Meet- en Analysetechnieken Project 3: STM Microscopie

advertisement
Meet- en Analysetechnieken
Project 3: STM Microscopie
V08 MSM Groep 1
15 april 2008
Samenvatting
Voor project 3 van de TN minor Smart Materials zijn een zestal opgegeven vragen beantwoord en uitgewerkt. Daarbij is er literatuuronderzoek gedaan naar de werking van EFM- en
SThM-microscopie wat betreft werking, opbouw en toepassing.
Inhoudsopgave
1 Vragen
1.1 Vraag
1.2 Vraag
1.3 Vraag
1.4 Vraag
1.5 Vraag
1.6 Vraag
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
1
1
1
2
2
3
3
2 Opdracht EFM
2.1 Inleiding . . . . . . . . . .
2.2 Theorie/werking . . . . .
2.2.1 Gelijke spanning .
2.2.2 Variabele spanning
2.3 Opbouw . . . . . . . . . .
2.4 Toepassing . . . . . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
5
5
5
5
7
9
9
3 Opdracht SThM
3.1 Inleiding . . . . .
3.2 Theorie/werking
3.3 Opbouw . . . . .
3.4 Toepassing . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
10
10
10
11
12
1
2
3
4
5
6
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
4 Vergelijking EFM & SThM
13
5 Bronnenlijst
15
1
Fontys Hogescholen Eindhoven
1
1.1
STM Microscopie
Vragen
Vraag 1
In bijgaand figuur zijn drie STM lijnscans weergegeven bij drie verschillende biasspanningen (sample tov de tip). Is de elektronenaffiniteit van de twee zwarte atomen hoger of lager dan van de
andere atomen?
Figuur 1: Een drietal STM lijnscans bij verschillende biasspanningen
Antwoord
De elektronenaffiniteit1 van de twee zwarte atomen is hoger. Bij hogere voltages gaat de stroom
duidelijk liever door zwarte atomen dan door de grijze. Om de stroom toch constant te houden
wordt er dus gescand op een grotere afstand van het sample.
1.2
Vraag 2
Met STM met verschillende biasspanningen kan onderscheid worden gemaakt tussen bezette en niet
bezette toestanden. In het figuur zijn twee STM afbeeldingen gegeven van een GaAs oppervlak.
De afbeeldingen zijn gemaakt met een biasspanning van 1.9V (a) en -1.9V (b) tussen sample en tip.
De rechthoeken in de afbeeldingen geven gelijke posities aan. Maak een schets van het oppervlak
waarbij is aangegeven waar de Ga en As atomen zich bevinden en leg uit waarom dit zo is.
Figuur 2: STM van GaAs rooster a) +1.7V bias b) -1.7V bias
Antwoord
Het metaalrooster bestaat uit Arseenatomen en Galliumatomen. Omdat de elektronenaffiniteit
van Arseen hoger is dan dat van Gallium zal er een elektronenoverschot bij de As zitten en een
elektronentekort bij de Ga. Bij de Scanning Tunneling Microscope zullen de elektronen bij een
positieve biasspanning (tip positief tov het sample) naar de ”gaten”van het sample lopen. Hierbij
worden de Galliumatomen gedetecteerd. Wanneer een negatieve biasspanning wordt aangebracht
1 Elektronenaffiniteit is de energie die nodig is een electron van een enkel geladen negatied ion te onttrekken
(bijv. Z − ⇒ Z + e− )
V08 MSM Groep 1
Pagina 1
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
zullen de elektronen van het Arseen naar te tip stromen.
De STM scan zal dus als volgt geı̈nterpreteerd worden:
Figuur 3: Posities Ga en As in het rooster
1.3
Vraag 3
Welke mode (contact, non-contact of tapping) zal normaal gesproken het beste werken bij MFM
en waarom?
