5 Wereldreligies

advertisement
Tim Keeren 4LWi
Bram Loquet 4EWi
Volgelingen + Heilig boek + gebedsplaats:
Volgelingen
1 900 174 000
1 033 453 000
830 000 000
338 621 000
13 451 000
Christendom
Islam
Hindoeïsme
Boeddhisme
Jodendom
Heilige boek
Bijbel
Koran
Veda’s
Soetra’s
Tora
gebedsplaats
Kerk
Moskee
Tempel
Tempel
Synagoge
Christendom
Islam
Hindoeïsme
Boeddhisme
Jodendom
Wat betekent religieus zijn? Het betekent bijna alles, omdat religies zich bezighouden met het
menselijke bestaan in zijn geheel, van leven tot dood. Reeds duizend jaren zoeken mensen naar de
zin van en de waarheid over hun eigen leven en over de wereld. En de religies zijn het resultaat van
dit zoeken. Tegenwoordig worden religies vooral gezien als gemeenschappen van mensen die
eenzelfde geloof (vaak in God of goden) delen, die in bijzondere gebouwen samenkomen en die op
een eigen wijze in de wereld leven. Meer dan 3/4de van de wereldbevolking behoort tot een
bepaalde religie. Er bestaat echter wel een verschil in de intensiteit waarop men deze religies
beleven. Historische religies hebben heilige teksten en ophopende traditie die langzaam wordt
opgebouwd en tot ontwikkeling komt.
2000
1750
1500
1250
1000
750
500
250
0
-250
-500
-750
-100
0
-125
0
-150
0
-175
0
-200
0
Het Ontstaan van de hoofdreligies:
Het Christendom:
Het Christendom vindt zijn oorsprong in Jezus’ leven, optreden,, dood, verrijzenis en Hemelvaart.
De Christenen geloven dat deze jood de Zoon van God is. Het is de godsdienst die het meest
verspreid is en heeft het grootste aantal volgelingen. Het verhaal over Jezus en de oudste
interpretaties van Jezus als de Christus of Messias zijn opgetekend in het Nieuwe Testament. Het
bestaat uit 4 evangelies, de Handelingen van de Apostelen, 21 brieven en de Apocalyps. Het
Christendom onderscheidt verschillende stromingen waaronder de Rooms-katholieke kerk, OostersOrthodoxe kerk en het Protestantisme de belangrijkste zijn. ***
Het Christendom is in wezen een historische religie. Dat wil zeggen dat het niet is gebaseerd op
verzinsels maar op concrete gebeurtenissen. De belangrijkste daarvan is het leven van een Joodse
timmerman die werd geboren in een stal, terecht werd gesteld toen hij drieëndertig jaar oud was,
nooit verder dan 140 kilometer van zijn woonplaats is gekomen, niets bezat, geen enkele opleiding
had gevolgd, geen enkel leger aanvoerde en geen enkel boek produceerde, maar in het zand schreef.
Toch wordt zijn geboortedag overal ter wereld herdacht. De biografische details van het leven van
Jezus zijn zo schaars dat aan het begin van deze eeuw enkele onderzoekers zelf veronderstelden dat
hij misschien nooit had geleefd. De mogelijkheid werd snel verworpen, maar onder invloed van
Albert Schweitzers boek Von Reimarus zu Wrede: Eine Geschichte der Lebenjesuforschung, een
van de belangrijkste boeken van de twintigste eeuw, werd wat men vanuit de hoek van de
wetenschap over Jezus kon vernemen tot twee zaken teruggebracht: we weten vrijwel niets over
hem; en wat, van de weinige dingen die we weten, met de meeste zekerheid vaststaat is onjuist –
namelijk zijn vermeende overtuiging dat het einde van de wereld weldra ging komen.
Jezus werd geboren in Palestina waarschijnlijk in 4 voor Christus, onze jaartelling zit er dus een
paar jaar naast. Hij groeide op in de omgeving van Nazaret. Toen hij een paar jaar in de dertig was,
trok hij rond als leraar-genezer. Een paar jaar later haalde hij zich de vijandschap van een aantal van
zijn landgenoten en de argwaan van Rome op de hals, totdat hij tenslotte aan de rand van Jeruzalem
werd gekruisigd. We beschikken over te weinig details om te weten wat er na die kruising is
gebeurd. Het staat eigenlijk allen vast dat zijn volgelingen ervan overtuigd waren dat de dood hem
niet heeft vastgehouden. Ze vertelden dat hij aan hen was verschenen als dezelfde persoon die ze
gedurende zijn leraarschap hadden gekend. De herrijzenis was niet een kwestie van reanimatie. Het
was een overgang naar een ander niveau,. Het was wel duidelijk dat Jezus’ volgelingen hem op een
nieuwe manier begonnen te ervaren, namelijk met de waardighe‹d van God. Uit het geloof in de
herrijzenis van Jezus kwamen de kerk en haar christologie voort. Tot in het jaar 313 had de Kerk te
kampen met de vervolging door de Romeinse overheid. In dat jaar werd het Christendom wettelijk
erkend en kreeg het dezelfde rechten als andere religies in het rijk. Nog voor het einde van de eeuw,
in 380, werd het de officiële religie van het Romeinse Rijk. Afgezien van kleine afsplitsingen zoals
de nestorianen bleef ze tot het jaar 1054 één geheel. Dit houdt in dat de Kerk gedurende de helft van
haar geschiedenis hoofdzakelijk één instituut was. In 1054 deed echter de eerste belangrijke
scheuring voor, tussen de orthodoxe kerk in het oosten en de rooms-katholieke kerk in het westen.
Er waren verschillende redenen voor die breuk, behalve religie zelf waren er ook daarbij ook zaken
als geografische ligging, cultuur, taal en politiek bij betrokken. De volgende scheuring deed zich
voor in de zestiende eeuw toen in het westen de protestantse reformatie plaatsvond.
Voor Christenen zijn religieuzen in strikte zin zij die gekozen hebben om als monnik, zuster of
broeder hun leven in dienst van God te stellen. Allen willen Christus navolgen in zijn armoede, in
zijn gehoorzaamheid aan de Vader en vooral alle mensen, waarvoor hij naar men gelooft celibatair
is gebleven. Het religieuze leven kan verschillende vormen aannemen. Sommigen leefden als
kluizenaar in de woestijn, terwijl anderen in een hechte gemeenschap een bepaalde kloosterregel
volgden.
 Rooms-katholieke kerk
De Rooms-katholieke kerk benadrukt het gezag van de Paus, de sacramenten en het belang van de
bijbel en de traditie. Het heeft zijn centrum in Rome, in het Vaticaan en verspreidt zich van daar uit.
Het is over het algemeen de voornaamste religie in Midden- en Zuid – Europa, Ierland en ZuidAmerika.
De twee belangrijkste concepten van deze tak van het christendom zijn: de Kerk als autoriteit op
het gebied van de leer en de Kerk als bediener van de sacramenten. Het eerste gaat er van uit dat
God op aarde kwam in de persoon van Jezus Christus om de mensen te leren hoe ze in deze wereld
moeten leven. Sinds de 12de eeuw kent de rooms-katholieke Kerk zeven sacramenten. Deze lopen
parallel met de belangrijkste momenten en noden van het menselijk leven. Mensen worden geboren,
worden volwassen, trouwen of wijden zich volledig aan een levensdoel, en sterven vervolgens.
