Tim Keeren 4LWi Bram Loquet 4EWi Volgelingen + Heilig boek + gebedsplaats: Volgelingen 1 900 174 000 1 033 453 000 830 000 000 338 621 000 13 451 000 Christendom Islam Hindoeïsme Boeddhisme Jodendom Heilige boek Bijbel Koran Veda’s Soetra’s Tora gebedsplaats Kerk Moskee Tempel Tempel Synagoge Christendom Islam Hindoeïsme Boeddhisme Jodendom Wat betekent religieus zijn? Het betekent bijna alles, omdat religies zich bezighouden met het menselijke bestaan in zijn geheel, van leven tot dood. Reeds duizend jaren zoeken mensen naar de zin van en de waarheid over hun eigen leven en over de wereld. En de religies zijn het resultaat van dit zoeken. Tegenwoordig worden religies vooral gezien als gemeenschappen van mensen die eenzelfde geloof (vaak in God of goden) delen, die in bijzondere gebouwen samenkomen en die op een eigen wijze in de wereld leven. Meer dan 3/4de van de wereldbevolking behoort tot een bepaalde religie. Er bestaat echter wel een verschil in de intensiteit waarop men deze religies beleven. Historische religies hebben heilige teksten en ophopende traditie die langzaam wordt opgebouwd en tot ontwikkeling komt. 2000 1750 1500 1250 1000 750 500 250 0 -250 -500 -750 -100 0 -125 0 -150 0 -175 0 -200 0 Het Ontstaan van de hoofdreligies: Het Christendom: Het Christendom vindt zijn oorsprong in Jezus’ leven, optreden,, dood, verrijzenis en Hemelvaart. De Christenen geloven dat deze jood de Zoon van God is. Het is de godsdienst die het meest verspreid is en heeft het grootste aantal volgelingen. Het verhaal over Jezus en de oudste interpretaties van Jezus als de Christus of Messias zijn opgetekend in het Nieuwe Testament. Het bestaat uit 4 evangelies, de Handelingen van de Apostelen, 21 brieven en de Apocalyps. Het Christendom onderscheidt verschillende stromingen waaronder de Rooms-katholieke kerk, OostersOrthodoxe kerk en het Protestantisme de belangrijkste zijn. *** Het Christendom is in wezen een historische religie. Dat wil zeggen dat het niet is gebaseerd op verzinsels maar op concrete gebeurtenissen. De belangrijkste daarvan is het leven van een Joodse timmerman die werd geboren in een stal, terecht werd gesteld toen hij drieëndertig jaar oud was, nooit verder dan 140 kilometer van zijn woonplaats is gekomen, niets bezat, geen enkele opleiding had gevolgd, geen enkel leger aanvoerde en geen enkel boek produceerde, maar in het zand schreef. Toch wordt zijn geboortedag overal ter wereld herdacht. De biografische details van het leven van Jezus zijn zo schaars dat aan het begin van deze eeuw enkele onderzoekers zelf veronderstelden dat hij misschien nooit had geleefd. De mogelijkheid werd snel verworpen, maar onder invloed van Albert Schweitzers boek Von Reimarus zu Wrede: Eine Geschichte der Lebenjesuforschung, een van de belangrijkste boeken van de twintigste eeuw, werd wat men vanuit de hoek van de wetenschap over Jezus kon vernemen tot twee zaken teruggebracht: we weten vrijwel niets over hem; en wat, van de weinige dingen die we weten, met de meeste zekerheid vaststaat is onjuist – namelijk zijn vermeende overtuiging dat het einde van de wereld weldra ging komen. Jezus werd geboren in Palestina waarschijnlijk in 4 voor Christus, onze jaartelling zit er dus een paar jaar naast. Hij groeide op in de omgeving van Nazaret. Toen hij een paar jaar in de dertig was, trok hij rond als leraar-genezer. Een paar jaar later haalde hij zich de vijandschap van een aantal van zijn landgenoten en de argwaan van Rome op de hals, totdat hij tenslotte aan de rand van Jeruzalem werd gekruisigd. We beschikken over te weinig details om te weten wat er na die kruising is gebeurd. Het staat eigenlijk allen vast dat zijn volgelingen ervan overtuigd waren dat de dood hem niet heeft vastgehouden. Ze vertelden dat hij aan hen was verschenen als dezelfde persoon die ze gedurende zijn leraarschap hadden gekend. De herrijzenis was niet een kwestie van reanimatie. Het was een overgang naar een ander niveau,. Het was wel duidelijk dat Jezus’ volgelingen hem op een nieuwe manier begonnen te ervaren, namelijk met de waardighe‹d van God. Uit het geloof in de herrijzenis van Jezus kwamen de kerk en haar christologie voort. Tot in het jaar 313 had de Kerk te kampen met de vervolging door de Romeinse overheid. In dat jaar werd het Christendom wettelijk erkend en kreeg het dezelfde rechten als andere religies in het rijk. Nog voor het einde van de eeuw, in 380, werd het de officiële religie van het Romeinse Rijk. Afgezien van kleine afsplitsingen zoals de nestorianen bleef ze tot het jaar 1054 één geheel. Dit houdt in dat de Kerk gedurende de helft van haar geschiedenis hoofdzakelijk één instituut was. In 1054 deed echter de eerste belangrijke scheuring voor, tussen de orthodoxe kerk in het oosten en de rooms-katholieke kerk in het westen. Er waren verschillende redenen voor die breuk, behalve religie zelf waren er ook daarbij ook zaken als geografische ligging, cultuur, taal en politiek bij betrokken. De volgende scheuring deed zich voor in de zestiende eeuw toen in het westen de protestantse reformatie plaatsvond. Voor Christenen zijn religieuzen in strikte zin zij die gekozen hebben om als monnik, zuster of broeder hun leven in dienst van God te stellen. Allen willen Christus navolgen in zijn armoede, in zijn gehoorzaamheid aan de Vader en vooral alle mensen, waarvoor hij naar men gelooft celibatair is gebleven. Het religieuze leven kan verschillende vormen aannemen. Sommigen leefden als kluizenaar in de woestijn, terwijl anderen in een hechte gemeenschap een bepaalde kloosterregel volgden. Rooms-katholieke kerk De Rooms-katholieke kerk benadrukt het gezag van de Paus, de sacramenten en het belang van de bijbel en de traditie. Het heeft zijn centrum in Rome, in het Vaticaan en verspreidt zich van daar uit. Het is over het algemeen de voornaamste religie in Midden- en Zuid – Europa, Ierland en ZuidAmerika. De twee belangrijkste concepten van deze tak van het christendom zijn: de Kerk als autoriteit op het gebied van de leer en de Kerk als bediener van de sacramenten. Het eerste gaat er van uit dat God op aarde kwam in de persoon van Jezus Christus om de mensen te leren hoe ze in deze wereld moeten leven. Sinds de 12de eeuw kent de rooms-katholieke Kerk zeven sacramenten. Deze lopen parallel met de belangrijkste momenten en noden van het menselijk leven. Mensen worden geboren, worden volwassen, trouwen of wijden zich volledig aan een levensdoel, en sterven vervolgens. Intussen moeten ze, wanneer ze van de weg afdwalen, weer worden terug gebracht in de samenleving, en ze moeten eten. Twee sacramenten moeten geregeld herhaald worden. Het ene is dat van de biecht. Omdat mensen nu eenmaal zijn wie ze zijn lukt het hun niet te leven zonder te vervallen in fouten en af te dwalen van het rechte pad. De Kerk leert dat, als we onze zonden opbiechten aan God in tegenwoordigheid van een van Gods afgezanten, een priester, en werkelijk berouw hebben van de zonden die we hebben begaan