Antwoord
Non contact. Een magnetic force microscope maakt gebruik van de magnetische interactie tussen
het materiaal en de tip. Deze magnetische krachten ontstaan verder van het substraat af dan
de Van der Waals krachten en zijn in de orde van grootte van 10pN. De invloed van Van der
Waals krachten wordt door de relatief grote afstand tussen substraat en tip van ongeveer 30nm
verwaarloosd zodat alleen een topografische map van de magnetisch gebieden ontstaat. Door
tapping of contact mode zal de invloed van Van der Waalskrachten te groot worden.
1.4
Vraag 4
Leg uit waarom je met STM of AFM een topografische afbeelding kunt maken door te scannen
op constante hoogte.
Antwoord
AFM Als de tip in een veld komt dat de tip aantrekt, wordt de tip naar het sample toegetrokken.
Analoog geldt dat als de tip in een veld komt dat de tip afstoot, de tip van het sample af wordt
geduwd. Beide effecten kunnen goed gemeten worden door de buiging in de cantilever te meten.
De mate van doorbuiging is tevens een maat voor de sterkte van het veld. De buiging van de
cantilever wordt gemeten door een laserstraal op de cantilever te richten en de gereflecteerde
straal met een detector op te vangen. De amplitude die deze detector meet is evenredig met de
hoogte van het sample op dat punt. Hoe dicht de bergjes bij elkaar liggen op het sample is af te
leiden uit de frequentie waarmee de cantilever op en neer gaat. Deze frequentie vertaalt zich ook
in een frequentie die met de detector gemeten kan worden. Als gescand wordt op een constante
hoogte boven het sample is de buiging van de cantilever een maat voor de afstand tussen het
sample en de tip. Hoe dichter het sample bij de tip komt, hoe meer deze gaat verbuigen. Met
scannen op een constante hoogte betekend dit dat het sample op die plekken een berg heeft.
V08 MSM Groep 1
Pagina 2
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
STM Bij de constante hoogte modus schakelt men het feedbacksysteem uit. De naald beweegt
met een constante hoogte over het oppervlak. Als de naald op een constante hoogte boven het
oppervlak beweegt ontstaat er een variatie in de tussenafstand, tussen de naald en het monster.
Figuur 4: Beweging scanning tip over het sampleoppervlak
Er zal een verschil in afstand ontstaan tussen de naald en het monster ten gevolge van de
hoogteverschillen in het atoom. Op de ene plaats zal de naald recht boven het atoom bevinden.
In een ander geval zal het zich precies tussen 2 atomen in bevinden. In een grafiek is dan de
tunnelingstroom uit te zetten. De tunnelingstroom komt overeen met de oppervlaktestructuur
van het monster.
STM behandelt het tunnelen van elektronen door vacum tussen de tip van de STM en het
substraatoppervlak. De potentiaal in de vacuümzone ageert als een barrière voor de elektronen.
De stroom die gaat lopen wordt gegeven door:
I ∝ e−ks
(1)
Hierin is k de zogenaamde kritieke parameter die scanafhankelijk is en s de afstand tussen tip en
sample. Voor de STM levert dit een afval van een ordegrootte stroomsterkte per Å.
1.5
Vraag 5
Je kunt een STM tip maken door een draad van een Pt-legering door te knippen met een schaar.
Een dergelijke tip ziet er niet erg scherp uit. Waarom kun je met een dergelijke tip vaak toch een
afbeelding met atomaire resolutie maken?
Antwoord
Een dergelijke tip kan gemaakt worden omdat voor een STM er alleen een vereiste is dat er 1
atoom verder uitsteekt dan de andere. Aangezien er bij een ruwe knip actie altijd een atoom wel
meer uit steekt dan alle andere, zoals in figuur 5, kan je zelfs met de ruwste actie een STM tip
maken die bruikbaar is.
1.6
Vraag 6
Bij lage spanningen en temperatuur wordt de verandering in tunnelstroom I door verandering in
afstand d tussen sample en tip gegeven door vergelijking (2). Hoe gevoelig kan de verandering in
afstand gemeten worden als de stroom binnen 2% constant wordt gehouden en de lokale energie
barrire 4eV is?
