Competentie Woordenboek

advertisement
34
Competentie Woordenboek
Competentie Woordenboek
Competenties
Definitie & gedragsindicatoren
1.
Past zich aan als de organisatie dat verlangt.
Aanpassen
1.
2.
3.
4.
5.
2.
Analyseren
Herkent de kern en de verbanden in data en
informatie.
1.
2.
3.
4.
3.
Besluitvaardigheid
Laat het oorspronkelijke doel los als dat wordt
verlangd
Stelt desgevraagd het beoogde doel bij
Beweegt mee met veranderingen in de
organisatie
Past indien gewenst de werktijden aan
Schakelt desgevraagd over op een andere
taakopdracht of aanpak
Onderscheidt hoofd- en bijzaken
Legt verbanden tussen gegevens
Onderscheidt oorzaak en gevolg
Brengt een logische structuur aan in een
veelheid van informatie en waarnemingen
Maakt duidelijke keuzes, hakt knopen door en stelt
beslissingen niet onnodig uit.
1.
2.
3.
Zet het eigen oordeel om in een concreet besluit
Neemt een duidelijk standpunt in
Hakt knopen door, ook wanneer nog niet alle
informatie beschikbaar is
4. Stelt beslissingen niet onnodig uit
4.
Contactgerichtheid
Legt makkelijk contacten.
1.
Legt contact met mensen binnen/buiten het
eigen organisatieonderdeel ten behoeve van de
functie-uitvoering
2. Stelt zich toegankelijk en benaderbaar op
3. Staat open voor nieuwe contacten
4. Beweegt zich soepel in gezelschappen, ook in
onbekende situaties
5.
Creativiteit
Komt met nieuwe ideeën en vindt invalshoeken die
afwijken van gevestigde denkpatronen.
Komt met nieuwe en originele ideeën
Hanteert bij vraagstukken nieuwe invalshoeken
Heeft meerdere ideeën bij het oplossen van
vraagstukken
4. Bedenkt nieuwe toepassingen
1.
2.
3.
Training Beoordelen
35
Competentie Woordenboek
6.
Delegeren
Deelt taken en bevoegdheden toe aan anderen.
1.
2.
3.
7.
Weegt af tussen zelf doen of delegeren
Deelt werk en bevoegdheden toe aan anderen
Laat anderen zelfstandig de gedelegeerde
opdrachten uitvoeren
Doorzettingsvermogen Blijft zich inspannen om een beoogd doel te
bereiken, ook bij weerstand of hindernissen.
1.
Blijft werken aan het bereiken van het gestelde
doel, ook als het langere tijd duurt
2. Blijft presteren bij optredende hindernissen,
zodat het werk doorgaat
3. Volhardt bij weerstand, teleurstelling of
tegenslag totdat het doel is bereikt of niet meer
te halen is
8.
Durf
Gaat risico’s aan.
Neemt risico’s indien nodig of gewenst
Onderneemt acties, ook als dit consequenties
kan hebben voor de eigen positie
3. Doorbreekt zonodig vaste gewoontes of
procedures
4. Volgt een aanpak waarmee nog geen of weinig
ervaring is opgedaan
5. Gaat lastige situaties niet uit de weg
1.
2.
9.
Flexibiliteit
Verandert van aanpak als de omstandigheden
daartoe aanleiding geven.
1.
2.
3.
Kiest een werkwijze die past bij de situatie
Stemt de gedragsstijl af op de situatie
Verandert van aanpak bij weerstand of
onverwachte omstandigheden
4. Stelt de eigen mening bij, op basis van nieuwe
informatie of steekhoudende argumenten van
anderen
5. Schakelt makkelijk van het ene naar het andere
onderwerp
10. Initiatief
Begint uit zichzelf.
1.
Handelt uit zichzelf zonder aansporing van
anderen
2. Wacht niet af, maar zoekt zelf de kansen en
mogelijkheden op
3. Draagt uit eigen beweging ideeën en voorstellen
aan
Training Beoordelen
36
Competentie Woordenboek
11. Inlevingsvermogen
Houdt in eigen handelen rekening met de beleving,
gevoelens en achtergrond van anderen.
1.
2.
Toont begrip voor de gevoelens van de ander
Houdt rekening met verschillen in cultuur,
geaardheid e.d.