Intussen moeten ze, wanneer ze van de weg afdwalen, weer worden terug gebracht in de
samenleving, en ze moeten eten. Twee sacramenten moeten geregeld herhaald worden. Het ene is
dat van de biecht. Omdat mensen nu eenmaal zijn wie ze zijn lukt het hun niet te leven zonder te
vervallen in fouten en af te dwalen van het rechte pad. De Kerk leert dat, als we onze zonden
opbiechten aan God in tegenwoordigheid van een van Gods afgezanten, een priester, en werkelijk
berouw hebben van de zonden die we hebben begaan en ons eerlijk voornemen ze in de toekomst
uit de weg te gaan, ons vergiffenis wordt geschonken. Het sacrament dat in de rooms-katholieke
Kerk centraal staat is dat van de mis. Het belangrijkste van de mis is de herbeleving van het laatste
avondmaal van Christus. De Kerk leert dat in de hostie en de kelk, het brood en de wijn, het lichaam
van Christus echt aanwezig zijn. Zij vatten de woorden “Dit is mijn lichaam en dit is mijn bloed”
letterlijk op.
 Oosters-Orthodoxe kerk
De Orthodoxe kerk is een groep autonome kerken waarvan de geschiedenis teruggaat tot de
apostelen en de missiereizen. In de 9de eeuw bekeerde de heilige Cyrillus en de heilige Methodius
de Slaven. In 988 werd Rusland onder de heilige koning Vladimir een Christelijk koninkrijk. Ook in
Servië, Roemenië, Bulgarije, het vroegere Tsjecho-Slowakije, Polen, Cyprus en Albanië is er een
belangrijke Orthodoxe Kerk. De Orthodoxe Kerk oefent vooral invloedt uit in Griekenland, de
Slavische landen en Rusland.
In de meeste opzichten is de orthodoxe kerk nauw verwant aan de rooms-katholieke kerk, want
gedurende meer dan de helft van hun geschiedenis vormeden ze 1 geheel. Ze kent dezelfde 7
sacramenten en interpreteert die in wezen net zoals de rooms-katholieke Kerk. Op het punt van
leergezag zijn er enkele oppervlakkige verschillen, maar zelfs daar is het uitgangspunt gelijk. Er
zijn 2 verschillen. Een daarvan heeft met heeft de reikwijdte te maken. De oosterse Kerk vindt
unanimiteit in minder gevallen noodzakelijk dan de rooms-katholieke Kerk. In principe behoren
daartoe uitsluitend zaken die worden genoemd in de Bijbel. De orthodoxe Kerk neemt aan dat, hoe
wel de geloofsartikels waarin een christen moet geloven van groot belang zijn, hun aantal gering is.
De kerk van Rome legt de nadruk op de ontwikkeling van de christelijke leer, terwijl de orthodoxe
Kerk de nadruk legt op de voortzetten van hun godsdienst. Het tweede verschil is dat de orthodoxe
Kerk geen paus heeft. Zij zeggen dat Gods waarheid wordt geopenbaard door ‘het geweten van de
Kerk’.
 Protestantisme
De Protestantse kerken benadrukken de rechtstreekse relatie tussen elke persoon en Christus zonder
de bemiddeling van een priester of een paus en de bijbel als basis voor prediking, onderricht en
redding. Het beheerst Noord – Europa, Engeland, Schotland en Noord – Amerika. De oorzaken van
de breuk tussen het rooms-katholicisme en het protestantisme zijn gecompliceerd en nog steeds
omstreden. Politiek-economische factoren, nationalisme, het in de renaissance opkomende
individualisme en een toenemende ongerustheid over de misstanden in de Kerk speelden een rol.
Het protestantisme is dus niet zozeer een protest beweging maar een vorm van het christendom. De
2 belangrijkste thema’s van het protestantisme zijn: rechtvaardiging door het geloof en het
protestants beginsel. Geloven is volgens de protestanten, niet alleen een kwestie van overtuiging,
maar het aanvaarde van een kennis die niet zintuiglijk waarneembaar is. Het is dus het vertrouwen
op God en Gods woord. Het protestants beginsel waarschuwt ons tegen verafgoding. De menselijke
loyaliteit komt aan God toe. God gaat de natuur en geschiedenis te boven want de wereld is eindig
en God is oneindig. Terwijl men in het wereldse leven een steeds absolutere waarde ging hechten
aan de staat, of het zelf, of het menselijke intellect, gingen de christenen een steeds absolutere
waarde hechten aan hun dogma’s, de sacramenten, de Kerk, de bijbel en hun persoonlijke religieuze
ervaringen. Wie denkt dat het protestantisme hieraan weinig of geen waarde toekent en twijfelt of
God er in betrokken is maakt een ernstige vergissing. Het stelt echter wel nadrukkelijk dat deze
zaken geen van alle van deze God zelf zijn. Allemaal hebben ze hun plaats in de geschiedenis en
daarom bevatten ze allemaal iets menselijks; en omdat het menselijke altijd onvolmaakt is, zijn ook
deze werktuigen tot op zekere hoogte onvolmaakt. Zolang ze verder dan zichzelf wijzen, naar God,
zijn ze van onschatbare waarde.
Islam:
Islam betekent ‘overgave aan god’. De jongste van de wereldreligies legt de nadruk op een
onaantastbaar monotheïsme, de eenheid van Allah en het directe ingrijpen van god in het dagelijks
leven. De koran is de enige en absolute openbaring van God die de profeet, een toonbeeld van een
god welgevallige levensstijl, werd verkondigd door de aartsengel Gabriël. De ‘5 zuilen van de
Islam’ regelen het leven van de gelovige. In het dagelijkse leven hecht de islam zeer aan de
pragmatische rechtspraak (de sjaria). Deze religie combineert het religieuze in hoge mate met het
sociale en maatschappelijk-politieke. Zeer spoedig scheidden de charismatische sjiieten zich af van
de meer wetgevende meerderheid van de islam. (de soennieten). Als een rode draad door de
geschiedenis van de islam, die haar eerste culturele bloei in de Middeleeuwen beleefde, loopt de
nauwe verbondenheid tussen politiek en religie. Het zoeken naar de juiste verhouding tussen die
twee aspecten bepaalt tegenwoordig nog steeds de meningsverschillen in de islamitische landen.
De soennieten zijn de ‘traditionalisten’, van sunnah, zij vormen 87 % van alle moslims. De
soennieten wonen in het Midden-Oosten, Turkije, Afrika het Indisch subcontinent, Pakistan,
Bangladesh, Maleisië en Indonesië, waar alleen al meer moslims wonen dan in de gehele Arabische
wereld.
De sjiieten zijn de volgelingen van Ali, de schoonzoon van Mohammed, die volgens de sjiieten de
directe opvolger van Mohammed had moeten zijn maar tot drie maal toe werd gepasseerd en, toen
hij eenmaal was aangewezen als leider van de moslims, vermoord werd. Ze bevinden zich in Irak en
Iran.
Er zijn bij de islam al heel wat misvattingen bij de naam. Tot voor kort sprak men in het Westen
over ‘mohammedanisme’, een benaming die niet alleen onjuist maar ook kwetsend is. Ze is onjuist,
volgens de moslims, omdat de religie niet werd geschapen door Mohammed maar door God –
Mohammed was slechts woordvoerder van God. Bovendien is de benaming kwetsend omdat ze de
indruk wekt dat wekt dat de islam zich niet op God richt maar een mens. Dat het christendom naar
Christus is genoemd is passend, zeggen ze, omdat de christenen geloven dat Christus God was.
Maar wanneer men de islam benoemt als mohammedanisme zou dat zijn alsof men het christendom
het ‘paulisme’ zou noemen. De juiste benaming van deze religie is ‘islam’. Het woord, dat is
afgeleid van de wortel s-l-m, waarvan de grondbetekenis vrede is, maar een tweede betekenis
‘onderwerping’, betekent dus, ‘de vrede die over ons komt wanneer wij ons onderwerpen aan God’.
Dardoor is de islam – met het boeddhisme, waarvan de benaming is afgeleid van budh, ‘ontwaken’
– een van de twee religies die is genoemd naar het ding dat ze willen ontwikkelen; in het geval van
de islam is dat de volledige onderwerping van het leven aan God. Zij die de islam aanhangen
worden ‘moslims’ genoemd.
