Voeding en vertering

advertisement
HC1: Voeding en vertering
Opbouw lessen
• Hoorcolleges
– theorielessen: aantekeningen maken naast de
slide en vragen stellen
• Werkcolleges
– de theorie toepassen door het maken van
opdrachten
• Casus-lessen
– verwerken van alle theorie en inzicht gebruiken
om een ‘probleem’ op te lossen (in groepjes)
Leerdoelen
• Zie voorblad hoorcollege 1  checklist
• Voor jezelf na dit college (en voor de toets)
nog eens nalopen!
Vragen….
• Wat is vertering?
• Waarom moeten we verteren?
• Wat verstaan we onder ‘voeding’?
• Waarom eten we?
Vertering
• Afbreken macromoleculen tot micromoleculen
die de darmwand kunnen passeren
• Voorbeelden van macromoleculen
– Eiwitten, vetten en de meeste koolhydraten
• Stoffen die niet hoeven te worden verteerd
– micromoleculen: water, glucose, mineralen, vitaminen
Hoe vindt vertering plaats?
• Met behulp van enzymen
• Aanwezig in verteringssappen:
– speeksel maagsap, alvleessap, darmsap
• Hier later meer over
Waarom hebben we voedsel nodig?
• Energie nodig voor:
– Ontwikkeling
– Herstel
– Groei
– Beweging
– Op peil houden van de lichaamstemperatuur
Waarom eten we?
Voeding
• Voedingsmiddelen
– Alle producten die je eet of drinkt
• Bevatten voedingsstoffen
– Bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
– 6 verschillende voedingsstoffen
– Verschillende functies
• En voedingsvezels
• En soms nog meer... (zie etiket!)
Bizarre eetgewoonten
• Indiase man (30) eet elke dag drie kilo stenen
• Bron: AD
Voedingsstoffen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Koolhydraten
Lipiden (vetten + olie)
Eiwitten
Vitaminen
Mineralen (zouten)
Water
Functies voedingsstoffen
•
•
•
•
Brandstof
Bouwstof
Beschermende stof
Reserve stof
Brandstof
• Leveren door dissimilatie energie, die nodig is
voor:
– Op peil houden van lichaamstemperatuur
– Alle bewegingen die je maakt (arbeid)
– Groei, ontwikkeling en herstel
– Voorbeelden: eiwitten, koolhydraten, vetten
Bouwstof
• Voor groei en ontwikkeling van je lichaam
• Voor herstel bij verwondingen en
beschadigingen
• Voor aanmaak van nieuwe cellen en weefsels
• Voorbeelden: eiwitten, koolhydraten, vetten,
water, mineralen, vitamines
Beschermende stof
• Een tekort aan bepaalde mineralen en
vitamines kan ziektes veroorzaken
• Voorbeelden: mineralen en vitamines
Reserve stof
• Zijn niet direct nodig als brandstoffen of
bouwstoffen, maar worden in bepaalde delen
van het lichaam opgeslagen totdat ze nodig
zijn
• Voorbeelden: koolhydraten en vetten
De 6 voedingsstoffen en hun functies
1. Koolhydraten
• Monosachariden
– glucose, fructose, desoxyribose, ribose
• Disachariden
– sacharose, lactose (zit in melk)
• Polysachariden
– zetmeel, glycogeen
• Voorbeelden voedingsmiddelen: pasta, brood,
aardappelen, rijst, stroop, honing, jam
1. Koolhydraten
• Brandstof
– Belangrijke energiebron
– 1 gram koolhydraat = 17kJ energie
• Bouwstof
– o.a. in celmembraan
– DNA en RNA (ribose!)
• Reservestof
– opslag glycogeen in de lever en spieren
– opslag vet onder de huid of rondom organen
1. Koolhydraten
• Wat zijn:
– Snelle koolhydraten?
– Langzame koolhydraten?
• Is een koolhydraatarm dieet verstandig?
