Haemorragia postpartum en/of retentio placentae Doelstellingen Ten tijde van een haemorragia postpartum zijn de 1e lijns verloskundigen en het personeel van de kraamsuites in staat acute zorg volgens protocol te verlenen. Doelgroep Gynaecologen Verloskundigen 1e en 2e lijn Verpleegkundigen Leerlingen Definitie Onder haemorragia postpartum (HPP) verstaan we: bloedverlies van meer dan 1000 ml binnen 24 uur na de partus. Het wegen van verbanden en het opvangen van bloed draagt bij aan een nauwkeurige schatting NB: Bij patiënten met een verminderd circulerend vermogen zoals een ernstige PE kan vaginaal bloedverlies van 500 – 1000 cc al ernstige hemodynamische consequenties hebben. Incidentie HPP komt voor bij 5% van de bevallingen en het herhalingsrisico bedraagt 10 tot 15%. HPP is dus een relatief veel voorkomende complicatie van de partus met een aanzienlijk risico op maternale mortaliteit. Indeling HPP kun je onderverdelen in: Vroege haemorragia: binnen 24 uur na de partus Late haemorragia: na 24 uur, maar binnen 6 weken na de partus 98% van de placenta’s wordt binnen 30 minuten geboren. Het aantal fluxus en retentio placentae neemt sterk toe indien de placenta na 30 minuten nog niet geboren is. Etiologie HPP Uterusatonie De meest voorkomende oorzaak van HPP is uterusatonie. Predisponerende factoren voor atonie zijn: overrekking van de uterus (bijv. bij polyhydramnion of meerlingen), weeënzwakte tijdens de partus, langdurige baring, macrosomie, grande multipariteit, chorio-amnionitis, fundusexpressie, gebruik van uterusrelaxantia. Vastzittende placenta(rest) Verhoogd risico bij placenta accreta en placenta-afwijkingen (zoals een bij-placenta), extreme vroeggeboorte, eerdere retentio placentae, manuele placenta verwijdering of HPP in anamnese. Trauma van cervix, vaginawand, vulva Verhoogd risico bij kunstverlossingen, fundusexpressie, macrosomie, episiotomie, Sectio Caesarea. Uterusruptuur Verhoogd risico bij voorafgaande uterusoperatie (myoomenucleatie, Sectio Caesarea), versie en extractie, CPD, meerlingzwangerschap, kunstverlossing en abnormale presentatie foetus, hoge pariteit. Richtlijn geldend op 27 maart 2015 Inversio uteri Een complete inversio uteri is makkelijk te diagnosticeren echter een incomplete inversio niet. Vaak staat bloedverlies niet op de voorgrond, maar wel onbegrepen shock. Door middel van abdominaal, vaginaal en echoscopisch onderzoek kan de diagnose worden gesteld. Een incomplete inversio presenteert zich vaak in een abnormale vorm van de uterus, veel buikpijn en shockverschijnselen. Stollingsstoornissen Voorkomend bij solutio placentae, vruchtwaterembolie, HELLP-syndroom, sepsis, acute leverinsufficiëntie, het ‘dead fetus syndrome’, aangeboren of verworven trombocytopenie of trombocytopathie, anticoagulantia gebruik. Uterus myomatosus Plaats van de partus 1e lijn poliklinisch of thuis: In geval van HPP uit episiotomie in de anamnese (of trauma aan cervix) 1e lijn poliklinisch op medische indicatie: In geval van HPP (>1000 cc) op basis van uterusatonie in de anamnese In geval van MPV of placentarest in de anamnese In geval van grande multipariteit (≥ P5) In geval van verwachte macrosomie (= geschat gewicht ≥ P97.7) 2e lijn In geval van HPP op basis van uterusruptuur, inversio uteri of stollingsstoornis in anamnese In geval van HPP >1500 cc in anamnese waarbij extra interventies zijn verricht (Bakri-ballon, embolisatie, B-Lynch) In geval van HPP >3000 cc Uterus myomatosus Verwijs naar 2e lijns professional indien De placenta niet binnen 30 minuten postpartum geboren is En/of aanhoudend bloedverlies > 500cc Acute zorg bij verwijzing ivm dreigende HPP en/of retentio placentae 1e lijn thuis Tijdig informeren ambulance-hulpvoorziening A1 bij instabiele situatie (laagdrempelig A1 aanvragen) A2 