In de opmars van de Arabische macht stond hun religie, de islam, centraal. Wanneer we de vraag
stellen hoe dit tot stand kwam zal de buitenstaander wijzen op de sociaal-religieuze ontwikkelingen
die in de tijd van Mohammed in Arabië speelden, en aan de hand daarvan de gebeurtenissen
verklaren. De moslims geven een ander antwoord. De Islam begint niet met Mohammed in het
Arabië van de zesde eeuw, zeggen zij, maar met God. “In den beginne schiep God…” wordt ons
door het Boek Genesis verteld. De Koran is het daarmee eens. Het wijkt alleen af in die zin dat hij
Allah gebruikt. Het woord ‘Allah’ wordt gevormd door het bepaald lidwoord al (‘de’) te
combineren met llah (‘God’). Letterlijk betekent het woord dus ‘De God’. Niet een god, want er is
er maar één. De God.
God schiep de wereld en vervolgens de mensen. De naam van de eerste mens was Adam. Tot de
afstammelingen van Adam behoorde Noach, die een zoon had met de naam Sem. Van zijn naam is
het woord Semiet afgeleidt; letterlijk is een Semiet een afstammeling van Sem. Evenals de Joden
beschouwen de Arabieren zich als een Semitisch volk. Tot de afstammelingen van Sem behoorde
Abraham. De islam lijkt zelfs zijn naam te hebben ontleend aan de allerzwaarste proef waaraan
Abraham werd onderworpen – was hij bereidt zijn zoon Isaak te offeren? Abraham huwde Sara.
Sara kreeg geen zoon; daarom nam Abraham, die zijn geslacht wilde voortzetten, zich Hagar tot
bijvrouw, en Hagar baarde hem een zoon, Ismaël, waarna Sara zwanger werd en eveneens een zoon
kreeg, die Isaak werd genoemd. Sara eiste toen dat Abraham Ismaël en Hagar uit de stam verdreef.
En dat brengt ons bij het eerste verschil tussen het verhaal zoals het wordt vertelt in de Bijbel en dat
van de Koran. Volgens de Koran ging Ismaël naar de plaats waar later Mekka gebouwd zou
worden. Zijn afstammelingen ontwikkelden zich in Arabië tot een krachtig volk, dat de moslims
voortbracht; de afstammelingen van Isaak, die in Palestina bleven, waren Hebreeën en werden later
de Joden genoemd.
Wanneer we de geslachtslijst van Ismaël in Arabië volgen komen we in de tweede helft van de
zestiende eeuw bij Mohammed. De profeet Mohammed werd in 570 n.C in Mekka, in het huidige
Saoedi-Arabië, geboren. Mohammed was vroeger wees en werd opgevoed door zijn grootvader en
daarna door zijn oom. Hij werd handelaar en op 25-jarige leeftijd huwde hij Chadiedja, een rijke
weduwe. Mohammed trok zich vaak terug in het gebergte bij Mekka om er te mediteren. Hier
verscheen hem in 610 de engel Gabriël en ontving hij van god zijn eerste openbaring. Vanaf 613
verkondigde hij Gods boodschappen aan de polytheïstische bevolking van Mekka. Zijn radicaal
monotheïsme ergerde de Mekkanen en ze vervolgden Mohammed en zijn volgelingen. Sommigen
van hen emigreerden naar Ethiopië. In 622 aanvaarde Mohammed een aanbod van het volk van
Jathrib, het latere Medina, en trok naar het noorden. Deze emigratie of hidjra duidt het begin aan
van de islamitische jaartelling. Mohammed vocht tot 630 tegen de Mekkanen, terwijl zijn aanzien
groeide omdat steeds meer stammen de islam aanvaardden. Toen de Mekkanen zich overgaven,
verleende Mohammed iedereen amnestie, behalve enkele vroegere vijanden. Hij overwoog de islam
buiten Azië te verspreiden maar in 632 stierf hij op 62-jarige leeftijd.
De 5 zuilen van de islam:
1. Sjahâda: ‘er is geen god dan god en Mohammed is de boodschapper van god’
2. Salaat: moslims verrichten 5 maal per dag het ritueel gebet, in de richting van de Ka’ba (in
het midden van de moskee in Mekka)
3. Ramadaan: vasten (onthouden van voedsel, drank, seksuele intimiteit van ’s morgens tot ’s
avonds
4. Men deelt zijn rijkdom door een 40ste van zijn kapitaal af te staan aan de armen
5. Hadjj: de bedevaart naar Mekka in de 12de islamitische maand (iedere gezonde islamiet moet
minsten 1 maal de Hadjj verrichten.
Islam en wetenschap:
Moslims geloven dat God alles geschapen heeft met als gevolg dat studie en onderzoek van de
schepping naar God het inzicht en het begrijpen van Zijn wegen verdiepen. Daarom werd kennis
zeer gewaardeerd in de islam. Mohammed zei:’Wie het huis verlaat om kennis op te doen,
bewandelt de weg van God.’ Boeken en kennis werden door de moslims altijd beschreven als
geestelijk voedsel. De bijdragen van de moslims aan de filosofie, astronomie, scheikunde,
geneeskunde, wiskunde en algebra waren dan ook buitengewoon. De moslims beweerden wel dat
kennis ondergeschikt moest zijn aan wijsheid.
Op enkele uitzonderingen na is de theologische basis van de islam vrijwel identiek aan die van zijn
voorlopers, het jodendom en het christendom. De vier voornaamste begrippen zijn: God, Schepping,
Het Menselijk Zelf en de Dag Des Oordeels.
Zoals in alle historische religies concentreert de islam zich op het religieus hoogste wat er is: God.
God is onstoffelijk en daarom onzichtbaar. Het afgoden werd verwijderd en dat het goddelijke
concentreerde zich voor iedereen in één onzichtbare God. In die zin was het monotheïsme de
onuitwisbare bijdrage van de islam aan de Arabische religie. We moeten daaraan onmiddellijk
toevoegen dat de moslims het monotheïsme niet uitsluitend zien als de bijdrage van de islam aan het
Arabische denken maar aan de religie in zijn geheel. De overweldigende hoeveelheid voorstellingen
van het Hindoeïsme wordt beschouwd als een bewijs dat nooit wist te komen tot de verering van de
enige God. De christenen brachten hun monotheïsme in gevaar door Christus te vergoddelijken. Het
tweede theologische begrip, na God, is de Schepping. Zij werd geschapen door een opzettelijke
wilsdaad van God. Het belangrijkste van Gods scheppingen is de mens zelf. Nu we hebben
vastgesteld dat het leven een geschenk is van de Schepper, moeten we ons verdiepen in onze
verdiepen in onze verplichtingen; er zijn er twee. De eerste daarvan is dankbaarheid voor het
ontvangen leven. De betekenis van het Arabische woord ‘ongelovige’ neigt meer tot ‘iemand die
tekort schiet aan dankbaarheid’ dan tot’ iemand die niet gelooft’. Hoe meer dankbaarheid we
voelen, hoe meer we zullen terugkrijgen in ons leven. De tweede blijvende plicht van de mens voert
ons terug naar de naam van de religie. Reeds gezegd, islam betekent ‘overgave’. Bij overgave
denken we onmiddellijk aan allerlei militaire dingen, maar we vergeten dat met ‘overgave’ ook het
oprecht geven van zichzelf aan een vriendschap of liefde kan bedoelt worden. Als we ‘overgave’
door ‘toewijding’ vervangen, wordt het duidelijker. De islam blijkt dus een religie te zijn die streeft
naar totale toewijding.
De pelgrimstocht naar Mekka.
