ook b-lactamantibiotica die PBP-1 blokkeren (penicilline-G), wat leidt tot het snel in fragmenten uiteenvallen van de geëxposeerde bacterie zonder voorafgaande morfologische veranderingen. Uit in-vitrostudies is gebleken dat het aantal eenheden endotoxine per ‘colony forming unit’ (CFU) in Escherichia coli-filamenten en E. coli-sferoplasten respectievelijk een factor 13,5x en 5,36x hoger ligt vergeleken met staafvormige E. coli-bacteriën.7 Al kort na de introductie van antibiotica ter behandeling van bacteriële infecties werd melding gemaakt van soms optredende, ernstige klinische achteruitgang van patiënten onmiddellijk na de start van de therapie.1,2 Enige jaren later werd duidelijk dat dit verschijnsel mogelijk verklaard werd door de plotselinge vrijmaking van toxische componenten van de bacterie, met name endotoxine (lipopolysaccharide; LPS), dat in de celwand van de gramnegatieve bacterie in ruime mate aanwezig is.3 Dit endotoxine stimuleert verschillende cellen van het immuunsysteem, hetgeen resulteert in de vorming van proinflammatoire cytokines, zoals TNF-a en IL-6. Deze stoffen regisseren diverse biologische processen in het kader van de afweer tegen infecties. Hogere concentraties van deze cytokines zijn geassocieerd met een hoge mortaliteit van infectieziekten.4,5 b-lactamantibiotica binden en blokkeren receptoren (‘penicillin binding proteins’; PBP) in het cytoplasmamembraan van de bacterie. Binnen de inmiddels vrij grote groep van b-lactamantibiotica bestaan belangrijke verschillen in de capaciteit tot endotoxinevrijmaking. Dit lijkt samen te hangen met de affiniteit van de individuele middelen voor een van de verschillende PBP’s.6 Na blokkade van PBP’s door b-lactamantibiotica worden, voorafgaand aan de 197 vol. 3 nr. 5 - 2008 (Tijdschr Infect 2008;3:197-200) Dit proefschrift De in-vitrostudies die beschreven zijn in dit proefschrift, tonen aan dat, wanneer E. coli- of Pseudomonas aeruginosa-stammen blootgesteld worden aan PBP3-specifieke middelen, zoals aztreonam of ceftazidime, hoge endotoxineconcentraties worden vrijge- t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n A B Figuur 1. A. Escherichia coli-sferoplasten (na toediening van meropenem 0,5x de MIC) en B. E. coli-filamenten (na toediening van ceftazidime 0,5x de MIC). maakt. Opmerkelijk is de bevinding dat ceftazidime alleen bij lage concentraties in staat is tot filamentinductie. Gedurende continue expositie van bacteriën aan een concentratieniveau van 40x de minimaal inhiberende concentratie (MIC) en hoger treedt snelle en effectieve bacteriolysis op in plaats van filamentvorming, hetgeen leidt tot beperkte hoeveelheden endotoxine-inbouw in de celwand. Deze bevinding wordt verklaard door de tweeledige concentratieafhankelijke affiniteit van ceftazidime voor PBP’s: bij een voldoende hoge, continue concentratie wordt een PBP-1-effect gezien, terwijl bij een lagere ceftazidimeconcentratie het PBP-3-effect overheerst.8 Naast ceftazidime is ook cefotaxim een b-lactamantibioticum met een dosisafhankelijke affiniteit voor PBP-3 en PBP-1. Om het doseerniveau te bepalen waarop deze middelen van PBP-3- naar PBP-1-effect overschakelen, werden studies verricht bij 37 stammen E. coli, Klebsiella spp., P. aeruginosa en Acinetobacter spp., inclusief 14 ‘extended spectrum’ b-lactamase (ESBL)-positieve stammen. De concentratie waarbij filamentvorming optrad, bleek te kunnen variëren per bacteriefamilie, -genus of -stam, maar treedt in het algemeen op bij concentraties ruim onder de MIC tot soms 100x de MIC.9 Inductie van filamenten kon ook aangetoond worden bij absoluut of relatief ongevoelige (ESBL-positieve) micro-organismen. Dit kan in de klinische praktijk leiden tot bijkomende en onverwachte effecten tijdens de (empirische) behandeling van gramnegatieve infecties met b-lactamantibiotica. Teneinde de in-vivoconsequenties van deze bevindingen verder te exploreren, werden de effecten van intramusculaire injecties van in vitro geproduceerde filament-, sferoplast- en staafvormige E. coli-bacteriesuspensies in een neutropenemuismodel