2. Lipiden (vetten + olie)
• Brandstof
– 1 gram vet = 38 kJ energie
• Bouwstof
– o.a. van celmembraan: fosfolipiden
• Reservestof  warmte-isolatie
– opslag onder de huid en rondom organen
• Voorbeelden voedingsmiddelen: boter,
chocolade, mayonaise, pindakaas, melk, olie
2. Lipiden (vetten + olie)
• Vet = triglyceride
• Triglyceride = glycerol + 3 vetzuren
Vetzuren
• Verzadigd vetzuur
– Enkele bindingen
• Onverzadigd vetzuur
– Dubbele binding
– Enkelvoudig = 1 dubbele binding
– Meervoudig = meerdere dubbele bindingen
Twee soorten
• Verzadigde vetten
– Heeft vooral vetzuren met enkele bindingen
– Hard vet
– Verhogen het cholesterol
• Onverzadigde vetten
– Heeft vooral vetzuren met dubbele bindingen
– Zacht en vloeibaar vet
– Helpen volgens het Voedingscentrum het
cholesterolgehaalte laag te houden
Twee soorten
• Dierlijke vetten
– Veel verzadigde vetzuren (en soms ook cholesterol)
– Eieren, garnalen, lever, niertjes
• Plantaardige vetten
– Veel onverzadigde vetzuren
– Mais-, soja en zonnebloemolie
– Maar niet alle plantaardige vetten bevatten vooral
onverzadige vetzuren! Denk aan: kokosvet
3. Eiwitten (proteinen)
• Bouwstoffen
– van membranen, cytoplasma, kernplasma,
tussencelstof, chromosomen, hormonen, enzymen,
transporteiwitten (hemoglobine)
• Brandstof
– Aminozuren
• Voorbeelden van voedingsmiddelen: melk,
pindakaas, vis, sperziebonen, yoghurt, tempeh,
kaas, eieren, brood
3. Eiwitten (proteinen)
• Opgebouwd uit aminozuren
• Bouwstenen voor het opbouwen van andere
eiwitten
• Essentiele aminozuren (8 stuks)
– Kunnen niet door het lichaam gemaakt worden,
moeten in het voedsel voorkomen
• Niet-essentiële aminozuren (12 stuks)
– Kan de lever produceren mbv transaminering
(overplaatsen aminogroep)
Hongeroedeem
• Tekort aan eiwitten  colloïd osmotische druk
is ‘weg’  terugfiltratie vindt niet plaats
• Hfd bloedsomloop
4. Vitaminen
• Zorgen ervoor dat je gezond blijft
• Bouwstof
– o.a. bestandsdeel enzymen
• Beschermende stof
• Voorbeelden: vitamine A, caroteen, B, C, D, E
4. Vitaminen
• Wateroplosbaar
– Vitamine B en C
– Makkelijk via urine uit te scheiden
• Vetoplosbaar
– Vitaminen A, D en K
Ziek door vitaminen
• Gebreksziekte  te weinig vitaminen
– Scheurbuik: te weinig vitamine C uit vers fruit en
groente gegeten
• Ziek door teveel vitaminen
5. Mineralen (zouten)
• Bouwstof
– o.a. kalkzout in botten, bestandsdeel van
enzym/hormoon
• Beschermende stof
• Voorbeelden: calcium (Ca), kalium (K), NaCl
• Spoorelement = mineraal die je slechts in zeer
geringe hoeveelheden nodig hebt
– fluor (F), jood (I), ijzer (Fe), zink (Zn)
6. Water
• Bouwstof
• o.a. vervoer van stoffen in ons lijf en regelen van
lichaamstemperatuur (oplos- en transportmiddel)
60%
Voeding
• Voedingsmiddelen
– Alle producten die je eet of drinkt
• Bevatten voedingsstoffen
– Bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen
– 6 verschillende voedingsstoffen
– Verschillende functies
• En voedingsvezels
• En soms nog meer... (zie etiket!)
Voedingsvezels
• Geen voedingsstof
• Andere benaming: ballaststoffen
• Verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen
(pectine, cellulose) in plantaardig voedsel
• Bevorderen de darmperistaltiek en houdt de
ontlasting soepel
Additieven
• Stoffen die zijn toegevoegd om het
voedingsmiddel aantrekkelijker of langer
houdbaar te maken
– In grote hoeveelheden schadelijk
– Voorbeelden: conserveermiddelen, antioxidanten,
emulgatoren, kleurstoffen, geurstoffen en
smaakstoffen
Conserveermiddelen
• Voorbeeld van additieven
• Hierdoor blijven producten langer houdbaar
• Natuurlijke stoffen
– zuur, suiker, zout
• Onnatuurlijke stoffen
– sulfiet
Ongewilde stoffen
• Residuen
– resten van pesticiden
• Zware metalen
– cadmium, kwik, lood, zink
– Hopen zich op rondom de nieren en de lever
• Pcb’s
• Antibiotica
• Hormonen
ADI-waarde
• Aanvaardbare dagelijkse inname van al deze
stoffen is bekend
• Maximale hoeveelheid van een stof die je per
dag per kg lichaamsgewicht veilig kunt eten
– ADI bijvoorbeeld van additieven en
bestrijdingsmiddelen
– Binas tabel 95A
In het nieuws...