De koran is de openbaring door God van zijn Rede (kalaam) of Woord en vormt het fundament van
de islam. Eenzelfde boodschap werd ook verkondigd door vroegere profeten, zoals Mozes en Jezus,
maar de gemeenschappen hadden de boodschap verdraaid. Alleen de Arabische koran geeft
bijgevolg Gods woord foutloos weer. Dit verklaard waarom de koran niet echt vertaald kan worden,
en waarom de kalligrafie in de islam zo belangrijk is. Het schoonschrijven van Gods woord is een
daad van verering en dankbetuiging.
De moskee is de gebedsplaats van de moslims, die er vooral op vrijdag samenkomen om zich in
gebed neer te buigen. Ook al kan er overal gebeden worden, moskeeën zijn ‘huizen waarvan God
heeft toegestemd dat zij werden opgericht en waarin Zijn naam wordt vermeld’.
Wanneer we kijken naar het verschil tussen het Arabië van voor en dat van na de islam, moeten we
ons wel afvragen of de geschiedenis ooit zo’n morele vooruitgang bij zoveel mensen in een zo korte
tijd heeft gezien. Voor Mohammed was er vrijwel niets dat het geweld tussen de stammen kon
beperken.Grote verschillen in rijkdom en bezit werden aanvaard als normaal. Vrouwen werden
meer als bezit dan als mens behandeld. Een man kon huwen met meerdere vrouwen. Het doden van
zuigelingen, vooral meisjes, was een algemeen verspreidt gebruik evenals dronkenschap en gokken
op grote schaal. Binnen een halve eeuw onderging het morele klimaat in al die opzichten een
opmerkelijke verandering. De Koran is niet alleen een spirituele gids, maar ook een juridisch
handboek. De islam is het meest gedetailleerde religie van alle semitische religies, in
maatschappelijk opzicht toch. D eislam koppelt geloof aan politiek en religie aan samenleving, tot
een onverbrekelijk geheel. De islamitische wet heeft een enorm bereik, met vier belangrijke
terreinen.
1. de economie
Zoals de gezondheid van een organisme verlangt dat elk deel ervan wordt gevoed, zo vereist de
gezondheid van een samenleving dat de materiële goederen op grote schaal en op gepaste wijze
worden verspreid. Dat is het uitgangspunt van de islamitische economie. De islamitische economie
is geïnspireerd op de bloedsomloop van het lichaam. Voor een goede gezondheid is het
noodzakelijk dat het bloed vrij en krachtig stroomt; traagheid kan de oorzaak zijn van ziekten,
stolsels in het bloed kunnen dodelijk zijn. Hetzelfde is het geval met het politiek lichaam, waarbij
rijkdom de plaats inneemt van het bloed als substantie die noodzakelijk is voor het leven. Zolang
men deze vergelijking volgt en er wetten zijn die ervoor zorgen dat de rijkdom krachtig stroomt,
heeft de islam geen bezwaar tegen het maken van winst, economische concurrentie en
ondernemersschap. Dit als wordt zo openlijk toegestaan dat sommige de Koran ‘het boek van de
zakenman’ noemen. Om ‘klontering’ te voorkomen verklaarde de islam het eerstgeboorterecht als
onwettig. Door dat gebruik te verbannen ziet de Koran erop toe dat de rijkdom wordt verdeeld
onder alle erfgenamen, zowel dochters als zonen.
2. de positie van vrouwen
Voor Mohammed waren vrouwen weinig meer dan vee, waarmee vaders en echtgenoten konden
doen wat ze willen. Dochter konden niet erven en vaak werden pasgeboren meisjes levend
begraven. De hervorming van Koran, die zich keerde tegen een situatie waarin de geboorte van een
dochter als een ramp werd beschouwd, betekende een heel grote verbetering in de positie van
vrouwen. Kindermoord werd verboden. De Koran eiste dat ook dochters een deel van de erfenis
kregen, niet even groot maar de helft van het erfdeel van de zonen. De Koran laat de mogelijkheid
voor de vrouwen open wat betreft haar rechten als burger, ze zijn volledig gelijk aan de mannen. De
Koran staat de man toe maximaal vier echtgenotes tegelijkertijd te hebben maar dit komt
tegenwoordig zelden voor. Wat betreft het dragen van sluiers en het afzonderen van vrouwen in het
algemeen is het voorschrift van de Koran zeer somber, het is een kwestie van plaatselijke
gewoonten en er wordt niets opgelegd door de religie.
3. De verhoudingen tussen de rassen
De islam benadrukt de gelijkheid tussen de verschillende rassen. Moslim zijn bereid een gemengd
huwelijk aan te gaan, en zien Abraham als hun grote voorbeeld daar hij bereid was Hagar, een
zwarte vrouw, te huwen.
4. Het gebruik van geweld
De moslims voerden een jihad, een islamitische heilige oorlog. Hiervan zullen de moslims zeggen
dat het een deel uitmaakt van de islam, maar we mogen niet vergeten dat de moslims zich hebben
verspreid door middel van het zwaard. Mohammed, die zeer goed generaal was, heeft een groot
aantal tradities in het leven geroepen met betrekking tot een behoorlijke oorlogvoering. Men moet
zich houden aan overeenkomsten en verraad moet worden voorkomen; gewonden mogen iet
verminkt worden, evenmin als de gesneuvelden. Vrouwen, kinderen en ouderen moeten worden
gespaard, evenals boomgaarden, het op het veld staande gewas en heilige voorwerpen. De
voornaamste vraag is hoe moet bepalen of een oorlog een gerechtvaardigde oorlog is. Volgens de
Koran is een gerechtvaardigde oorlog een defensieve oorlog of een oorlog die wordt gevoerd om
een eind te maken aan een onrechtvaardig situatie. Maar objectieve historici zeggen dat de reputatie
van de islam niet slechter is dan die van het Christendom in verband met het gebruik van geweld.
Jodendom
De grondslag voor het jodendom, dat zowel de afstammingsleer als een gekozen religie is, vormt de
bekenning tot het verbond van de enige God (Jahweh) met de mensen, die hij heeft geschapen en
aan wie hij zijn geboden heeft gegeven. Het oorspronkelijke verbond met Noach en Abraham wordt
in het verbond met Mozes uitgewerkt; Mozes ontvangt de Tora van de wet en de basisleer van het
jodendom. De uitverkorenheid van Israël betekent voor de joden een bijzondere verplichting om de
goddelijke geboden op te volgen. Via de profeten spreekt God steeds opnieuw tot de mens. Het
dagelijkse leven en de jaarlijkse cyclus van de joodse religieuze dialogische verbondenheid tussen
mens en God; dat verbond biedt de joden troost en sterkt ze in de enerverende en pijnlijke
ervaringen die ze in hun geschiedenis moesten ondergaan. De joodse geschiedenisopvatting wordt
bepaald door een diepgeworteld messianisme (geloof aan de Messias) en de goddelijke
voorspelling van het Beloofde land.
Hoewel de Hebreeuwse Bijbel verwijzingen bevat naar andere goden dan Yahweh, blijft het
jodendom een monotheïstische religie.Want als je de teksten goed leest dan zie je dat die andere
goden in twee opzichten verschillen van Yahweh. Ten eerste hadden zij hun bestaan aan Yahweh te
danken en ten tweede waren ze, in tegenstelling tot Yahweh, sterfelijk. Die verschillen zijn groot
genoeg om de God van Israël te onderscheiden van de andere goden. Ze zijn geen rivalen van
Yahweh, ze zijn Gods ondergeschikten. Al heel vroeg, misschien al vanaf het moment dat de eerste
Bijbelse teksten werden geschreven, waren de joden monotheïstisch.
De joden worden vaak het ‘volk van het boek genoemd’, omdat ze hun leven baseren op de bijbel
en daarom bijzondere eerbied koesteren voor de tora, waarin God zich openbaart. Tora wordt vaak
vertaald met ‘wet’, maar betekent eerder ‘instructie’ of ‘leidraad’. De tora omvat de eerste vijf
bijbelboeken en bevat zowel geschiedenis als de 613 geboden die het fundament vormen van het
joodse leven. Joden geloven dat de wetten deel uitmaken van de verbondenheid met God. Als Zijn
uitverkoren volk dienden ze alle geboden na te leven Deze uitverkiezing betekent niet dat het joodse
volk boven andere volkeren staat, maar wel dat het zijn taak is andere volkeren de ene ware God te
leren kennen.
