Theorieblad 4 Energiebronnen Een energiebron is een systeem waaraan energie kan worden ontleend, dit is bijvoorbeeld het geval bij een waterkrachtcentrale waarbij je energie onttrekt aan de stroming van het water. Er zijn verschillende energiebronnen: Kernenergie Kernenergie Kernenergie is energie die vrijkomt door reacties met atoomkernen. Bij een kernreactie verdwijnen de atoomkernen van de beginstoffen, waarbij andere atoomkernen ontstaan. Bij zo’n kernreactie komt vaak veel energie vrij. Deze energie wordt in een kerncentrale omgezet n elektrische energie. Voordeel: met weinig grondstoffen veel energie. Nadeel: het levert radioactief afval. Fossiele energie Fossiele energie Fossiele energie wordt opgewekt door het verbranden van fossiele brandstoffen, bij deze verbranding wordt de brandstof gebruikt om als warmtebron water in stoom om te zetten. De stoom drijft op zijn beurt een turbine aan die met behulp van een generator stroom opwekt. Voordeel: grondstoffen gemakkelijk en goedkoop om te zetten in energie. Nadeel: bij verbranding komen schadelijke stoffen vrij, waaronder broeikasgassen. Daarnaast is de voorraad fossiele brandstoffen beperkt. Duurzame energie of alternatieve energie Waterkracht Waterkracht De kracht van stromend of vallend water, wordt met behulp van een schroef omgezet in een draaiende beweging. Die draaiende beweging drijft weer een generator aan, die elektriciteit opwekt. Voordeel: onuitputtelijk en duurzaam, geen afvalstoffen Nadeel: beperkt toepasbaar, er moeten grote hoogteverschillen zijn in de waterstand. Zonne-energie Zonne-energie Door middel van licht, wordt er elektrische energie opgewekt in een zonnecel. Het gebruik van zonne-energie staat nog in de kinderschoenen. Voordeel: grondstof gratis, op de meeste plaatsen beschikbaar, geen afvalstoffen Nadeel: is te duur voor de grote energie bedrijven om tot een grootschalige productie te komen. 13 Windenergie Bio-energie Windenergie Wind wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit. Het systeem is vergelijkbaar met een dynamo. De door de wind veroorzaakte draaiende beweging van de windmolen wordt door middel van een generator omgezet in elektriciteit. Voordeel: grondstof gratis, op de meeste plaatsen beschikbaar, geen afvalstoffen, al bijna net zo goedkoop als fossiele energie. Nadeel: windmolenparken zien er niet erg fraai uit. Bio-energie Micro-organismen zijn in staat om suiker uit suikerbieten en suikerriet om te zetten in ethanol. Dit bio-ethanol kan evenals methanol gebruikt worden als duurzame autobrandstof. Voordeel: minder CO2 uitstoot, geen zwavel- en minder roetuitstoot. Nadeel: veel hogere kostprijs dan benzine, productieproces nog lang niet optimaal, daardoor veel grondstof nodig. Energieomzettingen Zonne-energie bewegingsenergie Energie komt in verschillende vormen voor en kan van de ene vorm in de andere worden omgezet. Bovenstaand plaatje laat heel duidelijk zien hoe zonne-energie ervoor zorgt dat een auto kan rijden. Zonne-energie wordt in een zonnecel omgezet in elektrische energie. De elektrische energie wordt gebruikt voor de ontleding van water in waterstof en zuurstof. In de brandstofcel reageert waterstof weer met zuurstof en de chemische energie wordt weer omgezet in elektrische energie De elektrische energie drijft een elektromotor aan en de elektromotor zorgt ervoor dat de auto gaat rijden, dus de elektrische energie wordt omgezet in bewegingsenergie (mechanische arbeid). 