HUISARTS & NAVORMING Patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening Aanbevelingen voor zorg, monitoring en behandelingsrichtlijnen M. De Hert, CU. Correll, J. Bobes, M. Cetkovich-Bakmas, S. Leucht, DM. Ndetei, JW. Newco-mer, R. Uwakwe, I. Asai, HJ. Möller, S. Gautam, J. Detraux, CU. Correll Dit artikel is een ingekorte vertaling van: De Hert M, Correll CU, Bobes J, et al. Physical illness in patients with severe mental disorders. II. Barriers to care, monitoring and treatment guidelines, plus recommendations at the system and individual level. World Psychiatry 2011;10:138-51. Correspondentie: [email protected] Belangenconflict: M. De Hert was consulent voor en ontving onderzoeksfondsen van AstraZeneca, Bristol-Myers Squibb, Eli Lilly, Janssen-Cilag, Lundbeck, Pfizer en Sanofi Aventis. De Hert M, Correll CU, Bobes J, et al. Patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening. Aanbevelingen voor zorg, monitoring en behandelingsrichtlijnen. Huisarts Nu 2012; 41:17-20. van leeftijd aan het begin van de ziekte), roken, eetgewoonten en fysieke activiteit. Wat metabole parameters betreft, mag men niet vergeten dat eerste-episodepatiënten die nooit eerder een geneesmiddel gebruikten, en kinderen en jongeren met psychotische stoornissen, een hoger risico hebben op metabole bijwerkingen van geneesmiddelen. Bij deze patiënten kunnen hogere baselinewaarden gevonden worden voor gewicht en abdominale vetverdeling, alsook laboresultaten die wijzen op een verminderde glucose- en lipidenstofwisseling. Ook jonge niet-blanke patiënten die een persoonlijke of familiale voor­geschiedenis hebben van metabole risicofactoren en die nooit eerder een geneesmiddel gebruikten, hebben meer kans op metabole bijwerkingen. Risicofactoren Diabetes mellitus Inleiding De oversterfte bij personen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) is grotendeels te wijten aan modificeerbare risicofactoren. Daarom moeten monitoring en behandeling van deze factoren deel uitmaken van de routinezorg. Deze tweede bijdrage, die een synthese is van het oorspronkelijke artikel, geeft enkele handvaten aan om de somatische zorg voor deze groep van patiënten te optimaliseren. Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende barrières die een optimale zorg voor personen met een EPA in de weg staan. Controle van de lichamelijke gezondheid Wellicht is de eerste stap voor de optimalisering van de somatische zorg voor patiënten dat de aanbevelingen rond cardiovasculaire risico, hypertensie en diabetes mellitus toegepast worden met dezelfde zorgvuldigheid als bij gezonde patiënten. De auteur van de tekst is een instellingspsychiater en de meeste gegevens zullen dan ook tot stand gekomen zijn in die context. Van de huisarts verwachten we hier een vertaalslag. Screening en beoordeling Screening en beoordeling van de lichamelijke gezondheid van de patiënt begint met het navragen en registreren van zijn persoonlijke en familiale voorgeschiedenis met betrekking tot diabetes mellitus, hypertensie, hart- en vaatziekten (myocardinfarct of cerebrovasculair accident, met inbegrip Bij patiënten met belangrijke risicofactoren voor diabetes mellitus (familiale voorgeschiedenis, BMI= 25, middelomtrek boven de kritische grenswaarden, zwangerschapsdiabetes, etnische minderheid) wordt het beleid van de geldende aanbeveling toegepast. Ook patiënten met een gewichts­ toename van 7% of meer ten opzichte van hun baselinegewicht, moeten hun nuchtere plasmaglucosespiegels of hemoglobine A1c-waarden vaker laten controleren, bijvoorbeeld om de vier maanden. Gezien een diabetische ketoacidose in deze groep frequenter voorkomt, zal men alerter zijn voor symptomen die wijzen in die richting (poly­ urie, polydipsie, misselijkheid, braken, geen eetlust, hyperventilatie, moeheid). Prolactinemeting Prolactinespiegels moeten bij alle patiënten bij baseline gemeten worden. Amenorroe of oligomenorroe (<9 menstrua­ ties per jaar), galactorroe, gynaecomastie bij mannen en/of gevoelige en pijnlijke borsten