De opvoeding van kinderen is een elementaire plicht van de ouders. De tora bevat vele verwijzingen
daarnaar: ‘Spreek met uw kinderen telkens opnieuw over de geboden, wanneer u thuis bent en
onderweg, als u slapen gaat en ontwaakt’. Om kinderen te laten opgroeien tot vrome joden, vindt
met het noodzakelijk dat ze de 613 voorschriften van de tora kennen, de joodse wet die volgens het
boek Exodus door God aan Mozes werd gegeven. Verder moeten ze ook vertrouwd zijn met de vele
meningen erover en de vele interpretaties ervan. Heiligheid vereist dus kennis. Reeds in de Oudheid
onderscheidden de joden zich door hun vorming. Geletterdheid was er algemeen, zeker onder de
mannen. Het onderwijs begon reeds op vroege leeftijd. Jongens leerden Hebreeuws lezen, zodat ze
de bijbel konden bestuderen. Later leerden ze Aramees, de taal van de Babylonische talmoed, een
belangrijk wetboek uit de 6de eeuw. In het verleden werden alleen de heilige boeken bestudeerd en
was het niet ongewoon dat jongemannen onderwijs bleven volgen tot ze vooraan in de 20 waren.
Tegenwoordig beginnen nog maar weinig jongeren aan zo’n langdurige religieuze opleiding, maar
het traditionele respect voor kennis bleef bestaan. De meeste joodse jongeren hopen immers op zijn
minst een diploma hoger onderwijs te halen.
Traditioneel wordt het ritme van de joden bepaald door de wekelijkse rustdag of sabbat en de
jaarlijkse feesten. De sabbat begint op vrijdagavond en eindigt op zaterdagavond. Het is dan
verboden om te werken.
De rol van mannen en vrouwen
Het jodendom is een godsdienst met welomschreven rollen voor mannen en vrouwen. Ook al wordt
het jood-zijn door de moeder doorgegeven, toch worden joden aangeduid als de zoon of dochter van
hun vader. De geboorte van een zoon wordt gevierd met een rituele besnijdenis, de geboorte van
een dochten daarentegen wordt vermeld met een kinderzegening tijdens een gewone dienst. Alleen
jongens een inwijdingsviering als volwassene en elke dag danken de mannen God dat Hij hen niet
heeft geschapen als vrouw. Vrouwen danken God dat Hij hen geschapen heeft volgen zijn wil,
maar toch zijn vele joodse vrouwen tegenwoordig ongelukkig met de traditionele rol die hen
toegedeeld is.
Doorheen de hele geschiedenis zijn joden vervolgd geweest. De Duitse journalist Wilhem Marr
gebruikte in de jaren 1870 het begrip ‘antisemitisme’(jodenhaat) voor het eerst. Hij beweerde dat de
joden naar afstamming een allochtoon volk waren en dat de geschiedenis gezien moest worden als
een voortdurende strijd tussen Semitische en autochtone Duitse rassen. Na zijn nederlaag in de
Eerste Wereldoorlog (1914-1918) gleed Duitsland van de ene in de andere economische crisis. In
1933 werd Adolf Hitler kanselier. Hij was ervan overtuigd dat door een wereldwijde joodse
samenzwering Duitsland de oorlog had verloren. Hij was vastbesloten het Duitse rijk te herstellen
en Europa te zuiveren van alle joden. Joden werden opgepakt en in concentratiekampen
omgebracht. Ongeveer 6 miljoen joden zijn omgekomen. Joden noemen de holocaust Shoah, wat
‘catastrofe’ betekent.
Volgens de rabbijnse opvattingen bevat de Bijbel niet minder dan 613 geboden die het menselijke
gedrag in banen leiden. Vier daarvan zijn voor ons belangrijk, de vier voorschriften van de Tien
Geboden. Deze Tien Geboden, die zowel door het christendom als door de islam zijn overgenomen,
vormen de morele grondslag van het grootse deel van de westerse wereld. Er zijn vier gevaarlijke
gebieden in het menselijk bestaan, die tot grenzeloze problemen kunnen zorgen wanneer de zaken
daar uit de hand lopen: geweld, rijkdom, seks en het spreken. Over geweld zeggen ze in feite: jullie
kunnen kibbelen en vechten zoveel jullie willen, maar het doden van leden uit de eigen groep is niet
toegestaan, want dat leidt tot bloedwraak die een de gemeenschap kapot maakt. Dus gij zult niet
doden. Voor seks is er een grens: seksuele pleziertjes van gehuwde personen buiten het huwelijk is
niet toegestaan. Dus gij zult niet echtbreken. Wat bezittingen betreft, je mag er zoveel hebben als je
wilt, zolang je er maar geen van andere mensen neemt. Dus gij zult niet stelen. Wat betreft het
gesproken woord, je kunt dingen verzwijgen of ontwijkende antwoorden geven, maar er zijn
momenten waarop je de gehele waarheid moet spreken. Als je liegt wanneer je een eed hebt
afgelegd dat je de waarheid zult spreken, zul je zwaar gestraft worden. Dus gij zult geen valse
getuigenis spreken.
Het messianisme draait allemaal rond hoop. Daarom werd de joodse hoop gepersonifieerd tot de
figuur van de Messias. Het woord ‘messias’ betekent letterlijk ‘gezalfde’; maar omdat koningen en
priesters met olie werden gezalfd werd het begrip een eretitel die duidde op iemand die verheven of
‘uitverkozen’ was. Er waren drie aspecten van de messiantische gedachte, hoop nationalisme en de
verheffing.
Het eerste wat een jood doet als hij wakker wordt, is zijn handen wassen om daarmee rein en
onbevlekt tegenover God te staan.
Een traditionele jood staat altijd vroeg op om na het reinigen het ochtendgebed te kunnen
uitspreken. Als het even kan, doen ze het liefst samen met andere mensen. s`Middags bidden ze
ook, maar alleen wat korter, ook s`avonds gaan ze bidden alleen dan bidden ze wel veel langer. En
er wordt ook voor het slapen gaan gebeden.
Er wordt ook gebeden tijdens speciale feesten of bijeenkomsten. Tevens spreekt men een gebed op
voor het eten, na het eten, bij onweer, bij het zien van een regenboog, oceaan, vallende ster, de
nieuwe maan, bij het zien van een geleerde of iemand van koningshuis.
Men moet zich elk moment bewust zijn van zijn goddelijke oorsprong en als een zo goed mogelijk
mens leven.
Het Joodse Gebed bevat veel meer dan alleen vragen aan God. Het is eerder een gesprek tussen God
en de mensen, daarom kon na de verwoesting van de Tempel 70 jaar na Chr. het normale offeren
vervangen worden door gebed.
De 10 geboden
I
"Gij Zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben".
II
"Gij zult u geen gesneden beeld maken, noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat gesneden op de aarde, noch van wat in
de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen, want Ik, de HEERE , uw God, ben een naijverige God, die de
ongerechtigheid der vaderen bezoek aam de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten en die barmhartigheid
doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden".
III
"Gij zult de Naam van de HEERE, uw God niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig huoden wie Zijn Naam ijdel gebruikt".
IV
"Gedenkt de Sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat van de HEERE,
uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw
vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij ruste op
de zevende dag; daarom zegende de HEERE de Sabbatdag en heilige die".
V
"Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HEERE, uw God, u geven zal".
VI
"Gij zult niet doodslaan".
VII
"Gij zult niet echtbreken".
VIII
"Gij zult niet stelen."
IX
"Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste".
X
"Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw; noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund,
noch zijn ezel, noch iets dat van naasten is".
