PowerPoint-presentatie

advertisement
Grammatica
woordsoorten H1 t/m H6
Klas 1 havo/vwo
In deze powerpoint kun je stap voor stap door de theorie:
Naamwoorden:
• Wat is een zelfstandig naamwoord?
• Hoe vind je een zelfstandig naamwoord?
• Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Voornaamwoorden:
• Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
• Wat is een vragend voornaamwoord?
• Wat is een onbepaald voornaamwoord?
Lidwoorden:
• Wat is een lidwoord?
• Hoe vind je een lidwoord?
• Wanneer zijn een en het geen lidwoord?
Voorzetsels en bijwoorden:
• Wat is een voorzetsel?
• Wat is een bijwoord?
• Uitstapje: wat is de bijwoordelijke bepaling?
Werkwoorden:
• Wat is een werkwoord?
• Wat is een scheidbaar werkwoord?
• Wat is een zelfstandig werkwoord?
• Wat is een hulpwerkwoord?
robertdouw.nl | 2016
Wat is een
zelfstandig naamwoord?
In je boek: blz. 28
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier
plant, ding of gevoel.
Een eigennaam (bijv. de naam van een persoon of een stad) is ook een zelfstandig
naamwoord.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Hoe vind je een
zelfstandig naamwoord?
In je boek: blz. 28
Er zijn drie kenmerken waar je een zelfstandig naamwoord aan
kunt herkennen:
- Een zn heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
- Van een zn kun je vaak een verkleinwoord maken.
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je de, het of een zetten.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
In je boek: blz. 112 + 114
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig
naamwoord.
- Een bn staat meestal voor een zn.
Voorbeeld: een duur computerspel.
- Soms staat het bn achter het zn.
Voorbeeld: het computerspel is duur.
- Het bn en zn staan niet altijd dicht bij elkaar.
Voorbeeld: het computerspel dat ik voor mijn verjaardag kreeg, bleek erg duur te zijn.
- Het bn heeft vaak een korte (zonder -e) en lange (met -e) vorm.
Voorbeelden: droog – droge, gek – gekke, duur – dure.
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 112 + 114
- Een bn kent de ‘trappen van vergelijking’:
• stellende trap
Voorbeeld: duur
• vergrotende trap
Voorbeeld: duurder
• overtreffende trap
Voorbeeld: duurst
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 112
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welke stof iets
gemaakt is.
Voorbeeld: een glazen huis, een nylon jack.
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:
- heeft maar één vorm
- eindigt vaak op -en
- staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord
- heeft geen trappen van vergelijking (een ‘glazener’ huis kan niet)
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
lidwoord?
In je boek: blz. 29
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.
De woorden de en het noem je bepaald lidwoord.
Het woord een noem je onbepaald lidwoord.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Hoe vind je een
lidwoord?
In je boek: blz. 29
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
Soms staan tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere
woorden: een bijzonder spannend boek.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wanneer zijn
een en het geen lidwoord?
In je boek: blz. 30
Soms spreek je een uit als 1.
Dan is een geen lidwoord.
Soms hoort het niet bij een zelfstandig naamwoord.
Dan is het geen lidwoord.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
werkwoord?
In je boek: blz. 70
Een werkwoord is een woord dat vertelt wat iets of iemand doet
of overkomt.
Alle werkwoorden kun je vervoegen.
Dat betekent dat je ze van vorm kunt veranderen:
-
een verandering van tijd
Voorbeeld: heeft wordt had;
-
een verandering van persoon
Voorbeeld : van (ik) heb naar (hij) heeft;
-
een verandering van getal
Voorbeeld: van (hij) heeft naar (zij) hebben.
Lees verder op de volgende dia
De vormen van een werkwoord:
lopen
In je boek: blz. 70
infinitief
ik
jij
wij
loop
loopt
lopen
persoonsvorm tegenwoordige tijd
ik/jij
wij
liep
liepen
persoonsvorm verleden tijd
ik heb gelopen
voltooid deelwoord
hulpwerkwoord
lopend
onvoltooid deelwoord
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
scheidbaar werkwoord?
In je boek: blz. 70
Een scheidbaar werkwoord splitst zich (meestal) als hij in een zin
wordt gebruikt.
Voorbeeld:
Uitlachen  Waarom lach je me uit?
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
zelfstandig werkwoord?
In je boek: blz. 72
Een zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke, vaste betekenis.
- Als in een zin maar één werkwoord staat (de persoonsvorm), is dat het
zelfstandig werkwoord.
- Als in een zin meerdere werkwoorden staan, staat het zelfstandig
werkwoord ergens achter in de zin.
De overige werkwoorden, dus ook de persoonsvorm, zijn dan
hulpwerkwoorden.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
hulpwerkwoord?
In je boek: blz. 72
Een hulpwerkwoord helpt om het gezegde te maken.
Hulpwerkwoorden komen alleen voor in zinnen met meer dan één
werkwoord.
- Als in een zin meerdere werkwoorden staan, staat het zelfstandig
werkwoord ergens achter in de zin. De overige werkwoorden, dus ook de
persoonsvorm, zijn dan hulpwerkwoorden.
 Kijk voor voorbeelden op blz. 72 van je boek.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
aanwijzend voornaamwoord?