3. Gaat tactvol en respectvol met mensen om
4. Laat merken beweegredenen van anderen te
onderkennen
5. Maakt gevoelens en behoeften van anderen en
zichzelf bespreekbaar
12. Integriteit
Handelt volgens de geldende regels, normen en
basiswaarden.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
13. Inzet
Werkt hard en gedreven.
1.
2.
3.
4.
14. Klantgerichtheid
(intern, extern)
Werkt met energie en gedrevenheid
Zoekt uitdaging in het werk
Doet meer dan wordt gevraagd
Werkt langer door als dat nodig is
Handelt gericht op de wensen en behoeften van
(interne of externe) klanten.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Training Beoordelen
Gedraagt zich volgens de geldende regels,
normen en basiswaarden
Behandelt mensen eerlijk, zorgvuldig en met
respect
Legt desgevraagd verantwoording af
Stelt zonodig de naleving van regels, normen en
basiswaarden aan de orde
Deelt informatie alleen met bevoegde personen
Voorkomt dat onbevoegden kennis kunnen
nemen van vertrouwelijke informatie
Blijft ook onder verleiding/druk integer handelen
Voorkomt belangenverstrengeling
Gebruikt geen materialen of faciliteiten van de
organisatie voor eigen doelen
Onderzoekt de klantvraag
Zorgt dat de klant zo snel mogelijk geholpen
wordt
Zoekt (samen met de klant) naar de best
passende oplossingen voor de klantvraag
Neemt verantwoordelijkheid voor een correcte
uitvoering
Is duidelijk naar de klant over de (grenzen van
de) mogelijkheden
Informeert naar de klanttevredenheid
37
Competentie Woordenboek
15. Luisteren
Haalt informatie uit mondelinge communicatie,
vraagt door en gaat in op wat de ander
communiceert.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
16. Mondelinge
presentatie
Haalt de juiste informatie uit verbale en nonverbale communicatie
Herkent een onderliggende boodschap in de
communicatie
Vraagt door op onduidelijkheden of hints
Onderbreekt de ander niet onnodig
Laat merken de boodschap te begrijpen,
bijvoorbeeld door samen te vatten
Sluit met de reactie inhoudelijk aan bij het
betoog van de ander
Spreekt begrijpelijk en correct in gesprekken,
vergaderingen en presentaties.
1.
Formuleert woorden en zinnen in correct
Nederlands
2. Brengt gedachten vlot en duidelijk onder
woorden
3. Houdt een helder verhaal met een duidelijke
structuur
4. Stemt het taalgebruik en de wijze van
presenteren af op de doelgroep
17. Motiveren
Onderneemt acties om de motivatie van anderen te
vergroten.
1.
2.
3.
4.
5.
18. Netwerken
Ontwikkelt en onderhoudt relaties binnen en buiten
de eigen organisatie en benut deze voor het
uitwisselen van informatie en het verkrijgen van
medewerking.
1.
2.
3.
4.
5.
Training Beoordelen
Spreekt waardering uit voor betrokkenheid en
prestaties van anderen
Nodigt anderen uit om met ideeën en acties te
komen
Maakt de prestaties en bijdragen van
medewerkers zichtbaar voor anderen
Beloont mensen op passende wijze voor hun
inbreng en prestaties
Houdt medewerkers uitdagende doelen voor
Legt en onderhoudt contacten met voor de
functie relevante personen en organisaties
Weet de juiste mensen te vinden om informatie
en medewerking te verkrijgen
Wisselt informatie uit met personen uit het
netwerk
Verleent (indien relevant voor de eigen functie
en organisatie) steun en medewerking aan
personen uit het netwerk
Benut op het juiste moment het netwerk om
doelen te bereiken
38
Competentie Woordenboek
19. Omgevingsbewustzijn
Volgt de relevante politieke en maatschappelijke
ontwikkelingen en benut deze informatie binnen de
eigen organisatie en functie.
1.
2.
Volgt de relevante ontwikkelingen en trends
Schat in wat de betekenis is van externe
ontwikkelingen voor beleid en werkwijzen
3. Vertaalt relevante ontwikkelingen naar concrete
gevolgen voor het eigen werkterrein
20. Onafhankelijkheid
Handelt op basis van eigen overtuiging.
1.