5x veilig
1.
2.
3.
4.
5.
Kopen
Wassen
Scheiden
Verhitten
Koelen van voedsel
Bedorven voedsel
• Bijvoorbeeld door salmonellabacteriën die
giftige afvalstoffen produceren
• Voedselvergiftiging
– Je wordt ziek door de giftige stoffen (bacteriën zelf
kunnen al dood zijn)
• Voedselinfectie
– Hoeveelheid micro-organismen komt in de darm
terecht  natuurlijk evenwicht verstoord  darm
geprikkeld of aangetast
Keuringsdienst van Waarde
• Onderzoekt ‘rare’ ingrediënten/producten
– Bijvoorbeeld: broodverbeteraar
– Wat is dat?  wordt gemaakt van haar!
– Of… superfoods, wat zijn dat nou eigenlijk?
http://keuringsdienstvanwaarde.kro.nl
Kijk zelf ook eens kritisch naar etiketten!
Wat moet je eten?
• Bepaalde verhouding van voedingsstoffen
– Verschilt per dieet (schijf van vijf)
– Mijn motto: nooit te
• Bepaalde hoeveelheid
– ADH = aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
– Afhankelijk van geslacht, leeftijd, gewicht, dagelijkse
activiteiten, stofwisselingssnelheid, klimaat en
gezondheid
– Meten = weten (energie inname en verbruik)
– Energie in joule of calorien
Wat moet je eten?
• Bepaalde verhouding van voedingsstoffen
• Bepaalde hoeveelheid
• Voorbeeld: 2 boterhammen + 1 plakje kaas bevat
evenveel energie als één frikandel met saus, maar
bevatten niet dezelfde voedingsstoffen
http://www.voedingscentrum.nl/caloriechecker
De schijf van vijf
BMI of Quetelet-index
• Body Mass Index
• Een index voor het gewicht in verhouding tot
de lengte
• BMI = gewicht / lengte2 (in meter)
• ‘gezond’ gewicht tussen de 18,5 en 25
• Lichaamsbouw wordt hier alleen niet in
meegenomen (spier- of vetweefsel)
Einde
• Wat vonden jullie van dit eerste college?
• Nog op- of aanmerkingen?
Checkvragen
• Zie blaadje (doe dit thuis!)
• Volgende week woensdag: werkcollege
• Fijn weekend!
Werkcollege 1
Voeding en vertering
Planning
•
•
•
•
Terugblik hoorcollege 1  5 min
Opdracht 1 maken  5 min
Opdracht 2 (en 3) maken  20 min
Bespreken en afsluiting  15 min
Hoorcollege 1
• Wat verstaan we onder voeding en wat is
vertering?
• Voedingsmiddelen, voedingsstoffen en functies
• Additieven
• Hoeveelheid en verhouding
• ADI-waarde
• ADH-waarde
• BMI
Werkcollege 1
• Sluiten aan bij de leerdoelen van HC 1
• Opdracht 1
– klassikaal
• Opdracht 2
– ‘Expert’
– Toepassen en inzichtsvragen
• Opdracht 3
– Verbinden van begrippen  overzicht
Opdracht 1
• Wat wordt er bedoeld met vertering?
• Waarom worden niet alle stoffen verteerd?
• Welke stoffen worden niet verteerd?
Aan de slag (20 min)
• Opdracht 1 t/m 3 maken
– Sluiten aan bij het hoorcollege  leerdoelen
• Rond 15 uur bespreken we opdracht 2
• Doel: als ‘expert’ kritisch naar een artikel over
voeding en vertering kijken
Nabespreking opdr. 2
• Wat klopt er niet in dit artikel?
• Rekenen met de ADI-waarde
Rekenen met de ADI-waarde
• Hoeveel mg sulfiet mag je maximaal per dag
per kg lichaamsgewicht binnen krijgen?
• Hoeveel mag Karin (65 kg) max binnen
krijgen?
• Studentenhaver bevat 120 mg sulfiet per kg,
dus hoeveel zit er in één handje (30 gram)?
Hoeveel handjes studentenhaver mag Karin
maximaal eten?
Evaluatie en afsluiting
• Hoe vonden jullie dit eerste werkcollege?
