Activering binnen OCMW’s: hét instrument ter bestrijding van armoede? Wanneer het gaat over armoede en sociale uitsluiting, dan is de publieke opinie meer en meer overtuigd dat activering de oplossing is. Ook OCMW’s zijn er vol van en zetten in toenemende mate in op activering. Hoe dat precies wordt ingevuld, hangt sterk af van de lokale overheid. Sommige OCMW’s beperken zich daarbij tot economische activering. OCMW-clienten activeren naar opleiding en tewerkstelling. Anderen maken ook werk van sociale activering, mensen toeleiden naar vrijwilligerswerk, arbeidszorg…. Ondanks het feit dat dit wel een positieve impact kan hebben op de sociale inclusie van mensen in armoede, heeft het Vlaams Netwerk toch enkele bedenkingen met de centralere rol van activering binnen OCMW’s en stelt het zich vragen bij de feitelijke impact ervan op armoedebestrijding. 1. Het begrip ‘activering’ Laten we eerst starten met het concept activering onder de loep te nemen. Dit begrip is niet waardevrij, het staat bol van onderliggende ideeën. Het centrale uitgangspunt is dat mensen in armoede geactiveerd dienen te worden, dat ze momenteel nog niet deelnemen en bijdragen aan de samenleving. Daarbij aansluitend, legt het de verantwoordelijkheid van het gebrek aan maatschappelijke participatie bij de persoon zelf. Het beschouwt de te activeren persoon als iemand die zich wentelt in uitkeringsafhankelijkheid, weinig initiatief neemt tot het verbeteren van zijn eigen situatie en weinig tot niet deelneemt aan de samenleving. Dit is een vertekende weergave van de realiteit. Heel wat mensen in armoede zijn op diverse wijze actief betrokken bij de samenleving. Ze zetten zich in als vrijwilliger in een vereniging of een buurthuis, ze helpen bij de zorg van vrienden, familie, buren, doen klusjes voor hen… Toch wordt dit door de brede samenleving niet steeds opgemerkt of gewaardeerd, soms wordt het daarentegen zelfs afgekeurd en bestraft. Door die focus op het individu, gaat activering ook voorbij aan de structurele obstakels en uitsluitingsmechanismen die mensen in armoede belemmeren om te participeren. Armoede gaat hand in hand met uitsluiting op diverse maatschappelijke domeinen. En ook wanneer mensen in armoede participeren, dan doen ze vaak allerhande negatieve ervaringen op (zoals faalervaringen, afwijzing, pesten,…), dit zowel in het onderwijs, de arbeidsmarkt, het reguliere verenigingsleven…. Door zich uitsluitend te richten op de te activeren personen zelf, gaat het voorbij aan het onrecht dat deze mensen vaak wordt aangedaan. 2. Activering - een opdracht van OCMW’s De voorbije jaren hebben de OCMW’s tal van praktijken, projecten, instrumenten ontwikkeld om hun cliënten te activeren, dit vanuit economisch en/of sociaal oogpunt. Ook dit jaar hoorden we allerlei voorstellen om OCMW-clienten te activeren. Antwerpse leefloners onkruid laten wieden, was daar maar één van. Naast allerlei voorstellen van activeringsmethodes, lijkt activering ook in toenemende mate een centralere rol te spelen binnen OCMW’s. Daarbij aansluitend beginnen sommige OCMW’s, bijvoorbeeld het OCMW Gent nu andere instrumenten, zoals het leefloon en/of aanvullende steun, aan activering te koppelen. Het Vlaams Netwerk stelt zich ernstige vragen bij de manier waarop bepaalde OCMW’s activering inzetten en dit om een aantal redenen. Allereerst wordt de opdracht van het OCMW bepaald door enerzijds de RMI-wet, die stelt dat elke burger recht heeft op maatschappelijke integratie via tewerkstelling of een leefloon, anderzijds door de OCMW-wet die voorschrijft dat het OCMW iedere persoon de mogelijkheid moet bieden om een menswaardig leven te leiden. De OCMW's hebben daar allerlei instrumenten voor: budgetbeheer of schuldbemiddeling, aanreiken van een leefloon, voedselpakketten... Activering is daar slechts één van. Activering kan voor sommige cliënten het middel zijn om die maatschappelijke integratie te realiseren en een menswaardig leven te leiden, maar niet voor iedereen. Overleven in armoede is immers voor heel wat mensen in armoede een full- time job op zich, deze mensen (verplicht) activeren heeft weinig zin. Andere problemen moeten eerst behandeld worden vooraleer er ruimte is voor deze mensen om nog maar te denken aan maatschappelijke participatie (of dat nu werk of vrijwilligerswerk is). Zo verwoordt een ervaringsdeskundige: ‘Het moet vanbinnen goed zitten, dan is dat (werken) mogelijk. Als je vanbinnen sterk genoeg bent, je goed voelt, dan kan je gaan werken, dan kan je beginnen te leven in plaats van te overleven.’ Andere reden voor onze bezorgdheid is dat binnen OCMW’s activering vaak verengd wordt tot het tewerkstellen van cliënten, tot het volgen van een opleiding, tot de inschakeling in vrijwilligerswerk. Daarbij verliezen OCMW’s geregeld het ultieme doel van activering uit het oog, namelijk bijdragen tot de sociale inclusie van cliënten. Hiervoor moet de activering kwaliteitsvol zijn, empowerend werken en groeimogelijkheden bieden. Om dit te garanderen, vergt activering ook gepaard te gaan met de nodige ondersteuning en begeleiding. Mensen louter inschakelen is onvoldoende om te komen tot sociale inclusie. Ten derde vinden we de koppeling van instrumenten zoals bijvoorbeeld het leefloon en aanvullende steun aan activering problematisch. Deze koppeling is onrechtvaardig. Deze instrumenten mogen niet gebruikt worden in functie van activering maar moeten gezien worden als volwaardige instrumenten op zich dat mensen in armoede een menswaardig leven waarborgt. Zowel activering als het leefloon moeten dus beschouwd worden als een manier om maatschappelijke integratie te waarborgen. Door een koppeling te maken dreigen mensen in armoede trouwens niet alleen geschorst te worden van een leefloon, een leefloon dat in veel gevallen sowieso al mensen dwingt in armoede te leven... maar het leidt ook tot een versterking van de armoedeproblematiek en uitsluiting en niet onbelangrijk het vergroot ook de afstand (van geschorsten) tot de arbeidsmarkt. Staat dit niet haaks op de opdracht van OCMW? 3. Economische activering Heel wat OCMW’s hanteren activering vanuit een economisch oogpunt. Als OCMW-cliënten zelf overtuigd zijn van activering naar werk als de beste oplossing om maatschappelijke integratie te realiseren, dan is economische activering alleen maar aan te raden. Momenteel kunnen leefloners en geschorsten enkel bij het OCMW terecht voor dergelijke dienstverlening. Niettegenstaand dat er nood is aan dergelijke dienstverlening, kunnen we ons toch afvragen of het OCMW qua expertise… wel de meest geschikte instantie is om dit aanbod te verzorgen. We zien bovendien dat OCMW’s vaak bij activering de doelstelling hanteren om mensen zo snel mogelijk toe te leiden naar een job. De snelwerkbemiddeling van het OCMW Gent naar interimjobs is een goede illustratie hiervan. Voor heel wat mensen in armoede is tewerkstelling op zich, zeker als het niet gaat om kwalitatieve duurzame tewerkstelling, ontoereikend om uit armoede te geraken. Armoede is immers meer dan een gebrek aan inkomen, het is een complexe problematiek die zich manifesteert in verschillende levensdomeinen zoals gezondheid, huisvesting, onderwijs... Mensen in armoede zo snel mogelijk activeren naar tewerkstelling, gaat voorbij aan deze realiteit. Ze hebben daarentegen nood aan een ‘activerings’traject naar werk dat hen in staat stelt talenten te ontdekken, competenties te versterken, zelfvertrouwen op te bouwen... maar tegelijkertijd aandacht heeft voor welzijnscomponenten zoals 'schulden', huisvestingsproblemen... Dat veronderstelt een intensieve vertrouwensvolle begeleiding op maat dat antwoorden geeft op problemen van diverse aard en daarbij rekening houdt met de mogelijkheden, wensen en draagkracht van mensen in armoede. Mensen daarentegen activeren tot vluchtige interimjobs of ondermaats werk, die vaak weinig betaald en weinig interessant zijn en zelden een opstap betekenen naar een vaste kwalitatieve betrekking, biedt dan ook weinig perspectief voor mensen in armoede. Tewerkstelling in dit soort jobs, zal geen hefboom zijn om uit de armoede te geraken en tot een menswaardig leven te komen. Sterker nog, het zal alleen maar de onzekerheid, instabiliteit en onvoorspelbaarheid van een leven in armoede vergroten. De creatie van werkende armen lijkt ons niet de missie van het OCMW. 4. Sociale activering Momenteel constateren we dat OCMW’s hun activeringsbeleid ook uitbreiden naar sociale activering. OCMW-clienteel, met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, wordt uitgenodigd om vrijwilligerswerk of arbeidszorg te doen. Op zich is het Vlaams Netwerk blij dat het OCMW voor cliënten waarbij tewerkstelling binnen het reguliere of sociaal economische circuit geen optie is, een mogelijk alternatief biedt. Het Vlaams Netwerk pleit immers