Vergelijkende morfologisch-anatomische of micromorfologische studie bij Aspleniaceae (Pteridophyta) Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Drs. P. Chaerle, Drs. C. Van den heede, Drs. K. Constandt, Prof. Dr. R. Viane De familie Aspleniaceae omvat één erg vormenrijk geslacht met meer dan 700 soorten en is verspreid over de ganse wereld (meeste soorten in de tropen en zuidelijke gematigde streken). Het onderzoek van o.a. sporen, stomata, indusiumtypes, indument (o.a. schubben) zou moeten leiden tot het ontdekken van stabiele kenmerken of kenmerkcombinaties. De eigen waarnemingen (anatomie, morfologie, SEM, LM) en literatuuronderzoek, zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot een betere taxonomie van de familie. Vergelijkende ontogenie en morfologie van de stomata in Aspleniaceae (Pteridophyta) Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Drs. C. Van den heede of Drs. P. Chaerle De familie Aspleniaceae, met één geslacht van meer dan 700 soorten, is verspreid over de ganse wereld, maar met de meeste soorten in de tropen en zuidelijke gematigde streken. Wat het herkennen van subgenerische groepen betreft, is Asplenium zeer slecht gekend. Van bladeren van verschillende ouderdom worden epidermispreparaten gemaakt volgens een vast protocol. De ontwikkeling van de stomata wordt bestudeerd. Dit vergelijkend ontogenetisch en morfologisch onderzoek zal zich situeren binnen bepaalde, momenteel onderzochte groep Aspleniaceae. Levende planten zijn aanwezig in de Plantentuin. Cytologisch onderzoek van Pteridophyta Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Drs. P. Chaerle of Drs. C. Van den heede, Prof. Dr. R. Viane Voor het lopend onderzoek van varens (Asplenium, Dryopteris, …) is een uitgebreide levende collectie aanwezig in de Plantentuin. Cytologisch onbekend materiaal uit China, Ethiopië, Italië, Kenya, Tanzanië, ZuidAfrika, …, kan worden bestudeerd in het kader van lopend onderzoek. Klassieke cytologische technieken kunnen gecombineerd worden met flow-cytometrie. Resultaten worden vergeleken met literatuurgegevens over verwante soorten, identificaties gecontroleerd en determinatiesleutels aangepast. Studie van nervatuurpatronen en de rachisstructuur binnen de Aspleniaceae (Pteridophyta) Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Prof. Dr. R. Viane, Drs. P. Chaerle, Drs. C. Van den heede De familie Aspleniaceae, met één geslacht van meer dan 700 soorten, is verspreid over de ganse wereld; de meeste soorten groeien in de tropen en de zuidelijke gematigde streken. Wat het herkennen van subgenerische groepen betreft, is Asplenium zeer slecht gekend. Het onderzoek van nervatuur-, bladpatronen en de rachisstructuur zal een combinatie van eigen waarnemingen en literatuuronderzoek zijn. Naast een multivariate analyse van de onderzochte kenmerken, zou het opstellen van mathematische nervatuurmodellen een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het begrijpen van de verwantschappen binnen de familie. Studie van de Pteridophyta in het Nationaal Park van Bukit Baka – Bukit Raya, Kalimantan, Indonesia Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Prof. Dr. R. Viane Pteridophyta vormen een belangrijk onderdeel van de ondergroei in dit redelijk intact tropisch woud. Aan de hand van een aantal transecten (tot op c. 1000 m boven de zeespiegel) worden veranderingen in de Pteridoflora bestudeeerd. Studie van de tropisch Afrikaanse Dryopteris-taxa (Pteridophyta) Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Prof. Dr. R. Viane, Drs. P. Chaerle, Drs. C. Van den heede Binnen Dryopteris zijn de tropisch Afrikaanse soorten slecht gekend. Centraal probleem is de interpretatie van, de eerder zeldzame, Dr. inaequalis. Recent verzamelde, levende planten en herbariummateriaal van dit geslacht uit Zuid-Afrika, Ethiopië, Kenya, Tanzania en Zimbabwe, kunnen uitgebreid onderzocht