Boeddhisme
Het begrip Boeddhisme komt uit het Sanskriet (oude heilige taal); ‘Boeddh’ = ontwaken en staat
voor het ontwaken uit de duisternis van het niet-weten en het zien van het licht van de leer. Het
oorspronkelijke boeddhisme schonk geen aandacht aan de pas later op de voorgrond tredende figuur
Gautama Buddha en benadrukte de kennisgeving op eigen kracht zonder goddelijke openbaring, en
wel vooral door de meditatie via de ‘4 heilige waarheden’, die streven naar innerlijke gemoedsrust
en naar uitbanning van het geloof in de individualiteit.
Het Boeddhabeeld:
In de beginperiode van de boeddhistische kunst werd de Boeddha niet afgebeeld. In plaats daarvan
werd hij met verschillende symbolen aangeduid, met als meest voorkomende: het wiel, zijn
voetstappen, de boom van de verlichting. De eerste figuratieve afbeeldingen kwamen in de 2de eeuw
vC. in Noord-Indië voor en werden snel verspreid over heel Boeddhistisch Azië. Er is een grote
verscheidenheid aan stijlen in de boeddhabeelden, wat erop wijst dat het boeddhisme in vele
verschillende culturen tot bloei is gekomen.
De leer van de eerste boeddhistische monniken
Het belangrijkste onderscheidt binnen de boeddhistische gemeenschap is dat tussen monniken en
leken. De monniken vormen de kern van de beweging en leven in een gemeenschappelijk verband,
mar ook als kluizenaar. De boeddhisten beschouwen zichzelf als ‘de ware boeddhisten’. Hun
oorspronkelijke leer kent is de kloosterregel een strenge zelfcontrole, reinheidsgeboden en e
waarschuwing voor een zinnelijk leven en zijn verzoekingen.
Boeddha
Het Boeddhisme begint met een man. In zijn latere levensjaren, toen zijn boodschap India in vuur
en vlam had gezet en zelfs koningen voor hem bogen, kwamen de mensen naar hem toe met de
vraag “wie bent ge?” Wanneer de mensen hun verwarring aan de Boeddha zelf voorlegden gaf hij
een antwoord waarin zijn gehele boodschap vervat was. “Bent ge een god?” vroegen ze. “Nee”
“Een engel?” “Nee.” “Een heilige?” “Nee.” ”Maar wat bent ge dan wel?” De Boeddha antwoordde:
“Ik ben de ontwaakte.” Zijn leven is omringd door een liefdevolle legende. Bij zijn geboorte werd
de wereld overspoeld door licht. De blinden waren zo verlangend zijn luister te aanschouwen dat zij
weer konden zien; de doven en de stommen spraken met elkaar over dingen die komen gingen.
Krom werd recht; de verlamden liepen. Gevangen werden bevrijd en het vuur van de hel werd
gedoofd. Zelfs de kreten van de dieren verstomden terwijl vrede over de aarde ging. Alleen Mara de
boosaardige, verheugde zich niet. Hij werd geboren omstreeks 563 VC, in wat tegenwoordige
Nepal, vlakbij de grens bij India. Zijn volledige naam was Siddharta Gautama van de Sakya’s. Zijn
vader was koning. Op de leeftijd van zestien jaar huwde hij een prinses die hem een zoon baarde.
Hij was een man die alles leek te hebben. Desondanks kwam, toen hij even in de twintig was, een
gevoel van onvrede over hem. De rede van deze onvrede is de volgende: toen Siddharta geboren
werd gaf zijn vader de waarzeggers de opdracht uit te zoeken wat zijn zoons toekomst was. Allen
waren het er over eens dat dit geen gewoon kind was. Als hij in de wereld bleef zou hij India
verenigen e haar grootste veroveraar worden. Als hij de wereld ontrouw zou worden, zou hij een
wereldverlosser worden. Zijn vader besloot zijn zoon in de richting van het eerst genoemde lot te
sturen. Niets werd uit de weg gegaan om ervoor te zorgen dat de prins gehecht bleef aan de wereld.
De prins mocht vooral niet in aanraking komen met ziekte, dood en gebrek; zelfs wanneer hij uit
rijden ging moesten lopers de wegen vrij maken van de aanblikken ervan. Maar op een dag zag men
een oude man over het hoofd: een oude man met gebroken tanden, grijs haar, krom en kreupel,
steunend op een staf en bevend. Op die dag leerde Siddartha het bestaan van de ouderdom. Hoewel
de koning de bewaking nog uitbreidde zag Siddartha tijdens een tweede rit een door ziekte
gebroken lichaam langs de weg liggen; en tijdens de derde rit een lijk. Tenslotte zag hij bij een
vierde gelegenheid een kale monnik, okergeel gewaad en bedelnap; die dag leerde hij over het leven
dat zich terugtrekt uit de wereld. Toen hij eenmaal had ingezien dat pijn en verval van het lichaam
onvermijdelijk waren verloren de vleselijke genoegens hun aantrekkelijkheid. Op een nacht, op
negenentwintigjarige leeftijd, kwam de doorbraak, zijn Grote Trek De Wereld In. Hij verliet het
paleis en verliet het paleis met zijn paard. Hij sloot zich aan bij een groep asceten om hun
benadering serieus te onderzoeken. Omdat hij een man van een bijzondere grote wilskracht was,
ging de toekomstige Boeddha verder dan zijn metgezellen, welke vorm van ascese(zelfkwelling) zij
ook voorstellen. Hij at zo weinig, zes rijstkorrels per dag, tijdens een van zijn vasten dat hij
uiteindelijk zijn bewustzijn verloor; als zijn metgezellen niet in de buurt waren geweest en hem wat
warme rijstepap hadden gegeven, zou hij ongetwijfeld gestorven zijn. Deze ervaring bewees hem
het zinloze van ascese. Op een dag ging hij in de omgeving van Gaya, in het noord-oosten van
India, onder een heilige vijgenboom zitten. Later werd die plaats de plaats van de onbewegelijkheid
genoemd. Toen hij besefte dat hij de doorbraak nabij was, en de gelofte aflegde niet eerder op te
staan dan dat hij de verlichting had bereikt. De Boosaardige, die besefte dat zijn tegenstander nu elk
moment in zijn opzet kon slagen, kwam aanstormen om diens concentratie te verstoren. Eerst viel
hij aan in de gedaante van Kama, de God van de Begeerte, door drie weelderig gebouwde vrouwen
met hun verleidelijk gevolg langs hem te laten paraderen. Toen de toekomstige Boeddha onberoerd
bleef veranderde de Verleider zijn voorkomen in dat van Mara, de Heer des Doods. Hij bestookte
hem met orkanen, woeste regenval en een stortvloed van brandende stenen maar Gautama had zich
zo zeer ontdaan van zijn eindige zelf dat de wapens geen doel raakten en veranderden in
bloesemblaadjes op het moment dat ze zijn veld van concentratie binnen gingen. Gautama raakte
met zijn rechter vingertop de aarde, waarop de aarde honderdduizend maal antwoordde met ‘Ik ben
uw getuige’. Mara’s leger sloeg op de vlucht en de goden van de hemel daalden verrukt neer om de
overwinnaar te eren met bloemenkransen en geurende oliën. Tegen de ochtend had Het Grote
Ontwaken plaats gevonden. Gautama had een metamorfose ondergaan en hij kwam tevoorschijn als
de Boeddha. Gedurende 49 dagen bleef hij zitten. Gedurende de volgende periode, die een halve
eeuw duurde, stichtte hij een orde van monniken, hij hielt ontelbare openbare prediken en gaf
minstens zoveel persoonlijke adviezen, hij gaf raad aan de verwarden, moedigde de gelovigen aan
en troostte mensen die in nood verkeerden. Nadat hij 45 jaar lang de zware taak van dienstbaarheid
had volbracht stierf de Boeddha op een leeftijd van 80 jaar, omstreeks 483 vC. Zelfs op zijn
sterfbed gingen zijn gedachten uit naar anderen.