14 Rendement Rendement van -verbrandingsmotor -zonnecel -windmolen Bij energieomzettingen gaat vaak een deel van de beschikbare energie ‘nutteloos’ verloren. Zo wordt bijvoorbeeld bij de verbrandingsmotor slechts 25% van de gebruikte chemische energie omgezet in bewegingsenergie (mechanische arbeid). We spreken van een rendement van 25%. De overige energie komt voor een groot deel vrij als warmte. Het rendement van zonnecellen is op dit moment 16% en ook al wordt het ontwerp van de zonnecel verder verbeterd, het rendement zal niet hoger worden dan 20 – 30%. Het rendement van een windmolen is 30% en kan nog iets verbeterd worden. 15 Theorieblad 5 Ontledingsreacties Ontledingsreactie Exotherm Endotherm Thermolyse Fotolyse Elektrolyse Ontledingsreacties zijn reacties waarbij uit één beginstof twee of meer andere stoffen ontstaan. Sommige ontledingsreacties zijn exotherm d.w.z. er komt energie bij vrij. Een voorbeeld hiervan is het exploderen van dynamiet. Na een kleine energietoevoer via bijvoorbeeld een lont blijft de reactie verlopen tot de beginstof verdwenen is. De meeste ontledingsreacties zijn endotherm d.w.z. je moet voortdurend energie toevoeren om de reactie te laten verlopen. Het toevoeren van energie kan op verschillende manieren: door warmte, door licht of door elektriciteit. De namen van de bijbehorende ontledingsreacties zijn: Thermolyse: ontleding met behulp van warmte Fotolyse: ontleding met behulp van licht. Alleen lichtgevoelige stoffen kunnen door licht ontleed worden. Hiervan wordt in de fotografie gebruik gemaakt. Elektrolyse: ontleding met behulp van elektriciteit. Deze laatste ontledingsreactie komen we tegen in de bron over waterstof. Waterstof wordt gemaakt door de elektrolyse van water. De volgende reactie verloopt dan: 2 H2O (l) 2 H2 (g) + O2 (g) Industrieel wordt deze reactie gebruikt om de waterstof te maken voor de brandstofcel. Op school kunnen we deze elektrolyse op kleine schaal ook uitvoeren met het toestel van Hoffmann. Toestel van Hofmann Aan de positieve pool ontstaat zuurstofgas en aan de negatieve pool ontstaat waterstofgas stijgbuis reageerbuis zuurstofgas waterstof gas platina elektrode aangezuurd water 16 Waterstofgas aantonen Zuurstofgas aantonen Het ontstane waterstofgas kun je aantonen door een kleine hoeveelheid op te vangen in een omgekeerde droge reageerbuis. Als je daarna de opening van de buis bij een vlam houdt verbrandt het waterstofgas met een fluitend geluid. In de reageerbuis zie je na afloop van de reactie condens. Het ontstane zuurstofgas kun je aantonen met een gloeiende houtspaander. De houtspaander vlamt fel op in de zuivere zuurstof. 17 Theorieblad 6 Werking brandstofcel Brandstofcel Knalgascel In een brandstofcel ontstaat door een chemische reactie elektrische energie. Het bekendste voorbeeld van een brandstofcel is de zogenaamde knalgascel. In deze cel reageren zuurstof en waterstofgas met elkaar. De brandstofcel bevat twee koolstofelektrodes waarop een katalysator (zie theorieblad 1) is aangebracht. Langs beide elektrodes wordt een gasstroom van zuurstof en waterstof geleid. In de cel reageren waterstof en zuurstof met elkaar. Bij deze reactie ontstaat in de brandstofcel een elektrische stroom, die gebruikt wordt om een elektromotor aan te drijven. Het eindproduct van deze reactie, water, verlaat de brandstofcel in de vorm van stoom. Een versie van dit type cel wordt gebruikt in de space shuttle. De enige uitstoot van de brandstofcel is dus waterdamp, de uitlaatgassen van de auto bestaan dus niet meer uit schadelijke gassen zoals koolstofdioxide en stikstofoxiden, maar alleen uit waterdamp. Werking