∆I
= −2K · ∆d
I
V08 MSM Groep 1
(2)
Pagina 3
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 5: Zelfs een ruwe tip heeft altijd wel één atoom dat het verst uitsteekt
Antwoord
K is de kritisch parameter die gegeven wordt door:
r
2mΦ
K=
h̄2
(3)
Hierin is m de rustmassa van een elektron [9.11002 · 10−31 ], Φ is de barrière hoogte (gegeven:
h
4.14 · 10−15
[4eV = 6.40871 · 10−19 J]), h̄ is de Diracs constante [
=
= 6.58 · 10−16 ] en K is de
2π
2π
kritische parameter.
Berekenen van (3) en substitueren in (2) geeft een maximale hoogtevariatie van:
∆d =
V08 MSM Groep 1
0.02
0.01 · 6.58 · 10−16
= −9.8 · 10−13
= √
−2K
− 2 · 9.11002 · 10−31 · 6.40871 · 10−19
Pagina 4
Fontys Hogescholen Eindhoven
2
STM Microscopie
Opdracht EFM
2.1
Inleiding
De laatste 25 jaar is er een enorme groei aan de gang op het gebied van nanotechnologie. Het
gevolg is dat de diagnostische methode meegroeien. Er moet tenslotte op de nanometer nauwkeurig
gemeten kunnen worden. In 1981 is door Binning en Rohrer de basis gelegd voor de STM. Hieruit
volgde in 1986 de AFM die op resoluties kan meten van 0, 1nm tot 1000nm. De AFM maakt
gebruik van de Van der Waals krachten tussen het substraat en de tip van de scanner. In 1988
tenslotte werd de EFM ontwikkeld die afstanden kon meten op basis van andere atomaire krachten
als elektrostatische- en magnetische krachten. Deze krachten hebben een ander bereik (20 tot
100nm) en hebben dus de voorkeur in sommige situaties.
2.2
Theorie/werking
De EFM is dus eigenlijk een uitbreiding op de AFM. Soms is er zelfs sprake van een AFM die
in EFM-mode werkt. Dit betekend geen contact-mode. Op de cantilever wordt nu een constante
spanning gezet waardoor er een magnetisch veld onstaat tussen het materiaal en de tip. Het
magnetische veld zal sterker zijn als de afstand tussen tip en substraat kleiner is. Hierdoor buigt
de cantilever door. De uitwijking wordt vervolgens optisch gemeten. Er worden feitelijk dus elektrische veldgradiënten gemeten.
Figuur 6: Bij meten op verschillende afstanden heb je met verschillende krachten te maken
De andere mode is met een variabele spanning op de cantilever. Deze spanning wordt constant
gewijzigd om de afstand tussen de tip en het substraat gelijk te houden. Dit gebeurt doormiddel van een feedback-loop in combinatie met lock-in versterkers. Hierbij wordt de cantilver in
resonantietrilling gebracht door een piëzo-element. Op deze manier worden potentialen in kaart
gebracht.
2.2.1
Gelijke spanning
Bij EFM oscilleert de cantilever, maar raakt het materiaal niet. Door deze beweging van de tip
wordt EFM ook wel een dynamische vorm van microscopie genoemd.
V08 MSM Groep 1
Pagina 5
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 7: Schematisch tekening EFM
In figuur 7 is een representatieve configuratie van een huidige EFM gegeven. Het systeem
bestaat uit een gevoelige detector met een cantilever (10). Deze cantilever bestaat veelal uit een
arm (12) met aan het uiteinde een tip (14). Op de opstelling bevindt zich ook een optisch systeem
(20), bestaande uit een laser (22) en een fotodetector (24). Deze fotodetector zit gekoppeld aan
een detectie circuit (30). Het sample (40) rust op een actuator, in dit geval een piezoelectrische
actuator (44), die wordt aangestuurd door een xyz scanner (48). Een processor (50) die verbonden
zit aan het detectie circuit, een regelbare gelijkspanningsbron (60), een feedback circuit (70) dat
zijn ingangssignaal van het detectiecircuit krijgt en zijn uitgangssignaal levert aan de regelbare
gelijkspanningsbron en een wisselspanningbron (80) maken het elektrische circuit compleet. Het
sample wordt tussen de gelijkspanningbron en de aarde aangesloten. De combinatie van de gelijken wisselspanningbron worden aangesloten op de detector arm en het detectie circuit.