indien situatie voldoende veilig en overzichtelijk is Vooraankondiging naar 2e lijn (klinisch verloskundige of gynaecoloog) en update Mondelinge en schriftelijk informatieoverdracht naar ambulance en gynaecoloog/dienstdoende klinische verloskundige door 1e lijn omtrent: Tijdstip geboorte kind Gewogen bloedverlies Allergieën Medicatiegebruik Bloedgroep en irregulaire antistoffen (Kopie) zwangerschapskaart mee met de ambulance Therapeutische handelingen: Catheter à demeure Uterusmassage Toedienen uterotonica (in totaal 2x 10IE syntocinon im) Inspectie cervix en vagina Geen misoprostol rectaal toedienen Richtlijn geldend op 27 maart 2015 Vanaf plaatsing van patiënte op brancard vindt overdracht van zorg en beleid naar ambulanceverpleegkundige plaats Minimaal 1 iv-toegang aanbrengen, bij voorkeur 18G (groen) of dikker (wit), door de eerste professional die zich hiertoe bekwaam acht Circa 300ml NaCl 0.9% IV toedienen voor elke 100 ml bloedverlies Gebruik een drukzak indien aanwezig Ter overweging: 10IE syntocinon in de infuuszak (500/1000 ml) In 2e lijn 2e lijn beschikt bij opvang HPP/retentio placentae over ten minste 4 en bij voorkeur 6 PC en 4 FFP’s met kenmerk O negatief en Kell negatief, om transfusie tijdens typeen-screen-procedure mogelijk te maken. Tijd tussen aanvraag en beschikbaarheid van specifieke bloedproducten (d.w.z. na type en screenen) is minder dan een uur. Bij aankondiging van HPP en >1500 cc Met retentio placentae: OK-team oproepen (door de 2e lijn) Zonder retentio placentae: afhankelijk klinische situatie OK-team oproepen (door de 2e lijn) Zie ook protocol parallelle acties Ambulance geeft tijdens vervoer een update naar de 2e lijn indien de situatie verslechtert Zorg bij poliklinische partus op medium risk indicatie ivm vergroot risico op HPP Prenataal Beleid afstemmen tijdens intake overleg en/of middels consult gynaecoloog Perinataal Bij aanmelding poliklinische partus reden van medische indicatie vermelden. Aanmelding gebeurt via dienstdoende klinisch verloskundige of gynaecoloog. Het dossier van de patiënte wordt opgezocht. Waaknaald laten inbrengen en bloed afnemen (tbv bepaling Hb, Ht en kruisbloed) Postnataal Nageboorte-tijdperk actief naleiden door de 1e lijns verloskundige d.m.v. 10 IE syntocinon im Indien wederom retentio placentae of dreigende HPP tijdig eenmalig catheteriseren Indien placenta niet binnen 30 minuten postpartum is geboren en/of bij aanhoudend bloedverlies >500cc verwijzen naar de 2e lijn Afspraken rondom ontslag na HPP Bij ontslag wordt de 1e lijns verloskundige gebeld door de dienstdoende klinische verloskundige en voorzien van de volgende informatie: Totaal bloedverlies (let ook op late HPP) Hb Eventuele bloedtransfusie Eventuele ijzermedicatie Bloeddruk en polsfrequentie bij ontslag Er wordt voor 6 weken postpartum een afspraak gemaakt bij de gynaecoloog. Ten tijde van dit gesprek wordt een advies gegeven omtrent het beleid bij een eventueel volgende zwangerschap. De 1e lijn ontvangt hiervan een schriftelijk verslag. Overige Een 1e lijns verloskundige dient vanaf 1 januari 2011 te beschikken over kennis en vaardigheid omtrent infuus inbrengen, alsmede over de benodigde middelen, inclusief infuusmateriaal De 1e lijns verloskundige heeft de mogelijkheid om zich binnen het VSV voor deze vaardigheid te bekwamen. Evaluatie van de zorgketen vindt plaats d.m.v. audits (bv volgens LEMMoN criteria), gefaciliteerd vanuit ROAZ en gedragen vanuit het VSV. Ervaren knelpunten worden per casus, zo snel mogelijk, teruggekoppeld aan de beheerders van het protocol en het VSV bestuur. Richtlijn geldend op 27 maart 2015 Literatuur Gebaseerd op richtlijn HPP van VSV MMC-Veldhoven, dd november 2010 In samenwerking met: Netwerk Acute Zorg Brabant, ROAZ Richtlijn geldend op 27 maart 2015