batterij/accu Batterij Accu Batterijen en accu's leveren elektriciteit door een chemische reactie van de in de batterij of accu opgeslagen stoffen. Batterijen leveren meestal maar voor een bepaalde tijd energie. Daarna zijn de batterijen uitgewerkt en niet meer bruikbaar, omdat de chemische samenstelling van de stoffen zodanig is veranderd dat er geen energie meer uitkomt. Bij oplaadbare batterijen kan echter, door toevoeging van nieuwe energie, de samenstelling van de stoffen weer zo veranderen, dat deze weer bruikbaar zijn. 18 Chemische energie elektrische energie In een accu en een batterij wordt dus chemische energie omgezet in elektrische energie. Van dit proces waarbij chemische energie wordt omgezet in elektrische energie wordt in de volgende gevallen gebruik gemaakt: Loodaccu Droge batterij Nikkelcadmium batterij De loodaccu: alle auto’s zijn uitgerust met een accu. Deze zorgt ervoor dat de auto start. Tijdens het rijden wordt de accu opgeladen. Droge batterij: Dit is een klassieke batterij die veel gebruikt wordt in zaklantaarns, radio's en dergelijke. Nikkel-cadmiumbatterij: Deze batterij heeft het voordeel boven de klassieke batterij, dat hij oplaadbaar is. 19 Theorieblad 7 Zure regen Bij de verbranding van fossiele brandstoffen, zoals steenkool en aardolie, ontstaan er onder andere zwaveldioxide en stikstofoxiden. Zure regen Zwaveldioxide en stikstofoxiden veroorzaken zure regen. Steenkool en aardolie zijn veel gebruikte producten. Niet alleen de industrie en de elektriciteitscentrales zijn grote verbruikers. Ook de gewone mens die zijn woning verwarmt en die er met de auto op uit trekt verbrandt fossiele brandstoffen. Iedereen is dus mede verantwoordelijk voor de uitstoting van zwaveldioxide en stikstofoxiden via schoorstenen en uitlaatpijpen van auto´s. Eerste oorzaak: zwavelzuur Zwaveldioxide zwavelzuur Hoog in de lucht vermengt de zwaveldioxide zich met de waterdamp die zich daar bevindt. Er wordt dan zwavelzuur gevormd. Als het regent, maar ook als het sneeuwt, hagelt en mist, valt het zwavelzuur op aarde neer. Tweede oorzaak: salpeterzuur Stikstofoxiden salpeterzuur Gewone lucht bestaat voor 4/5 uit stikstof en voor 1/5 uit zuurstof. Bij normale temperaturen blijven de 2 nuttige stoffen netjes gescheiden samen in de lucht. Ze zijn dan helemaal niet schadelijk voor ons milieu. Bij heel hoge temperaturen (boven 1100 0C), in ovens en motoren bijvoorbeeld, vormen ze beide een nieuwe stof: stikstofoxide. Wanneer die stikstofoxiden zich in de lucht met water verbinden, wordt een gevaarlijke stof gevormd, namelijk salpeterzuur. Gevolgen Planten sterven Planten Bomen die hun bladeren lang behouden, zoals de naaldbomen, hebben het meest van zure regen te lijden. Ze gaan reeds na enkele jaren dood. Het zure regenwater komt natuurlijk ook in de bodem terecht. Wat gebeurt er nu precies in de bodem? Er vindt een belangrijke toename plaats van aluminium in het bodemwater. Dit bodemwater wordt door de wortels opgenomen en wordt naar alle delen van de boom getransporteerd. Aluminium is een belangrijk element in de bodem, dat stevig vast zit aan andere elementen, niet oplosbaar is en dus ook niet door planten wordt opgenomen. De zure regen verandert het aluminium, dat nu oplosbaar wordt in water, en in planten en bomen terecht komt met alle gevolgen van dien. Deze substantie is 20 uiterst giftig: de wortelharen en schimmeldraden van de boom sterven af. De giftige stof tast de stam aan die gaat rotten. Aantasting gebouwen Bouwwerken Meestal gaat het om gebouwen die al vele