bestudeerd. Hierbij bleek dat filamenten en sfero- t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n plasten in afwezigheid van het antibioticum binnen 24 uur weer staafvormen aannamen, en dat zij blijkens kweek, endotoxine- en cytokinebepalingen, weer even vitaal waren als bacteriën die tevoren niet aan antibiotica blootgesteld waren. De morfologisch veranderde bacteriën bleken wel slechter in staat tot systemische verspreiding, wat mogelijk samenhangt met een veranderde migratiecapaciteit. In deze studies kon een duidelijke relatie worden getoond tussen lokale concentraties endotoxine, plasmaendotoxine en de hoogte van de concentraties circulerende proinflammatoire cytokines TNF-α en IL-6.7 Door een modificatie in het model konden in de neutropene muis onder invloed van ceftazidime of meropenem filamenten en sferoplasten tot ontwikkeling worden gebracht. Significant verhoogde concentraties van pro-inflammatoire cytokines werden aangetoond bij behandeling met filamentinducerende antibiotica (aztreonam of ceftazidime), vergeleken met controles. Bij toepassing van 2 verschillende sferoplastinducerende carbapenems (meropenem en imipenem) werden lage cytokineconcentraties gezien, wat waarschijnlijk gunstiger is voor de gastheer. Daar de in-vitrostudies aantoonden dat filamentvorming afhankelijk was van het antibioticum, de dosering en het doseerregime was, werden verschillende behandelschema’s van antibiotica met verschillende PBP-affiniteit in het in vivo neutropenemuismodel onderzocht. Bolusinjecties met ceftazidime en meropenem werden vergeleken met continue infusie in de staartvene. Continue infusie met minimaal 80 mg/kg ceftazidime bleek bij E. coli-sepsis filamentvorming te voorkómen. Intraveneuze bolusinjecties met ceftazidime bleken niet in staat filamentvorming te voorkomen, ondanks piekconcentraties van het antibioticum in het serum van 486 mg/l (1.944x MIC). Kennelijk is niet alleen de concentratie, maar vooral ook de duur van expositie van het micro-organisme aan het antibioticum van belang. Bij zowel E. coli- als bij P. aeruginosa-sepsis, en bij toepassing van zowel ceftazidime als meropenem werden significant hogere plasmacytokineconcentraties gevonden bij continu behandelde muizen (zie Figuur 2 op pagina 199).10 Kennelijk wordt het immuunsysteem van de gastheer bij continue infusie blootgesteld aan hogere concentraties vrijgemaakt endotoxine, waarschijnlijk door een effectievere bacteriolysis. De met bolusinjecties ceftazidime behandelde muizen lieten filamenten in de dijspier zien in combinatie met lage systemische cytokineconcentraties. Dit lijkt op het eerste gezicht in tegenspraak met de vol. 3 nr. 5 - 2008 198 p r o e f s c h r i f t b e s p r e k i n g ceftazidime continu ceftazidime bolus meropenem continu meropenem bolus log CFU /g spier 1,0x109 1,0x108 1,0x107 A 1,0x106 plasma TNF-α (pg/ml) 750 500 Conclusie 250 0 B plasma IL-6 (pg/ml) 7.500 5.000 2.500 0 C Figuur 2. A. De CFU in de spier, B. het gehalte TNF-α en C. IL-6 in plasma 4 uur na continue of intermitterende behandeling van E. coli-sepsis met ceftazidime of meropenem in neutropene muizen. beschreven in-vitrogegevens. De relatieve onbereikbaarheid van het in de celwand gebonden endotoxine in de filamenten in het infectiefocus zou echter een verklaring kunnen vormen voor deze observatie. Op grond van deze gegevens vermoeden wij dat aanvullende antibiotische behandeling van filamenten nadelig zou kunnen zijn, vanwege de mogelijkheid van vrijmaking van hogere concentraties endotoxine. Dit kan mogelijk leiden tot een weliswaar uitgestelde, maar toegenomen endotoxine- en cytokinerespons bij de gastheer. 