Door een verandering van het sampleoppervlak wordt een elektrostatische kracht geı̈nduceerd
bij de tip van de detector. Deze kracht voeroorzaakt een buiging in de cantilever, waarvan een
kant vastzit aan de transducer (90). De hoeveelheid buiging wordt doorgegeven volgens de optische
hefboom methode. Een extern voltage, bestaande uit AC en DC delen, wordt via de conductor
(92) naar de detector (24) aangelegd om de polariteit van de lading te bepalen. Het externe voltage
wordt bepaald volgens vergelijking (4).
Vt = VAC · sin(ωt) + VDC
(4)
De detector meet op deze manier de vibraties van de kracht, die een component van ω en 2ω
bevat. Als de relatie tussen de tip van de detector en het metalen substraat gezien wordt als
een model van parallelle vlakken, dan geven vergelijking (5) & (6) de informatie over de ω en 2ω
componenten van de elektrostatische kracht die ontstaat bij de tip.
d0 h
0 i
d− 1−
0 · 20 · S · VAC · sin(ωt)
(5)
.
d0 h
0 i
Fω = 14
d− 1−
0 · 40 · S · VAC · cos(2ωt)
(6)
.
In bovenstaande vergelijkingen is ρ de ladingsdichtheid, de dielectrische constante van het
sample, d0 is de afstand tussen de tip en het sample, d is de afstand tussen de tip en het metalen
Fω = VDC − ρ
V08 MSM Groep 1
Pagina 6
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
substraat en S is het oppervlak van de plaat. Als en d0 bekend zijn, kan ρ berekend worden door
het meten van Fω of VDC . VDC wordt aan de detector geleverd om Fω naar 0 te laten naderen.
Als d0 = 0 betekend dit dat het sample puur metaal is. F2ω geeft informatie over de ruwheid van
het sample als d wordt gebruikt om F2ω constant te houden. Aangezien de ladingsverdeling op de
diëlectrische film (100) gemeten moet worden is het niet realistisch dat d0 = 0. Daarom moet F2ω
direct gemeten worden.
Om de elektrostatische kracht tussen de detector en het sample te bepalen, moet eerst de
elektrostatische voltage verdeling in de ruimte tussen het sample en de detector worden bepaald.
Deze verdeling wordt bepaald door de Poisson vergelijking (7) op te lossen.
∇2 V = −
ρ
0
(7)
In deze vergelijking is V het voltage dat berekend moet worden, ρ is de dichtheid van de
ladingsverdeling en 0 is de dielectrische constante van vacum. Als tweede moet de verdeling van
het elektrostatische veld rond de detector en het sample bepaald worden met de bovengenoemde
spanningsverdeling. Als derde wordt de elektrostatische kracht, die ge¨’induceerd wordt tussen de
detector en het sample, berekend uit de data uit de vorige twee rekenstappen.
2.2.2
Variabele spanning
In deze mode wordt de cantilever in resonantie gebracht en op een afstand van ongeveer 100 nm
boven het substraat gehouden. Deze is geı̈soleerd gemonteerd op een piezo element waar een
wisselspanning opgezet wordt. Op de cantilever zelf wordt een gelijkspanning met daarover een
wisselspanning gezet. Deze heeft een andere frequentie dan de wisselspanning op het piezo element. Wat er kort gezegt nu gebeurt is dat de resonantiefrequentie verandert op het moment dat
de afstand tussen de tip en het substraat veranderd. Dit heeft te maken met de krachten die een
andere trillingsconstante leveren.