eeuwen oud zijn. Het zijn kunstwerken met een onschatbare waarde. Die kunstwerken zijn niet tegen de zure regen bestand. Meestal zijn het gebouwen die geheel of gedeeltelijk zijn opgetrokken uit stenen waarin behoorlijk wat kalk zit verwerkt. Een zuur lost die kalk beetje bij beetje op. Het gevolg is dat er na enkele jaren van de uitspringende versieringen, beelden en fijne ornamenten niets meer over is. Schade Zure regen wordt door de wind over de hele wereld verspreid. In Centraal-Europa zijn reeds duizenden hectaren bos doodziek en klaar om af te sterven (als dat al niet gebeurd is!). In Noord-Europa zijn er duizenden meren waar door de verzuring geen visje meer in leven kan blijven. In West-Europa verdwijnen planten- en diersoorten uit kalkarme gebieden, omdat juist in die gebieden de gevolgen van zure regen het eerst te merken zijn. En alsof dat nog niet erg genoeg is, zorgt het zuur in de bodem ervoor dat giftige metalen, aluminium, cadmium, lood en koper niet langer aan andere stoffen gebonden blijven en dus in het water terechtkomen. In het water dat door planten en dieren gebruikt wordt. 21 pH waarde pH pH < 7 zuur pH = 7 neutraal pH > 7 basisch pH papier Om aan te geven hoe zuur of hoe basisch een vloeistof is geven we ze een cijfer. Dat cijfer noemen we de pH. De pH-schaal loopt van –1 tot +15, maar in de praktijk liggen de pHwaarden gewoonlijk tussen de 0 en de 14. Een pH-waarde onder de 7 geeft aan dat de oplossing zuur is, een pH waarde boven 7 geeft aan dat de vloeistof basisch is. Een neutrale oplossing, zoals water, is noch zuur noch basisch en heeft een pH waarde van 7. Menselijk bloed heeft een pH waarde van ongeveer 7,4. De pH wordt meestal gemeten met een elektronische pH meter of met speciaal pH-papier. Universeel pH papier bevat verschillende stoffen die van kleur veranderen bij verschillende pH's. Wanneer je een druppel van een oplossing met een roerstaafje op het pH-papiertje doet, geeft de kleur van het papier ongeveer de pH waarde van de oplossing aan. Om te weten wat die pH-waarde is vergelijk je de kleur van het pH-papiertje met de kleur op een kleurenwaaier. 22 Theorieblad 8 Metalen Een metaal is een scheikundig element uit een van de volgende reeksen in het Periodiek Systeem der elementen: Metalen Alkalimetalen: deze staan in groep 1 van het Periodiek Systeem Aardalkalimetalen: deze staan in groep 2 van het Periodiek Systeem Overgangsmetalen: dit zijn alle andere metalen Enkele algemeen bekende metaalsoorten zijn:ijzer, aluminium, koper, chroom, nikkel, lood, zink, tin, goud, en zilver. Fysische eigenschappen Eigenschappen metalen Metalen hebben een aantal kenmerkende fysische eigenschappen: ze hebben meestal een glimmend uiterlijk ze zijn hebben een hoge dichtheid ze hebben een hoge taaiheid en zijn pletbaar. ze hebben meestal een hoog smeltpunt (met uitzondering van kwik (Hg) zijn alle metalen vaste stoffen bij kamertemperatuur) ook zijn ze goede geleiders van warmte en elektriciteit. Legeringen Legering Een legering (legéring) is een mengsel van metalen. Veel metalen zijn in gesmolten toestand volledig met elkaar mengbaar. Zelfs in vaste vorm zijn sommige metalen zeer goed mengbaar zoals bij legeringen van zilver met goud. Bij afkoelen ontstaan materialen die andere eigenschappen kunnen hebben dan de afzonderlijke metalen. Legeringen kunnen b.v. Eigenschappen legeringen Voorbeelden legeringen harder zijn, een lager smeltpunt hebben, gemakkelijker bewerkbaar zijn minder gemakkelijk corroderen dan zuivere metalen. Bekende legeringen zijn o.a.: soldeertin (tin en lood); messing (koper en zink); sieradengoud (goud en zilver); wit goud (goud en platina); brons (koper en tin); staal (ijzer en koolstof); roestvrij staal (ijzer en chroom, nikkel en/of mangaan); tandartsamalgaam (zilver en kwik); 23 Corrosie Vrijwel alle metalen worden in de lucht langzaam aangetast. Ze reageren met zuurstof en water uit de lucht. Deze langzame aantasting noemt men corrosie. Bij ijzer spreekt men van roesten. Corrosie Edele metalen Half-edele metalen Onedele metalen Zeer onedele metalen Corrosie is een langzame reactie van metalen met zuurstof en vaak ook met water. Corrosie behoort tot de oxidatiereacties Afhankelijk van de aantasting door zuurstof en water kunnen we de metalen indelen in vier groepen: 1. de edele metalen: deze reageren niet met zuurstof en water en ook bijna niet met andere stoffen. Edele metalen zijn goud, zilver en platina. 2. de half-edele metalen: deze reageren bij kamertemperatuur niet met zuurstof en water, maar bij hoge temperatuur wel met zuurstof. Half-edele metalen zijn kwik en koper. 3. de onedele metalen: deze reageren bij kamertemperatuur niet met water maar wel met zuurstof uit de lucht. Onedele metalen zijn bijvoorbeeld tin, lood, ijzer, zink en alle overige metalen die niet in de groepen 1, 2 en 4 genoemd worden. De meeste metalen behoren tot de groep van de onedele metalen. 4. de zeer onedele metalen: deze reageren bij kamertemperatuur met zuurstof en met water. Soms verloopt deze reactie zo snel dat deze metalen op speciale manier bewaard moeten worden. Zeer onedele metalen zijn natrium, kalium, magnesium, calcium, barium en aluminium. Natrium en kalium worden bijvoorbeeld onder olie bewaard. Edelheid is dus een maat voor het bestand zijn tegen corrosie. Beschermen tegen corrosie Beschermen tegen corrosie Er zijn verschillende mogelijkheden om de corrosie van metalen tegen te gaan: 1. Aanbrengen van een beschermende laag over het metaal. Sommige metalen vormen aan de lucht snel een goed dekkend en beschermend laagje oxide. Zo vormt aluminium een laagje aluminiumoxide. Het metaal zal niet verder worden aangetast. IJzer vormt een korrelige, niet afsluitende ijzeroxidelaag, en kan niet op deze wijze worden beschermd. Een laagje van een ander metaal aanbrengen. Processen als verzinken, vertinnen en verchromen brengen op bijvoorbeeld ijzer een dun laagje Zn, Sn of Cr aan. Een laagje van een ander materiaal aanbrengen. Een voorbeeld is verf (lak in de auto-industrie). 2. Maken van een roestvrije legering. Door ijzer met chroom, nikkel en koolstof te mengen ontstaat een nieuwe legering: roestvrij staal. 24 Theorieblad 9 Kunststoffen Talrijke materialen die we elke dag gebruiken bestaan uit polymeren. Polymeer Monomeer Polymeren zijn grote, lange moleculen die ontstaan door het koppelen van heel veel kleine moleculen, de monomeren. Er bestaan natuurlijke en kunstmatige (synthetische) polymeren. De natuurlijke polymeren komen veel voor bij dieren en planten. Voorbeelden van natuurlijke polymeren zijn: dierlijke eiwitten, koolhydraten, vezels, granen, wol, katoen en zijde. Natuurlijke polymeren Synthetische polymeren Thermoplasten Synthetische polymeren worden hoofdzakelijk uit aardolie gewonnen. De aardolie wordt in een olieraffinaderij verwerkt tot stoffen met kleine moleculen: de monomeren. Heel veel van deze kleine moleculen worden vervolgens aan elkaar gekoppeld tot polymeren. Voorbeelden van synthetische polymeren zijn: polyester, nylon, PVC, teflon en rubber voor autobanden. Kunststoffen die zacht worden