Handelt zonder bevestiging van anderen nodig
te hebben
2. Vormt zich een eigen mening, los van wat
anderen denken
3. Brengt het eigen standpunt naar voren, ook als
bekend is dat anderen het er niet mee eens zijn
4. Houdt in redelijkheid vast aan het eigen
standpunt bij weerstand of kritiek
21. Ontwikkelen
medewerkers
Stimuleert en begeleidt de ontwikkeling van
medewerkers.
1.
Spreekt periodiek en gestructureerd met
medewerkers over hun persoonlijke en
professionele ontwikkeling
2. Ondersteunt medewerkers bij het formuleren van
ontwikkelactiviteiten
3. Faciliteert ontwikkelactiviteiten van medewerkers
4. Geeft de medewerker taken die leerzaam zijn
22. Oordeelsvorming
Komt tot een onderbouwd oordeel op basis van de
beschikbare informatie en afweging van de
alternatieven.
1.
2.
3.
4.
5.
23. Overtuigingskracht
Gebruikt de uitkomsten van analyses bij de
oordeelsvorming
Weegt mogelijkheden tegen elkaar af
Houdt rekening met verschillende opvattingen
en perspectieven
Onderbouwt het oordeel met argumenten
Betrekt haalbaarheid en mogelijke risico's in de
beoordeling
Communiceert gericht op het overtuigen van
anderen.
1.
Onderbouwt het standpunt met voor de
doelgroep heldere, aansprekende argumenten
2. Stemt de argumentatie of manier van reageren
af op de reactie van de ander(en)
3. Geeft argumenten extra kracht door ze met
beslistheid en enthousiasme naar voren te
brengen
4. Brengt argumenten op het juiste moment naar
voren
Training Beoordelen
39
Competentie Woordenboek
24. Plannen & organiseren Bepaalt en regelt de acties, tijd, mensen en
middelen die nodig zijn om het gestelde doel te
bereiken.
1.
2.
3.
4.
5.
25. Productgerichtheid
(kwalitatief)
Realiseert een hoge mate van kwaliteit in het werk.
1.
2.
3.
4.
26. Productgerichtheid
(kwantitatief)
Werkt nauwkeurig en systematisch
Werkt volgens de afgesproken kwaliteitsnormen
Levert werk van hoge kwaliteit
Toetst en evalueert regelmatig de kwaliteit van het
werk
Realiseert een hoge productie.
1.
2.
3.
4.
27. Samenwerken
Maakt een plan van aanpak om het gestelde
doel te bereiken
Maakt een raming van benodigde tijd, mensen
en middelen om het werk uit te voeren
Formuleert activiteiten voor zichzelf of voor
anderen
Stelt prioriteiten voor zichzelf of voor anderen
Regelt de voor het werk benodigde mensen en
middelen
Levert een hoge output
Voert taken snel uit
Levert resultaten binnen de afgesproken tijd
Besteedt de werktijd efficiënt
Werkt samen met anderen naar een
gemeenschappelijk doel.
1.
2.
3.
Zoekt de samenwerking en het overleg op
Stemt het eigen werk af op dat van anderen
Stelt het gemeenschappelijk doel boven het
persoonlijk belang als dat nodig is
4. Deelt kennis en informatie
5. Draagt positief bij aan de sfeer en onderlinge
verhoudingen
28. Schriftelijke
presentatie
Schrijft begrijpelijk en in goed Nederlands.
1.
2.
Formuleert teksten in correct Nederlands
Brengt gedachten vlot en duidelijk onder
woorden
3. Brengt een logische opbouw en structuur in de
tekst aan
4. Stemt het taalgebruik en de schrijfstijl af op de
doelgroep
5. Maakt effectief gebruik van mogelijkheden van
opmaak en lay-out
Training Beoordelen
40
Competentie Woordenboek
29. Stressbestendigheid
Functioneert effectief onder stressvolle
omstandigheden.
1.
Handelt beheerst en doelmatig onder stressvolle
omstandigheden, zoals werk- en tijdsdruk,
tegenslag of risico’s
2. Reageert constructief op kritiek
3. Stelt voor zichzelf duidelijke grenzen wanneer
de werkdruk hoger wordt
4. Beperkt bij stress de persoonlijke spanning, door
te relativeren of op andere manieren
30. Tactisch & bestuurlijk
inzicht
Doorziet de processen en verhoudingen binnen en
buiten de organisatie en houdt daar rekening mee bij
beslissingen en acties.