bij vrouwen, zijn reproductieve stoornissen die nopen tot bepaling van de prolactine­spiegels. Snelle prolactinemeting in geval van seksuele disfunctie is noodzakelijk bij nieuwe symptomen en/of symptomen van verminderd libido, erectie- of ejaculatoriestoornissen, problemen met seksuele opwinding of orgasme, die optreden tijdens de behandeling met of na dosisaanpassing van antipsychotica. De aanpak van deze problematiek gebeurt daarna in samenspraak met de behandelende psychiater en de endocrinoloog. Huisarts Nu februari 2012; 41(1) 17 HUISARTS & NAVORMING Tabel 1: Barrières voor herkenning en aanpak van lichamelijke aandoeningen bij patiënten met een ernstige psychiatrische aandoening. Patiënt- en ziektegebonden factoren Behandelingsgebonden factoren Psychiatergebonden factoren Andere artsgebonden factoren Zorgverleningsgebonden factoren Niet op zoek gaan naar gepaste zorg omwille van de symptomen van de EPA (bv. cognitieve stoornis, sociaal isolement en achterdocht) Negatieve impact van psychotrope medicatie op de lichamelijke gezondheid (bv. obesitas, DM type 2, cardiovasculaire aandoeningen, hyperprolactinemie, xerostemie) Neiging om eerder te focussen op psychische dan op lichamelijke gezondheid, met beperkt lichamelijk onderzoek van patiënten bij baseline en opvolging Stigmatisering van mensen met een psychiatrische stoornis Financiële barrières, vooral in de ontwikkelingslanden, schaarse budgetten in bepaalde landen voor algemene somatische zorg aan mensen met een EPA Moeilijkheden om zorgadviezen te begrijpen en/of de vereiste leefstijlaanpassingen door te voeren, door de psychiatrische symptomatologie en de ongunstige gevolgen van de psychiatrische aandoening (bv. beperkte kennis, beperkt sociaal netwerk, gebrek aan ondersteuning vanwege de familie, werkloosheid, armoede, gebrekkige huisvesting) Gebrekkige communicatie met patiënten of zorgverleners in de eerste lijn Lichamelijke klachten die als psychosomatisch worden beschouwd Hoge kostprijs van (integrale) zorg Ernst van de psychiatrische aandoening (EPA-patiënten gaan minder vaak naar de dokter, de meest zieke patiënten nog het minst) Lichamelijke klachten die als psychosomatisch worden beschouwd Suboptimale en slechte kwaliteit van zorg door artsen aan patiënten met een EPA Beperkte toegang tot de gezondheidszorg Gezondheidsfactoren en leefstijlfactoren (bv. middelenmisbruik, slechte eetgewoonten, roken, gebrek aan lichaamsbeweging en onveilige seks) Suboptimale en slechte kwaliteit van zorg door artsen aan patiënten met een EPA; gebrek aan evaluatie, monitoring en opvolging van de zorg m.b.t de lichamelijke gezondheidstoestand van patiënten met een EPA Gebrek aan evaluatie, monitoring en opvolging van de zorg m.b.t de lichamelijke gezondheidstoestand van patiënten met een EPA Gebrek aan duidelijkheid en consensus over wie verantwoordelijk is voor het opsporen en behandelen van lichamelijke problemen bij patiënten met een EPA Gebrekkige therapietrouw Richtlijnen worden beschouwd als een bedreiging voor de autonomie, zijn niet goed gekend of worden klinisch niet aanvaard Onderbetaalde en onvoldoende uitgeruste teams om gedrags- en emotionele problemen van patiënten met een EPA aan te pakken Fragmentering of opdeling van medische en psychische zorgverlening, gebrek aan geïntegreerde diensten Zich niet bewust zijn van de lichamelijke problemen door de cognitieve stoornis of verminderde pijngevoeligheid door de antipsychotica Gebrek aan kennis van medische problemen Complexe en tijdsintensieve coördinatie van zowel medische als psychiatrische medicamenteuze behandeling Te weinig middelen beschikbaar in de psychiatrische zorgverlening, zodat specialisten enkel kunnen focussen op zaken die binnen hun specialisme liggen Allochtoon zijn en/of behorend tot een andere cultuur of ander ras Vertekende meningen (patiënten met een EPA zijn niet in staat om een gezonde leefstijl aan te nemen, gewichtstoename is hoofdzakelijk te wijten aan de bijwerkingen van medicatie, geneesmiddelen om het cardiovasculair