bij verwarmen en vervolgens weer hard worden bij het afkoelen noemen we thermoplasten De moleculen van deze polymeren bestaan uit lange ketens, die onderling slechts verbonden zijn via zwakke verbindingen. Deze verbindingen zijn zelfs zo zwak dat ze kunnen worden verbroken wanneer het plastic verhit wordt. De ketens kunnen dan ten opzichte van elkaar bewegen en een nieuwe vorm aannemen. De zwakke verbindingen komen weer tot stand na afkoeling en de thermoplast behoudt zijn nieuwe vorm. 25 Thermoharder Kunststoffen die bij verwarmen niet zacht worden en dus hun vorm behouden noemen we thermoharders. De moleculen van deze polymeren bestaan uit lange ketens, die onderling een groot aantal sterke verbindingen hebben. Deze verbindingen zijn zo sterk dat ze niet kunnen worden verbroken wanneer het plastic verhit wordt.De thermoharder behoudt dus altijd zijn vorm. Eigenschappen van kunststoffen Eigenschappen van kunststoffen Kunststoffen worden veelvuldig gebruikt vanwege hun goede eigenschappen, want ze zijn bijvoorbeeld: risicovrij en hygiënisch gaan lang mee licht, rendabel en handig isolerend makkelijk aanpasbaar herbruikbaar Kunststoffen hebben voor hun fabricage en verwerking een minimum hoeveelheid aan grondstoffen en energie nodig. Ze verbruiken slechts een klein gedeelte – 4 procent – van de wereldolieproductie. Dit betekent dat in verhouding per product minder van de wereldolie- en energiebronnen wordt gebruikt. Energie uit kunststofafval en hergebruik Energie produceren uit afval Hergebruik en recycling kunnen niet voorkomen dat er altijd afval zal zijn. Plastic afval bevat ongeveer evenveel energie als bijvoorbeeld kolen of olie. Bij verbranding kan deze energie veilig en schoon worden vrijgemaakt om warmte en/of elektriciteit te produceren. De kunststofindustrie verricht heel wat onderzoek naar de mogelijkheden van nieuwe recyclingtechnologieën, om het afvalprobleem zo klein mogelijk te houden. 26 Theorieblad 10 “Duurzaam” Door de commissie Brundtlandt is duurzame ontwikkeling in 1987 gedefinieerd als: Duurzame ontwikkeling Drie pijlers duurzame ontwikkeling ‘een ontwikkeling waarin tegemoet gekomen kan worden aan de behoeften van huidige generaties zonder de mogelijkheden weg te nemen dat toekomstige generaties in hun behoeften kunnen voorzien’. Bij duurzame ontwikkeling wordt gestreefd naar een evenwichtige ontwikkeling die: 1) economisch haalbaar is, 2) goed is voor het milieu (ecologie) en 3) goed is voor de mens (sociaal/cultureel). “Duurzame chemie” Duurzame chemie betekent onder andere schonere processen en verlaging van energie- en grondstofverbruik. Maatregelen schoner produceren Chemische processen moeten schoner worden, minder energie en grondstof gebruiken en zuiverdere en minder gevaarlijke stoffen op leveren. Hierbij wordt gedacht aan maatregelen als; Productie van een meer zuiver eindproduct (katalysator) Gebruik van hernieuwbare grondstoffen (dus grondstoffen die via recycling teruggewonnen worden) Voorkomen van uitstoot en afvalstromen door gesloten kringlopen Voorkomen van transport van gevaarlijke chemicaliën over de weg en via de spoorlijn (ondergrondse pijplijnen, plaatselijke productie van gevaarlijke stoffen) Inventarisatie van de gevaren van bepaalde onderdelen in de eindproducten (stoffenbeleid) Recycling van gebruikte producten in het productieproces Risicoanalyse van processen en ontwikkeling van veiligheidsmaatregelen Efficiënter gebruik maken van de energie die in processen vrijkomt (procesintegratie) Gebruik van duurzame energiebronnen 27