Elke religie is gebaseerd op zes dingen die en belangrijke bijdrage doen aan de religie: gezag, rite,
theorie, traditie, genade en mysterie. Maar Boeddha dat de waarheid weer zou kunnen opbloeien.
Hieruit ontstond een religie die geheel vrij was van de eerder genoemde dingen. 1. Boeddha
predikte een religie zonder gezag. 2. Boeddha predikte een religie zonder riten. 3. Boeddha predikte
een religie die theorievorming vermeed. 4. Boeddha predikte een religie zonder traditie. 5. Boeddha
predikte een religie van intense eigen inspanning. 6. Boeddha predikte een religie zonder het
bovennatuurlijke.
De lotusbloem is een zeer belangrijk symbool. De lotus werd het symbool van de leer van het
boeddhisme. Omdat de monnikengemeenschap of sangha voortkomt uit de leer, komt de
voorstelling van een monnik die uit de lotus opstijgt, veel voor.
De lotus heeft zijn wortels in de modder, maar bloeit open in de zuivere open lucht en symboliseert
daarom de staat van verlichting en de leer van Boeddha.
De lotusbloem symboliseert de ontvouwing van de menselijke geest door het verkrijgen van
verlichting of inzicht.
Leer van het Boeddha (Dharma)
Zowel Hindoes als Boeddhisten geloven dat de doden opnieuw geboren worden in andere levende
wezens. Er is een cirkel van reïncarnatie: het levensrad. Hoe iemands nieuwe leven eruit ziet, hangt
af van zijn Karma (= de optelsom van de goede en de kwade dingen die hij deed). Boeddhisten zijn
ervan overtuigd dat ze na hun dood een reis moeten maken, vol avonturen en gevaren. Waar ze in
terechtkomen, vertelt het Tibetaans dodenboek. Als de mensen vrij zijn van verlangen en begeerte,
komen ze in het Nirvana (= het hoogste wat een boeddhist kan bereiken) terecht.
De 2 belangrijkste samenvattingen van de leer van Boeddha zijn de Vier Edele Waarheden en het
Edele Achtvoudige Pad.
Vier Edele Waarheden:
In het boeddhisme vat men de vier edele waarheden op als de leer van de antwoorden op de vier
beslissende vragen:
1. Het leven is vol van lijden. (Het leven is Dukkha)
2. Hebzucht en verlangen. (Tanha)
3. Er kan een eind komen aan het lijden en het verlangen.
4. Een weg die leidt naar geluk.
Edele Achtvoudige Pad:
Het is een mannier om egoïsme te overwinnen. Het is weg naar het Nirwana, bestaande uit juiste
kennis, juiste levenshouding, juist spreken, juist handelen, juist leven, juiste inspanning, juiste
concentratie, juiste meditatie.
1. De juiste zienswijze
2. De juiste instelling
3. De juiste mannier van spreken
4. De juiste mannier van doen (Deze richtlijnen worden uiteengezet in de 5 Voorschriften, de
boeddhistische versie van het 2de gedeelte van de 10 Geboden: gij zult niet doden, gij zult
niet stelen, gij zult niet liegen, gij zult niet onkuis zijn, gij zult geen bedwelmende dranken
drinken)
5. Het juiste levensonderhoud
6. De juiste inspanning
7. De juiste opmerkzaamheid
8. De juiste concentratie
Het boeddhisme in Europa:
Vooral door Arthur Schopenhauers werk ‘Die Welt als Wille und Vorstellung’ raakte het Europese
denken beter vertrouwd met het boeddhisme. Schopenhauer legde in zijn werk de nadruk op de
ontkenning van de levenswil en de gedachte van het universele mededogen. In de 20e eeuw trokken
velen die door het boeddhisme werden bezield naar de Aziatische landen. In Duitsland richtte Paul
Bahlke in 1924 in Berlijn de eerste boeddhistische gemeenschap op.
Het boeddhisme is uiteengevallen in twee soorten: het Theravada en het Mahayana waarin we
duidelijke verschillen herkennen
Theravada
Mahayana
De mensen ontwikkelen zich door eigen
Menselijk streven wordt gesteund door
inspanningen zonder bovennatuurlijke hulp
goddelijke krachten en de genade die zij kunnen
verlenen
Voornaamste deugd: wijsheid
Voornaamste deugd: medelijden
Het bereiken van het gestelde doel vereiste een
Religieuze handelingen zijn van belang voor het
voortdurende toewijding en is eigenlijk alleen
leven in deze wereld en daarom ook voor leken
weggelegd voor monniken en nonnen
Ideaal: de arhat die na zijn dood in het nirvana
Ideaal: de boddhisattva
blijf
De Boeddha is een heilige, de grootste leraar,
De Boeddha is een verlosser
diegene die inspireert
Een minimum aan metafysica
Gedetailleerde metafysica (filosofie die zich
bezighoud met het bovennatuurlijke
Een minimum aan rituelen
Nadruk op rituelen
Beoefening concentreert zich op meditatie
Kent smeekbeden
Hindoeïsme
Hindoeïsme is de naam die in de 19de eeuw gegeven werd aan de verschillende godsdiensten in
Indië. De benaming is afgeleid van het Perzische hindu, dat ‘rivier’ betekent. Later verwees het naar
de bewoners van de Indusvallei en ging zo ‘Indiër’ betekenen. Van de 1 miljard tellende bevolking
noemt 80% zichzelf hindoe. In de rest van de wereld leven nog zowat 30 miljoen hindoes. Al
komen hun religieuze overtuigingen in grote lijnen overeen, toch is geen enkele definitie voor alle
Hindoes van toepassing. Men kan ook op verschillende manieren hindoe zijn. Zo verschilt de
plattelandsgodsdienst grondig van de filosofische godsdienst.
Het ontstaan van het Hindoeïsme
Hindoes noemen hun godsdienst de eeuwige dharma: de eeuwige weg die zich aan de wetten houdt
van de kosmische orde, die een oneindige reeks cycli doorloopt. Historisch gezien volgen de
prevedische, vedische, purnanische, oepanishadische, middeleeuwse en moderne fase elkaar op.
Maar dit is misleidend omdat uit elke fase overtuigingen zijn blijven bestaan en omdat uit andere
religies elementen werden overgenomen.
De Prevedische godsdienst: Van de prevedische godsdienst zijn vooral vruchtbaarheidssymbolen en
beelden van moeder aarde uit de Induscultuur bewaard. Natuursymbolen, zoals water, lotussen en
dieren, waren belangrijk. Bomen en zuilen zag men als het centrum van de wereld.