en ons eerlijk voornemen ze in de toekomst uit de weg te gaan, ons vergiffenis wordt geschonken. Het sacrament dat in de rooms-katholieke Kerk centraal staat is dat van de mis. Het belangrijkste van de mis is de herbeleving van het laatste avondmaal van Christus. De Kerk leert dat in de hostie en de kelk, het brood en de wijn, het lichaam van Christus echt aanwezig zijn. Zij vatten de woorden “Dit is mijn lichaam en dit is mijn bloed” letterlijk op. Oosters-Orthodoxe kerk De Orthodoxe kerk is een groep autonome kerken waarvan de geschiedenis teruggaat tot de apostelen en de missiereizen. In de 9de eeuw bekeerde de heilige Cyrillus en de heilige Methodius de Slaven. In 988 werd Rusland onder de heilige koning Vladimir een Christelijk koninkrijk. Ook in Servië, Roemenië, Bulgarije, het vroegere Tsjecho-Slowakije, Polen, Cyprus en Albanië is er een belangrijke Orthodoxe Kerk. De Orthodoxe Kerk oefent vooral invloedt uit in Griekenland, de Slavische landen en Rusland. In de meeste opzichten is de orthodoxe kerk nauw verwant aan de rooms-katholieke kerk, want gedurende meer dan de helft van hun geschiedenis vormeden ze 1 geheel. Ze kent dezelfde 7 sacramenten en interpreteert die in wezen net zoals de rooms-katholieke Kerk. Op het punt van leergezag zijn er enkele oppervlakkige verschillen, maar zelfs daar is het uitgangspunt gelijk. Er zijn 2 verschillen. Een daarvan heeft met heeft de reikwijdte te maken. De oosterse Kerk vindt unanimiteit in minder gevallen noodzakelijk dan de rooms-katholieke Kerk. In principe behoren daartoe uitsluitend zaken die worden genoemd in de Bijbel. De orthodoxe Kerk neemt aan dat, hoe wel de geloofsartikels waarin een christen moet geloven van groot belang zijn, hun aantal gering is. De kerk van Rome legt de nadruk op de ontwikkeling van de christelijke leer, terwijl de orthodoxe Kerk de nadruk legt op de voortzetten van hun godsdienst. Het tweede verschil is dat de orthodoxe Kerk geen paus heeft. Zij zeggen dat Gods waarheid wordt geopenbaard door ‘het geweten van de Kerk’. Protestantisme De Protestantse kerken benadrukken de rechtstreekse relatie tussen elke persoon en Christus zonder de bemiddeling van een priester of een paus en de bijbel als basis voor prediking, onderricht en redding. Het beheerst Noord – Europa, Engeland, Schotland en Noord – Amerika. De oorzaken van de breuk tussen het rooms-katholicisme en het protestantisme zijn gecompliceerd en nog steeds omstreden. Politiek-economische factoren, nationalisme, het in de renaissance opkomende individualisme en een toenemende ongerustheid over de misstanden in de Kerk speelden een rol. Het protestantisme is dus niet zozeer een protest beweging maar een vorm van het christendom. De 2 belangrijkste thema’s van het protestantisme zijn: rechtvaardiging door het geloof en het protestants beginsel. Geloven is volgens de protestanten, niet alleen een kwestie van overtuiging, maar het aanvaarde van een kennis die niet zintuiglijk waarneembaar is. Het is dus het vertrouwen op God en Gods woord. Het protestants beginsel waarschuwt ons tegen verafgoding. De menselijke loyaliteit komt aan God toe. God gaat de natuur en geschiedenis te boven want de wereld is eindig en God is oneindig. Terwijl men in het wereldse leven een steeds absolutere waarde ging hechten aan de staat, of het zelf, of het menselijke intellect, gingen de christenen een steeds absolutere waarde hechten aan hun dogma’s, de sacramenten, de Kerk, de bijbel en hun persoonlijke religieuze ervaringen. Wie denkt dat het protestantisme hieraan weinig of geen waarde toekent en twijfelt of God er in betrokken is maakt een ernstige vergissing. Het stelt echter wel nadrukkelijk dat deze zaken geen van alle van deze God zelf zijn. Allemaal hebben ze hun plaats in de geschiedenis en daarom bevatten ze allemaal iets menselijks; en omdat het menselijke altijd onvolmaakt is, zijn ook deze werktuigen tot op zekere hoogte onvolmaakt. Zolang ze verder dan zichzelf wijzen, naar God, zijn ze van onschatbare waarde. Islam: Islam betekent ‘overgave aan god’. De jongste van de wereldreligies legt de nadruk op een onaantastbaar monotheïsme, de eenheid van Allah en het directe ingrijpen van god in het dagelijks leven. De koran is de enige en absolute openbaring van God die de profeet, een toonbeeld van een god welgevallige levensstijl, werd verkondigd door de aartsengel Gabriël. De ‘5 zuilen van de Islam’ regelen het leven van de gelovige. In het dagelijkse leven hecht de islam zeer aan de pragmatische rechtspraak (de sjaria). Deze religie combineert het religieuze in hoge mate met het sociale en maatschappelijk-politieke. Zeer spoedig scheidden de charismatische sjiieten zich af van de meer wetgevende meerderheid van de islam. (de soennieten). Als een rode draad door de geschiedenis van de islam, die haar eerste culturele bloei in de Middeleeuwen beleefde, loopt de nauwe verbondenheid tussen politiek en religie. Het zoeken naar de juiste verhouding tussen die twee aspecten bepaalt tegenwoordig nog steeds de meningsverschillen in de islamitische landen. De soennieten zijn de ‘traditionalisten’, van sunnah, zij vormen 87 % van alle moslims. De soennieten wonen in het Midden-Oosten, Turkije, Afrika het Indisch subcontinent, Pakistan, Bangladesh, Maleisië en Indonesië, waar alleen al meer moslims wonen dan in de gehele Arabische wereld. De sjiieten zijn de volgelingen van Ali, de schoonzoon van Mohammed, die volgens de sjiieten de directe opvolger van Mohammed had moeten zijn maar tot drie maal toe werd gepasseerd en, toen hij eenmaal was aangewezen als leider van de moslims, vermoord werd. Ze bevinden zich in Irak en Iran. Er zijn bij de islam al heel wat misvattingen bij de naam. Tot voor kort sprak men in het Westen over ‘mohammedanisme’, een benaming die niet alleen onjuist maar ook kwetsend is. Ze is onjuist, volgens de moslims, omdat de religie niet werd geschapen door Mohammed maar door God – Mohammed was slechts woordvoerder van God. Bovendien is de benaming kwetsend omdat ze de indruk wekt dat wekt dat de islam zich niet op God richt maar een mens. Dat het christendom naar Christus is genoemd is passend, zeggen ze, omdat de christenen geloven dat Christus God was. Maar wanneer men de islam benoemt als mohammedanisme zou dat zijn alsof men het christendom het ‘paulisme’ zou noemen. De juiste benaming van deze religie is ‘islam’. Het woord, dat is afgeleid van de wortel s-l-m, waarvan de grondbetekenis vrede is, maar een tweede betekenis ‘onderwerping’, betekent dus, ‘de vrede die over ons komt wanneer wij ons onderwerpen aan God’. Dardoor is de islam – met het boeddhisme, waarvan de benaming is afgeleid van budh, ‘ontwaken’ – een van de twee religies die is genoemd naar het ding dat ze willen ontwikkelen; in het geval van de islam is dat de volledige onderwerping van het leven aan God. Zij die de islam aanhangen worden ‘moslims’ genoemd. In de opmars van de Arabische macht stond hun religie, de islam, centraal. Wanneer