al jaren om de waarde van vrijwilligerswerk (voor mensen in armoede) te erkennen. Vrijwilligerswerk biedt immers mensen de kans om zich zinvol in te zetten, talenten te ontdekken en competenties te versterken, maar ook hun sociaal netwerk uit te breiden, zelfvertrouwen op te bouwen, wantrouwen tegen te gaan… Op deze manier draagt het bij (tot het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt en ) tot de sociale inclusie van de vrijwilliger. Toch dient sociale activering aan enkele voorwaarden te voldoen, wil men dat het bijdraagt tot de maatschappelijke integratie van mensen in armoede. Ten eerste moet de vrijwilligheid van vrijwilligerswerk of arbeidszorg bewaakt worden. Al te vaak ligt de activeringsdruk op de schouders van cliënten te hoog, hebben ze onvoldoende informatie, én hebben ze angst om hun uitkering te verliezen, waardoor ze een engagement aannemen, terwijl dit niet hun bewuste keuze is. Het uitvoeren van vrijwilligerswerk kan maar de afstand tot de arbeidsmarkt op een veilige en zinvolle manier verkleinen en de sociale inclusie verhogen, als mensen er zelf 100 % vrijwillig voor kiezen. Anders dreigt een belangrijke intrinsieke waarde van vrijwilligerswerk (zich uit engagement, belangeloos inzetten voor de samenleving, voor iets waar men in gelooft) teloor te gaan. Ook is het belangrijk dat het vrijwilligerswerk zinvol wordt ingevuld, in samenspraak met de vrijwilligers zelf. Mensen moeten kunnen kiezen welke job ze doen, welke en hoeveel taken ze opnemen, welke verantwoordelijkheden ze willen en kunnen aannemen. Daarbij aansluitend mag vrijwilligerswerk ook niet gereduceerd worden tot het louter uitvoeren van een taak. De meerwaarde van vrijwilligerswerk is dat het mensen toelaat hun steentje bij te dragen, zich zinvol in te zetten, hun sociaal netwerk uit te breiden, ergens bij te horen… Een koffietjes drinken en een babbeltje slaan met anderen tijdens het vrijwilligerswerk, kan in die zin even waardevol zijn. Het is dit alles dat maakt dat vrijwilligerswerk bijdraagt tot sociale inclusie van mensen in armoede. Sociale activering vereist ook de nodige begeleiding en zorg, waar net zoals in het activeringstraject naar werk, aandacht is voor het versterken van competenties,… maar ook voor welzijnsgerelateerde componenten, zoals kinderopvangproblemen, laag zelfvertrouwen…. Verder moet er oog zijn voor de groeimogelijkheden van mensen (in het vrijwilligerswerk zelf of naar de tewerkstelling in reguliere of sociaal-economische jobs). Mensen kunnen altijd groeien, het is weinig respectvol om mensen ergens te ‘parkeren’, al is het in een vrijwilligersstatuut. Mensen kunnen zelf het best uitmaken op welk vlak groei mogelijk en zinvol is, en wat het beste tempo daarvoor is. Tot slot moet het recht op maatschappelijke integratie (en werk) te allen tijde bewaakt worden. Vrijwilligerswerk en arbeidszorg is voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een waardevol alternatief voor tewerkstelling. Het mag echter niet misbruikt worden als een verplicht onderdeel in een traject naar werk. Mensen mogen niet (tijdelijk) gedumpt worden in vrijwilligerswerk, omdat het aanbod in opleiding, sociale economie-initiatieven of tewerkstellingvormen beperkt is. Iedereen heeft recht op ‘werk op maat’, niet op ‘ondermaats werk’. Want hoe waardevol vrijwilligerswerk ook is, het verzekert geen menswaardig inkomen, een arbeidscontract met extralegale voordelen… We zien dat sommige OCMW’s deze voorwaarden voor sociale activering niet altijd even nauw nemen. In naam van sociale inclusie mensen met een kwetsbare maatschappelijke positie verplicht activeren tot vrijwilligerswerk, met weinig of geen begeleiding kan niet de bedoeling zijn. Het gevaar dreigt dan dat waar vroeger mensen in armoede gemarginaliseerd en uitgesloten worden, het onrecht nu verschuift van uitsluiting naar uitbuiting! Besluit Activering binnen het OCMW omvat mogelijkheden maar vooral ook gevaren voor armoedebestrijding. Het concept alleen al is fout en vertrekt vanuit verkeerde uitgangspunten. Bovendien wordt de taak van het OCMW meer en meer verengd tot activering. Activering kan een instrument zijn voor mensen om tot maatschappelijke integratie te komen en uit de armoede te geraken. Tegelijkertijd kan een te enge en blinde focus op activering, zonder oog te hebben voor de sociale inclusie van de cliënt, armoede en uitsluiting in de hand te werken.