In je boek: blz. 154
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets aan.
Bijvoorbeeld: deze, die, dit of dat.
• Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord
staan.
• Het kan ook alleen staan; dan vervangt het als het ware het zelfstandig
naamwoord.
Voorbeeld:
Deze hond luistert beter dan die.
aanw.vnw
zn
aanw.vnw
die betekent hier die hond.
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 154
Let op:
- De woorden die en dat zijn alleen aanw.vnw als je ze kunt vervangen
door dit en deze.
- Woorden die een plaats of een richting aangeven (daar, daarheen,
daarover, daarlangs) zijn geen aanw.vnw.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
vragend voornaamwoord?
In je boek: blz. 154
Wie, wat, welk/welke en wat voor zijn vragende
voornaamwoorden.
- Een vr.vnw staat meestal aan het begin van een vraag.
- Een vr.vnw vraagt altijd naar mensen, dieren of dingen.
Let op: Wanneer, waar, waarom, waardoor en hoe zijn geen vragende
voornaamwoorden, maar vragende bijwoorden.
Lees verder op de volgende dia
Wat is een
onbepaald voornaamwoord?
In je boek: blz. 155-156
Een onbepaald voornaamwoord geeft aan dat het over iemand
of iets gaat, maar zegt niet precies over wie of wat het gaat:
iemand, niemand, iedereen, men, menigeen, het, (zo)iets, je, niets, alles,
ieder(e), elk(e), menig(e), wat, (een) zekere, ene, een of ander(e).
 Kijk op blz. 156 van je boek voor drie lastige gevallen.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
voorzetsel?
In je boek: blz. 196/198
Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan:
-
plaats:
tijd:
reden/oorzaak:
in de schuur; te Nijmegen; op het dak; bij mij;
tijdens de pauze; gedurende de oorlog; na de les;
vanwege de dichte mist; door de kredietcrisis.
Soms is een voorzetsel deel van een uitdrukking:
- Iemand op zijn nummer zetten; iets achter de hand houden.
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 196/198
Let op: delen van scheidbare werkwoorden noem je geen
voorzetsel.
Als je de zin in zinsdelen verdeelt, staat zo’n stukje van een scheidbaar
werkwoord klem tussen twee streepjes:
-
De trainer | legde | de tactiek | uit | aan zijn spelers.
Uit is hier dus geen voorzetsel.
-
De commandant | haalde | zijn legerjeep | alvast | uit de garage.
In deze zin is uit wel een voorzetsel.
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 196/198
Zo herken je een voorzetsel:
-
Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord
met een zelfstandig naamwoord:
achter de kast, onder die kast, tussen onze boeken.
-
Soms ontbreekt het lidwoord:
aan tafel, op zolder, in Nederland, wegens vakantie.
-
Als een voorzetsel àchter een zelfstandig naamwoord staat, geeft het
vaak een richting aan:
We liepen de dijk op; De brommer reed de sloot in.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Wat is een
bijwoord?
In je boek: blz. 238
Elke bijwoordelijke bepaling die uit één woord bestaat, is als
woordsoort een bijwoord.
Een bijwoord kan van alles aangeven:
-
tijd:
plaats:
tegenstelling:
reden/oorzaak:
zekerheid:
onzekerheid:
ontkenning:
gisteren, morgen, straks, laatst, vroeger, later, nu;
er, daar, hier, daarginds, ergens, nergens, overal;
daartegenover, daarentegen, echter, toch;
daarom, hierdoor, daardoor;
absoluut, ongetwijfeld, vast, zeker, echt, wel;
misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk, wellicht;
niet, nooit, nimmer, geenszins.
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 238
Ook de vraagwoorden die je gebruikt om een bijwoordelijke bepaling te
vinden, zijn als woordsoort bijwoord:
-
hoe, waar, waardoor, waarheen, waarlangs, waarom, waarover,
wanneer, enz.
Zo vind je een bijwoord:
1. Ontleed de zin in zinsdelen.
2. Zoek de bijwoordelijke bepalingen die uit één woord bestaan. Die
woorden zijn als woordsoort bijwoord.
Lees verder op de volgende dia
of ga terug naar het begin
Uitstapje*: Wat is de
bijwoordelijke bepaling?
In je boek: blz. 235
Alle zinsdelen die overblijven nadat je persoonsvorm,
onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en
meewerkend voorwerp uit de zin hebt gehaald, zijn
bijwoordelijke bepaling.
1. Er zijn bijwoordelijke bepalingen die antwoord geven op vragen als:
Hoe? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover? Waarvandaan?
Wanneer?
Deze vraagwoorden zelf zijn ook bijwoordelijke bepalingen als ze in een zin
staan.
* De bijwoordelijke bepaling hoort bij grammatica zinsdelen. Om je te helpen het bijwoord te begrijpen staat de bwb ook in deze powerpoint.
Lees verder op de volgende dia
In je boek: blz. 235
2. Andere bijwoordelijke bepalingen zijn woorden als:
niet, wel, zeker, absoluut, allicht, natuurlijk, misschien, vermoedelijk en
waarschijnlijk.
Dit is de laatste dia.
Ga terug naar het begin
Download