Figuur 8: De cantilever als oscillator
Trilling cantilever De cantilever bestaat uit een stuk silicon of silicon nitride, meestal in de
orde van grootte 600x200x15 m. De cantilever bezit een veerconstante (materiaalafhankelijk) en
een demping (luchtwrijving, materiaal). Deze wordt in eigentrilling gebracht. Hieruit vormt de
algemene differentiaalvergelijking voor een gedempte trilling (8):
∂2z
∂z
+b
+k·z =0
(8)
2
∂t
∂t
Hierin is z de uitwijking tov de evenwichtstand, m de massa van de cantilever, b de dempingsconstante en k de trillingsconstante. Dit kan omgeschreven worden naar (9):
m
V08 MSM Groep 1
Pagina 7
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
∂z
∂2z
+β
+ ω02 · z = 0
∂t2
∂t
b
β=
m
(9)
Met deze algemene formule wordt de eigentrilling omschreven. Op de punt van de cantilever
echter staat een wisselende spanning. De vergelijking wordt nu (10):
∂z
∂2z
+β
+ ω02 · z = D cos ωt
2
∂t
∂t
Een oplossing van deze vergelijking is (11):
z(t) = A cos ωt + δ
(10)
(11)
Hierin is δ de eventuele faseverschuiving. Uiteindelijk uit de amplitude zich in de volgende
vergelijking (12):
A= p
1
(ω0 − ω)2 + (ωβ)2
(12)
Elektrostatische krachten Als de tip over het substraat scant wordt de trillende beweging
beı̈nvloed door de krachten tussen de tip en het substraat. De krachten die onstaat kunnen
voorgesteld worden als we het geheel even als condensator zien. De ene plaat is het substraat,
de andere de tip. De potentiele energie van een condensator is gegeven volgens vergelijking (13)
alsmede de kracht (14):
1
C ·V2
2
Hierin is E de opgeslagen energie, C de capaciteit en V de aangelegde spanning.
E=
(13)
E
1 dC
=
·V2
(14)
dz
2 dz
Deze kracht is afhankelijk van de aangelegde spanning (niet afhankelijk van de afstand) en de
capaciteit (wel afhankelijk van de afstand). Maar wat is nu de invloed op de beweging van de tip?
Zoals bekend zal de resonantiefrequentie van een massa-veer-demping systeem niet veranderen bij
een andere versnelling (dus kracht). Echter de verandering van kracht heeft wel invloed volgens
vergelijking (15):
F =
dF
= −k
(15)
dz
Dit is de veerconstante die de natuurlijke frequentie ω0 bepaald. Hiermee is aangetoond dat
de elektrostatische veranderende kracht invloed heeft op de veerconstantie en dus op de resonantiefrequentie. De spanning V op de cantilever kan met behulp van lock-in versterkers dusdanig
gewijzigd worden dat de resonantiefrequentie gelijk blijft. Lock-in versterker filtert uit ruis een
signaal die als referentie aangeboden wordt (de wisselspanning op het piezo element). In feite is
het een low bandpass filter met een hele kleine bandbreedte.
F = −k · Z ⇒
Uit voorgaande formules is nu terug te rekenen wat de afstand is tussen de tip en het substraat.
V08 MSM Groep 1
Pagina 8
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 9: De veerconstante en daarmee ook de eigenfrequentie van de cantilever is afhankelijk van
een krachtverandering
2.3
Opbouw
Electrostatic force microscopy is een soort van dynamische non-contact atomic force microscopy.
De opbouw van de EFM is dan ook zo goed als gelijk aan de AFM.
