Tabel 1. Classificatiecriteria voor SLE criterium definitie 1 vlindervormige huidafwijking erythemateuze huidafwijking, vlak of verheven over beiden wangen met de neiging de nasolabiale plooi te sparen 2 discoïde huidafwijking erythemateuze verheven huidafwijkingen 3 zonlichtovergevoeligheid huidafwijkingen ten gevolge van hevige reactie op zonlicht, hetzij anamnestisch hetzij geobserveerd door een arts 4 orale ulcera orale of nasofalangeale ulcera, meestal pijnloos, geobserveerd door een arts 5 artritis niet-erosieve artritis van twee of meer perifere gewrichten, gekenmerkt door pijnlijkheid of zwelling pleuritis – hetzij anamnestisch hetzij 6 serositis geobjectiveerd door arts of thoraxfoto of a. pericarditis – gedocumenteerd door ECG of pericardwrijven of pericardeffusie 7 nierafwijkingen a. persisterende proteïnurie >0,5 gram per 24 uur of >3+ indien geen 24-uurs urine beschikbaar is of b. 8 neurologische afwijkingen celcilinders a. epileptische aanvallen – in de afwezigheid van mogelijk medicamenteuze oorzaak of metabole oorzaak zoals uremie, ketoacidose etc. of b. psychosen – in afwezigheid van mogelijke medicamenteuze oorzaak of metabole 9 hematologische afwijkingen oorzaak zoals uremie, ketoacidose etc. a. hemolytische anemie – met reticulocytose of b. leukopenie – < 4000/mm3 bij 2 of meer gelegenheden of c. lymfopenie – < 1500/mm3 bij 2 of meer gelegenheden of d. trombocytopenie – < 100,000/mm3 in de 10 immunologische afwijkingen afwezigheid van medicamenteuze oorzaken a. positieve LE-celtest of b. antistoffen gericht tegen DNA of c. antistoffen gericht tegen Sm-antigeen d. of e. fout-positieve luesserologie gedurende minstens 6 maanden en bevestigd door een T.pallidum-immobilization test of een 11 antinuclear antibody Treponema-antistofabsorptietest een positieve test voor antinucleaire antistoffen in afwezigheid van medicatie die deze autoantistoffen kunnen induceren