De Vedische godsdienst: In de vedische godsdienst werden vele aspecten van het leven waarin het
goddelijke zichtbaar en bereikbaar was, als goden en godinnen vereerd. De vedische godsdienst
steunde op het offerritueel. Agni (vuur), tegenwoordig nog steeds belangrijk in huisrituelen, droeg
de offergaven naar de hemel. Ook de gewijde gezangen, verbonden hemel en aarde
De godenwereld van het hindoeïsme:
Brahma, de schepper
Als scheppende god speelt Brahma een doorslaggevende rol bij het ontstaan van de wereld. Hij
creëert de wereld echter noch uit vrije wil, noch uit het niets; daarom is hij slechts ten dele als
schepper te beschouwen. Wel verkondigt hij de heilige veda’s. Hij is de personificatie van het
oorspronkelijk neutrale begrip ‘brahma’ dat in de upanishaden en aldaar de absolute en enige
oersubstantie betekend; de brahma is het identiek aan het ‘zelf’ en aan het innerlijkste wezen van de
individuele mens. Daarnaast is de brahma een versmelting van andere kosmische gestalten, zoals
Prajapati, ‘heer der schepsels’, die in de brahamana- teksten vaak wordt genoemd. Brahma is nooit
de over andere goden overheersende oppergod geworden, waarschijnlijk vanwege zijn oorsprong
als een neutraal en niet personalistisch principe. In het huidige hindoeïsme is hij de schepper, de
bouwer van de werelden, die reeds voor handen zijnde bestandsdelen van de kosmos steeds
opnieuw rangschikt en in de kringloop der werelden wedergeboren zielen van nieuwe lichamen
voorziet. De brahma van de upanichaden was een kleur- en vormloos principe. In de vedische tijd
werd de schepper nog niet met de god brahma geïdentificeerd maar hete hij Prajapati en was hij de
scheppende kracht. In het groeiende vishnuïsme en shivaïsme kreeg vooral brahma het zwaar te
verduren. Hem werd elke aanspraak op het absolute ontzegd en hij werd als schepper belachelijk
gemaakt; zo ontstond het verhaal dat hij zijn dochter Savitri tot vrouw had genomen en met haar in
bloedschande had geleefd. Zijn aanspraak op het oerwezen werd vooral ondermijnd door de legende
van zijn geboorte: Brahma zou zijn ontsproten uit een lotusbloem die in de navel van Visnu leefde.
Omdat hij geen naturalistische godheid is, wordt Brahma evenmin met de natuurkrachten van
verwoesting en wedergeboorte (zoals Shiva) in verband gebracht.
Vishnoe, de redder
de godsdienstige loopbaan van Vishnu verliep succesvoller dan die van Brahma. In de veda’s speelt
hij nog een onopvallende rol, maar daarna zou hij uitgroeien tot een van de twee belangrijkste
goden in India, met name door zijn identificatie van verschillende godheden en zijn reïncarnatie in
de talrijke helden van de Indische epossen. Hij belichaamt het principe van het behoud van de
wereld door middel van ethische en/of roemrijke daden: telkens wanneer de wereld en de mensheid
in gevaar zijn en door de machten van het kwaad of zedelijk verval in het verderf worden gestort
verschijnt Vishnu als de redder, in de gedaante van een dier of een held. Vishnu treedt in 10
incarnaties op, die betrekking hebben op de vier kosmische tijdperken. Elk tijdperk eindigt in
moreel verval, waarbij Vishnu tenslotte ingrijpt en tegen de demonen strijdt om een nieuwe
wereldorde tot stand te brengen. Omdat Vishnu in de vedische tijd slecht s één van de 12
zonnegoden was en de loop van de zon symboliseerde, verkreeg hij zijn rol als wereldheerser laat;
ook is het vishnuïsme later ontstaan dan het shivaïsme. Als redder van de wereld geldt hij als de
belichaming van de genade en het goede. Hij heeft de wereld en al haar wezens met zijn straling tot
leven gewekt. Aan het einde van het wereldtijdperk keert Vishnu terug in zijn oorspronkelijke
gedaante en laat na een rustpauze alles terug opnieuw ontstaan. Zeer geliefd is de uitbeelding van
Vishnu als Narayana, de god van het begin van een nieuw tijdperk
Shiva, de wreker
Shiva betekent ‘de genadige’ en is tegenwoordig naast Vishnu de meest aanbeden godheid in het
hindoeïsme. Zijn vedische voorganger is de vreeswekkende boogschutter Rudra, die ziekten stuurt
en weer verdrijft. Shiva is de dubbelhoofdige god bij uitstek, die afwisselend (al naar gelang zijn
gedaante en incarnaties) de scheppende en verwoestende krachten voorstelt. In geestelijk opzicht is
hij tevens het prototype van de grote asceet, die door zelfkastijding het wereldse overwint en
daardoor een nieuw bestaan schept. Evenals Vishnu wordt Shiva door zijn volgelingen als de
oppergod beschouwt. In het hindoeïsme is hij de god met de meeste gedaanten en behoort hij tot de
oudste godheden. Oorspronkelijk was hij de god van de stormen, de ziekten en de ‘grote dood’,
maar ook de genezer van de mens. In het moderne hindoeïsme verschijnt Shiva zowel als een
mannelijke, vrouwelijke als androgyne godheid, waarbij de androgyne Shiva wordt uitgebeeld met
een mannelijke en vrouwelijke lichaamshelft.
Mensen zijn niet aan elkaar gelijk. Dit is het principe van het hindoeïsme. Het leven is ingedeeld in
4 fasen. De eerste fase is de fase van de student. Deze fase begint tussen 8 en 12 jaar. De periode
duurde 12 jaar en de student woonde in het huis van de zijn leraar en in ruil voor het onderwijs
verleende hij diensten. De tweede fase, die aanving bij het huwelijk, was die van beheerder van het
huishouden. In deze fase vervult men de drie eerste menselijke behoeften: genot, door middel van
het huwelijk en het gezin; succes, door middel van het beroep; en plicht, door deelname aan het
gemeenschapsleven. De derde fase is de fase van het terugtrekken. Op een willekeurig moment na
de geboorte van het eerste kleinkind kan de mens zich terugtrekken uit de maatschappelijke
verplichtingen. In de laatste fase wordt de toestand van sannyasin bereikt. Deze toestand is ooit
gedefinieerd als ‘iemand die noch enig ding haat noch enig ding lief heeft’. De hindoeïsten
vergelijken de sannyasin met een wilde zwaan of een gans ‘die geen vast huis heeft maar zwerft,
met de regenwolk meetrekkend naar het noorden, naar de Himalaya, en weer terug naar het zuiden,
thuis in elk meer en water, maar ook in de oneindige, onbegrensde streken in de hemel’.
In het Hindoeïsme bestaan er verschillende stromingen, maar de basisregels blijven dezelfde. De
meeste Hindoes proberen 2 keer per dag te baden om hun lichaam en geest schoon te houden. Ze
wassen zich ook voor ze de tempel binnengaan of een feest beginnen. Hun regels schrijven voor dat
ze zich moeten beheersen, nooit mogen stelen en doden. Hindoes geloven dat je andere wezens
geen pijn mag doden, ook niet om zelf aan voedsel te komen. Ze eten vooral rijst, groenten en
melkproducten. Sommige Hindoes gebruiken wel eieren, vis en gevogelte, maar zeker nooit vlees
van koeien, uit respect voor deze dieren. Ze weigeren zelf voedsel dat in aanraking is geweest met
rundvlees. Ze drinken ook geen alcohol. Hindoes vasten op geregelde tijden, maar zijn vrij om te
beslissen wanneer en hoe lang.
Mahatma Gandhi (1869-1948)
Mahatma Gandhi is een van de belangrijkste denkers van het moderne hindoeïsme. Hij pleitte voor
een religieus respect voor de waarheid van alle religies. In het hindoeïsme introduceerde hij een
sterkte politisering van het religieuze denken; hij was reeds vroeg een aanhanger van de volledige
geweldloosheid en het gebruikte religieus vasten ook als politiek pressiemiddel. Vanaf 1919 groeide
hij uit tot de bekendste leider van de Indiase onafhankelijkheidsbeweging. Hij riep een beweging
van burgerlijke gehoorzaamheid tegenover de Britse koloniale autoriteiten in het leven. Als
massabeweging was deze volstrekt geweldloos. Zijn geschriften getuigen van een alomvattende
interpretatie van de vrede en van het ideaal van een gematigd leven, waarin respect voor al wat leeft
voorop staat.
De gouden regel i.v.m. godsdiensten:
Do unto others as you would have them do unto you van Rockwell
( door Jezus: behandel anderen, zoals je zelf behandeld wil worden)
Kunnen religies samenwerken?
Bronnen:
Een wereld van religie
Wereldreligies
De religies van de wereld
Prenten en foto’s
John Bowker (De Morgen)
Markus Hattstein
Joeston Smith
Ecyclopedie, bovenvermelde boeken
Download