De AFM bestaat uit een heel kleine cantilever (in de orde van micrometers) met een scherpe
punt aan het eind die gebruikt wordt voor het scannen van het oppervlak. De cantilever is
meestal gemaakt van silicon of silicon nitride met bij de punt een radius van buiging in de orden
van nanometers. Wanneer de punt dicht bij het oppervlak komt, zullen krachten tussen de punt
en het oppervlak ervoor zorgen dat deze uitwijkt in overeenstemming met de wet van Hooke. De
krachten die werkzaam zijn bij de EFM zijn elektrostatische krachten.
De uitwijking van de punt wordt gemeten door middel van een laser spot die via de bovenkant
van de cantilever gereflecteerd wordt op een array van fotodiodes. Ook zijn er natuurlijk andere
mogelijkheden zoals optische interferometrie, capacative sensing en het gebruik van een pizeresistieve cantilever. Bij het laatste gedraagt het piëzoresistieve element zich als een rekstrookje.
Met een brug van Wheatstone kan dan ook de uitwijking bepaald worden, al is dit helaas niet zo
nauwkeurig als de andere methoden.
Dat de EFM dynamisch meet wil zeggen dat de cantilever extern in trilling wordt gebracht op
of dichtbij de resonantie frequentie. De amplitude, fase een resonantie frequentie zijn afhankelijk
van de interactie krachten tussen punt een oppervlak. De verandering in oscillatie in verhouding
met de externe referentie trilling geeft de informatie over het oppervlak. De EFM werkt dus met
elektrostatische krachten. Deze krachten ontstaan door het aantrekken of afstoten van verschillende ladingen. Het is een kracht met een flink bereik en kan dus ook al goed 100nm van het
oppervlak gedetecteerd worden. Tussen de punt en het oppervlak zal dus ook een bepaalde spanning gezet worden, waardoor dezen zich gedragen als een condensator. De capaciteit hangt hier
dan af van de afstand die de punt van het te scannen oppervlak verwijderd is.
2.4
Toepassing
De EFM is ideaal voor het in kaart brengen van de distributie van elektrische potentiaal van
bemonsterde oppervlakken. Dit was voor het eerst gedaan door OMICRON die over een lijn aluminium een spanning aanlegde en de aanliggende lijnen werden geaard. Hierna werd er op dezelfde
manier als een AFM een tip over het oppervlakte bewogen en waar er een ladingverandering optrad sloeg de naald uit. Hierdoor kon in kaart worden gebracht waar de middelste lijn aluminium
lag. Zie figuur 10.
V08 MSM Groep 1
Pagina 9
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 10: Nano-opname van een lijn alluminium
3
3.1
Opdracht SThM
Inleiding
Met de SThM meet je het temperatuurgeleidend vermogen van een oppervlak. De SThM is
gebaseerd op de AFM (Atomic Force Microscope). Hij kan gebruikt worden om thermische fysische
eigenschappen te onderzoeken van half-geleidend materiaal en microelektronische devices. Met de
verschillen in temperatuur kan er hoogteverschillen bepaald worden op het oppervlak. Hoe lichter
en feller de kleur, hoe dikker het oppervlak is. Hierdoor krijg je topografische informatie van het
oppervlak. Ook kunnen zo de thermische eigenschappen van het oppervlak worden onderzocht.
Het ontwikkelen van de SThM heeft het mogelijk gemaakt metingen te doen van warmtestraling,
maar dan op het nanometer bereik. Een verhitte sensor punt is verenigd met een thermokoppel
met een diameter van 120 nm. De punt scant een gekoeld monster onder ultra hoge vacuüm
condities. Deze tip registreert de thermo spanning in de sensor.
3.2
Theorie/werking
De SThM werkt met twee tips die aan beide kanten van het te onderzoeken oppervlak worden
gehouden. Aan de onderkant wordt weerstandswarmte opgewekt door de tip. Deze warmte verplaatst zich door het oppervlak heen naar de andere tip die de temperatuur zal meten. Hier zal
de onderste tip ook de temperatuur meten, en dan kan het temperatuur verschil worden berekend
waarmee de dikte op de bijbehorende punt kan worden berekend. Hiermee kan een 2D of zelfs 3D
afbeelding worden gemaakt waarop de hoogteverschillen worden aangegeven met kleuren. In de
legenda word dan aangegeven welke kleur bij welke dikte hoort.