we de vraag stellen hoe dit tot stand kwam zal de buitenstaander wijzen op de sociaal-religieuze ontwikkelingen die in de tijd van Mohammed in Arabië speelden, en aan de hand daarvan de gebeurtenissen verklaren. De moslims geven een ander antwoord. De Islam begint niet met Mohammed in het Arabië van de zesde eeuw, zeggen zij, maar met God. “In den beginne schiep God…” wordt ons door het Boek Genesis verteld. De Koran is het daarmee eens. Het wijkt alleen af in die zin dat hij Allah gebruikt. Het woord ‘Allah’ wordt gevormd door het bepaald lidwoord al (‘de’) te combineren met llah (‘God’). Letterlijk betekent het woord dus ‘De God’. Niet een god, want er is er maar één. De God. God schiep de wereld en vervolgens de mensen. De naam van de eerste mens was Adam. Tot de afstammelingen van Adam behoorde Noach, die een zoon had met de naam Sem. Van zijn naam is het woord Semiet afgeleidt; letterlijk is een Semiet een afstammeling van Sem. Evenals de Joden beschouwen de Arabieren zich als een Semitisch volk. Tot de afstammelingen van Sem behoorde Abraham. De islam lijkt zelfs zijn naam te hebben ontleend aan de allerzwaarste proef waaraan Abraham werd onderworpen – was hij bereidt zijn zoon Isaak te offeren? Abraham huwde Sara. Sara kreeg geen zoon; daarom nam Abraham, die zijn geslacht wilde voortzetten, zich Hagar tot bijvrouw, en Hagar baarde hem een zoon, Ismaël, waarna Sara zwanger werd en eveneens een zoon kreeg, die Isaak werd genoemd. Sara eiste toen dat Abraham Ismaël en Hagar uit de stam verdreef. En dat brengt ons bij het eerste verschil tussen het verhaal zoals het wordt vertelt in de Bijbel en dat van de Koran. Volgens de Koran ging Ismaël naar de plaats waar later Mekka gebouwd zou worden. Zijn afstammelingen ontwikkelden zich in Arabië tot een krachtig volk, dat de moslims voortbracht; de afstammelingen van Isaak, die in Palestina bleven, waren Hebreeën en werden later de Joden genoemd. Wanneer we de geslachtslijst van Ismaël in Arabië volgen komen we in de tweede helft van de zestiende eeuw bij Mohammed. De profeet Mohammed werd in 570 n.C in Mekka, in het huidige Saoedi-Arabië, geboren. Mohammed was vroeger wees en werd opgevoed door zijn grootvader en daarna door zijn oom. Hij werd handelaar en op 25-jarige leeftijd huwde hij Chadiedja, een rijke weduwe. Mohammed trok zich vaak terug in het gebergte bij Mekka om er te mediteren. Hier verscheen hem in 610 de engel Gabriël en ontving hij van god zijn eerste openbaring. Vanaf 613 verkondigde hij Gods boodschappen aan de polytheïstische bevolking van Mekka. Zijn radicaal monotheïsme ergerde de Mekkanen en ze vervolgden Mohammed en zijn volgelingen. Sommigen van hen emigreerden naar Ethiopië. In 622 aanvaarde Mohammed een aanbod van het volk van Jathrib, het latere Medina, en trok naar het noorden. Deze emigratie of hidjra duidt het begin aan van de islamitische jaartelling. Mohammed vocht tot 630 tegen de Mekkanen, terwijl zijn aanzien groeide omdat steeds meer stammen de islam aanvaardden. Toen de Mekkanen zich overgaven, verleende Mohammed iedereen amnestie, behalve enkele vroegere vijanden. Hij overwoog de islam buiten Azië te verspreiden maar in 632 stierf hij op 62-jarige leeftijd. De 5 zuilen van de islam: 1. Sjahâda: ‘er is geen god dan god en Mohammed is de boodschapper van god’ 2. Salaat: moslims verrichten 5 maal per dag het ritueel gebet, in de richting van de Ka’ba (in het midden van de moskee in Mekka) 3. Ramadaan: vasten (onthouden van voedsel, drank, seksuele intimiteit van ’s morgens tot ’s avonds 4. Men deelt zijn rijkdom door een 40ste van zijn kapitaal af te staan aan de armen 5. Hadjj: de bedevaart naar Mekka in de 12de islamitische maand (iedere gezonde islamiet moet minsten 1 maal de Hadjj verrichten. Islam en wetenschap: Moslims geloven dat God alles geschapen heeft met als gevolg dat studie en onderzoek van de schepping naar God het inzicht en het begrijpen van Zijn wegen verdiepen. Daarom werd kennis zeer gewaardeerd in de islam. Mohammed zei:’Wie het huis verlaat om kennis op te doen, bewandelt de weg van God.’ Boeken en kennis werden door de moslims altijd beschreven als geestelijk voedsel. De bijdragen van de moslims aan de filosofie, astronomie, scheikunde, geneeskunde, wiskunde en algebra waren dan ook buitengewoon. De moslims beweerden wel dat kennis ondergeschikt moest zijn aan wijsheid. Op enkele uitzonderingen na is de theologische basis van de islam vrijwel identiek aan die van zijn voorlopers, het jodendom en het christendom. De vier voornaamste begrippen zijn: God, Schepping, Het Menselijk Zelf en de Dag Des Oordeels. Zoals in alle historische religies concentreert de islam zich op het religieus hoogste wat er is: God. God is onstoffelijk en daarom onzichtbaar. Het afgoden werd verwijderd en dat het goddelijke concentreerde zich voor iedereen in één onzichtbare God. In die zin was het monotheïsme de onuitwisbare bijdrage van de islam aan de Arabische religie. We moeten daaraan onmiddellijk toevoegen dat de moslims het monotheïsme niet uitsluitend zien als de bijdrage van de islam aan het Arabische denken maar aan de religie in zijn geheel. De overweldigende hoeveelheid voorstellingen van het Hindoeïsme wordt beschouwd als een bewijs dat nooit wist te komen tot de verering van de enige God. De christenen brachten hun monotheïsme in gevaar door Christus te vergoddelijken. Het tweede theologische begrip, na God, is de Schepping. Zij werd geschapen door een opzettelijke wilsdaad van God. Het belangrijkste van Gods scheppingen is de mens zelf. Nu we hebben vastgesteld dat het leven een geschenk is van de Schepper, moeten we ons verdiepen in onze verdiepen in onze verplichtingen; er zijn er twee. De eerste daarvan is dankbaarheid voor het ontvangen leven. De betekenis van het Arabische woord ‘ongelovige’ neigt meer tot ‘iemand die tekort schiet aan dankbaarheid’ dan tot’ iemand die niet gelooft’. Hoe meer dankbaarheid we voelen, hoe meer we zullen terugkrijgen in ons leven. De tweede blijvende plicht van de mens voert ons terug naar de naam van de religie. Reeds gezegd, islam betekent ‘overgave’. Bij overgave denken we onmiddellijk aan allerlei militaire dingen, maar we vergeten dat met ‘overgave’ ook het oprecht geven van zichzelf aan een vriendschap of liefde kan bedoelt worden. Als we ‘overgave’ door ‘toewijding’ vervangen, wordt het duidelijker. De islam blijkt dus een religie te zijn die streeft naar totale toewijding. De pelgrimstocht naar Mekka. De koran is de openbaring door God van zijn Rede (kalaam) of Woord en vormt het fundament van de islam. Eenzelfde boodschap werd ook verkondigd door vroegere profeten, zoals Mozes en Jezus, maar de gemeenschappen hadden de boodschap verdraaid. Alleen de Arabische koran geeft bijgevolg Gods woord foutloos weer. Dit verklaard waarom de koran niet echt vertaald kan worden, en waarom de kalligrafie in de islam zo belangrijk is. Het schoonschrijven van Gods woord is een daad van verering en dankbetuiging. De