• Huiswerk: afmaken opdrachten en controleren
lijst met leerdoelen hoorcollege 1
• Fijne middag!
De nieuwste versie van de PowerPoint staat online
Casus les
in de rol van de diëtist
Casus
•
•
•
•
•
•
In groepjes aan een bepaalde context werken
Vandaag: beroepscontext
Antwoorden op vragen formuleren
Verbreden kennis buiten het boek
Samenwerken
Uiteindelijke doel: poster maken
– belangrijkste punten uit de casussen,
bijvoorbeeld: dieetplan
Planning
• Naar het computerlokaal
• Computer aanzetten
• Eerste kwartier: in groepjes overleggen en
taken verdelen
• Daarna: aan de slag!
• Volgende week woensdag
– (verterings)enzymen
Groepjes
Planning
• Eerste kwartier: in groepjes overleggen
• Daarna: naar het computerlokaal in de kelder
• Volgende week woensdag
– (verterings)enzymen
Hoorcollege 2
(Verterings)enzymen
Tijdsplanning
• Uitleg enzymen
– 13 min
• Opzoeken verteringsenzymen m.b.v. Binas
– 30 min
• Afsluiting
– 2 min
Vorige lessen
• Basis principes voeding en vertering
besproken
• Eerste casus gehad  beroepscontext
• Vandaag: enzymen
Leerdoelen
• Zie voorblad hoorcollege 2
– Algemeen: werking enzymen
– Specifiek: spijsverteringsenzymen
– Opzoekvaardigheden Binas oefenen
– Aantekeningen maken… soms missen gedeelte
van het college in jullie hand-out
Enzymen
• Zijn eiwitten
• Eiwitten hoeven niet per se enzymen te zijn
• Je herkent ze aan hun naam: eindigt op –ase
– amylase, peptase, tryptase, lipase
Enzymen
• Breken een specifiek substraat (stof) af of
bouwen het juist op  substraatspecifiek
• Voorbeeld: sacharase breekt alleen het
koolhydraat sacharose af in glucose en
fructose
Waarom hebben we enzymen?
• Als je macromoleculen wilt afbreken heb je
een bepaalde activeringsenergie nodig
• Pas bij temperaturen boven de 100 graden
gaan de bindingen stuk, dus niet bij 37…
Waarom hebben we enzymen?
• Als je macromoleculen wilt afbreken heb je
een bepaalde activeringsenergie nodig
• Pas bij temperaturen boven de 100 graden
gaan de bindingen stuk, dus niet bij 37…
• Enzymen zijn de oplossing!
• Katalysator = versneller van reacties
Enzymen
• Verlagen de activeringsenergie
• Bindt aan het molecuul wat afgebroken moet
worden  het substraat
• Enzym-substraatcomplex
• Ruimtelijke structuur belangrijk
– match actieve plaats
• Reactieproducten
• Enzym is herbruikbaar!
Afbraak/vertering maltose  glucose
• Voedingsstof = koolhydraten
• Disachariden  monosacharide
• Macro  micro
Werking enzymen
• pH optimum
• temperatuur optimum
• Zie ook: bladzijde 85 en 86 in je boek
pH-optimum
Temperatuur optimum
Koorts
• Temperatuur optimum = 37 graden
• Bij koorts  denaturatie eiwitten
Spijverteringssappen
• Bevatten enzymen en helpen bij de vertering
• Bepaalde pH waarde correleert met
aanwezigheid enzymen
– Speeksel  amylase
– Maagsap  peptase
– Gal
– Alvleessap  tryptase, lipase, amylase
– Darmsap  ………….
Soms ontbreken enzymen…
• Enzymdeficiëntie  stofwisselingsziekte (> 600)
• Foutje in het genotype
• Bepaalde voedingsstoffen kunnen niet worden
afgebroken en dus opgenomen worden
• Gevolgen verschillen per defect
Aan de slag!
• Tot ongeveer 15:10 uur de tijd
• In groepjes van vier
• Vul de tabel in met behulp van je Binas tabel
– 82 E en F
– 67 F, G en H
Afsluiting (3 min)
• Huiswerk:
– Checklist hoorcollege 1 en 2  ken je alles?