In bovenstaande figuur 11 is een schematische weergave te zien van een thermische kop van een
SThM. De thermische kop is het belangrijkste onderdeel van de SThM. De punt van de kop met
een elektrisch verhitte weerstand kan het contrast detecteren van de thermische geleiding door de
verschillen in warmte te detecteren.
De formule voor de temperatuurstroom van de tip naar het oppervlak van het monster Q kan
uitgedrukt worden in vergelijking (16).
Q = Vb2
V08 MSM Groep 1
RP
(RP + R1 + RL )2
(16)
Pagina 10
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 11: Schematische tekening SThM
Figuur 12: De Veeco thermische sonde
Hierin stellen de grootheden R de respectievelijke weerstanden voor die gegeven zijn in figuur
11. Vb stelt de brugspanning voor. De weerstand van de tip als functie van de temperatuur wordt
gegeven door vergelijking (17).
RP = R0 [(T − T0 ) α + 1]
(17)
Waarin R0 de weerstand van de sonde is op temperatuur T0 . α is de temperatuur coëfficiënt
van de weerstand voor een P t90/Rh10-tip (thermokoppel). Deze waarde is 0.00165K −1 . Het
temperatuurbereik van de thermische sonde wordt vastgezet door het reguleren van de weerstand
Rc in de Wheatstone brug, overeenstemmend met vergelijking (18).
1
RC − RL
T =
− 1 + T0
(18)
α
5R0
3.3
Opbouw
De Veeco thermische sonde is vastgemaakt op een gewijzigde Veeco Explorer. De experimentele
opstelling is te zien in figuur 13.
Een wisselstroom wordt aangebracht tussen de thermische sonde en het substraat, en de spanning is gemeten met het gebruik van een lock-in versterker. De lock-in versterker maakt het
mogelijk om het zwakke bruikbare signaal te scheiden van de ruis van bijvoorbeeld het aangeboden signaal. De kracht van deze versterker zit hem erin dat er een Noise/Signal-ratio van 60dB
gefilterd kan worden. Op deze manier kunnen de thermische eigenschappen van het substraat
tegelijk worden gemeten tijdens de scan.
Het substraat dat gebruikt werd gebruikt voor dit experiment was een 30 nm dikke gouden
laag op glas. De structuren zijn met een FIB (Focused Ion Beam) gemaakt. Deze materialen
V08 MSM Groep 1
Pagina 11
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 13: Meetopstelling SThM
waren gekozen omdat dit een hoog contrast oplevert voor thermische scans. Twee structuren zijn
gemaakt en gescand. De intensiteit (contrast van de oranje kleur) geeft in figuur 14 de dikte aan
zoals in de legende is te zien.
Figuur 14: Twee hoogtemaps van nanostructuren
3.4
Toepassing
Toepassingsgebieden van SThM zijn: onderzoek van oppervlakken op micro-meter en nanometerschaal in de biologie, chemie en materiaalkunde.
Er is nog steeds voor onderzoek in de fysica en chemie (bijvoorbeeld het multidisciplinaire
polymeerfysica) over de vorm en eigenschappen op en onder het oppervlak. De gelijktijdige meting van thermische gegevens en ruimtedetail biedt een ideaal hulpmiddel aan om dit te bestuderen
Een toepassingsgebied van SThm is: om een niet vermengbaar mengsel van poly vinyl chloride
(pvc) en polybutadeen (pb) te bestuderen. SThM gaat met een constante temperatuur (40o C)
over het sample heen. Het beeldcontrast wordt door terugkoppelingsvoltage gegeven dat op de het
controlling bridge wordt toegepast. Dat wordt gedaan om er zeker van te zijn dat de temperatuur
hetzelfde blijft. Als we veronderstellen dat er een thermisch evenwicht heerst, kunnen we zien dat
het contrast verschillende warmtegeleidingsvermogen laat zien over de sample. Er zijn in figuur
15 twee dingen duidelijk te zien, lichtere puntjes, dat is polybutadeen wat een hoger geleidingsvermogen heeft.