moskee is de gebedsplaats van de moslims, die er vooral op vrijdag samenkomen om zich in gebed neer te buigen. Ook al kan er overal gebeden worden, moskeeën zijn ‘huizen waarvan God heeft toegestemd dat zij werden opgericht en waarin Zijn naam wordt vermeld’. Wanneer we kijken naar het verschil tussen het Arabië van voor en dat van na de islam, moeten we ons wel afvragen of de geschiedenis ooit zo’n morele vooruitgang bij zoveel mensen in een zo korte tijd heeft gezien. Voor Mohammed was er vrijwel niets dat het geweld tussen de stammen kon beperken.Grote verschillen in rijkdom en bezit werden aanvaard als normaal. Vrouwen werden meer als bezit dan als mens behandeld. Een man kon huwen met meerdere vrouwen. Het doden van zuigelingen, vooral meisjes, was een algemeen verspreidt gebruik evenals dronkenschap en gokken op grote schaal. Binnen een halve eeuw onderging het morele klimaat in al die opzichten een opmerkelijke verandering. De Koran is niet alleen een spirituele gids, maar ook een juridisch handboek. De islam is het meest gedetailleerde religie van alle semitische religies, in maatschappelijk opzicht toch. D eislam koppelt geloof aan politiek en religie aan samenleving, tot een onverbrekelijk geheel. De islamitische wet heeft een enorm bereik, met vier belangrijke terreinen. 1. de economie Zoals de gezondheid van een organisme verlangt dat elk deel ervan wordt gevoed, zo vereist de gezondheid van een samenleving dat de materiële goederen op grote schaal en op gepaste wijze worden verspreid. Dat is het uitgangspunt van de islamitische economie. De islamitische economie is geïnspireerd op de bloedsomloop van het lichaam. Voor een goede gezondheid is het noodzakelijk dat het bloed vrij en krachtig stroomt; traagheid kan de oorzaak zijn van ziekten, stolsels in het bloed kunnen dodelijk zijn. Hetzelfde is het geval met het politiek lichaam, waarbij rijkdom de plaats inneemt van het bloed als substantie die noodzakelijk is voor het leven. Zolang men deze vergelijking volgt en er wetten zijn die ervoor zorgen dat de rijkdom krachtig stroomt, heeft de islam geen bezwaar tegen het maken van winst, economische concurrentie en ondernemersschap. Dit als wordt zo openlijk toegestaan dat sommige de Koran ‘het boek van de zakenman’ noemen. Om ‘klontering’ te voorkomen verklaarde de islam het eerstgeboorterecht als onwettig. Door dat gebruik te verbannen ziet de Koran erop toe dat de rijkdom wordt verdeeld onder alle erfgenamen, zowel dochters als zonen. 2. de positie van vrouwen Voor Mohammed waren vrouwen weinig meer dan vee, waarmee vaders en echtgenoten konden doen wat ze willen. Dochter konden niet erven en vaak werden pasgeboren meisjes levend begraven. De hervorming van Koran, die zich keerde tegen een situatie waarin de geboorte van een dochter als een ramp werd beschouwd, betekende een heel grote verbetering in de positie van vrouwen. Kindermoord werd verboden. De Koran eiste dat ook dochters een deel van de erfenis kregen, niet even groot maar de helft van het erfdeel van de zonen. De Koran laat de mogelijkheid voor de vrouwen open wat betreft haar rechten als burger, ze zijn volledig gelijk aan de mannen. De Koran staat de man toe maximaal vier echtgenotes tegelijkertijd te hebben maar dit komt tegenwoordig zelden voor. Wat betreft het dragen van sluiers en het afzonderen van vrouwen in het algemeen is het voorschrift van de Koran zeer somber, het is een kwestie van plaatselijke gewoonten en er wordt niets opgelegd door de religie. 3. De verhoudingen tussen de rassen De islam benadrukt de gelijkheid tussen de verschillende rassen. Moslim zijn bereid een gemengd huwelijk aan te gaan, en zien Abraham als hun grote voorbeeld daar hij bereid was Hagar, een zwarte vrouw, te huwen. 4. Het gebruik van geweld De moslims voerden een jihad, een islamitische heilige oorlog. Hiervan zullen de moslims zeggen dat het een deel uitmaakt van de islam, maar we mogen niet vergeten dat de moslims zich hebben verspreid door middel van het zwaard. Mohammed, die zeer goed generaal was, heeft een groot aantal tradities in het leven geroepen met betrekking tot een behoorlijke oorlogvoering. Men moet zich houden aan overeenkomsten en verraad moet worden voorkomen; gewonden mogen iet verminkt worden, evenmin als de gesneuvelden. Vrouwen, kinderen en ouderen moeten worden gespaard, evenals boomgaarden, het op het veld staande gewas en heilige voorwerpen. De voornaamste vraag is hoe moet bepalen of een oorlog een gerechtvaardigde oorlog is. Volgens de Koran is een gerechtvaardigde oorlog een defensieve oorlog of een oorlog die wordt gevoerd om een eind te maken aan een onrechtvaardig situatie. Maar objectieve historici zeggen dat de reputatie van de islam niet slechter is dan die van het Christendom in verband met het gebruik van geweld. Jodendom De grondslag voor het jodendom, dat zowel de afstammingsleer als een gekozen religie is, vormt de bekenning tot het verbond van de enige God (Jahweh) met de mensen, die hij heeft geschapen en aan wie hij zijn geboden heeft gegeven. Het oorspronkelijke verbond met Noach en Abraham wordt in het verbond met Mozes uitgewerkt; Mozes ontvangt de Tora van de wet en de basisleer van het jodendom. De uitverkorenheid van Israël betekent voor de joden een bijzondere verplichting om de goddelijke geboden op te volgen. Via de profeten spreekt God steeds opnieuw tot de mens. Het dagelijkse leven en de jaarlijkse cyclus van de joodse religieuze dialogische verbondenheid tussen mens en God; dat verbond biedt de joden troost en sterkt ze in de enerverende en pijnlijke ervaringen die ze in hun geschiedenis moesten ondergaan. De joodse geschiedenisopvatting wordt bepaald door een diepgeworteld messianisme (geloof aan de Messias) en de goddelijke voorspelling van het Beloofde land. Hoewel de Hebreeuwse Bijbel verwijzingen bevat naar andere goden dan Yahweh, blijft het jodendom een monotheïstische religie.Want als je de teksten goed leest dan zie je dat die andere goden in twee opzichten verschillen van Yahweh. Ten eerste hadden zij hun bestaan aan Yahweh te danken en ten tweede waren ze, in tegenstelling tot Yahweh, sterfelijk. Die verschillen zijn groot genoeg om de God van Israël te onderscheiden van de andere goden. Ze zijn geen rivalen van Yahweh, ze zijn Gods ondergeschikten. Al heel vroeg, misschien al vanaf het moment dat de eerste Bijbelse teksten werden geschreven, waren de joden monotheïstisch. De joden worden vaak het ‘volk van het boek genoemd’, omdat ze hun leven baseren op de bijbel en daarom bijzondere eerbied koesteren voor de tora, waarin God zich openbaart. Tora wordt vaak vertaald met ‘wet’, maar betekent eerder ‘instructie’ of ‘leidraad’. De tora omvat de eerste vijf bijbelboeken en bevat zowel geschiedenis als de 613 geboden die het fundament vormen van het joodse leven. Joden geloven dat de wetten deel uitmaken van de verbondenheid met God. Als Zijn uitverkoren volk dienden ze alle geboden na te leven Deze uitverkiezing