risico te doen dalen, zijn minder doeltreffend) Beperkte sociale vaardigheden en moeilijkheden om over lichamelijke noden te communiceren Onderbetaalde en onvoldoende uitgeruste teams om gedrags- en emotionele problemen van patiënten met een EPA aan te pakken 18 Huisarts Nu februari 2012; 41(1) Gebrekkige dekking door de ziekteverzekering HUISARTS & NAVORMING Frequentie van screening en follow-up Lichamelijke screenings- en monitoringprogramma’s worden door patiënten goed aanvaard en kunnen in verschillende settings worden toegepast. Beoordeling van de lichamelijke gezondheid moet in het elektronisch medisch dossier worden genoteerd. Tijdens de eerste fasen van de behandeling is het belangrijk om het gewicht wekelijks te meten, zodat men patiënten die snel in gewicht toenemen, kan identificeren. Bepaalde richtlijnen bevelen screening en monitoring aan bij baseline, na drie maanden en na twaalf maanden, tenzij patiënten minstens 7% in gewicht toenemen ten opzichte van hun baselinegewicht of een groter risico hebben op ongunstige gezondheidsuitkomsten (bv. familiale voorgeschiedenis van diabetes mellitus of vroege hartdood, persoonlijke voorgeschiedenis van overgewicht of obesitas, zwangerschapsdiabetes, etnische minderheid). Op www.domusmedica.be/huisartsnu vindt u een tabel ‘Routinebevraging en -onderzoeken bij monitoring en beoordeling van de lichamelijke gezondheid van patiënten met een EPA, en normale baselinewaarden.’ Educatie Niet alle, maar toch vele patiënten met een EPA zijn zich niet bewust van de noodzaak om te veranderen of beschikken niet over de kennis en de vaardigheden die nodig zijn om hun leefstijl aan te passen. Psychiaters, artsen, verpleegkundigen en andere zorg­ verleners in het multidisciplinaire team kunnen mensen met een EPA educatie geven en motiveren om hun leefstijl (zoals roken, eetgewoonten en sedentariteit) aan te pakken aan de hand van doeltreffende gedragsmatige interventies. Patiënten, evenals hun familie en verzorgers, moeten educatie krijgen over een gezonde leefstijl en psycho-educatieve pakketten ontvangen om dit veranderingsproces te ondersteunen. Psycho-educatie hoeft niet door een specialist te worden gegeven. Dieet Vele patiënten met een EPA weten niet wat gezonde eet­ gewoonten inhouden. Het is algemeen bekend dat patiënten met schizofrenie vetrijker en vezelarmer eten (meer geraffineerde suikers, weinig fruit en groenten). Daarom kan voedingseducatie nuttig zijn. Lichaamsbeweging Sedentariteit is een van de risicofactoren die in theorie het makkelijkst kunnen worden aangepakt en gewijzigd bij personen met een EPA. Mensen met schizofrenie bewegen aanzienlijk minder dan de algemene bevolking. Er is wetenschappelijk bewijs dat bij mensen met schizofrenie, fysieke activiteit met of zonder dieetadvies haalbaar en doeltreffend is om gewicht te verliezen en het cardiometabolische risicoprofiel te verbeteren. Roken Een meta-analyse van studies wereldwijd toonde dat de prevalentie van roken, zwaar roken en zware nicotineafhankelijkheid hoger ligt bij patiënten met schizofrenie dan bij de algemene bevolking. Ook de prevalentie van risicofactoren die hen kwetsbaarder maken om te beginnen roken, ligt hoger. Tot 85% van de personen met een EPA zullen overlijden en/of een verminderde levenskwaliteit hebben ten gevolge van een tabakgerelateerde aandoening. Daarom worden patiënten met een EPA sterk aangemoedigd om te stoppen met roken. Rookstop kan gepaard gaan met gewichtstoename bij gezonde patiënten en de groep patiënten met een EPA is hier extra gevoelig voor. Dit vraagt om aandacht van bij de begeleiding. Stoppen met roken heeft belangrijke implicaties voor patiënten behandeld met clozapine en olanzapine. Bij patiënten die clozapine nemen, wordt plotse rookstop geassocieerd met een mogelijk ernstig risico op toxiciteit, terwijl ook de olanzapinespiegels significant kunnen toenemen. In een studie steeg het percentage patiënten met een plasmaclozapinespiegel van 1000 ug/l van 4,2% naar 41,7% binnen de zes maanden na