V08 MSM Groep 1
Pagina 12
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
figuur 16 toont de vergelijking van een mengsel van polyethyleenoxyde (PEO) en polybutadeen
(PB). In dit voorbeeld, heeft PEO het lagere geleidingsvermogen van de twee.
4
Vergelijking EFM & SThM
Tabel 1: Puntgewijze vergelijking van verschillende meetmethodes
V08 MSM Groep 1
Pagina 13
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
Figuur 15: SThM scan van een mengsel van PVC en PB
Figuur 16: SThM scan van een mengsel van PEO en PB
V08 MSM Groep 1
Pagina 14
Fontys Hogescholen Eindhoven
5
STM Microscopie
Bronnenlijst
EFM
• Pacific Nanotechnology, Inc. (2007). Electrostatic Force Microscopy, geraadpleegd maart
2008.
http://www.pacificnano.com/electrostatic-microscopy.html
• Nue Unique (2007). Electrostatic Force Microscopy (EFM), geraadpleegd maart 2008.
http://depts.washington.edu/nanolab/NUE_UNIQUE/Lab_Units/Lab_Unit_2.pdf
• Gotszalk, T.P. (2003). Application of electrostatic force microscopy in nanosystem diagnostics, geraadpleegd maart 2008.
http://www.materialsscience.pwr.wroc.pl/bi/vol21no3/articles/ms_2003_021.pdf
• Park, J.G. (z.d.). Electrostatic Force Microscopy, geraadpleegd maart 2008.
http://ntl.snu.ac.kr/seminar/030618.pdf
• Nanoscale Physics Lab (2003). Experimental Techniques - Electronic Force Microscope, geraadpleegd maart 2008.
http://www.physics.purdue.edu/nanophys/newpage10-03/techniques/efm.htm
• Electrostatic force detector with cantilever for an electrostatic force microscope geraadpleegd
maart 2008.
http://www.freepatentsonline.com/6507197.html
SThM
• Inleiding: Temperature sensor news; geraadpleegd maart 2008
http://tempsensornews.com/index.php?name=News&file=article&sid=1211
• Inleiding: Scanning thermal microscope accessory allows nanoscale thermal imaging; geraadpleegd maart 2008
http://www.azonano.com/news.asp?newsID=4880
• Inleiding: The m-TA (Scanning Thermal Microscopy) a tool for queantitative surface analysis and surface treatment; geraadpleegd maart 2008
http://www.mrs.org/s_mrs/sec_subscribe.asp?CID=2698&DID=115374&action=detail
• Theorie: Near Field Heat Transfer; geraadpleegd maart 2008
http://www.em2c.ecp.fr/TRN07/Kittel_TRN07.pdf
• Theorie: Scanning Thermal Microscope Theory; geraadpleegd maart 2008
http://www.physik.uni-oldenburg.de/condmat/Biehs/pubs/hwk_a4.pdf
• Theorie: Electronics cooling; geraadpleegd maart 2008
http://electronics-cooling.com/articles/2002/2002_february_a2.php
V08 MSM Groep 1
Pagina 15
Fontys Hogescholen Eindhoven
STM Microscopie
• Theorie: Frictioncenter; geraadpleegd maart 2008
http://frictioncenter.siu.edu/course/file9.html
• Theorie: Sciencedirect; geraadpleegd maart 2008
http://www.sciencedirect.com/science?_ob=ArticleURL...
• Toepassingen: Scanning Thermal Microscopy; geraadpleegd maart 2008
http://elchem.kaist.ac.kr/jhkwak/TopometrixWeb/Thermal2.htm
V08 MSM Groep 1
Pagina 16
Download