betekent niet dat het joodse volk boven andere volkeren staat, maar wel dat het zijn taak is andere volkeren de ene ware God te leren kennen. De opvoeding van kinderen is een elementaire plicht van de ouders. De tora bevat vele verwijzingen daarnaar: ‘Spreek met uw kinderen telkens opnieuw over de geboden, wanneer u thuis bent en onderweg, als u slapen gaat en ontwaakt’. Om kinderen te laten opgroeien tot vrome joden, vindt met het noodzakelijk dat ze de 613 voorschriften van de tora kennen, de joodse wet die volgens het boek Exodus door God aan Mozes werd gegeven. Verder moeten ze ook vertrouwd zijn met de vele meningen erover en de vele interpretaties ervan. Heiligheid vereist dus kennis. Reeds in de Oudheid onderscheidden de joden zich door hun vorming. Geletterdheid was er algemeen, zeker onder de mannen. Het onderwijs begon reeds op vroege leeftijd. Jongens leerden Hebreeuws lezen, zodat ze de bijbel konden bestuderen. Later leerden ze Aramees, de taal van de Babylonische talmoed, een belangrijk wetboek uit de 6de eeuw. In het verleden werden alleen de heilige boeken bestudeerd en was het niet ongewoon dat jongemannen onderwijs bleven volgen tot ze vooraan in de 20 waren. Tegenwoordig beginnen nog maar weinig jongeren aan zo’n langdurige religieuze opleiding, maar het traditionele respect voor kennis bleef bestaan. De meeste joodse jongeren hopen immers op zijn minst een diploma hoger onderwijs te halen. Traditioneel wordt het ritme van de joden bepaald door de wekelijkse rustdag of sabbat en de jaarlijkse feesten. De sabbat begint op vrijdagavond en eindigt op zaterdagavond. Het is dan verboden om te werken. De rol van mannen en vrouwen Het jodendom is een godsdienst met welomschreven rollen voor mannen en vrouwen. Ook al wordt het jood-zijn door de moeder doorgegeven, toch worden joden aangeduid als de zoon of dochter van hun vader. De geboorte van een zoon wordt gevierd met een rituele besnijdenis, de geboorte van een dochten daarentegen wordt vermeld met een kinderzegening tijdens een gewone dienst. Alleen jongens een inwijdingsviering als volwassene en elke dag danken de mannen God dat Hij hen niet heeft geschapen als vrouw. Vrouwen danken God dat Hij hen geschapen heeft volgen zijn wil, maar toch zijn vele joodse vrouwen tegenwoordig ongelukkig met de traditionele rol die hen toegedeeld is. Doorheen de hele geschiedenis zijn joden vervolgd geweest. De Duitse journalist Wilhem Marr gebruikte in de jaren 1870 het begrip ‘antisemitisme’(jodenhaat) voor het eerst. Hij beweerde dat de joden naar afstamming een allochtoon volk waren en dat de geschiedenis gezien moest worden als een voortdurende strijd tussen Semitische en autochtone Duitse rassen. Na zijn nederlaag in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gleed Duitsland van de ene in de andere economische crisis. In 1933 werd Adolf Hitler kanselier. Hij was ervan overtuigd dat door een wereldwijde joodse samenzwering Duitsland de oorlog had verloren. Hij was vastbesloten het Duitse rijk te herstellen en Europa te zuiveren van alle joden. Joden werden opgepakt en in concentratiekampen omgebracht. Ongeveer 6 miljoen joden zijn omgekomen. Joden noemen de holocaust Shoah, wat ‘catastrofe’ betekent. Volgens de rabbijnse opvattingen bevat de Bijbel niet minder dan 613 geboden die het menselijke gedrag in banen leiden. Vier daarvan zijn voor ons belangrijk, de vier voorschriften van de Tien Geboden. Deze Tien Geboden, die zowel door het christendom als door de islam zijn overgenomen, vormen de morele grondslag van het grootse deel van de westerse wereld. Er zijn vier gevaarlijke gebieden in het menselijk bestaan, die tot grenzeloze problemen kunnen zorgen wanneer de zaken daar uit de hand lopen: geweld, rijkdom, seks en het spreken. Over geweld zeggen ze in feite: jullie kunnen kibbelen en vechten zoveel jullie willen, maar het doden van leden uit de eigen groep is niet toegestaan, want dat leidt tot bloedwraak die een de gemeenschap kapot maakt. Dus gij zult niet doden. Voor seks is er een grens: seksuele pleziertjes van gehuwde personen buiten het huwelijk is niet toegestaan. Dus gij zult niet echtbreken. Wat bezittingen betreft, je mag er zoveel hebben als je wilt, zolang je er maar geen van andere mensen neemt. Dus gij zult niet stelen. Wat betreft het gesproken woord, je kunt dingen verzwijgen of ontwijkende antwoorden geven, maar er zijn momenten waarop je de gehele waarheid moet spreken. Als je liegt wanneer je een eed hebt afgelegd dat je de waarheid zult spreken, zul je zwaar gestraft worden. Dus gij zult geen valse getuigenis spreken. Het messianisme draait allemaal rond hoop. Daarom werd de joodse hoop gepersonifieerd tot de figuur van de Messias. Het woord ‘messias’ betekent letterlijk ‘gezalfde’; maar omdat koningen en priesters met olie werden gezalfd werd het begrip een eretitel die duidde op iemand die verheven of ‘uitverkozen’ was. Er waren drie aspecten van de messiantische gedachte, hoop nationalisme en de verheffing. Het eerste wat een jood doet als hij wakker wordt, is zijn handen wassen om daarmee rein en onbevlekt tegenover God te staan. Een traditionele jood staat altijd vroeg op om na het reinigen het ochtendgebed te kunnen uitspreken. Als het even kan, doen ze het liefst samen met andere mensen. s`Middags bidden ze ook, maar alleen wat korter, ook s`avonds gaan ze bidden alleen dan bidden ze wel veel langer. En er wordt ook voor het slapen gaan gebeden. Er wordt ook gebeden tijdens speciale feesten of bijeenkomsten. Tevens spreekt men een gebed op voor het eten, na het eten, bij onweer, bij het zien van een regenboog, oceaan, vallende ster, de nieuwe maan, bij het zien van een geleerde of iemand van koningshuis. Men moet zich elk moment bewust zijn van zijn goddelijke oorsprong en als een zo goed mogelijk mens leven. Het Joodse Gebed bevat veel meer dan alleen vragen aan God. Het is eerder een gesprek tussen God en de mensen, daarom kon na de verwoesting van de Tempel 70 jaar na Chr. het normale offeren vervangen worden door gebed. De 10 geboden I "Gij Zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben". II "Gij zult u geen gesneden beeld maken, noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat gesneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen, want Ik, de HEERE , uw God, ben een naijverige God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aam de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden". III "Gij zult de Naam van de HEERE, uw God niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig huoden wie Zijn Naam ijdel gebruikt". IV "Gedenkt de Sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat van de HEERE, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij ruste op de zevende dag; daarom zegende de HEERE de Sabbatdag en heilige die". V "Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geven zal". VI "Gij zult niet doodslaan". VII "Gij zult niet echtbreken". VIII "Gij zult niet stelen." IX "Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste". X "Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw; noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van naasten is". Boeddhisme Het begrip Boeddhisme komt uit het Sanskriet (oude heilige taal); ‘Boeddh’ = ontwaken en staat voor het ontwaken uit de duisternis van het niet-weten en het zien van het licht van de leer. Het oorspronkelijke boeddhisme schonk geen aandacht aan de pas later op de voorgrond tredende figuur Gautama Buddha en benadrukte de kennisgeving op eigen kracht zonder goddelijke openbaring, en wel vooral door de meditatie via de ‘4 heilige waarheden’, die streven naar innerlijke gemoedsrust en naar uitbanning van het geloof in de individualiteit. Het Boeddhabeeld: In de beginperiode van de boeddhistische kunst werd de Boeddha niet afgebeeld. In plaats daarvan werd hij met verschillende symbolen aangeduid, met als meest voorkomende: het wiel, zijn voetstappen, de boom van de verlichting. De eerste figuratieve afbeeldingen kwamen in de 2de eeuw vC. in Noord-Indië voor en werden snel verspreid over heel Boeddhistisch Azië. Er is een grote verscheidenheid aan stijlen in de boeddhabeelden, wat erop wijst dat het boeddhisme in vele verschillende culturen tot bloei is gekomen. De leer van de eerste boeddhistische monniken Het belangrijkste onderscheidt binnen de boeddhistische gemeenschap is dat tussen monniken en leken. De monniken vormen de kern van de beweging en leven in een gemeenschappelijk verband, mar ook als kluizenaar. De boeddhisten beschouwen zichzelf als ‘de ware boeddhisten’. Hun oorspronkelijke leer kent is de kloosterregel een strenge zelfcontrole, reinheidsgeboden en e waarschuwing voor een zinnelijk leven en zijn verzoekingen. Boeddha Het Boeddhisme begint met een man. In zijn latere levensjaren, toen zijn boodschap India in vuur en vlam had gezet en zelfs koningen voor hem bogen, kwamen de mensen naar hem toe met de vraag “wie bent ge?” Wanneer de mensen hun verwarring aan de Boeddha zelf voorlegden gaf hij een antwoord waarin zijn gehele boodschap vervat was. “Bent ge een god?” vroegen ze. “Nee” “Een engel?” “Nee.” “Een heilige?” “Nee.” ”Maar wat bent ge dan wel?” De Boeddha antwoordde: “Ik ben de ontwaakte.” Zijn leven is omringd door een liefdevolle legende. Bij zijn geboorte werd de wereld overspoeld door licht. De blinden waren zo verlangend zijn luister te aanschouwen dat zij weer konden zien; de doven en de stommen spraken met elkaar over dingen die komen gingen. Krom werd recht; de verlamden liepen. Gevangen werden bevrijd en het vuur van de hel werd gedoofd. Zelfs de kreten van de dieren verstomden terwijl vrede over de aarde ging. Alleen Mara de boosaardige, verheugde zich niet. Hij werd geboren omstreeks 563 VC, in wat tegenwoordige Nepal, vlakbij de grens bij India. Zijn volledige naam was Siddharta Gautama van de Sakya’s. Zijn vader was koning. Op de leeftijd van zestien jaar huwde hij een prinses die hem een zoon baarde. Hij was een man die alles leek te hebben. Desondanks kwam, toen hij even in de twintig was, een gevoel van onvrede over hem. De rede van deze onvrede is de volgende: toen Siddharta geboren werd gaf zijn vader de waarzeggers de opdracht uit te zoeken wat zijn zoons toekomst was. Allen waren het er over eens dat dit geen gewoon kind was. Als hij in de wereld bleef zou hij India verenigen e haar grootste veroveraar worden. Als hij de wereld ontrouw zou worden, zou hij een wereldverlosser worden. Zijn vader besloot zijn zoon in de richting van het eerst genoemde lot te sturen. Niets werd uit de weg gegaan om ervoor te zorgen dat de prins gehecht bleef aan de wereld. De prins mocht vooral niet in aanraking komen met ziekte, dood en gebrek; zelfs wanneer hij uit rijden ging moesten lopers de wegen vrij maken van de aanblikken ervan. Maar op een dag zag men een oude man over het hoofd: een oude man met gebroken tanden, grijs haar, krom en kreupel, steunend op een staf en bevend. Op die dag leerde Siddartha het bestaan van de ouderdom. Hoewel de koning de bewaking nog uitbreidde zag Siddartha tijdens een tweede rit een door ziekte gebroken lichaam langs de weg liggen; en tijdens de derde rit een lijk. Tenslotte zag hij bij een vierde gelegenheid een kale monnik, okergeel gewaad en bedelnap; die dag leerde hij over het leven dat zich terugtrekt uit de wereld. Toen hij eenmaal had ingezien dat pijn en verval van het lichaam onvermijdelijk waren verloren de vleselijke genoegens hun aantrekkelijkheid. Op een nacht, op negenentwintigjarige leeftijd, kwam de doorbraak, zijn Grote Trek De Wereld In. Hij verliet het paleis en verliet het paleis met zijn paard. Hij sloot zich aan bij een groep asceten om hun benadering serieus te onderzoeken. Omdat hij een man van een bijzondere grote wilskracht was, ging de toekomstige Boeddha verder dan zijn metgezellen, welke vorm van ascese(zelfkwelling) zij ook voorstellen. Hij at zo weinig, zes rijstkorrels per dag, tijdens een van zijn vasten dat hij uiteindelijk zijn bewustzijn verloor; als zijn metgezellen niet in de buurt waren geweest en hem wat warme rijstepap hadden gegeven, zou hij ongetwijfeld gestorven zijn. Deze ervaring bewees hem het zinloze van ascese. Op een dag ging hij in de omgeving van Gaya, in het noord-oosten van India, onder een heilige vijgenboom zitten. Later werd die plaats de plaats van de onbewegelijkheid genoemd. Toen hij besefte dat hij de doorbraak nabij was, en de gelofte aflegde niet eerder op te staan dan dat hij de verlichting had bereikt. De Boosaardige, die besefte dat zijn tegenstander nu elk moment in zijn opzet kon slagen, kwam aanstormen om diens concentratie te verstoren. Eerst viel hij aan in de gedaante van Kama, de God van de Begeerte, door drie weelderig gebouwde vrouwen met hun verleidelijk gevolg langs hem te laten paraderen. Toen de toekomstige Boeddha onberoerd bleef veranderde de Verleider zijn voorkomen in dat van Mara, de Heer des Doods. Hij bestookte hem met orkanen, woeste regenval en een stortvloed van brandende stenen maar Gautama had zich zo zeer ontdaan van zijn eindige zelf dat de wapens geen doel raakten en veranderden in bloesemblaadjes op het moment dat ze zijn veld van concentratie binnen gingen. Gautama raakte met zijn rechter vingertop de aarde, waarop de aarde honderdduizend maal antwoordde met ‘Ik ben uw getuige’. Mara’s leger sloeg op de vlucht en de goden van de hemel daalden verrukt neer om de overwinnaar te eren met bloemenkransen en geurende oliën. Tegen de ochtend had Het Grote Ontwaken plaats gevonden. Gautama had een metamorfose ondergaan en hij kwam tevoorschijn als de Boeddha. Gedurende 49 dagen bleef hij zitten. Gedurende de volgende periode, die een halve eeuw duurde, stichtte hij een orde van monniken, hij hielt ontelbare openbare prediken en gaf minstens zoveel persoonlijke adviezen, hij gaf raad aan de verwarden, moedigde de gelovigen aan en troostte mensen die in nood verkeerden. Nadat hij 45 jaar lang de zware taak van dienstbaarheid had volbracht stierf de Boeddha op een leeftijd van 80 jaar, omstreeks 483 vC. Zelfs op zijn sterfbed gingen zijn gedachten uit naar anderen. Elke religie is gebaseerd op zes dingen die en belangrijke bijdrage doen aan de religie: gezag, rite, theorie, traditie, genade en mysterie. Maar Boeddha dat de waarheid weer zou kunnen opbloeien. Hieruit ontstond een religie die geheel vrij was van de eerder genoemde dingen. 