199 De volgende studies werden dan ook gericht op het blootstellen van reeds gevormde filamenten aan vervolgtherapie. Na tobramycine, een aminoglycoside, werden de filamenten binnen een uur korter, wat bleek te leiden tot minder hoge cytokinespiegels, terwijl vervolgtherapie met een tweede dosis ceftazidime lange filamenten met hoge endotoxineconcentraties induceerde. Bij blootstelling van filamentvormige of staafvormige E. coli-bacteriën aan hoge doseringen meropenem bleken de staafvormige E. coli-bacteriën hoge cytokinespiegels te induceren, in tegenstelling tot de filamenten. Kennelijk zijn de intramusculaire filamenten nog gedurende enige tijd beschermd tegen lysis door meropenem. vol. 3 nr. 5 - 2008 Deze studies laten zien dat door b-lactamantibiotica geïnduceerde, morfologische veranderingen van gramnegatieve bacteriën, een fenomeen dat zelfs bij ESBL-vormende stammen met MIC’s tot zelfs >32 mg/l al vanaf concentraties van 0,2x MIC aangetoond kan worden, negatieve effecten kunnen hebben op de gastheer. Niet alleen de antibioticumkeuze, maar ook de dosering, de doseerschema’s en de toepassing van combinatietherapie hebben duidelijke invloeden op de morfologie, de endotoxinevrijmaking en de immunologische respons van de gastheer. Continue infusie van b-lactamantibiotica lijkt duidelijke voordelen te bieden ten opzichte van intermitterende behandeling, niet alleen bij de middelen die filamenten induceren door PBP-3-binding, maar ook bij middelen die sferoplasten laten ontstaan. Naast het reeds bekende argument dat de concentratie van b-lactamantibiotica zo lang mogelijk boven de MIC gehouden moet worden, biedt deze bevinding een additioneel argument in het voordeel van continu doseren. In hoeverre deze experimentele gegevens geëxtrapoleerd kunnen worden naar de humane situatie, zal wellicht blijken uit aanvullende klinische data. Toekomstig onderzoek zou zich vooral moeten richten op het meten van bacteriële en gastheerparameters gedurende het verdere verloop van ernstige gramnegatieve infecties, met name ook door middel van het verzamelen van directe parameters van effectiviteit. Referenties 1. Farmer TW. Jarisch-Herxheimer reaction in early syphilis: treatment with crystaline penicillin G. JAMA 1948;138:480-5. 2. Hopkin BD. A nasty shock from antibiotics? Lancet 1985;2:594. t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n 3. Leeson MC, Fujihara Y, Morrison DC. Evidence for lipopolyaccharide as the predominant pro-inflammatory mediator in supernatants of antibiotic-treated bacteria. Infect Immun 1994;62:4975-80. 4. Mustafa MM, Mertsola J, Ramilo O, Saez-Llorens X, Risser RC, McCracken GH Jr. Increased endotoxin and interleukin-1β concentrations in cerebrospinal fluid of infants with coliform meningitis and ventriculitis associated with intraventricular gentamicin therapy. J Infect Dis 1989;160:891-5. 5. Dofferhoff AS, Esselink MT, De Vries-Hospers HG, Van Zanten A, Bom VJ, Weits J, et al. The release of endotoxin from antibiotic-treated Escherichia coli and the production of tumour necrosis factor by human monocytes. J Antimicrob Chemother 1993;31:373-84. 6. Jackson JJ, Kropp H. Differences in mode of action of ßlactam antibiotics, influence on morphology, LPS release and in-vivo antibiotic efficacy. J Endotox Res 1996;3:201-18. 7. Buijs J, Dofferhoff AS, Mouton JW, Van der Meer JW. Pathophysiology of in-vitro induced filaments, spheroplasts and rod-shaped bacteria in neutropenic mice. Clin Microbiol Infect 2006;12:1105-11. 8. Dofferhoff AS, Buijs J. The influence of antibiotic-induced filament formation on the release of endotoxin from Gramnegative bacteria. J Endotox Res 1996;3:187-94. 9. Buijs J, Dofferhoff AS, Mouton JW, Wagenvoort JH, Van der Meer JW. Concentration dependency of ß-lactam-induced fi- t i j d s c h r i f t v o o r i n f e c t i e z i e k t e n lament formation in Gram-negative bacteria. Clin Microbiol Infect 2008;14:344-9. 10. Buijs J, Dofferhoff AS, Mouton JW, Van der Meer JW. Continuous administration of PBP-2 and PBP-3 specific ßlactams causes higher cytokine responses in murine Pseudomonas aeruginosa and Escherichia coli sepsis. J Antimicrob Chemother 2007;59:926-33. Ontvangen 31 augustus 2008, geaccepteerd 6 oktober 2008. Correspondentieadres Mw. dr. J. Buijs, internist Atrium Medisch Centrum Afdeling Interne Geneeskunde H. Dunantstraat 5 6419 PC Heerlen E-mailadres: [email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Interne Geneeskunde van het CanisiusWilhelmina Ziekenhuis. vol. 3 nr. 5 - 2008 200