– Casus 1 afmaken
• Lied over ‘enzymen’  samenvatting vandaag
• https://www.youtube.com/watch?v=NdMVRL
4oaUo
Hoorcollege 3
Vandaag
• Verdere planning voor komende twee weken
• Laatste hoorcollege voor de toets:
– Spijsverteringsorganen
– Opname voedingsstoffen darmepitheel
Planning
HC2: Afbreken & opbouwen
• Hydrolyse = verbreken van een binding
– Er is water (H2O) nodig
– Glucose uit glycogeen
• Condensatie of dehydratie = vormen van een
nieuw molecuul
– Er komt water vrij
– Glycogeen uit glucose
Hoorcollege 3
•
•
•
•
•
•
•
•
Mond
Slokdarm
Maag
12-vingerige darm
Dunne darm
Blinde darm
Dikke darm
Endeldarm
• Opname voedingsstoffen darmepitheel
Mondholte
Mondholte
• Speekselklieren  speeksel
– Lysozymen: tasten celwand van micro-organismen
aan
– …………………..: breekt zetmeel af
– Water
– Slijm: makkelijker doorslikken
• Tanden
– Verkleinen het voedsel  oppervlakte vergroting
Slokdarm
• Spieren maken peristaltische bewegingen om
voedsel voort te duwen, zodat het in de maag
komt
• Kring- en lengtespieren
• Voegt verder geen enzymen of
verteringssappen toe aan de voedselbrij
Darmperistaltiek
Darmperistaltiek
• Afwisselend samentrekken kringspieren en
lengtespieren darmkanaal:
– Transport voedsel
– Kneden en mengen met verteringssappen
• Autonome zenuwstelsel
• …………………….. bevorderen peristaltiek
Maag
• Maagklieren  maagsap:
– Slijm – beschermt de maagcellen en enzymen
– ………………….. – doodt bacteriën en activeert
peptase
• Eiwitvertering gaat langzaam (3-6 uur)
• Maagportier (pylorus) = kringspier
1
Pepsinogeen en HCl komen vrij in de maag
2
HCl zet pepsinogeen om in pepsine
3
Pepsine activeert meer pepsinogeen en
start zo een kettingreactie. Pepsine start
de vertering van eiwitten.
vrijkomen maagsap
maagwand
vrijkomen maagsap
voedseldelen
pepsinogeen
slijmkliercellen
maag
maagportier
maagsapklieren
HCl
pepsine
(actief
enzym)
Rennie
• Bevat calcium carbonaat en magnesium
carbonaat
• Neutraliseert het maagzuur (net als ……………)
12-vingerige darm
• Dankt de naam aan de lengte
– 20-25 cm = 12 duimbreedtes (chirurgie)
• Alvleesklier  alvleessap
• Lever  galblaas  gal
12-vingerige darm
• Alvleessap
– NaHCO3- neutraliseert maagzuur zodat enzymen
optimale pH hebben waar ze bij kunnen werken
– Enzymen: trypsine, lipase en amylase
– Exopeptidasen – uiteinden knippen aminozuren
• Aminopeptidasen, carboxypeptidasen
– Endopeptidasen – knippen middenin de
polypeptiden
• Gal
– Emulgeert vetten, dus verteert geen vetten!
Dunne darm
• 5 tot 6 meter lang
• Lengte- en kringspieren  darmperistaltiek
• Koolhydraat- en eiwitvertering
• Opname voedingsstoffen
Dunne darm
• Darmsapklieren met enzymen:
• Peptidase
– Eiwitvertering
• Maltase, lactase en sacharase
– Koolhydraatvertering
• Resorptie van micromoleculen naar het
interne milieu
Dunne darm
• Oppervlakte vergroting door:
– Darmplooien
– Darmvlokken (uitstulpingen)
– Microvilli
Dunne darm
Microvilli
(Verteerde) voedingsstoffen en
water zullen door deze
eencellige darmepitheellaag
heen moeten willen de
voedingsstoffen opgenomen
kunnen worden in het bloed of
de lymfe
= …………………….
• Glucose wordt door actief transport opgenomen via transporteiwitten
• Glucose en Natrium gaan via symport door het transporteiwit
• Dit opnemen van glucose kost energie (ATP) vanwege de Na+ K+ - pomp
 Epitheelcellen bevatten veel mitochondriën
Door actief transport worden opgenomen:
1) Glucose
2) Ionen
3) Aminozuren
( = gefaciliteerde diffusie)
Opname water:
Door o.a. de symport met Natrium ontstaat
er een groot verschil in osmotische waarde
tussen de darmholte en de bloedbaan
Osmose
Passief transport van water van darm naar
bloed
 Kost dus geen energie (ATP)
(Transport van) vetten
• Zie paragraaf 11.5 op blz. 94 t/m 96
In de hydrofobe
binnenkant kunnen grote
vetzuren en glycerol
vervoerd worden
Micellen gevormd
m.b.v. galzuren
Gal:
emulgeren
-
Water
-
Bilirubine
-
Galzure zouten
-
Cholesterol
-
Fosfolipiden
Micellen
vormen
1) Met behulp van gal worden micellen gevormd van vetzuren en glycerol
2) Via diffusie worden vetzuren en glycerol opgenomen in darmepitheel
= passief transport  kost geen energie
3) In cytoplasma darmepitheel ontstaan in het ER weer triglyceriden
4) Mbv fosfolipiden ontstaan transportblaasjes: chylomicronen
5) Via exocytose geven chylomicronen triglyceriden af aan lymfe!