rookstop, ondanks verlaging van de dosis. Daarom controleert men de plasmaclozapinespiegels het beste nauwlettend en wordt, zo nodig, de dosis aangepast gedurende ten minste zes maanden na de rookstop. Mondzorg Patiënten met een EPA moeten advies, ondersteuning en educatie op vlak van mondzorg krijgen, aangepast aan hun noden en rekening houdend met uitkomsten op vlak van voeding, roken en bijwerkingen van medicatie zoals droge mond en drang naar koolhydraten. Advies inzake beperking van suikerinname en belang van suikervrije speekselproductie­ stimulerende middelen om droge mond te bestrijden, zijn essentieel in het reduceren van de nadelige bijwerkingen van sommige psychotrope geneesmiddelen. Patiënten met een EPA moeten aangemoedigd en gesteund worden om regelmatig een bezoek te brengen aan de tandarts. QTc-verlenging en plotse hartdood Het is bekend dat antipsychotica of antidepressiva in verband worden gebracht met QTc-verlenging en niet mogen worden voorgeschreven aan patiënten met een EPA én gekende harten vaatziekten, persoonlijke voorgeschiedenis van syncope, familiale voorgeschiedenis van plotse hartdood op jonge leeftijd (vooral wanneer beide ouders aan plotse hartdood zijn overleden), of met aangeboren lange-QT-tijdsyndroom. Bij patiënten met torsade de pointes wordt aanbevolen om elk risicovol geneesmiddel te stoppen en de elektrolietenstoornissen te corrigeren. Seksuele gezondheid en zwangerschap De patiënt met een EPA wordt voor de start van de behandeling bevraagd over symptomen die eventueel verband houden met verhoogde prolactinespiegels, zoals libidoverlies, Huisarts Nu februari 2012; 41(1) 19 HUISARTS & NAVORMING erectiestoornissen en ejaculatie(dis)functie of onregelmatige menstruaties. Bij patiënten die prolactineverhogende medicatie nemen, worden deze baselinevragen systematisch gesteld bij elk bezoek na opstart van het geneesmiddel of tot de dosis stabiel is. In geval van seksuele disfunctie zijn dosisverlaging of omschakeling naar een prolactinesparend geneesmiddel mogelijke behandelstrategieën. Dit gebeurt best in afspraak met de behandelende psychiater en de endocrinolooog. In afwachting van meer gecontroleerde prospectieve gegevens over de impact van geneesmiddelen op de foetale en latere ontwikkeling, zal de arts met deze onzekerheid moeten omgaan. Hij zal de gedeeltelijk geschatte risico’s moeten afwegen tegen de behandeling van het individueel klinisch probleem. Veralgemening is op basis van de beschikbare gegevens onmogelijk; aanbevelingen worden gemaakt per geneesmiddel. Voor iedere patiënt worden de risico’s en voordelen steeds op individuele basis zorgvuldig afgewogen. Over het algemeen is het gebruik van psychotrope geneesmiddelen tijdens de zwangerschap aangewezen als de risico’s van blootstelling van de foetus aan de medicatie niet opwegen tegen de risico’s van een onbehandelde of verergerende psychiatrische aandoening bij de moeder. Belangrijk is dat advies over anticonceptie en preventie van seksueel overdraagbare infecties wordt gegeven als onderdeel van de routinematige geestelijke gezondheidszorg. Specifiek behandelingsadvies met betrekking tot medicatie Omschakeling naar andere antipsychotica, antidepressiva en/of stemmingsregulerende geneesmiddelen wordt overwogen wanneer een patiënt met een EPA aanzienlijk in gewicht toeneemt (>5% van het oorspronkelijke gewicht), of wanneer er tijdens de behandeling hyperglykemie, hyper­lipidemie of andere belangrijke negatieve effecten optreden (bv. klinisch significante cardiometabolische bijwerkingen). Er kan ook een ander geneesmiddel toegevoegd worden om de medicatiegeïnduceerde bijwerkingen om te keren of te voorkomen (bv. metformine of topiramaat om gewichtstoename te verminderen bij patiënten die antipsychotica nemen). Besluit De toepassing van de aanbevelingen, vermeld in dit artikel, kunnen bijdragen tot een significante verbetering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van patiënten met een EPA. Deze patiënten hebben recht op een optimale somatische en psychiatrische zorg. Het toepassen van de bestaande aanbevelingen (cardiaalrisicobeheer, hypertensie, diabetes mellitus) zou zeker al een optimalisatie van de zorg voor gevolg hebben. Een betere samenwerking tussen de institutionele zorg en de ambulante zorg, met afspraken over zorgdoelen die toe stand kwamen in samenspraak met de patiënt, kan de realisatie zijn van een droom die de soms achtergestelde patiënt en de samenleving ten goede zal komen. 