worden, met naar keuze de nadruk op anatomie-morfologie dan wel op cytologische aspecten. Dit onderzoek kan een belangrijke bijdrage leveren tot de kennis van de taxonomie van Dryopteris in Afrika. Studie van Cheilanthes subgenus Aleuritopteris (Pteridophyta) Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Prof. Dr. R. Viane, Drs. P. Chaerle, Drs. C. Van den heede Binnen het geslacht Cheilanthes wordt de sectie Aleuritopteris gekenmerkt door de witte dorsale zijde van het blad. Het onderscheid tussen de taxa wordt erg bemoeilijkt door het optreden van apogamie en polyploïdisatie. In het kader van lopend onderzoek over de Pteridophyta voor Flora Iranica wordt herbarium- en levend materiaal bestudeert. Voornaam doel van dit onderzoek is het verfijnen van bestaande determinatiesleutels d.m.v. micromorfologische kenmerken gecorreleerd aan cytologische data. Zowel levend materiaal uit Afrika en Azië, groeiend in de Plantentuin, als herbarium specimens kunnen onderzocht worden. Anatomie van de bovengrondse delen van Hypericum perforatum L. (Sint-Janskruid) en andere Hypericumsoorten die als vervalsing in farmaceutische grondstoffen op basis van Sint-Janskruid zouden kunnen voorkomen Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Het is bekend dat Sint-Janskruid of Hypericum perforatum L. een gunstig effect uitoefent bij depressieve toestanden. Volgens bepaalde auteurs zou het kruid als vervangmiddel kunnen dienen voor Prozac®, een anti-depressivum op basis van fluotexine, dat tot de klasse van de selectieve serotine re-uptake inhibitoren (SSRI’s) behoort. Enige tijd geleden werd de verkoop van Sint-Janskruid via de apotheek gereglementeerd. Het is dan ook noodzakelijk dat de apotheker over een goede morfologisch-anatomische beschrijving van de bovengrondse delen van Hypericum perforatum L. beschikt, ten einde hem of haar in staat te stellen zelf een identificatie van het gedroogde plantenmateriaal (als gesneden of poedervormige grondstof) uit te voeren. Bij een dergelijke identificatie dient tevens rekening te worden gehouden met eventuele vervalsingen, waarbij andere Hypericum soorten zoals H. maculatum, H. montanum en H. barbatum zouden kunnen worden aangewend. Studie van de Rhododenron calendulaceum cv Coccinea Speciosa en cv Gloria Mundi Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Prof. Dr. R. Viane, Drs. K. Constandt Uit chromosoomtellingen schijnen binnen deze groep van ‘Harde Gentse Azalea’s’ tetraploïden en pentaploïden voor te komen. Een cytologische analyse, aangevuld met flow-cytometrie, moet duidelijk maken of het hier gaat om ‘hybrieden’ (al dan niet met dezelde aantallen chromosomen) of over ‘selecties’ (met dezelfde ploïdiegraad). Het ontstaan van zijwortels bij Arabidopsis thaliana Promotor: Prof. Dr. R. Viane Begeleiding: Dr. Tom Beeckman Het blijft een open vraag hoe pericycluscellen tot de delingen worden aangezet die leiden tot de vorming van een nieuwe zijwortel. Ook vanuit landbouwkundig standpunt is een beter begrip van zijwortelvorming relevant. Dankzij de toegenomen kennis van de moleculaire controle op het verloop van de celdingscyclus en door gebruik te maken van een eenvoudig modelsysteem, nl. de wortel van Arabidopsis thaliana (Zandraket), zal het in de nabije toekomst mogelijk zijn een beter inzicht te verkrijgen in het proces van zijwortelvorming. Het hiervoorgestelde onderwerp kadert in een project waarbij we o.a. aan de hand van een gedetailleerde studie van het expressiepatroon van diverse celcyclusgenen, de analyse van het fenotype van celcyclusmutanten en diverse groei-experimenten, een antwoord proberen te vinden op de vraag hoe planten zich in de bodem vertakken. Te gebruiken technieken: lichtmicroscopie gen-expressieanalyse (mRNA in situ hybridisatie, GUS kleuring, RT-PCR) immunolocalisatie van eiwitten in vitro culturen beeldanalyse en mathematische verwerking