1. Boeddha predikte een religie zonder gezag. 2. Boeddha predikte een religie zonder riten. 3. Boeddha predikte een religie die theorievorming vermeed. 4. Boeddha predikte een religie zonder traditie. 5. Boeddha predikte een religie van intense eigen inspanning. 6. Boeddha predikte een religie zonder het bovennatuurlijke. De lotusbloem is een zeer belangrijk symbool. De lotus werd het symbool van de leer van het boeddhisme. Omdat de monnikengemeenschap of sangha voortkomt uit de leer, komt de voorstelling van een monnik die uit de lotus opstijgt, veel voor. De lotus heeft zijn wortels in de modder, maar bloeit open in de zuivere open lucht en symboliseert daarom de staat van verlichting en de leer van Boeddha. De lotusbloem symboliseert de ontvouwing van de menselijke geest door het verkrijgen van verlichting of inzicht. Leer van het Boeddha (Dharma) Zowel Hindoes als Boeddhisten geloven dat de doden opnieuw geboren worden in andere levende wezens. Er is een cirkel van reïncarnatie: het levensrad. Hoe iemands nieuwe leven eruit ziet, hangt af van zijn Karma (= de optelsom van de goede en de kwade dingen die hij deed). Boeddhisten zijn ervan overtuigd dat ze na hun dood een reis moeten maken, vol avonturen en gevaren. Waar ze in terechtkomen, vertelt het Tibetaans dodenboek. Als de mensen vrij zijn van verlangen en begeerte, komen ze in het Nirvana (= het hoogste wat een boeddhist kan bereiken) terecht. De 2 belangrijkste samenvattingen van de leer van Boeddha zijn de Vier Edele Waarheden en het Edele Achtvoudige Pad. Vier Edele Waarheden: In het boeddhisme vat men de vier edele waarheden op als de leer van de antwoorden op de vier beslissende vragen: 1. Het leven is vol van lijden. (Het leven is Dukkha) 2. Hebzucht en verlangen. (Tanha) 3. Er kan een eind komen aan het lijden en het verlangen. 4. Een weg die leidt naar geluk. Edele Achtvoudige Pad: Het is een mannier om egoïsme te overwinnen. Het is weg naar het Nirwana, bestaande uit juiste kennis, juiste levenshouding, juist spreken, juist handelen, juist leven, juiste inspanning, juiste concentratie, juiste meditatie. 1. De juiste zienswijze 2. De juiste instelling 3. De juiste mannier van spreken 4. De juiste mannier van doen (Deze richtlijnen worden uiteengezet in de 5 Voorschriften, de boeddhistische versie van het 2de gedeelte van de 10 Geboden: gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult niet liegen, gij zult niet onkuis zijn, gij zult geen bedwelmende dranken drinken) 5. Het juiste levensonderhoud 6. De juiste inspanning 7. De juiste opmerkzaamheid 8. De juiste concentratie Het boeddhisme in Europa: Vooral door Arthur Schopenhauers werk ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’ raakte het Europese denken beter vertrouwd met het boeddhisme. Schopenhauer legde in zijn werk de nadruk op de ontkenning van de levenswil en de gedachte van het universele mededogen. In de 20e eeuw trokken velen die door het boeddhisme werden bezield naar de Aziatische landen. In Duitsland richtte Paul Bahlke in 1924 in Berlijn de eerste boeddhistische gemeenschap op. Het boeddhisme is uiteengevallen in twee soorten: het Theravada en het Mahayana waarin we duidelijke verschillen herkennen Theravada Mahayana De mensen ontwikkelen zich door eigen Menselijk streven wordt gesteund door inspanningen zonder bovennatuurlijke hulp goddelijke krachten en de genade die zij kunnen verlenen Voornaamste deugd: wijsheid Voornaamste deugd: medelijden Het bereiken van het gestelde doel vereiste een Religieuze handelingen zijn van belang voor het voortdurende toewijding en is eigenlijk alleen leven in deze wereld en daarom ook voor leken weggelegd voor monniken en nonnen Ideaal: de arhat die na zijn dood in het nirvana Ideaal: de boddhisattva blijf De Boeddha is een heilige, de grootste leraar, De Boeddha is een verlosser diegene die inspireert Een minimum aan metafysica Gedetailleerde metafysica (filosofie die zich bezighoud met het bovennatuurlijke Een minimum aan rituelen Nadruk op rituelen Beoefening concentreert zich op meditatie Kent smeekbeden Hindoeïsme Hindoeïsme is de naam die in de 19de eeuw gegeven werd aan de verschillende godsdiensten in Indië. De benaming is afgeleid van het Perzische hindu, dat ‘rivier’ betekent. Later verwees het naar de bewoners van de Indusvallei en ging zo ‘Indiër’ betekenen. Van de 1 miljard tellende bevolking noemt 80% zichzelf hindoe. In de rest van de wereld leven nog zowat 30 miljoen hindoes. Al komen hun religieuze overtuigingen in grote lijnen overeen, toch is geen enkele definitie voor alle Hindoes van toepassing. Men kan ook op verschillende manieren hindoe zijn. Zo verschilt de plattelandsgodsdienst grondig van de filosofische godsdienst. Het ontstaan van het Hindoeïsme Hindoes noemen hun godsdienst de eeuwige dharma: de eeuwige weg die zich aan de wetten houdt van de kosmische orde, die een oneindige reeks cycli doorloopt. Historisch gezien volgen de prevedische, vedische, purnanische, oepanishadische, middeleeuwse en moderne fase elkaar op. Maar dit is misleidend omdat uit elke fase overtuigingen zijn blijven bestaan en omdat uit andere religies elementen werden overgenomen. De Prevedische godsdienst: Van de prevedische godsdienst zijn vooral vruchtbaarheidssymbolen en beelden van moeder aarde uit de Induscultuur bewaard. Natuursymbolen, zoals water, lotussen en dieren, waren belangrijk. Bomen en zuilen zag men als het centrum van de wereld. De Vedische godsdienst: In de vedische godsdienst werden vele aspecten van het leven waarin het goddelijke zichtbaar en bereikbaar was, als goden en godinnen vereerd. De vedische godsdienst steunde op het offerritueel. Agni (vuur), tegenwoordig nog steeds belangrijk in huisrituelen, droeg de offergaven naar de hemel. Ook de gewijde gezangen, verbonden hemel en aarde De godenwereld van het hindoeïsme: Brahma, de schepper Als scheppende god speelt Brahma een doorslaggevende rol bij het ontstaan van de wereld. Hij creëert de wereld echter noch uit vrije wil, noch uit het niets; daarom is hij slechts ten dele als schepper te beschouwen. Wel verkondigt hij de heilige veda’s. Hij is de personificatie van het oorspronkelijk neutrale begrip ‘brahma’ dat in de upanishaden en aldaar de absolute en enige oersubstantie betekend; de brahma is het identiek aan het ‘zelf’ en aan het innerlijkste wezen van de individuele mens. Daarnaast is de brahma een versmelting van andere kosmische gestalten, zoals Prajapati, ‘heer der schepsels’, die in de brahamana- teksten vaak wordt genoemd. Brahma is nooit