(dus niet de poortader)
Chylomicronen en exocytose
T = triglyceride
C = cholesterol
Chylomicronen zijn lipoproteïnen
Opname voedingsstoffen
• Opname via darmepitheelcellen  haarvaten
dunne darm  poortader  lever  rest van
het lichaam
– Ook vetzuren van 12C-atomen of minder
• Behalve grote vetten!
– Chylomicronen
– Via lymfevaten  borstbuis  bloedvaten rest
van het lichaam
Dikke darm
• 1,5 meter lang
• Water en zouten opnemen uit voedsel
– Resorptie
• Bevat bacteriën (darmflora)
– zo’n 1,5 kg (waaronder E. Coli)
– hebben het enzym cellulase om celwanden af te
breken van plantaardig voedsel
– maken vitamine K (o.a. voor bloedstolling)
Darmflora
• Voor een deel gekregen als baby bij de
geboorte, via de moedermelk, contact met de
omgeving en het voedsel wat je binnen krijgt
• Verschil tussen natuurlijke geboorte en
keizersnede
• Verschilt per persoon  uniek!
Poep als medicijn?!
http://www.volkskrant.nl/dossiersciencepalooza/poep-is-het-meest-veelzijdigemedicijn~a3466949/
Poeptransplantatie
• Bijvoorbeeld voor mensen die een darmflora
hebben die niet in balans is
• Eerste poeptransplantatie in 1958!
• Bijvoorbeeld bij darminfecties en chronische
darmontstekingen:
– antibiotica gebruik
– diarree
– ziekte van Crohn
Endeldarm
• Opslag ontlasting
• Anus = kringspier
• Het duurt ongeveer 24 uur voordat je voedsel is
verteerd (voedsel in je mond  ontlasting)
• Opname voedingsstoffen, bijvoorbeeld een zetpil
• Ontlasting bevat:
– Onverteerde voedselresten
– Water
– Bacteriën
Bloedvoorziening
• Na een maaltijd gaat er veel bloed naar de
spijsverteringsorganen
• Voedingsstoffen worden in de dunne darm in
de haarvaten opgenomen en vervoerd naar de
rest van het lichaam
• Eiwitten en koolhydraten  poortader
• Vet  lymfevaten
Samenvattende film (25 min)
https://www.youtube.com/watch?v=JTphyweJcu
g
Afsluiting
• Huiswerk:
– Bekijk het filmpje!
– Check de leerdoelen van HC 1 t/m 3 en 10.4 en
10.5
– Bedenk of je nog vragen hebt en stuur die naar
[email protected] of kom langs in de KWT morgen en/of
vrijdag
– Fijne middag!
Laatste les voor de toets
Planning voor vandaag
• Doornemen wat jullie moeten kennen/kunnen
• Oefentoets maken
• Vragen stellen
Verschillende contexten
• Leefwereld context
– wat eet je zelf/zou je (niet) moeten eten, gezond
gewicht, Mc Donald’s, koorts, ziektes
• Beroepscontext
– diëtist, onderzoeker, arts
• Maatschappelijke context
– keurmerken wel/niet, wie is er verantwoordelijk
voor overgewicht
De toets
• Gaat over het onderwerp voeding en vertering
(hfd 11)
• Leerdoelen HC 1 t/m 3
• Opzoekvaardigheden in de BINAS
• Verwerking en uitbreiding van de stof in de
casussen
• Gebaseerd op RTTI
– Reproductie, toepassen en inzicht
Oefentoets maken!
1.
2.
3.
4.
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
ADI-waarde
BMI-waarde
Vertering van bepaalde voedingsmiddelen
bepalen
5. Organen en verteringssappen
6. Enzymen
7. Artikel over poeptransplantatie
Download