20 Huisarts Nu februari 2012; 41(1) Aanbevelingen op systeemniveau Een EPA-populatie is een populatie met gezondheidsverschillen. Beschouw ze ook zo. Er is nog steeds een groot gebrek aan aandacht voor de lichamelijke gezondheid van deze mensen en hun problemen van toegang tot de gezondheidszorg. Geef zorgverleners educatie over de lichamelijke gezondheidsrisico’s van personen met een EPA. Bevorder de bewustwording van de huidige ongelijkheid. Leid zorgverleners op in het adequaat beoordelen en inschatten van cardiovasculaire gezondheid en andere gezondheidsrisico’s. Vooral clinici in de eerste lijn dienen op vlak van EPA opgeleid te worden. Verbeter de toegang tot en de zorg voor de lichamelijke gezondheid van patiënten met een EPA. Verminder stigmatisering en discriminatie. Stigmatisering is voor mensen met een EPA een belangrijke en in studies goed gedocumenteerde barrière. Het hindert de zorgverlening en kan ertoe leiden dat mensen met een EPA hun hulpvraag uitstellen of vermijden. Educatieve interventies en persoonlijk contact met personen met een EPA kunnen helpen om stigmatisering en discriminatie tegen te gaan. Overbrug de kloof in de samenwerking tussen lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg en bevorder gecoördineerde en integrale geestelijke en lichamelijke zorgverlening voor mensen met een EPA. Zoek financiering voor deze noodzakelijke verbetering in de zorg­ verlening. Aanbevelingen op individueel niveau Neem de verantwoordelijkheid voor de lichamelijke gezondheid van de patiënt met een EPA. Bevraag de persoonlijke en familiale voorgeschiedenis van de patiënt bij baseline, om hoogrisicopatiënten te identificeren en om vroegtijdige veranderingen in de kritische parameters op te sporen. Patiënten met een persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van obesitas, hoge bloeddruk, diabetes mellitus, hartaandoening of cardiovasculair accident, of met hoge of borderlinewaarden op metabole criteria, geeft men het best geneesmiddelen met een lager risico op nadelige effecten. Gebruik courante monitoringmethodes. Monitoring van de algemene gezondheidstoestand van patiënten met een EPA omvat continue opvolging van gewicht, BMI, middelomtrek, bloeddruk, nuchtere plasma­ glucose, nuchtere lipiden, roken, sedentariteit, eetgewoonten, mondzorg en seksuele gezondheid, maar ook van de ongunstige effecten van de gebruikte psychotrope medicatie. Bij gewichtstoename (>5% van het oorspronkelijke gewicht), glucose­ afwijkingen, hyperlipidemie of andere nadelige effecten tijdens de behandeling, wordt omschakeling naar medicatie met een lager risicoprofiel overwogen. Het is aangetoond dat zorgvuldige en weloverwogen omschakeling van hoogrisico- naar laagrisicomedicatie de cardiovasculaire en endocriene risicofactoren vermindert. Bevorder de samenwerking tussen medisch-specialisten en andere zorgverleners. Gecoördineerde en integrale lichamelijke zorgverlening aan patiënten met een EPA geeft de beste kansen op gunstige uitkomsten op vlak van lichamelijke gezondheid. Integreer leefstijlaanpassingen in educatie- en behandelprogramma’s voor patiënten met een EPA. Voedings-, bewegings- en gedragsmatige strategieën moeten op een geïntegreerde manier afgestemd zijn op de populatie met een EPA. Moedig de patiënt met een EPA aan om de psychiatrische, medische en gedragsmatige interventies goed op te volgen. Ondersteun het welbevinden en de individuele empowerment en verantwoordelijkheid van patiënten met een EPA, zodat zij gezonde keuzes maken met het oog op hun herstel. Moedig hun inspanningen aan.