de over andere goden overheersende oppergod geworden, waarschijnlijk vanwege zijn oorsprong als een neutraal en niet personalistisch principe. In het huidige hindoeïsme is hij de schepper, de bouwer van de werelden, die reeds voor handen zijnde bestandsdelen van de kosmos steeds opnieuw rangschikt en in de kringloop der werelden wedergeboren zielen van nieuwe lichamen voorziet. De brahma van de upanichaden was een kleur- en vormloos principe. In de vedische tijd werd de schepper nog niet met de god brahma geïdentificeerd maar hete hij Prajapati en was hij de scheppende kracht. In het groeiende vishnuïsme en shivaïsme kreeg vooral brahma het zwaar te verduren. Hem werd elke aanspraak op het absolute ontzegd en hij werd als schepper belachelijk gemaakt; zo ontstond het verhaal dat hij zijn dochter Savitri tot vrouw had genomen en met haar in bloedschande had geleefd. Zijn aanspraak op het oerwezen werd vooral ondermijnd door de legende van zijn geboorte: Brahma zou zijn ontsproten uit een lotusbloem die in de navel van Visnu leefde. Omdat hij geen naturalistische godheid is, wordt Brahma evenmin met de natuurkrachten van verwoesting en wedergeboorte (zoals Shiva) in verband gebracht. Vishnoe, de redder de godsdienstige loopbaan van Vishnu verliep succesvoller dan die van Brahma. In de veda’s speelt hij nog een onopvallende rol, maar daarna zou hij uitgroeien tot een van de twee belangrijkste goden in India, met name door zijn identificatie van verschillende godheden en zijn reïncarnatie in de talrijke helden van de Indische epossen. Hij belichaamt het principe van het behoud van de wereld door middel van ethische en/of roemrijke daden: telkens wanneer de wereld en de mensheid in gevaar zijn en door de machten van het kwaad of zedelijk verval in het verderf worden gestort verschijnt Vishnu als de redder, in de gedaante van een dier of een held. Vishnu treedt in 10 incarnaties op, die betrekking hebben op de vier kosmische tijdperken. Elk tijdperk eindigt in moreel verval, waarbij Vishnu tenslotte ingrijpt en tegen de demonen strijdt om een nieuwe wereldorde tot stand te brengen. Omdat Vishnu in de vedische tijd slecht s één van de 12 zonnegoden was en de loop van de zon symboliseerde, verkreeg hij zijn rol als wereldheerser laat; ook is het vishnuïsme later ontstaan dan het shivaïsme. Als redder van de wereld geldt hij als de belichaming van de genade en het goede. Hij heeft de wereld en al haar wezens met zijn straling tot leven gewekt. Aan het einde van het wereldtijdperk keert Vishnu terug in zijn oorspronkelijke gedaante en laat na een rustpauze alles terug opnieuw ontstaan. Zeer geliefd is de uitbeelding van Vishnu als Narayana, de god van het begin van een nieuw tijdperk Shiva, de wreker Shiva betekent ‘de genadige’ en is tegenwoordig naast Vishnu de meest aanbeden godheid in het hindoeïsme. Zijn vedische voorganger is de vreeswekkende boogschutter Rudra, die ziekten stuurt en weer verdrijft. Shiva is de dubbelhoofdige god bij uitstek, die afwisselend (al naar gelang zijn gedaante en incarnaties) de scheppende en verwoestende krachten voorstelt. In geestelijk opzicht is hij tevens het prototype van de grote asceet, die door zelfkastijding het wereldse overwint en daardoor een nieuw bestaan schept. Evenals Vishnu wordt Shiva door zijn volgelingen als de oppergod beschouwt. In het hindoeïsme is hij de god met de meeste gedaanten en behoort hij tot de oudste godheden. Oorspronkelijk was hij de god van de stormen, de ziekten en de ‘grote dood’, maar ook de genezer van de mens. In het moderne hindoeïsme verschijnt Shiva zowel als een mannelijke, vrouwelijke als androgyne godheid, waarbij de androgyne Shiva wordt uitgebeeld met een mannelijke en vrouwelijke lichaamshelft. Mensen zijn niet aan elkaar gelijk. Dit is het principe van het hindoeïsme. Het leven is ingedeeld in 4 fasen. De eerste fase is de fase van de student. Deze fase begint tussen 8 en 12 jaar. De periode duurde 12 jaar en de student woonde in het huis van de zijn leraar en in ruil voor het onderwijs verleende hij diensten. De tweede fase, die aanving bij het huwelijk, was die van beheerder van het huishouden. In deze fase vervult men de drie eerste menselijke behoeften: genot, door middel van het huwelijk en het gezin; succes, door middel van het beroep; en plicht, door deelname aan het gemeenschapsleven. De derde fase is de fase van het terugtrekken. Op een willekeurig moment na de geboorte van het eerste kleinkind kan de mens zich terugtrekken uit de maatschappelijke verplichtingen. In de laatste fase wordt de toestand van sannyasin bereikt. Deze toestand is ooit gedefinieerd als ‘iemand die noch enig ding haat noch enig ding lief heeft’. De hindoeïsten vergelijken de sannyasin met een wilde zwaan of een gans ‘die geen vast huis heeft maar zwerft, met de regenwolk meetrekkend naar het noorden, naar de Himalaya, en weer terug naar het zuiden, thuis in elk meer en water, maar ook in de oneindige, onbegrensde streken in de hemel’. In het Hindoeïsme bestaan er verschillende stromingen, maar de basisregels blijven dezelfde. De meeste Hindoes proberen 2 keer per dag te baden om hun lichaam en geest schoon te houden. Ze wassen zich ook voor ze de tempel binnengaan of een feest beginnen. Hun regels schrijven voor dat ze zich moeten beheersen, nooit mogen stelen en doden. Hindoes geloven dat je andere wezens geen pijn mag doden, ook niet om zelf aan voedsel te komen. Ze eten vooral rijst, groenten en melkproducten. Sommige Hindoes gebruiken wel eieren, vis en gevogelte, maar zeker nooit vlees van koeien, uit respect voor deze dieren. Ze weigeren zelf voedsel dat in aanraking is geweest met rundvlees. Ze drinken ook geen alcohol. Hindoes vasten op geregelde tijden, maar zijn vrij om te beslissen wanneer en hoe lang. Mahatma Gandhi (1869-1948) Mahatma Gandhi is een van de belangrijkste denkers van het moderne hindoeïsme. Hij pleitte voor een religieus respect voor de waarheid van alle religies. In het hindoeïsme introduceerde hij een sterkte politisering van het religieuze denken; hij was reeds vroeg een aanhanger van de volledige geweldloosheid en het gebruikte religieus vasten ook als politiek pressiemiddel. Vanaf 1919 groeide hij uit tot de bekendste leider van de Indiase onafhankelijkheidsbeweging. Hij riep een beweging van burgerlijke gehoorzaamheid tegenover de Britse koloniale autoriteiten in het leven. Als massabeweging was deze volstrekt geweldloos. Zijn geschriften getuigen van een alomvattende interpretatie van de vrede en van het ideaal van een gematigd leven, waarin respect voor al wat leeft voorop staat. De gouden regel i.v.m. godsdiensten: Do unto others as you would have them do unto you van Rockwell ( door Jezus: behandel anderen, zoals je zelf behandeld wil worden) Kunnen religies samenwerken? Bronnen: Een wereld van religie Wereldreligies De religies van de wereld Prenten en foto’s John Bowker (De Morgen) Markus Hattstein Joeston Smith Ecyclopedie, bovenvermelde boeken