1.
2.
3.
4.
5.
31. Vakkennis
Kent de spelregels van de organisatie en de
bestuurlijke omgeving
Kent de politiek-bestuurlijke gevoeligheid van
onderwerpen
Doorziet de ambtelijke en politieke verhoudingen
Maakt een inschatting van de invloed van
belangengroeperingen
Betrekt de politiek-bestuurlijke haalbaarheid bij
beslissingen en acties
Beschikt over vakkennis, ontwikkelt deze en past
deze toe.
1.
Houdt de vakkennis op peil door het bijhouden
van de actuele ontwikkelingen of het volgen van
opleidingen
2. Benadert en beoordeelt vraagstukken vanuit
deskundigheid en kennis
3. Treedt op als vraagbaak
4. Draagt desgewenst kennis over aan anderen
32. Visie
Heeft een duidelijke zienswijze op de actuele situatie
en de toekomst van het werkterrein, vakgebied of de
organisatie
1.
Formuleert een duidelijke zienswijze op de
actualiteit en de ontwikkelingen
2. Vertaalt actuele ontwikkelingen in een duidelijke
koers voor de toekomst
3. Plaatst actuele vraagstukken in een lange
termijn perspectief
4. Maakt scenario’s om toekomstige ontwikkelingen
in kaart te brengen
Training Beoordelen
41
Competentie Woordenboek
33. Voortgangscontrole
Volgt en controleert de voortgang van taken en
activiteiten en stuurt zonodig bij.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
34. Zelfontwikkeling
Werkt actief aan de eigen ontwikkeling.
1.
2.
3.
4.
Training Beoordelen
Spreekt van tevoren duidelijke mijlpalen en
meetpunten af
Controleert tussentijds de kwaliteit en voortgang
van taken en activiteiten van medewerkers en
van zichzelf
Gaat na of afspraken zijn nagekomen
Creëert voor zichzelf en voor anderen inzicht in
de (voort)gang van zaken
Signaleert bijtijds (dreigende) afwijkingen in de
geplande voortgang
Stuurt tijdig bij als de voortgang dreigt af te
wijken van de planning
Zoekt actief naar nieuwe (leer)ervaringen
Vraagt om feedback
Benut feedback en suggesties van anderen
Investeert in de eigen ontwikkeling, bijvoorbeeld
door het volgen van opleidingen en trainingen
42
Competentie Woordenboek
Leidinggevende
competenties
Definitie & gedragsindicatoren
35. Organisatiegericht
aansturen
Geeft richting en sturing aan de organisatie.
1.
2.
3.
4.
5.
36. Groepsgericht
aansturen
Stuurt binnen een groep op samenwerking en
realisatie van de doelen.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
37. Individugericht
aansturen
Onderzoekt waar samenwerking en synergie
mogelijk is tussen teamleden
Benadrukt binnen een groep het belang van
samenwerken bij het bereiken van de doelen
Organiseert overleg en afstemming
Spreekt groepsleden aan op de samenwerking
Informeert de groep over de mate van
realisatie van de doelen
Stelt zaken aan de orde die de harmonie binnen
de groep beïnvloeden
Stuurt individuele medewerkers aan op gedrag en
resultaat.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Training Beoordelen
Vertaalt de missie en visie van de organisatie
in een strategie en operationele doelen
Stelt strategie en doelstellingen bij als interne
of externe ontwikkelingen daartoe aanleiding
geven
Bepaalt de bedrijfsprocessen en de
organisatiestructuur die nodig zijn om de
doelen te realiseren
Draagt de missie en visie van de organisatie
op aansprekende wijze uit
Zet management en medewerkers aan tot het
realiseren van de strategie en operationele
doelen
Maakt concrete afspraken met de medewerker
over te leveren resultaten en gewenst gedrag
Stemt de taakverdeling af op de capaciteiten
en (indien mogelijk) wensen van de individuele
medewerker
Past stijl en benadering aan, afhankelijk van
de situatie en de medewerker
Geeft feedback op het functioneren en de
bereikte resultaten
Staat open voor feedback van de medewerker
op het leiding geven
Ondersteunt de medewerker in het bereiken
van resultaten
Download